Het Urantia Boek in het Engels is sinds 2006 wereldwijd Public Domain.
Vertalingen: © 1997 De Stichting Urantia
Verhandeling 15. De zeven Superuniversa |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 17. De zeven groepen Allerhoogste Geesten |
THE SEVEN MASTER SPIRITS
DE ZEVEN MEESTER-GEESTEN
1955 16:0.1 THE Seven Master Spirits of Paradise are the primary personalities of the Infinite Spirit. In this sevenfold creative act of self-duplication the Infinite Spirit exhausted the associative possibilities mathematically inherent in the factual existence of the three persons of Deity. Had it been possible to produce a larger number of Master Spirits, they would have been created, but there are just seven associative possibilities, and only seven, inherent in three Deities. And this explains why the universe is operated in seven grand divisions, and why the number seven is basically fundamental in its organization and administration.
1997 16:0.1 DE Zeven Meester-Geesten van het Paradijs zijn de primaire persoonlijkheden van de Oneindige Geest. In deze zevenvoudige scheppingsdaad van zelfduplicering heeft de Oneindige Geest de associatiemogelijkheden uitgeput die mathematisch inherent zijn aan het feitelijke bestaan van de drie personen der Godheid. Ware het mogelijk geweest een groter aantal Meester-Geesten voort te brengen, dan zouden zij geschapen zijn, maar aan drie Godheden zijn precies zeven, en niet meer dan zeven, mogelijkheden tot associatie inherent. Dit verklaart dan ook waarom het universum wordt beheerd in zeven grote afdelingen, en waarom het getal zeven van fundamentele betekenis is in de organisatie en het bestuur ervan.
1955 16:0.2 The Seven Master Spirits thus have their origin in, and derive their individual characteristics from, the following seven likenesses:
1997 16:0.2 De Zeven Meester-Geesten vinden aldus hun oorsprong in, en ontlenen hun individuele kenmerken aan, de volgende zeven gelijkenissen:
1955 16:0.3 1. The Universal Father.
1997 16:0.3 1. de Universele Vader;
1955 16:0.4 2. The Eternal Son.
1997 16:0.4 2. de Eeuwige Zoon;
1955 16:0.5 3. The Infinite Spirit.
1997 16:0.5 3. de Oneindige Geest;
1955 16:0.10 We know very little about the action of the Father and the Son in the creation of the Master Spirits. Apparently they were brought into existence by the personal acts of the Infinite Spirit, but we have been definitely instructed that both the Father and the Son participated in their origin.
1997 16:0.10 Wij weten zeer weinig omtrent de activiteit van de Vader en de Zoon bij het scheppen van de Meester-Geesten. Blijkbaar werden zij tot aanzijn geroepen door de persoonlijke handelingen van de Oneindige Geest, doch ons is zeer duidelijk onderricht dat zowel de Vader als de Zoon betrokken waren in hun ontstaan.
1955 16:0.11 In spirit character and nature these Seven Spirits of Paradise are as one, but in all other aspects of identity they are very unlike, and the results of their functioning in the superuniverses are such that the individual differences of each are unmistakably discernible. All the afterplans of the seven segments of the grand universe—and even the correlative segments of outer space—have been conditioned by the other-than-spiritual diversity of these Seven Master Spirits of supreme and ultimate supervision.
1997 16:0.11 In hun geestelijke karakter en natuur zijn deze Zeven Geesten van het Paradijs als één, maar in alle andere aspecten van hun identiteit zijn zij zeer verschillend en de gevolgen van hun functioneren in de superuniversa zijn van dien aard, dat de individuele verschillen tussen hen onmiskenbaar waarneembaar zijn. Alle latere plannen voor de zeven segmenten van het groot universum — en zelfs de segmenten van de buiten-ruimte die hieraan zijn gecorreleerd — zijn bepaald door de anders-dan-geestelijke verscheidenheid van deze Zeven Meester-Geesten, die de allerhoogste en ultieme supervisie hebben.
