© 1997 De Stichting Urantia
Verhandeling 15. De zeven Superuniversa |
Inhoudsopgave
Meerdere versies |
Verhandeling 17. De zeven groepen Allerhoogste Geesten |
16:0.1 DE Zeven Meester-Geesten van het Paradijs zijn de primaire persoonlijkheden van de Oneindige Geest. In deze zevenvoudige scheppingsdaad van zelfduplicering heeft de Oneindige Geest de associatiemogelijkheden uitgeput die mathematisch inherent zijn aan het feitelijke bestaan van de drie personen der Godheid. Ware het mogelijk geweest een groter aantal Meester-Geesten voort te brengen, dan zouden zij geschapen zijn, maar aan drie Godheden zijn precies zeven, en niet meer dan zeven, mogelijkheden tot associatie inherent. Dit verklaart dan ook waarom het universum wordt beheerd in zeven grote afdelingen, en waarom het getal zeven van fundamentele betekenis is in de organisatie en het bestuur ervan.
16:0.2 De Zeven Meester-Geesten vinden aldus hun oorsprong in, en ontlenen hun individuele kenmerken aan, de volgende zeven gelijkenissen:
16:0.3 1. de Universele Vader;
16:0.4 2. de Eeuwige Zoon;
16:0.5 3. de Oneindige Geest;
16:0.6 4. de Vader en de Zoon;
16:0.7 5. de Vader en de Geest;
16:0.8 6. de Zoon en de Geest;
16:0.9 7. de Vader, de Zoon en de Geest.
16:0.10 Wij weten zeer weinig omtrent de activiteit van de Vader en de Zoon bij het scheppen van de Meester-Geesten. Blijkbaar werden zij tot aanzijn geroepen door de persoonlijke handelingen van de Oneindige Geest, doch ons is zeer duidelijk onderricht dat zowel de Vader als de Zoon betrokken waren in hun ontstaan.
16:0.11 In hun geestelijke karakter en natuur zijn deze Zeven Geesten van het Paradijs als één, maar in alle andere aspecten van hun identiteit zijn zij zeer verschillend en de gevolgen van hun functioneren in de superuniversa zijn van dien aard, dat de individuele verschillen tussen hen onmiskenbaar waarneembaar zijn. Alle latere plannen voor de zeven segmenten van het groot universum — en zelfs de segmenten van de buiten-ruimte die hieraan zijn gecorreleerd — zijn bepaald door de anders-dan-geestelijke verscheidenheid van deze Zeven Meester-Geesten, die de allerhoogste en ultieme supervisie hebben.
16:0.12 De Meester-Geesten hebben vele functies, maar thans is hun speciale domein de centrale supervisie over de zeven superuniversa. Iedere Meester-Geest heeft een enorm Paradijskracht-focaliserend hoofdkwartier, dat langzaam rondgaat rond de buitenzijde van het Paradijs, altijd in vaste positie tegenover het superuniversum dat rechtstreeks onder zijn supervisie valt, en in het Paradijs-brandpunt van zijn gespecialiseerde universum-krachtbeheersing en segmentale energiedistributie. De radiale grenslijnen van ieder afzonderlijk superuniversum convergeren daadwerkelijk in het Paradijs-hoofdkwartier van de superviserende Meester-Geest.
16:1.1 De Vereende Schepper, de Oneindige Geest, is noodzakelijk om de drieënige personalisering van de ongedeelde Godheid te completeren. Inherent aan deze drievoudige personalisatie van de Godheid is de zevenvoudige mogelijkheid tot individuele en associatieve uitdrukking; hieruit volgt dat het latere plan om universa te scheppen ter bewoning door verstandelijke en potentieel geestelijke wezens die de Vader, de Zoon en de Geest rechtstreeks tot uitdrukking brengen, de personalisatie van de Zeven Meester-Geesten onontkoombaar heeft gemaakt. Wij zijn er toe overgegaan om over de drievoudige personalisatie van de Godheid te spreken als de absolute onvermijdelijkheid, terwijl wij het verschijnen van de Zeven Meester-Geesten zijn gaan zien als de subabsolute onvermijdelijkheid.
16:1.2 Ofschoon wij niet kunnen zeggen dat de Zeven Meester-Geesten de drievoudige Godheid tot uitdrukking brengen, zijn zij wel de eeuwige uitbeelding van de zevenvoudige Godheid, de actieve en associatieve functies van de drie immer-bestaande personen der Godheid. Door en in, en via deze Zeven Geesten is de Universele Vader, de Eeuwige Zoon en de Oneindige Geest, of iedere tweevoudige associatie van dezen, in staat als zodanig te functioneren. Wanneer de Vader, de Zoon, en de Geest samen handelen, kunnen zij functioneren door Meester-Geest Nummer Zeven, en doen zij dit ook, doch niet als de Triniteit. De Meester-Geesten vertegenwoordigen op zichzelf en gezamenlijk alle mogelijke enkelvoudige en afzonderlijke Godheid-functies, maar niet de collectieve functie, niet de Triniteit. De Meester-Geest Nummer Zeven functioneert niet persoonlijk met betrekking tot de Paradijs-Triniteit, en juist daarom kan hij persoonlijk optreden voor de Allerhoogste.
16:1.3 Wanneer de Zeven Meester-Geesten hun individuele zetel van persoonlijke macht en gezag over hun superuniversum echter verlaten en zich verzamelen rond de Vereend Handelende Geest in de drieënige tegenwoordigheid van de Godheid van het Paradijs, dan vertegenwoordigen zij daar en op dat moment collectief de functionele kracht, wijsheid en het gezag van de ongedeelde Godheid — de Triniteit — voor en in de evoluerende universa. Zulk een Paradijs-eenheid van de zevenvoudige oer-uitdrukking van de Godheid omvat daadwerkelijk, omsluit letterlijk, het ge- heel van alle eigenschappen en zienswijzen der drie eeuwige Godheden in Allerhoogst en Ultiem opzicht. In alle praktische opzichten omvatten de Zeven Meester-Geesten dan en daar inderdaad het functionele domein van de Allerhoogste-Ultieme voor en in het meester-universum.
16:1.4 Voorzover wij kunnen nagaan, zijn deze Zeven Geesten geassocieerd met de goddelijke activiteiten van de drie eeuwige personen der Godheid; wij zien geen blijk van een rechtstreekse associatie met de functionerende tegenwoordigheden van de drie eeuwige fasen van de Absolute. Wanneer zij onderling zijn geassocieerd, vertegenwoordigen de Meester-Geesten de Paradijs-Godheden in wat ge u ongeveer kunt voorstellen als het eindige domein van activiteit. Dit kan veel omvatten dat ultiem is, doch niet absoluut.
