1 Een lied Hammaaloth. Ik hef mijn ogen op naar de bergen, vanwaar mijn hulp komen zal. [1]
2 Mijn hulp is van den HEERE, Die hemel en aarde gemaakt heeft. [2]
3 Hij zal uw voet niet laten wankelen; uw Bewaarder zal niet sluimeren.
4 Ziet, de Bewaarder Israels zal niet sluimeren, noch slapen. [3]
5 De HEERE is uw Bewaarder, de HEERE is uw Schaduw, aan uw rechterhand.
6 De zon zal u des daags niet steken, noch de maan des nachts.
7 De HEERE zal u bewaren van alle kwaad; uw ziel zal Hij bewaren.
8 De HEERE zal uw uitgang en uw ingang bewaren, van nu aan tot in der eeuwigheid. [4]