1955 16:0.12 The Master Spirits have many functions, but at the present time their particular domain is the central supervision of the seven superuniverses. Each Master Spirit maintains an enormous force-focal headquarters, which slowly circulates around the periphery of Paradise, always maintaining a position opposite the superuniverse of immediate supervision and at the Paradise focal point of its specialized power control and segmental energy distribution. The radial boundary lines of any one of the superuniverses do actually converge at the Paradise headquarters of the supervising Master Spirit.
1997 16:0.12 De Meester-Geesten hebben vele functies, maar thans is hun speciale domein de centrale supervisie over de zeven superuniversa. Iedere Meester-Geest heeft een enorm Paradijskracht-focaliserend hoofdkwartier, dat langzaam rondgaat rond de buitenzijde van het Paradijs, altijd in vaste positie tegenover het superuniversum dat rechtstreeks onder zijn supervisie valt, en in het Paradijs-brandpunt van zijn gespecialiseerde universum-krachtbeheersing en segmentale energiedistributie. De radiale grenslijnen van ieder afzonderlijk superuniversum convergeren daadwerkelijk in het Paradijs-hoofdkwartier van de superviserende Meester-Geest.
1. RELATION TO TRIUNE DEITY
1. BETREKKING TOT DE DRIEËNIGE GODHEID
1955 16:1.1 The Conjoint Creator, the Infinite Spirit, is necessary to the completion of the triune personalization of undivided Deity. This threefold Deity personalization is inherently sevenfold in possibility of individual and associative expression; hence the subsequent plan to create universes inhabited by intelligent and potentially spiritual beings, duly expressive of the Father, Son, and Spirit, made the personalization of the Seven Master Spirits inescapable. We have come to speak of the threefold personalization of Deity as the absolute inevitability, while we have come to look upon the appearance of the Seven Master Spirits as the subabsolute inevitability.
1997 16:1.1 De Vereende Schepper, de Oneindige Geest, is noodzakelijk om de drieënige personalisering van de ongedeelde Godheid te completeren. Inherent aan deze drievoudige personalisatie van de Godheid is de zevenvoudige mogelijkheid tot individuele en associatieve uitdrukking; hieruit volgt dat het latere plan om universa te scheppen ter bewoning door verstandelijke en potentieel geestelijke wezens die de Vader, de Zoon en de Geest rechtstreeks tot uitdrukking brengen, de personalisatie van de Zeven Meester-Geesten onontkoombaar heeft gemaakt. Wij zijn er toe overgegaan om over de drievoudige personalisatie van de Godheid te spreken als de absolute onvermijdelijkheid, terwijl wij het verschijnen van de Zeven Meester-Geesten zijn gaan zien als de subabsolute onvermijdelijkheid.
1955 16:1.2 While the Seven Master Spirits are hardly expressive of threefold Deity, they are the eternal portrayal of sevenfold Deity, the active and associative functions of the three ever-existent persons of Deity. By and in and through these Seven Spirits, the Universal Father, the Eternal Son, or the Infinite Spirit, or any dual association, is able to function as such. When the Father, the Son, and the Spirit act together, they can and do function through Master Spirit Number Seven, but not as the Trinity. The Master Spirits singly and collectively represent any and all possible Deity functions, single and several, but not collective, not the Trinity. Master Spirit Number Seven is personally nonfunctional with regard to the Paradise Trinity, and that is just why he can function personally for the Supreme Being.