16:2.1 Zoals de Eeuwige, Oorspronkelijke Zoon wordt geopenbaard door de personen van het constant groeiende aantal goddelijke Zonen, precies zo wordt de Oneindige, Goddelijke Geest geopenbaard door de kanalen van de Zeven Meester-Geesten en de groepen geesten die met hen zijn verbonden. In het centrum van centra is de Oneindige Geest weliswaar benaderbaar, doch niet allen die het Paradijs bereiken, zijn onmiddellijk in staat zijn persoonlijkheid en gedifferentieerde tegenwoordigheid te onderscheiden; allen echter die het centrale universum bereiken, kunnen onmiddellijk communiceren met een der Zeven Meester-Geesten en doen dit ook, en wel met de Meester-Geest die de leiding heeft over het superuniversum waar de pas aangekomen pelgrim uit de tijd vandaan komt.
16:2.2 Tot het universum van universa spreekt de Paradijs-Vader alleen door zijn Zoon, terwijl hij en de Zoon gezamenlijk alleen handelen door de Oneindige Geest. Buiten het Paradijs en Havona spreekt de Oneindige Geest alleen met de stemmen van de Zeven Meester-Geesten.
16:2.3 De Oneindige Geest oefent een invloed van persoonlijke tegenwoordigheid uit binnen de grenzen van het Paradijs-Havona-stelsel; elders wendt hij zijn persoonlijke geest-tegenwoordigheid aan door en via een van de Zeven Meester-Geesten. Daarom wordt de geest-tegenwoordigheid van de Derde Bron en Centrum op iedere wereld of in ieder individu in een superuniversum bepaald door de unieke natuur van de Meester-Geest die de supervisie heeft over dat segment van de schepping. Omgekeerd lopen de gecombineerde lijnen van geest-kracht en intelligentie via de Zeven Meester-Geesten binnenwaarts naar de Derde Persoon der Godheid.
16:2.4 De Zeven Meester-Geesten zijn collectief begiftigd met de allerhoogst-ultieme eigenschappen van de Derde Bron en Centrum. Hoewel elk van hen individueel deel heeft aan deze schenking, onthullen zij alleen collectief de eigenschappen van almacht, alwetendheid en alomtegenwoordigheid. Geen van hen kan universeel zo functioneren; als individu en in het gebruik van deze allerhoogste en ultieme vermogens is ieder van hen persoonlijk beperkt tot het superuniversum waarover hij de directe supervisie heeft.
16:2.5 Tot in alle details is hetgeen u is gezegd aangaande de goddelijkheid en persoonlijkheid van de Vereend Handelende Geest eveneens en evenzeer van toepassing op de Zeven Meester-Geesten, die zo doeltreffend de Oneindige Geest over de zeven segmenten van het groot universum distribueren, overeenkomstig hun goddelijke begaafdheid en volgens hun verschillende, individueel unieke natuur. Het zou derhalve passend zijn om één naam of alle namen van de Oneindige Geest, ook te bezigen voor de collectieve groep van de zeven Meester-Geesten. Collectief zijn zij één met de Vereende Schepper op alle subabsolute niveaus.
16:3.1 De Zeven Meester-Geesten zijn wezens die niet te beschrijven zijn, maar zij zijn duidelijk en uitgesproken persoonlijk. Zij hebben namen, doch wij geven er de voorkeur aan hen door middel van een nummer aan u te presenteren. Als primaire personalisaties van de Oneindige Geest zijn zij verwant, doch als primaire uitdrukkingen van de zeven mogelijke associaties der drieënige Godheid zijn zij wezenlijk verschillend van natuur, en deze diversiteit in hun natuur bepaalt de verschillende wijzen waarop zij hun superuniversa leiden. Deze Zeven Meester-Geesten kunnen als volgt worden beschreven:
16:3.2 Meester-Geest Nummer Een. Op een speciale wijze is deze Geest de directe vertegenwoordiging van de Paradijs-Vader. Hij is een bijzondere, efficiënte manifestatie van de macht, liefde en wijsheid van de Universele Vader. Hij is de naaste medewerker en verheven adviseur van het hoofd der Geheimnisvolle Mentoren, het wezen dat het College van Gepersonaliseerde Richters op Divinington voorzit. In alle associaties van de Zeven Meester-Geesten is het altijd Meester-Geest Nummer Een die namens de Universele Vader spreekt.
16:3.3 Deze Geest heeft de leiding over het eerste superuniversum en hoewel hij onophoudelijk de goddelijke natuur van een primaire personalisatie van de Oneindige Geest aan de dag legt, lijkt hij qua karakter meer in het bijzonder op de Universele Vader. Hij staat altijd in persoonlijke verbinding met de zeven Reflectieve Geesten op het hoofdkwartier van het eerste superuniversum.
16:3.4 Meester-Geest Nummer Twee. Deze Geest beeldt op adequate wijze de onvergelijkelijke natuur en het bekoorlijke karakter van de Eeuwige Zoon uit, de eerstgeborene der ganse schepping. Hij onderhoudt steeds een nauw contact met de Zonen van God van alle orden, wanneer zij individueel of in vreugdevol conclaaf aanwezig zijn in het residentiële universum. In alle vergaderingen van de Zeven Meester-Geesten spreekt hij altijd voor en namens de Eeuwige Zoon.
16:3.5 Deze Geest geeft richting aan de bestemmingen van superuniversum nummer twee en regeert dit ontzaglijke domein vrijwel zoals de Eeuwige Zoon dit zou doen. Hij staat altijd in verbinding met de zeven Reflectieve Geesten die zich op de hoofdwereld van het tweede superuniversum bevinden.
16:3.6 Meester-Geest Nummer Drie. Deze Geest-persoonlijkheid lijkt in het bijzonder op de Oneindige Geest, en leidt de bewegingen en het werk van vele hoge persoonlijkheden van de Oneindige Geest. Hij zit hun vergaderingen voor en staat in nauwe betrekking tot alle persoonlijkheden die hun enige oorsprong hebben in de Derde Bron en Centrum. Wanneer de Zeven Meester-Geesten in raadsvergadering bijeen zijn, spreekt Meester-Geest Nummer Drie altijd voor de Oneindige Geest.
16:3.7 Deze Geest is verantwoordelijk voor superuniversum nummer drie en bestuurt de zaken van dit segment vrijwel zoals de Oneindige Geest dit zou doen. Hij staat altijd in verbinding met de Reflectieve Geesten op het hoofdkwartier van het derde superuniversum.
16:3.8 Meester-Geest Nummer Vier. Aangezien hij deel heeft aan de gecombineerde natuur van de Vader en de Zoon, is deze Meester-Geest de doorslaggevende invloed met betrekking tot Vader-Zoon-beleid en procedures in de raadsvergaderingen van de Zeven Meester-Geesten. Deze Geest is de belangrijkste raadsman en adviseur van de opgaande wezens die de Oneindige Geest hebben bereikt en aldus kandidaten zijn geworden om de Zoon en de Vader te zien. Hij zorgt voor de enorme groep persoonlijkheden die hun oorsprong hebben in de Vader en de Zoon. Wanneer het nodig wordt om de Vader en de Zoon te vertegenwoordigen in de associatie van de Zeven Meester-Geesten, voert Meester-Geest Nummer Vier altijd het woord.
