Het boek Samuël (Hebreeuws: ספר שמואל, Sefer Shmuel) is een boek in de Hebreeuwse Bijbel, gevonden als twee boeken (1-2 Samuël) in het christelijke Oude Testament. Het boek maakt deel uit van de verhalende geschiedenis van het oude Israël, de Deuteronomistische geschiedenis genoemd, een reeks boeken (Jozua, Rechters, Samuël en Koningen) die een theologische geschiedenis van de Israëlieten vormen en die tot doel hebben Gods wet voor Israël uit te leggen onder leiding van van de profeten.
Volgens de Joodse traditie is het boek geschreven door Samuël, met toevoegingen van de profeten Gad en Nathan, die samen drie profeten zijn die in 1 Kronieken waren verschenen tijdens het verslag van Davids regering. Modern wetenschappelijk denken stelt dat de hele Deuteronomistische geschiedenis rond 630-540 vGT werd samengesteld door een aantal onafhankelijke teksten van verschillende leeftijden te combineren.
Het boek begint met de geboorte van Samuël en de roep van Jahweh aan hem als jongen. Het verhaal van de Ark des Verbonds volgt. Het verhaalt over Israëls onderdrukking door de Filistijnen, waardoor Samuël Saul als de eerste koning van Israël werd gezalfd. Maar Saul bleek onwaardig en Gods keuze viel op David, die de vijanden van Israël versloeg, de dorsvloer kocht waar zijn zoon Salomo de Eerste Tempel zou bouwen, en de Ark des Verbonds naar Jeruzalem bracht. Jahweh beloofde toen David en zijn opvolgers een eeuwige dynastie.
In de Septuagint, een basis van de christelijke bijbelse canons, is de tekst verdeeld in twee boeken, nu het Eerste en Tweede Boek Samuël genoemd.