1997 16:1.2 Ofschoon wij niet kunnen zeggen dat de Zeven Meester-Geesten de drievoudige Godheid tot uitdrukking brengen, zijn zij wel de eeuwige uitbeelding van de zevenvoudige Godheid, de actieve en associatieve functies van de drie immer-bestaande personen der Godheid. Door en in, en via deze Zeven Geesten is de Universele Vader, de Eeuwige Zoon en de Oneindige Geest, of iedere tweevoudige associatie van dezen, in staat als zodanig te functioneren. Wanneer de Vader, de Zoon, en de Geest samen handelen, kunnen zij functioneren door Meester-Geest Nummer Zeven, en doen zij dit ook, doch niet als de Triniteit. De Meester-Geesten vertegenwoordigen op zichzelf en gezamenlijk alle mogelijke enkelvoudige en afzonderlijke Godheid-functies, maar niet de collectieve functie, niet de Triniteit. De Meester-Geest Nummer Zeven functioneert niet persoonlijk met betrekking tot de Paradijs-Triniteit, en juist daarom kan hij persoonlijk optreden voor de Allerhoogste.
1955 16:1.3 But when the Seven Master Spirits vacate their individual seats of personal power and superuniverse authority and assemble about the Conjoint Actor in the triune presence of Paradise Deity, then and there are they collectively representative of the functional power, wisdom, and authority of undivided Deity—the Trinity—to and in the evolving universes. Such a Paradise union of the primal sevenfold expression of Deity does actually embrace, literally encompass, all of every attribute and attitude of the three eternal Deities in Supremacy and in Ultimacy. To all practical intents and purposes the Seven Master Spirits do, then and there, encompass the functional domain of the Supreme-Ultimate to and in the master universe.
1997 16:1.3 Wanneer de Zeven Meester-Geesten hun individuele zetel van persoonlijke macht en gezag over hun superuniversum echter verlaten en zich verzamelen rond de Vereend Handelende Geest in de drieënige tegenwoordigheid van de Godheid van het Paradijs, dan vertegenwoordigen zij daar en op dat moment collectief de functionele kracht, wijsheid en het gezag van de ongedeelde Godheid — de Triniteit — voor en in de evoluerende universa. Zulk een Paradijs-eenheid van de zevenvoudige oer-uitdrukking van de Godheid omvat daadwerkelijk, omsluit letterlijk, het ge- heel van alle eigenschappen en zienswijzen der drie eeuwige Godheden in Allerhoogst en Ultiem opzicht. In alle praktische opzichten omvatten de Zeven Meester-Geesten dan en daar inderdaad het functionele domein van de Allerhoogste-Ultieme voor en in het meester-universum.
1955 16:1.4 As far as we can discern, these Seven Spirits are associated with the divine activities of the three eternal persons of Deity; we detect no evidence of direct association with the functioning presences of the three eternal phases of the Absolute. When associated, the Master Spirits represent the Paradise Deities in what may be roughly conceived as the finite domain of action. It might embrace much that is ultimate but not absolute.
1997 16:1.4 Voorzover wij kunnen nagaan, zijn deze Zeven Geesten geassocieerd met de goddelijke activiteiten van de drie eeuwige personen der Godheid; wij zien geen blijk van een rechtstreekse associatie met de functionerende tegenwoordigheden van de drie eeuwige fasen van de Absolute. Wanneer zij onderling zijn geassocieerd, vertegenwoordigen de Meester-Geesten de Paradijs-Godheden in wat ge u ongeveer kunt voorstellen als het eindige domein van activiteit. Dit kan veel omvatten dat ultiem is, doch niet absoluut.
2. RELATION TO THE INFINITE SPIRIT
2. BETREKKING TOT DE ONEINDIGE GEEST
1955 16:2.1 Just as the Eternal and Original Son is revealed through the persons of the constantly increasing number of divine Sons, so is the Infinite and Divine Spirit revealed through the channels of the Seven Master Spirits and their associated spirit groups. At the center of centers the Infinite Spirit is approachable, but not all who attain Paradise are immediately able to discern his personality and differentiated presence; but all who attain the central universe can and do immediately commune with one of the Seven Master Spirits, the one presiding over the superuniverse from which the newly arrived space pilgrim hails.