16:3.9 Deze Geest zorgt voor het vierde segment van het groot universum in overeenstemming met zijn bijzondere associatie van de attributen van de Universele Vader en de Eeuwige Zoon. Hij staat altijd in persoonlijke verbinding met de Reflectieve Geesten van het hoofdkwartier van het vierde superuniversum.
16:3.10 Meester-Geest Nummer Vijf. Deze goddelijke persoonlijkheid, die het karakter van de Universele Vader en dat van de Oneindige Geest op een delicate wijze in zich verenigt, is de adviseur van de enorme groep der wezens die bekend zijn als de krachtdirigenten, krachtcentra, en fysische controleurs. Deze Geest zorgt ook voor alle persoonlijkheden die hun oorsprong hebben in de Vader en de Vereend Handelende Geest. Wanneer in de raadsvergaderingen van de Zeven Meester-Geesten de Vader-Geest-zienswijze aan de orde komt, voert Meester-Geest Nummer Vijf altijd het woord.
16:3.11 Deze Geest regelt het welzijn van het vijfde superuniversum op zulk een wijze, dat het gecombineerde handelen van de Universele Vader en de Oneindige Geest wordt gesuggereerd. Hij staat altijd in verbinding met de Reflectieve Geesten op het hoofdkwartier van het vijfde superuniversum.
16:3.12 Meester-Geest Nummer Zes. Dit goddelijke wezen lijkt het gecombineerde karakter van de Eeuwige Zoon en de Oneindige Geest uit te beelden. Wanneer de schepselen die door de Zoon en de Geest gezamenlijk zijn geschapen in het centrale universum bijeenkomen, is deze Meester-Geest steeds hun adviseur; en altijd wanneer het in de raadsvergaderingen van de Zeven Meester-Geesten nodig wordt om voor de Eeuwige Zoon en de Oneindige Geest gezamenlijk te spreken, is deze Meester-Geest Nummer Zes degene die antwoordt.
16:3.13 Deze Geest bestuurt de zaken van het zesde superuniversum in grote lijnen zoals de Eeuwige Zoon en de Oneindige Geest dit zouden doen. Hij staat altijd in verbinding met de Reflectieve Geesten op het hoofdkwartier van het zesde superuniversum.
16:3.14 Meester-Geest Nummer Zeven. De Geest aan het hoofd van het zevende superuniversum is een uniek gelijkelijke uitbeelding van de Universele Vader, de Eeuwige Zoon en de Oneindige Geest. De Zevende Geest, de koesterende adviseur van alle wezens die een drieënige oorsprong hebben, is ook de adviseur en raadsman van alle opklimmende pelgrims van Havona, de nederige wezens die de hoven der heerlijkheid hebben bereikt door het gecombineerde dienstbetoon van de Vader, de Zoon en de Geest.
16:3.15 De Zevende Meester-Geest is niet om organische redenen de vertegenwoordiger van de Paradijs-Triniteit; het is echter een bekend feit dat zijn persoonlijke, geestelijke natuur de uitbeelding is door de Vereend Handelende Geest, in gelijke proporties, van de drie oneindige personen wier vereniging als Godheid de Paradijs-Triniteit is, en wier functie als zodanig de bron is van de persoonlijke, geestelijke natuur van God de Allerhoogste. Vandaar dat de Zevende Meester-Geest een persoonlijke en organische verwantschap vertoont met de geest-persoon van de evoluerende Allerhoogste. Wanneer het in de raadsvergaderingen van de Meester-Geesten in den hoge nodig blijkt de stem uit te brengen van de gecombineerde persoonlijke zienswijze van de Vader, Zoon en Geest of om de geestelijke zienswijze van de Allerhoogste te beschrijven, is het daarom Meester-Geest Nummer Zeven die functioneert. Zo wordt hij krachtens zijn natuur voorzitter van de raadsvergaderingen van de Zeven Meester-Geesten op het Paradijs.
16:3.16 Geen der Zeven Geesten is organisch de vertegenwoordiger van de Paradijs-Triniteit, doch wanneer zij zich verenigen als zevenvoudige Godheid staat deze verbintenis in een godheidszin — niet in persoonlijke zin — gelijk aan een functioneel niveau dat associeerbaar is met functies van de Triniteit. In deze betekenis is de ‘Zevenvoudige Geest’ functioneel associeerbaar met de Paradijs-Triniteit. In deze zin ook spreekt Meester-Geest Nummer Zeven soms om de zienswijzen van de Triniteit te bevestigen of, beter gezegd, treedt hij op als woordvoerder van de zienswijze van de Zevenvoudige-Geest-eenheid met betrekking tot de Drievoudige-Godheid-eenheid, de zienswijze van de Paradijs-Triniteit.
16:3.17 De meervoudige functies van de Zevende Meester-Geest strekken zich aldus uit van de uitbeelding van de gecombineerde persoonlijke naturen van de Vader, Zoon en Geest, via de vertegenwoordiging van de persoonlijke zienswijze van God de Allerhoogste, tot een onthulling van de godheidszienswijze van de Paradijs-Triniteit. En in bepaalde opzichten brengt deze voorzittende Geest op dezelfde wijze de zienswijzen van de Ultieme en de Allerhoogst-Ultieme tot uitdrukking.
16:3.18 Het is Meester-Geest Nummer Zeven die in zijn meervoudige kwaliteiten persoonlijk de vooruitgang bevordert van de opklimmingskandidaten uit de werelden in de tijd, wanneer dezen pogen tot begrip te komen van de ongedeelde Godheid van Allerhoogste Macht. Dit verstaan houdt een begrijpen in van de existentiële soevereiniteit van de Triniteit van Allerhoogste Macht, zodanig gecoördineerd met een idee van de groeiende experiëntiële soevereiniteit van de Allerhoogste, dat dit het schepsel-verstaan van de eenheid van het Allerhoogst Bewind vormt. De bewustwording van het schepsel van deze drie factoren staat gelijk aan het Havona-verstaan van de realiteit van de Triniteit en begiftigt de pelgrims uit de tijd met het vermogen om uiteindelijk door te dringen in de Triniteit, om de drie oneindige personen der Godheid te ontdekken.
16:3.19 Het onvermogen van de Havona-pelgrims om God de Allerhoogste volledig te vinden wordt gecompenseerd door de Zevende Meester-Geest, wiens drieënige natuur op zulk een eigen wijze de geest-persoon van de Allerhoogste openbaart. Gedurende het huidige universum-tijdperk, waarin het niet mogelijk is om met de persoon van de Allerhoogste in contact te treden, functioneert Meester-Geest Nummer Zeven in de plaats van de God der opklimmende schep- selen waar het gaat om persoonlijke betrekkingen. Hij is het enige hoge geest-wezen dat alle opklimmenden zeker zullen herkennen en enigszins zullen begrijpen wanneer zij de centra der heerlijkheid bereiken.
