De brief van Judas is het voorlaatste boek van zowel het Nieuwe Testament als de christelijke Bijbel. Het wordt traditioneel toegeschreven aan Judas de Apostel, de broer van Jacobus de Rechtvaardige.
Judas is een korte brief geschreven in het Koine-Grieks. Het veroordeelt in felle bewoordingen bepaalde mensen die de auteur ziet als een bedreiging voor de vroegchristelijke gemeenschap, maar beschrijft deze tegenstanders slechts vaag. Volgens Judas bevinden deze tegenstanders zich binnen de christelijke gemeenschap, maar zijn ze geen echte christenen: het zijn spotters, valse leraren, ontevredenen, overgeleverd aan hun lusten, enzovoort. De brief stelt zijn lezers gerust dat deze mensen spoedig door God zullen worden geoordeeld. Het is mogelijk dat de groep waarnaar wordt verwezen duidelijk was voor de oorspronkelijke ontvangers van de brief, maar als er naar een specifieke groep werd verwezen, is de kennis van de details sindsdien verloren gegaan. Het enige stukje van hun potentiële ideologie dat in de brief wordt besproken, is dat deze tegenstanders engelen en hun rol denigreren. Als dit inderdaad een onderdeel was van de ideologie van deze groep waartegen de auteur zich verzette, dan is de brief mogelijk een tegenhanger van de brief aan de Kolossenzen. Kolossenzen veroordeelt degenen die engelen buitensporig belangrijk vinden en aanbidden; dit houdt in dat de twee brieven mogelijk deel uitmaken van een vroegchristelijk debat over christelijke engelenleer.