1997 16:2.1 Zoals de Eeuwige, Oorspronkelijke Zoon wordt geopenbaard door de personen van het constant groeiende aantal goddelijke Zonen, precies zo wordt de Oneindige, Goddelijke Geest geopenbaard door de kanalen van de Zeven Meester-Geesten en de groepen geesten die met hen zijn verbonden. In het centrum van centra is de Oneindige Geest weliswaar benaderbaar, doch niet allen die het Paradijs bereiken, zijn onmiddellijk in staat zijn persoonlijkheid en gedifferentieerde tegenwoordigheid te onderscheiden; allen echter die het centrale universum bereiken, kunnen onmiddellijk communiceren met een der Zeven Meester-Geesten en doen dit ook, en wel met de Meester-Geest die de leiding heeft over het superuniversum waar de pas aangekomen pelgrim uit de tijd vandaan komt.
1955 16:2.2 To the universe of universes the Paradise Father speaks only through his Son, while he and the Son conjointly act only through the Infinite Spirit. Outside of Paradise and Havona the Infinite Spirit speaks only by the voices of the Seven Master Spirits.
1997 16:2.2 Tot het universum van universa spreekt de Paradijs-Vader alleen door zijn Zoon, terwijl hij en de Zoon gezamenlijk alleen handelen door de Oneindige Geest. Buiten het Paradijs en Havona spreekt de Oneindige Geest alleen met de stemmen van de Zeven Meester-Geesten.
1955 16:2.3 The Infinite Spirit exerts an influence of personal presence within the confines of the Paradise-Havona system; elsewhere his personal spirit presence is exerted by and through one of the Seven Master Spirits. Therefore is the superuniverse spirit presence of the Third Source and Center on any world or in any individual conditioned by the unique nature of the supervisory Master Spirit of that segment of creation. Conversely, the combined lines of spirit force and intelligence pass inward to the Third Person of Deity by way of the Seven Master Spirits.
1997 16:2.3 De Oneindige Geest oefent een invloed van persoonlijke tegenwoordigheid uit binnen de grenzen van het Paradijs-Havona-stelsel; elders wendt hij zijn persoonlijke geest-tegenwoordigheid aan door en via een van de Zeven Meester-Geesten. Daarom wordt de geest-tegenwoordigheid van de Derde Bron en Centrum op iedere wereld of in ieder individu in een superuniversum bepaald door de unieke natuur van de Meester-Geest die de supervisie heeft over dat segment van de schepping. Omgekeerd lopen de gecombineerde lijnen van geest-kracht en intelligentie via de Zeven Meester-Geesten binnenwaarts naar de Derde Persoon der Godheid.
1955 16:2.4 The Seven Master Spirits are collectively endowed with the supreme-ultimate attributes of the Third Source and Center. While each one individually partakes of this endowment, only collectively do they disclose the attributes of omnipotence, omniscience, and omnipresence. No one of them can so function universally; as individuals and in the exercise of these powers of supremacy and ultimacy each is personally limited to the superuniverse of immediate supervision.
1997 16:2.4 De Zeven Meester-Geesten zijn collectief begiftigd met de allerhoogst-ultieme eigenschappen van de Derde Bron en Centrum. Hoewel elk van hen individueel deel heeft aan deze schenking, onthullen zij alleen collectief de eigenschappen van almacht, alwetendheid en alomtegenwoordigheid. Geen van hen kan universeel zo functioneren; als individu en in het gebruik van deze allerhoogste en ultieme vermogens is ieder van hen persoonlijk beperkt tot het superuniversum waarover hij de directe supervisie heeft.
1955 16:2.5 All of everything which has been told you concerning the divinity and personality of the Conjoint Actor applies equally and fully to the Seven Master Spirits, who so effectively distribute the Infinite Spirit to the seven segments of the grand universe in accordance with their divine endowment and in the manner of their differing and individually unique natures. It would therefore be proper to apply to the collective group of seven any or all of the names of the Infinite Spirit. Collectively they are one with the Conjoint Creator on all subabsolute levels.