16:3.20 Deze Meester-Geest staat altijd in verbinding met de Reflectieve Geesten van Uversa, het hoofdkwartier van het zevende superuniversum, ons eigen segment der schepping. Zijn bestuur van Orvonton onthult de wonderbare symmetrie van de coördinatieve vermenging van de goddelijke naturen van de Vader, Zoon en Geest.
16:4.1 De Zeven Meester-Geesten zijn de volle representatie van de Oneindige Geest bij de evolutionaire universa. Zij vertegenwoordigen de Derde Bron en Centrum in de betrekkingen van energie, bewustzijn en geest. Hoewel zij functioneren als de coördinerende hoofden van de universele bestuurlijke beheersing van de Vereend Handelende Geest, moet ge niet uit het oog verliezen dat zij zijn ontstaan uit de scheppingsdaden van de Godheden van het Paradijs. Het is letterlijk waar dat deze Zeven Geesten de gepersonaliseerde fysische kracht, het gepersonaliseerde kosmische bewustzijn, en de gepersonaliseerde geestelijke tegenwoordigheid zijn van de drieënige Godheid, ‘de Zeven Geesten van God uitgezonden over het ganse universum.’
16:4.2 De Meester-Geesten zijn uitzonderlijk in de zin dat zij functioneren op alle universum-niveaus van werkelijkheid, met uitzondering van het absolute. Zij zijn derhalve efficiënte, volmaakte supervisoren van alle fasen van bestuurlijke zaken op alle niveaus van superuniversum-activiteiten. Het is moeilijk voor het sterfelijk verstand om zeer veel van de Meester-Geesten begrijpen, daar hun werk in hoge mate gespecialiseerd en toch alomvattend is, zo bij uitstek materieel en tegelijkertijd zo verfijnd geestelijk. Deze veelzijdige scheppers van het kosmische bewustzijn zijn de voorzaten van de Universum-Krachtdirigenten en zelf zijn zij de allerhoogste bestuurders van de ontzaglijke, wijdverbreide schepping van geest-wezens.
16:4.3 De Zeven Meester-Geesten zijn de scheppers van de Universum-Krachtdirigenten en hun medewerkers, entiteiten die onmisbaar zijn voor de organisatie, beheersing en regulering van de fysische energieën van het groot universum. En deze zelfde Meester-Geesten assisteren op zeer materiële wijze de Schepper-Zonen bij de arbeid van het vormen en organiseren van de plaatselijke universa.
16:4.4 Wij kunnen geen enkele persoonlijke connectie bespeuren tussen het kosmisch-energetische werk van de Meester-Geesten en de krachtfuncties van het Ongekwalificeerd Absolute. De energie-manifestaties die onder de jurisdictie van de Meester-Geesten vallen, worden alle gestuurd vanaf de buitenzijde van het Paradijs; zij schijnen op geen enkele wijze rechtstreeks geassocieerd te zijn met de krachtverschijnselen die in verband worden gebracht met de onderzijde van het Paradijs.
16:4.5 Het lijdt geen twijfel dat wij, wanneer wij de functionele activiteiten van de verschillende Morontia-Krachtsupervisoren aantreffen, geconfronteerd worden met bepaalde ongeopenbaarde activiteiten van de Meester-Geesten. Wie anders dan deze voorzaten van zowel fysische controleurs als geestelijke helpers zouden erin hebben kunnen slagen om materiële en geestelijke energieën zo te combineren en te verbinden, dat een tot dusver niet bestaande fase van universum-realiteit werd voortgebracht — morontia-substantie en morontia-bewustzijn?
16:4.6 Veel van de realiteit van de geestelijke werelden is van de morontia-orde, een fase van universum-realiteit die op Urantia geheel onbekend is. Het doel van persoonlijkheidsbestaan is geestelijk, maar de morontia-scheppingen liggen altijd tussen u en dit doel in, en overbruggen de afgrond tussen de materiële gebieden van de oorsprong van de sterveling en de werelden van het superuniversum, waar hij vordert in geestelijke status. Juist in dit gebied leveren de Meester-Geesten hun grote bijdrage aan het plan voor ’s mensen opklimming naar het Paradijs.
16:4.7 De Zeven Meester-Geesten hebben persoonlijke vertegenwoordigers die overal in het groot universum functioneren, maar aangezien de grote meerderheid van deze ondergeschikte wezens niet rechtstreeks betrokken is bij het opklimmingsplan voor de progressie van stervelingen op het pad van Paradijs-volmaaktheid, is er zo goed als niets over hen geopenbaard. Veel, zeer veel van de activiteit van de Zeven Meester-Geesten blijft verborgen voor het begrip van de mens, omdat deze activiteit in geen enkel opzicht rechtstreeks verband houdt met uw opgave, de opklimming naar het Paradijs.
16:4.8 Ofschoon wij hiervoor geen stellig bewijs kunnen aanvoeren, is het in hoge mate waarschijnlijk dat de Meester-Geest van Orvonton een onmiskenbare invloed uitoefent op de volgende gebieden van activiteit:
16:4.9 1. de werkwijzen van de Levendragers van de plaatselijke universa bij het initiëren van het leven;
16:4.10 2. de activeringen van het leven door de assistent-bewustzijnsgeesten die door een Scheppende Geest van een plaatselijk universum aan de werelden verleend worden;
16:4.11 3. de schommelingen in energie-manifestaties welke de eenheden van georganiseerde materie die responsief zijn op de lineaire zwaartekracht, vertonen;
16:4.12 4. het gedrag van wordende energie wanneer deze volledig bevrijd is uit de greep van het Ongekwalificeerd Absolute, en dientengevolge responsief wordt op de directe invloed van de lineaire zwaartekracht en op de manipulaties van de Krachtdirigenten van het Universum en hun medewerkers;
16:4.13 5. de schenking van de geest van dienstbetoon van een Scheppende Geest van een plaatselijk universum, op Urantia bekend als de Heilige Geest;
16:4.14 6. de daarop volgende schenking van de geest van de zelfschenking-Zonen, die op Urantia de Trooster of de Geest van Waarheid wordt genoemd.
16:4.15 7. het reflectiviteitsmechanisme van de plaatselijke universa en het superuniversum. Veel aspecten van dit buitengewone verschijnsel kunnen moeilijk redelijk verklaard of rationeel begrepen worden, zonder te postuleren dat de Meester-Geesten, in samenwerking met de Vereend Handelende Geest en de Allerhoogste, daarin actief zijn.
