Het boek Job (/dʒoʊb/; Bijbels Hebreeuws: אִיּוֹב, geromaniseerd: ʾIyyōḇ), of gewoon Job, gaat over theodicee, waarom God het kwaad in de wereld toelaat, door de ervaringen van de gelijknamige hoofdpersoon. Job is een rijke en godvrezende man met een comfortabel leven en een groot gezin; God, die Satan (הַשָּׂטָן, haśśāṭān, ‘letterlijk ‘de aanklager’’) om zijn mening over Jobs vroomheid heeft gevraagd, besluit Jobs rijkdom, familie en materieel comfort weg te nemen, naar aanleiding van Satans beschuldiging dat als Job berooid en zonder zijn familie, zou hij zich van God afkeren.
Het boek is te vinden in de sectie Ketuvim (“Geschriften”) van de Hebreeuwse Bijbel (Tenach), en is het eerste van de poëtische boeken in het Oude Testament van de christelijke Bijbel. Geleerden zijn het er algemeen over eens dat het tussen de 7e en 4e eeuw voor Christus is geschreven.