1997 16:2.5 Tot in alle details is hetgeen u is gezegd aangaande de goddelijkheid en persoonlijkheid van de Vereend Handelende Geest eveneens en evenzeer van toepassing op de Zeven Meester-Geesten, die zo doeltreffend de Oneindige Geest over de zeven segmenten van het groot universum distribueren, overeenkomstig hun goddelijke begaafdheid en volgens hun verschillende, individueel unieke natuur. Het zou derhalve passend zijn om één naam of alle namen van de Oneindige Geest, ook te bezigen voor de collectieve groep van de zeven Meester-Geesten. Collectief zijn zij één met de Vereende Schepper op alle subabsolute niveaus.
3. IDENTITY AND DIVERSITY OF THE MASTER SPIRITS
3. IDENTITEIT EN DIVERSITEIT VAN DE MEESTER-GEESTEN
1955 16:3.1 The Seven Master Spirits are indescribable beings, but they are distinctly and definitely personal. They have names, but we elect to introduce them by number. As primary personalizations of the Infinite Spirit, they are akin, but as primary expressions of the seven possible associations of triune Deity, they are essentially diverse in nature, and this diversity of nature determines their differential of superuniverse conduct. These Seven Master Spirits may be described as follows:
1997 16:3.1 De Zeven Meester-Geesten zijn wezens die niet te beschrijven zijn, maar zij zijn duidelijk en uitgesproken persoonlijk. Zij hebben namen, doch wij geven er de voorkeur aan hen door middel van een nummer aan u te presenteren. Als primaire personalisaties van de Oneindige Geest zijn zij verwant, doch als primaire uitdrukkingen van de zeven mogelijke associaties der drieënige Godheid zijn zij wezenlijk verschillend van natuur, en deze diversiteit in hun natuur bepaalt de verschillende wijzen waarop zij hun superuniversa leiden. Deze Zeven Meester-Geesten kunnen als volgt worden beschreven:
1955 16:3.2 Master Spirit Number One. In a special manner this Spirit is the direct representation of the Paradise Father. He is a peculiar and efficient manifestation of the power, love, and wisdom of the Universal Father. He is the close associate and supernal adviser of the chief of Mystery Monitors, that being who presides over the College of Personalized Adjusters on Divinington. In all associations of the Seven Master Spirits, it is always Master Spirit Number One who speaks for the Universal Father.
1997 16:3.2 Meester-Geest Nummer Een. Op een speciale wijze is deze Geest de directe vertegenwoordiging van de Paradijs-Vader. Hij is een bijzondere, efficiënte manifestatie van de macht, liefde en wijsheid van de Universele Vader. Hij is de naaste medewerker en verheven adviseur van het hoofd der Geheimnisvolle Mentoren, het wezen dat het College van Gepersonaliseerde Richters op Divinington voorzit. In alle associaties van de Zeven Meester-Geesten is het altijd Meester-Geest Nummer Een die namens de Universele Vader spreekt.
1955 16:3.3 This Spirit presides over the first superuniverse and, while unfailingly exhibiting the divine nature of a primary personalization of the Infinite Spirit, seems more especially to resemble the Universal Father in character. He is always in personal liaison with the seven Reflective Spirits at the headquarters of the first superuniverse.
1997 16:3.3 Deze Geest heeft de leiding over het eerste superuniversum en hoewel hij onophoudelijk de goddelijke natuur van een primaire personalisatie van de Oneindige Geest aan de dag legt, lijkt hij qua karakter meer in het bijzonder op de Universele Vader. Hij staat altijd in persoonlijke verbinding met de zeven Reflectieve Geesten op het hoofdkwartier van het eerste superuniversum.
1955 16:3.4 Master Spirit Number Two. This Spirit adequately portrays the matchless nature and charming character of the Eternal Son, the first-born of all creation. He is always in close association with all orders of the Sons of God whenever they may happen to be in the residential universe as individuals or in joyous conclave. In all the assemblies of the Seven Master Spirits he always speaks for, and in behalf of, the Eternal Son.