16:4.16 Ondanks ons onvolkomen begrip van de veelvuldige wijzen van functioneren van de Zeven Mees-ter-Geesten, zijn wij ervan overtuigd dat er twee gebieden zijn in de enorme variëteit aan universum- activiteiten waarmee zij in het geheel niets te maken hebben: de schenking van en het dienstbetoon door de Gedachtenrichters, en de ondoorgrondelijke functies van het Ongekwalificeerd Absolute.
16:5.1 Ieder segment van het groot universum, ieder afzonderlijk universum en iedere wereld, geniet de weldaden van de verenigde raadgevingen en wijsheid van alle Zeven Meester-Geesten, doch ontvangt de persoonlijke stempel en kleur van slechts één Meester-Geest. En de persoonlijke natuur van iedere Meester-Geest doordringt geheel zijn superuniversum en bepaalt het op een unieke wijze.
16:5.2 Door deze persoonlijke invloed van de Zeven Meester-Geesten moet ieder schepsel van iedere orde der verstandelijke wezens buiten het Paradijs en Havona het karakteristieke stempel van individualiteit dragen dat wijst op de ancestrale natuur van één van deze Zeven Paradijs-Geesten. Wat betreft de zeven superuniversa zal ieder schepsel, mens of engel, dat daar geboren is, voor altijd dit kenteken dragen waarmee zijn afkomst kan worden geïdentificeerd.
16:5.3 De Zeven Meester-Geesten dringen niet rechtstreeks door in het materiële bewustzijn van de individuele schepselen op de evolutionaire werelden in de ruimte. De stervelingen van Urantia ervaren niet de persoonlijke aanwezigheid van de bewustzijns- en geestesinvloed van de Meester-Geest van Orvonton. Indien deze Meester-Geest toch enig contact bereikt met het individuele bewustzijn van stervelingen gedurende de eerste evolutionaire tijdperken van een bewoonde wereld, dan moet dit plaatsvinden door het dienstbetoon van de Scheppende Geest van het plaatselijk universum, de gade en medewerkster van de Schepper-Zoon van God die waakt over de bestemmingen van iedere plaatselijke schepping. Doch deze zelfde Scheppende Moeder-Geest is, qua natuur en karakter, geheel gelijk aan de Meester-Geest van Orvonton.
16:5.4 Het fysische stempel van een Meester-Geest is een onderdeel van ’s mensen materiële oorsprong. De mens doorloopt de gehele morontia-loopbaan onder de voortdurende invloed van diezelfde Meester-Geest. Het is niet te verwonderen dat het karakteristieke stempel van deze toezichthoudende Geest door de latere geest-loopbaan van zulk een opklimmende sterveling nimmer geheel wordt uitgewist. De indruk van het stempel van een Meester-Geest is fundamenteel voor de bestaansvorm zelve van iedere fase der sterfelijke opklimming naar Havona.
16:5.5 De onderscheidende persoonlijkheidsneigingen die in de levenservaring van evolutionaire stervelingen aan de dag gelegd worden en karakeristiek zijn voor ieder superuniversum en rechtstreeks de natuur van de dominante Meester-Geest tot uitdrukking brengen, worden nooit volledig uitgewist, zelfs niet wanneer deze opklimmende wezens de langdurige opleiding en unificerende discipline hebben doorgemaakt waarmee zij op het miljard vormingswerelden van Havona te maken krijgen. Zelfs de daarop volgende intensieve cultuur van het Paradijs is niet voldoende om de kentekenen van het superuniversum van oorsprong uit te roeien. Tot in alle eeuwigheid zal een opklimmende sterveling trekken blijven vertonen die duiden op de leidende Geest van het superuniversum van zijn oorsprong. Zelfs wanneer het in het Korps der Volkomenheid wenselijk is om tot een volledige Triniteitsverhouding tot de evolutionaire schepping te komen of deze af te schilderen, wordt er altijd een groep van zeven volkomenen bijeen gebracht, één uit ieder superuniversum.
16:6.1 De Meester-Geesten zijn de zevenvoudige bron van het kosmische bewustzijn, het verstandelijke potentieel van het groot universum. Dit kosmische bewustzijn is een subabsolute manifestatie van het bewustzijn van de Derde Bron en Centrum en is, op bepaalde wijzen, functioneel verbonden met het bewustzijn van de evoluerende Allerhoogste.
16:6.2 Op een wereld zoals Urantia treffen we de rechtstreekse invloed van de Zeven Meester-Geesten niet aan in de aangelegenheden van de mensenrassen. Gij leeft onder de rechtstreekse invloed van de Scheppende Geest van Nebadon. Niettemin domineren deze zelfde Meester-Geesten de fundamentele reacties van alle geschapen bewustzijn omdat zij de daadwerkelijk bronnen zijn van het verstandelijke en het geestelijke potentieel dat in de plaatselijke universa speciaal tot ontwikkeling is gebracht om te functioneren in het leven van de individuele schepselen door wie de evolutionaire werelden in tijd en ruimte worden bewoond[1][2].
16:6.3 Het feit van het kosmische bewustzijn verklaart de verwantschap tussen verschillende typen menselijk en bovenmenselijk bewustzijn. Niet alleen worden verwante geesten tot elkaar aangetrokken, maar verwante soorten bewustzijn verhouden zich ook zeer broederlijk tot elkaar en zijn geneigd met elkaar samen te werken[3]. Soms zien wij dat het bewustzijn van verschillende mensen langs verbazingwekkend gelijke banen loopt, en een onverklaarbare overeenkomst vertoont.
16:6.4 Er bestaat in alle persoonlijkheidsassociaties van het kosmische bewustzijn een kwaliteit die de ‘werkelijkheidsrespons’ genoemd zou kunnen worden. Het is deze universele kosmische gave aan wilsschepselen die hen ervoor behoedt hulpeloze slachtoffers te worden van de impliciete, apriorisch aangenomen onderstellingen van de wetenschap, de filosofie en de religie. Deze werkelijkheidsgevoeligheid van het kosmische bewustzijn reageert op bepaalde fasen van de realiteit, precies zoals energie-materie reageert op zwaartekracht. Het zou nog juister zijn om te zeggen dat deze bovenmateriële werkelijkheden zo reageren op het bewustzijn van de kosmos.
16:6.5 Het kosmische bewustzijn reageert (herkent reactie) feilloos op drie niveaus van universum-werkelijkheid. Deze reacties zijn vanzelfsprekend voor degenen die helder redeneren en diep nadenken. Deze realiteitsniveaus zijn:
16:6.6 1. Veroorzaking — het realiteitsdomein van de lichamelijke zintuigen, de wetenschappelijke gebieden van logische uniformiteit, de differentiatie van het feitelijke en het niet-feitelijke, reflectieve conclusies die gebaseerd zijn op kosmische respons. Dit is de mathematische vorm van het kosmische onderscheidingsvermogen.
