De brief aan de Galaten is het negende boek van het Nieuwe Testament. Het is een brief van de apostel Paulus aan een aantal vroegchristelijke gemeenschappen in Galatië. Geleerden hebben gesuggereerd dat dit ofwel de Romeinse provincie Galatia in het zuiden van Anatolië is, of een grote regio die wordt gedefinieerd door een etnische groep Keltische mensen in centraal Anatolië.
In deze brief houdt Paulus zich voornamelijk bezig met de controverse rond heidense christenen en de Mozaïsche wet tijdens het apostolische tijdperk. Paulus betoogt dat de niet-Joodse Galaten zich niet hoeven te houden aan de leerstellingen van de Mozaïsche wet, in het bijzonder de religieuze mannenbesnijdenis, door de rol van de wet te contextualiseren in het licht van de openbaring van Christus. De brief aan de Galaten heeft een enorme invloed uitgeoefend op de geschiedenis van het christendom, de ontwikkeling van de christelijke theologie en de studie van de apostel Paulus.
Het centrale geschil in de brief betreft de vraag hoe heidenen zich tot het christendom konden bekeren, waaruit blijkt dat deze brief in een zeer vroeg stadium in de kerkgeschiedenis is geschreven, toen de overgrote meerderheid van de christenen joods of joodse proselieten waren, die historici aanduiden als de joodse christenen. Een andere indicator dat de brief vroeg is, is dat er geen hint in de brief staat van een ontwikkelde organisatie binnen de christelijke gemeenschap in het algemeen. Dit stelt het tijdens het leven van Paulus zelf.