1997 16:3.4 Meester-Geest Nummer Twee. Deze Geest beeldt op adequate wijze de onvergelijkelijke natuur en het bekoorlijke karakter van de Eeuwige Zoon uit, de eerstgeborene der ganse schepping. Hij onderhoudt steeds een nauw contact met de Zonen van God van alle orden, wanneer zij individueel of in vreugdevol conclaaf aanwezig zijn in het residentiële universum. In alle vergaderingen van de Zeven Meester-Geesten spreekt hij altijd voor en namens de Eeuwige Zoon.
1955 16:3.5 This Spirit directs the destinies of superuniverse number two and rules this vast domain much as would the Eternal Son. He is always in liaison with the seven Reflective Spirits situated at the capital of the second superuniverse.
1997 16:3.5 Deze Geest geeft richting aan de bestemmingen van superuniversum nummer twee en regeert dit ontzaglijke domein vrijwel zoals de Eeuwige Zoon dit zou doen. Hij staat altijd in verbinding met de zeven Reflectieve Geesten die zich op de hoofdwereld van het tweede superuniversum bevinden.
1955 16:3.6 Master Spirit Number Three. This Spirit personality especially resembles the Infinite Spirit, and he directs the movements and work of many of the high personalities of the Infinite Spirit. He presides over their assemblies and is closely associated with all personalities who take exclusive origin in the Third Source and Center. When the Seven Master Spirits are in council, it is Master Spirit Number Three who always speaks for the Infinite Spirit.
1997 16:3.6 Meester-Geest Nummer Drie. Deze Geest-persoonlijkheid lijkt in het bijzonder op de Oneindige Geest, en leidt de bewegingen en het werk van vele hoge persoonlijkheden van de Oneindige Geest. Hij zit hun vergaderingen voor en staat in nauwe betrekking tot alle persoonlijkheden die hun enige oorsprong hebben in de Derde Bron en Centrum. Wanneer de Zeven Meester-Geesten in raadsvergadering bijeen zijn, spreekt Meester-Geest Nummer Drie altijd voor de Oneindige Geest.
1955 16:3.7 This Spirit is in charge of superuniverse number three, and he administers the affairs of this segment much as would the Infinite Spirit. He is always in liaison with the Reflective Spirits at the headquarters of the third superuniverse.
1997 16:3.7 Deze Geest is verantwoordelijk voor superuniversum nummer drie en bestuurt de zaken van dit segment vrijwel zoals de Oneindige Geest dit zou doen. Hij staat altijd in verbinding met de Reflectieve Geesten op het hoofdkwartier van het derde superuniversum.
1955 16:3.8 Master Spirit Number Four. Partaking of the combined natures of the Father and the Son, this Master Spirit is the determining influence regarding Father-Son policies and procedures in the councils of the Seven Master Spirits. This Spirit is the chief director and adviser of those ascendant beings who have attained the Infinite Spirit and thus have become candidates for seeing the Son and the Father. He fosters that enormous group of personalities taking origin in the Father and the Son. When it becomes necessary to represent the Father and the Son in the association of the Seven Master Spirits, it is always Master Spirit Number Four who speaks.
1997 16:3.8 Meester-Geest Nummer Vier. Aangezien hij deel heeft aan de gecombineerde natuur van de Vader en de Zoon, is deze Meester-Geest de doorslaggevende invloed met betrekking tot Vader-Zoon-beleid en procedures in de raadsvergaderingen van de Zeven Meester-Geesten. Deze Geest is de belangrijkste raadsman en adviseur van de opgaande wezens die de Oneindige Geest hebben bereikt en aldus kandidaten zijn geworden om de Zoon en de Vader te zien. Hij zorgt voor de enorme groep persoonlijkheden die hun oorsprong hebben in de Vader en de Zoon. Wanneer het nodig wordt om de Vader en de Zoon te vertegenwoordigen in de associatie van de Zeven Meester-Geesten, voert Meester-Geest Nummer Vier altijd het woord.