16:6.7 2. Plicht — het realiteitsdomein van de ethiek in het rijk der filosofie, de arena van de rede, de onderkenning van relatief goed en kwaad. Dit is de oordelende vorm van het kosmische onderscheidingsvermogen.
16:6.8 3. Godsverering — het geestelijke domein van de realiteit der religieuze ervaring, het persoonlijke besef van de goddelijke vriendschap, de onderkenning van geest-waarden, de verzekerdheid van eeuwige overleving, de opklimming vanuit de staat van dienaar van God tot de vreugde en vrijheid van een zoon van God. Dit is het hoogste inzicht van het kosmische bewustzijn, de eerbiedige, Godvererende vorm van kosmisch onderscheidingsvermogen.
16:6.9 Deze wetenschappelijke, ethische en geestelijke inzichten, deze kosmische reacties, zijn inherent in het kosmische bewustzijn waarmee alle wilsschepselen worden begiftigd. De levenservaring ontwikkelt zonder uitzondering deze drie kosmische intuïties: zij zijn constitutief voor de ontwikkeling van het zelf-bewustzijn van het reflectieve denken. Doch het is droevig te moeten vaststellen dat zo weinig mensen op Urantia er genoegen in scheppen om deze kwaliteiten van het moedige, onafhankelijke, kosmische denken te cultiveren.
16:6.10 In het bewustzijn dat in plaatselijke universa worden geschonken, vormen deze drie inzichten van het kosmische bewustzijn de apriorische vooronderstellingen die het de mens mogelijk maken als een rationele en zelf-bewuste persoonlijkheid te functioneren op de terreinen van wetenschap, filosofie, en religie. Anders gezegd, de erkenning van de realiteit van deze drie manifestaties van de Oneindige vindt plaats door een kosmische techniek van zelfopenbaring. Materie-energie wordt herkend door de mathematische logica van de zintuigen; de bewustzijnsrede kent intuïtief haar morele plicht; geest-geloof (godsverering) is de religie van de werkelijkheid van geestelijke ervaring. Deze drie fundamentele factoren in het reflectieve denken kunnen worden verenigd en gecoördineerd in de ontwikkeling van de persoonlijkheid, of zij kunnen in wanverhouding tot elkaar geraken en praktisch alle onderling verband verliezen in hun respectieve functies. Wanneer zij echter geünificeerd worden, brengen ze een sterk karakter voort, gebaseerd op de correlatie van op feiten gebaseerde wetenschap, een morele levensopvatting, en echte religieuze ervaring. Deze drie kosmische intuïties nu, geven objectieve geldigheid, werkelijkheid, aan ’s mensen ervaring in en met dingen, betekenissen en waarden.
16:6.11 Het is het doel van scholing om deze aangeboren gaven van het menselijke bewustzijn te ontwikkelen en te verscherpen; van civilisatie om uit te drukken; van levenservaring om te verwezenlijken, van de religie om te veredelen, en van de persoonlijkheid om te unificeren.
16:7.1 Intelligentie alleen kan de morele natuur niet verklaren. Moraliteit, deugd, is de menselijke persoonlijkheid aangeboren. De morele intuïtie, plichtsbesef, is een bestanddeel van het bewustzijn dat de mens is geschonken, en zij is verbonden met de andere onvervreemdbare eigenschappen van de menselijke natuur: wetenschappelijke weetgierigheid en geestelijk inzicht. ’s Mensen geestvermogens gaan die van zijn dierlijke verwanten ver te boven, maar het zijn zijn morele en religieuze natuur die hem speciaal onderscheiden van het dierenrijk.
16:7.2 De selectieve respons van een dier is beperkt tot het motorische niveau van gedrag. Het ver- meende inzicht van de hogere dieren ligt op een motorisch niveau en treedt gewoonlijk pas aan de dag na de ervaring van het motorische pogen en falen. De mens is in staat om wetenschappelijk, moreel en geestelijk inzicht aan te wenden vóór hij aan enige verkenning of proefneming begint.
16:7.3 Alleen een persoonlijkheid kan weten wat hij doet voordat hij het doet; alleen persoonlijkheden hebben inzicht dat aan ervaring voorafgaat. Een persoonlijkheid kan eerst kijken voordat hij springt, en kan daarom leren zowel door te kijken als door te springen. Een niet-persoonlijk dier leert gewoonlijk slechts door te springen.
16:7.4 Tengevolge van ervaring raakt een dier in staat de verschillende manieren te onderzoeken om een doel te bereiken, en een benadering te kiezen die gebaseerd is op zijn verzamelde ervaring. Maar een persoonlijkheid kan ook het doel zelve onderzoeken en oordelen of het de moeite waard is, de waarde ervan beoordelen. Intelligentie op zichzelf kan onderscheiden wat de beste manier is om willekeurige doeleinden te bereiken, doch een moreel wezen bezit een inzicht dat hem in staat stelt te onderscheiden zowel tussen doeleinden als tussen de wegen om deze te bereiken. En wanneer een moreel wezen deugd verkiest, is hij niettemin verstandig. Hij weet wat hij doet, waarom hij het doet, waarheen hij gaat, en hoe hij daar zal komen.
16:7.5 Wanneer de mens de doeleinden van zijn streven als sterveling niet onderscheidt, bevindt hij dat hij functioneert op het dierlijke niveau van bestaan. Hij is er niet in geslaagd de hogere voordelen te benutten van de materiële scherpzinnigheid, het morele onderscheidingsvermogen en geestelijke inzicht die voor hem als persoonlijk wezen een integraal bestanddeel vormen van het kosmische bewustzijn dat hem geschonken is.
16:7.6 Deugd is rechtvaardigheid — conformiteit met de kosmos. Het benoemen van deugden is niet hetzelfde als het definiëren ervan, maar als ge ernaar leeft, kent ge ze. Deugd is niet louter kennis en nog geen wijsheid, maar veeleer de realiteit van progressieve ervaring in het bereiken van opgaande niveaus van kosmische prestaties. In het dagelijks leven van de sterfelijke mens wordt deugd verwezenlijkt door het bestendig kiezen van het goede in plaats van het kwade, en deze bekwaamheid om te kiezen is het bewijs van het bezit van een morele natuur.
16:7.7 s Mensen kiezen tussen goed en kwaad wordt niet alleen beïnvloed door de wakkerheid van zijn morele natuur, doch ook door invloeden als onwetendheid, onrijpheid en waanideeën. Een gevoel voor verhoudingen speelt ook een rol in het beoefenen van deugd, omdat men kwaad kan bedrijven wanneer tengevolge van vertekenig of misleiding het mindere wordt gekozen in plaats van het betere. De kunst van relatieve schatting of vergelijkende meting is een onderdeel van de beoefening van de deugden in het domein van de ethiek.
