Het Boek van Hosea (Hebreeuws: סֵפֶר הוֹשֵׁעַ, geromaniseerd: Sēfer Hōšēaʿ) wordt verzameld als een van de twaalf kleine profeten van de Nevi’im (“Profeten”) in de Hebreeuwse Bijbel, en als een boek op zich precies in het christelijke Oude Testament. Volgens de traditionele volgorde van de meeste Hebreeuwse bijbels is het de eerste van de Twaalf.
Het boek Hosea, dat zich afspeelt rond de val van het noordelijke koninkrijk van Israël, hekelt de aanbidding van andere goden dan Jahweh (de God van Israël), en vergelijkt metaforisch het verlaten van Jahweh door Israël met een vrouw die haar man ontrouw is. Volgens het verhaal van het boek is de relatie tussen Hosea en zijn ontrouwe vrouw Gomer vergelijkbaar met de relatie tussen Jahweh en zijn ontrouwe volk Israël. De uiteindelijke verzoening van Hosea en Gomer wordt behandeld als een hoopvolle metafoor voor de uiteindelijke verzoening tussen Jahweh en Israël.
Gedateerd op ca. 760-720 voor Christus, het is een van de oudste boeken van de Hebreeuwse Bijbel, daterend van vóór de laatste recensie van de volledige Thora (Pentateuch). Hosea is de bron van de uitdrukking “oogst de wervelwind”, die in het Engels en andere talen algemeen is geworden.