16:7.8 s Mensen morele natuur zou machteloos zijn zonder de kunst van het meten, het onderscheidingsvermogen dat besloten is in zijn vermogen tot het nauwkeurig onderzoek van bedoelingen. Zijn morele keuzen zouden eveneens doelloos zijn zonder het kosmische inzicht dat besef van geestelijke waarden oplevert. Gezien vanuit het standpunt van intelligentie, klimt de mens op tot het niveau van een moreel wezen omdat hij begiftigd is met persoonlijkheid.
16:7.9 Moraliteit kan nooit worden bevorderd door wetgeving of door dwang. Zij is een persoonlijke, vrijwillige aangelegenheid en moet worden verspreid door de aanstekelijke werking van het contact van personen die de zoete geur van moraliteit verspreiden met degenen die minder moreel responsief zijn, maar die ook tot op zekere hoogte verlangend zijn de wil van de Vader te doen.
16:7.10 Morele daden zijn die opmerkelijke prestaties van de mens die worden gekenmerkt door de hoogste intelligentie, gestuurd door een zorgvuldig oordeelsvermogen zowel bij de keuze van hogere doeleinden als bij de selectie van morele middelen om deze doeleinden te bereiken. Dergelijk gedrag is deugdzaam en rechtschapen. Het is dan ook de allerhoogste rechtschapenheid om van ganser harte te verkiezen de wil van de Vader in de hemel te doen.
16:8.1 De Universele Vader schenkt persoonlijkheid aan wezens van talrijke orden, zoals zij functioneren op diverse niveaus van universum-actualiteit. De mensen van Urantia zijn begiftigd met persoonlijkheid van het eindig-sterfelijke type, functionerend op het niveau van de opklimmende zonen van God.
16:8.2 Ofschoon wij het niet op ons kunnen nemen om persoonlijkheid te definiëren, kunnen wij wel trachten te vertellen hoe wij de bekende factoren verstaan die het samenstel vormen van de materiële, mentale en geestelijke energieën, wier onderlinge associatie het mechanisme vormt waarin en waarop en waarmee de Universele Vader de persoonlijkheid die hij verleent, doet functioneren.
16:8.3 Persoonlijkheid is een unieke schenking van oorspronkelijke aard, welks bestaan onafhankelijk is van, en voorafgaat aan de schenking van de Gedachtenrichter. Niettemin verbreedt de aanwezigheid van de Richter wel degelijk de kwalitatieve manifestatie van persoonlijkheid. Wanneer de Gedachtenrichters uitgaan van de Vader zijn zij identiek van natuur, maar persoonlijkheid is divers, oorspronkelijk en exclusief; bovendien wordt de manifestatie van persoonlijkheid verder bepaald en beperkt door de natuur en de kwaliteiten van de geassocieerde energieën van materiële, mentale en geestelijke aard die het organisme-voertuig vormen voor de manifestatie van persoonlijkheid.
16:8.4 Persoonlijkheden kunnen gelijksoortig zijn, doch zij zijn nooit gelijk. Personen van een bepaalde groep, type, orde, of patroon kunnen op elkaar lijken, en doen dit ook, maar zij zijn nooit identiek. Persoonlijkheid is dat hoofdkenmerk van een individueel wezen dat wij kennen en dat ons in staat stelt dit wezen op een bepaald moment in de toekomst te identificeren, ongeacht de aard en omvang van veranderingen in gestalte, bewustzijn, of geestelijke status. Persoonlijkheid is dat deel van ieder individu dat ons in staat stelt die persoon te herkennen en positief te identificeren als degene die wij eerder gekend hebben, waarbij het er niet toe doet hoezeer hij ook veranderd moge zijn door de modificatie van het voertuig waardoor zijn persoonlijkheid zich uitdrukt en manifesteert.
16:8.5 Geschapen persoonlijkheid onderscheidt zich door twee zich zelf manifesterende en karakteristieke verschijnselen in het reactieve gedrag van stervelingen: zelf-bewustzijn en de daarmee verbonden relatieve vrije wil.
16:8.6 Zelf-bewustzijn bestaat in verstandelijk besef van de actualiteit van persoonlijkheid: het sluit het vermogen in om de werkelijkheid van andere persoonlijkheden te onderkennen. Het wijst op het vermogen tot geïndividualiseerde ervaring in en met kosmische realiteiten, hetgeen gelijk staat aan het bereiken van identiteitsstatus in de persoonlijkheidsbetrekkingen van het universum. Zelf-bewustzijn impliceert de onderkenning van de realiteit van bewustzijnsbijstand en de verwezenlijking van de relatieve onafhankelijkheid van de creatieve, determinerende vrije wil.
16:8.7 De relatieve vrije wil die het zelf-bewustzijn van menselijke persoonlijkheid kenmerkt, is betrokken in:
16:8.8 1. morele besluitvorming, de hoogste wijsheid;
16:8.9 2. geestelijke keuze, het onderscheiden van waarheid;
16:8.10 3. onbaatzuchtige liefde, broederschapsdienstbaarheid;
16:8.11 4. doelbewuste samenwerking, groepsloyaliteit;
16:8.12 5. kosmisch inzicht, het begrijpen van universum-betekenissen;
16:8.13 6. toewijding van de persoonlijkheid, van ganser harte toegewijd zijn aan het doen van de wil van de Vader;
16:8.14 7. godsverering, het oprechte streven naar goddelijke waarden en oprechte liefde voor de goddelijke Schenker van waarden.
16:8.15 Menselijke persoonlijkheid van het Urantia-type kan beschouwd worden als functionerend in een fysisch mechanisme dat bestaat uit de planetaire modificatie van het Nebadon-type organisme, dat behoort tot de elektrochemische orde van levensactivering en is begiftigd met kosmisch bewustzijn van de Nebadon-orde uit de Orvonton-reeks van het patroon dat via ouders wordt gereproduceerd. De schenking van de goddelijke gave van persoonlijkheid aan zulk een sterfelijk mechanisme dat met bewustzijn is begiftigd, verleent het de waardigheid van kosmisch burgerschap en stelt zulk een sterfelijk schepsel in staat meteen reactief te worden op de constitutieve onderkenning der drie fundamentele bewustzijnsrealiteiten van de kosmos:
16:8.16 1. de mathematische of logische herkenning van uniformiteit in fysische veroorzaking;
16:8.17 2. de beredeneerde erkenning van de verplichting tot moreel gedrag;
16:8.18 3. het geloofsvatten van de broederschapsverering van de Godheid, verbonden met het liefdevol dienen der mensheid.
16:8.19 De volledige functie van zulk een persoonlijkheidsgave is de beginnende bewustwording van verwantschap met de Godheid. Zulk een zelfheid, waarin een voorpersoonlijk fragment van God de Vader woont, is naar waarheid en in feite een geestelijke zoon van God. Deze mens onthult niet alleen het vermogen om de gave van de goddelijke tegenwoordigheid te ontvangen, maar vertoont ook reactieve respons op het persoonlijkheidszwaartekrachtcircuit van de Paradijs-Vader van alle persoonlijkheden.
16:9.1 Het met kosmisch bewustzijn begiftigde persoonlijke schepsel in wie een Richter woont, bezit een aangeboren onderkenningsbesef van energie-werkelijkheid, bewustzijnswerkelijkheid en geest-werkelijkheid. Het wilsschepsel is aldus toegerust om het feit, de wet, en de liefde van God te bespeuren. Afgezien van deze drie onvervreemdbare elementen van het menselijke bewustzijn is alle menselijke ervaring werkelijk subjectief, behalve dat aan de unificatie van deze drie reacties van kosmische onderkenning van universum-realiteit een intuïtief besef van geldigheid inherent is.
16:9.2 De Godbespeurende sterveling is in staat om de unificatiewaarde te voelen van deze drie kosmische kwaliteiten in de evolutie van zijn overlevende ziel, ’s mensen allerhoogste onderneming in de fysische tabernakel waar het morele bewustzijn samenwerkt met de inwonende goddelijke geest, om als een tweeheid de onsterfelijke ziel voort te brengen. Vanaf haar allereerste aanvang is de ziel reëel; zij bezit kosmische overlevingskwaliteiten.
16:9.3 Indien de sterfelijke mens de natuurlijke dood niet overleeft, overleven toch de werkelijke geestelijke waarden van zijn menselijke ervaring als een onderdeel van de voortdurende ervaring van de Gedachtenrichter. De persoonlijkheidswaarden van zulk een niet-overlevende blijven bestaan als een factor in de persoonlijkheid van de actualiserende Allerhoogste. Zulke blijvende kwaliteiten van de persoonlijkheid zijn beroofd van de identiteit, maar niet van de experiëntiële waarden die gedurende het sterfelijke leven in het vlees zijn vergaard. De overleving van de identiteit is afhankelijk van de overleving van de onsterfelijke ziel van morontia-status en van steeds goddelijker waarde. De identiteit van de persoonlijkheid overleeft in en door de overleving van de ziel.
16:9.4 Het menselijke zelf-bewustzijn houdt de onderkenning in van de realiteit van andere zelfheden dan dit bewuste zelf en impliceert verder dat deze bewustheid wederzijds is: dat het zelf gekend wordt zoals het kent[4]. Dit blijkt op zuiver menselijke wijze in het sociale leven van de mens. Ge kunt echter nooit zo absoluut zeker worden van de realiteit van een medemens als van de realiteit van de aanwezigheid Gods die in u woont[5]. Het sociale bewustzijn is niet onvervreemdbaar zoals het Godsbewustzijn; het is een culturele ontwikkeling en afhankelijk van kennis, symbolen en de bijdragen der constitutieve talenten van de mens — wetenschap, moraliteit en religie. En deze kosmische gaven vormen, gesocialiseerd, samen de civilisatie.
16:9.5 Civilisaties zijn onbestendig omdat zij niet kosmisch zijn; ze zijn niet aangeboren in de individuen van de mensengeslachten. Zij moeten worden gevoed door de gecombineerde bijdragen der constitutieve factoren van de mens — wetenschap, moraliteit en religie. Civilisaties komen en gaan, maar wetenschap, moraliteit en religie overleven de ineenstorting altijd.
16:9.6 Jezus heeft niet alleen God geopenbaard aan de mens, maar hij heeft ook een nieuwe openbaring van de mens aan zichzelf en aan andere mensen gegeven[6]. In het leven van Jezus ziet ge de mens op zijn best. De mens wordt aldus zo prachtig werkelijk, omdat Jezus zoveel van God in zijn leven had, en de bewustwording (de herkenning) van God is onvervreemdbaar en constitutief in alle mensen.
16:9.7 Afgezien van het ouder-instinct, is onbaatzuchtigheid niet geheel natuurlijk: andere personen worden niet van nature bemind of sociaal gediend. De verlichting van de rede, de moraliteit, en de impuls van de religie, het kennen van God, zijn nodig om een onbaatzuchtige, altruïstische sociale orde voort te brengen. ’s Mensen eigen gewaarwording van zijn persoonlijkheid, het zelf-bewustzijn, is ook rechtstreeks afhankelijk van dit feit van het aangeboren zich bewust zijn van anderen, dit aangeboren vermogen om de realiteit te onderkennen en te vatten van andere persoonlijkheid, variërend van menselijk tot goddelijk.
16:9.8 Onbaatzuchtig sociaal bewustzijn moet, in de grond der zaak, een religieus besef zijn, dat wil zeggen, als het objectief is; anders is het een zuiver subjectieve filosofische abstractie en derhalve verstoken van liefde. Alleen een Godkennende individuele mens kan iemand anders liefhebben zoals hij zichzelf liefheeft.
16:9.9 Zelf-bewustzijn is in essentie een gemeenschapsbewustzijn: God en de mens, Vader en zoon, Schepper en schepsel. In het zelf-bewustzijn van de mens zijn vier vormen van bewustwording van de universum-werkelijkheid latent en inherent:
16:9.10 1. het zoeken naar kennis, de logica der wetenschap;
16:9.11 2. het zoeken naar morele waarden, het plichtsgevoel;
16:9.12 3. het zoeken naar geestelijke waarden, de religieuze ervaring;
16:9.13 4. het zoeken naar persoonlijkheidswaarden, het vermogen om de realiteit van God als persoonlijkheid te onderkennen en het daarmee samengaande besef van onze broederlijke betrekking tot medepersoonlijkheden.
16:9.14 Ge wordt u bewust van de mens als uw schepsel-broeder omdat ge u reeds bewust zijt van God als uw Schepper-Vader. Het Vaderschap is de verhouding van waaruit wij ons door redenering ertoe brengen broederschap te erkennen. En het Vaderschap wordt voor alle morele schepselen een universum-werkelijkheid, of kan dit worden, omdat de Vader zelf al deze wezens met persoonlijkheid heeft begiftigd en hen heeft opgenomen in de greep van het universele persoonlijkheidscircuit. Wij aanbidden God omdat hij, ten eerste, is, vervolgens omdat hij in ons is, en ten slotte omdat wij in hem zijn.
16:9.15 Is het dan verwonderlijk dat het kosmische bewustzijn zich zelf-bewust bewust is van zijn eigen bron, het oneindige bewustzijn van de Oneindige Geest, en zich terzelfdertijd bewust is van de fysische realiteit van de wijdverbreide universa, de geestelijke realiteit van de Eeuwige Zoon, en de persoonlijkheidsrealiteit van de Universele Vader?
16:9.16 [Opgesteld onder verantwoording van een Universele Censor uit Uversa.]
Verhandeling 15. De zeven Superuniversa |
Inhoudsopgave
Meerdere versies |
Verhandeling 17. De zeven groepen Allerhoogste Geesten |