1955 16:3.9 This Spirit fosters the fourth segment of the grand universe in accordance with his peculiar association of the attributes of the Universal Father and the Eternal Son. He is always in personal liaison with the Reflective Spirits of the headquarters of the fourth superuniverse.
1997 16:3.9 Deze Geest zorgt voor het vierde segment van het groot universum in overeenstemming met zijn bijzondere associatie van de attributen van de Universele Vader en de Eeuwige Zoon. Hij staat altijd in persoonlijke verbinding met de Reflectieve Geesten van het hoofdkwartier van het vierde superuniversum.
1955 16:3.10 Master Spirit Number Five. This divine personality who exquisitely blends the character of the Universal Father and the Infinite Spirit is the adviser of that enormous group of beings known as the power directors, power centers, and physical controllers. This Spirit also fosters all personalities taking origin in the Father and the Conjoint Actor. In the councils of the Seven Master Spirits, when the Father-Spirit attitude is in question, it is always Master Spirit Number Five who speaks.
1997 16:3.10 Meester-Geest Nummer Vijf. Deze goddelijke persoonlijkheid, die het karakter van de Universele Vader en dat van de Oneindige Geest op een delicate wijze in zich verenigt, is de adviseur van de enorme groep der wezens die bekend zijn als de krachtdirigenten, krachtcentra, en fysische controleurs. Deze Geest zorgt ook voor alle persoonlijkheden die hun oorsprong hebben in de Vader en de Vereend Handelende Geest. Wanneer in de raadsvergaderingen van de Zeven Meester-Geesten de Vader-Geest-zienswijze aan de orde komt, voert Meester-Geest Nummer Vijf altijd het woord.
1955 16:3.11 This Spirit directs the welfare of the fifth superuniverse in such a way as to suggest the combined action of the Universal Father and the Infinite Spirit. He is always in liaison with the Reflective Spirits at the headquarters of the fifth superuniverse.
1997 16:3.11 Deze Geest regelt het welzijn van het vijfde superuniversum op zulk een wijze, dat het gecombineerde handelen van de Universele Vader en de Oneindige Geest wordt gesuggereerd. Hij staat altijd in verbinding met de Reflectieve Geesten op het hoofdkwartier van het vijfde superuniversum.
1955 16:3.12 Master Spirit Number Six. This divine being seems to portray the combined character of the Eternal Son and the Infinite Spirit. Whenever the creatures jointly created by the Son and the Spirit forgather in the central universe, it is this Master Spirit who is their adviser; and whenever, in the councils of the Seven Master Spirits, it becomes necessary to speak conjointly for the Eternal Son and the Infinite Spirit, it is Master Spirit Number Six who responds.
1997 16:3.12 Meester-Geest Nummer Zes. Dit goddelijke wezen lijkt het gecombineerde karakter van de Eeuwige Zoon en de Oneindige Geest uit te beelden. Wanneer de schepselen die door de Zoon en de Geest gezamenlijk zijn geschapen in het centrale universum bijeenkomen, is deze Meester-Geest steeds hun adviseur; en altijd wanneer het in de raadsvergaderingen van de Zeven Meester-Geesten nodig wordt om voor de Eeuwige Zoon en de Oneindige Geest gezamenlijk te spreken, is deze Meester-Geest Nummer Zes degene die antwoordt.
1955 16:3.13 This Spirit directs the affairs of the sixth superuniverse much as would the Eternal Son and the Infinite Spirit. He is always in liaison with the Reflective Spirits at the headquarters of the sixth superuniverse.
1997 16:3.13 Deze Geest bestuurt de zaken van het zesde superuniversum in grote lijnen zoals de Eeuwige Zoon en de Oneindige Geest dit zouden doen. Hij staat altijd in verbinding met de Reflectieve Geesten op het hoofdkwartier van het zesde superuniversum.
1955 16:3.14 Master Spirit Number Seven. The presiding Spirit of the seventh superuniverse is a uniquely equal portrayal of the Universal Father, the Eternal Son, and the Infinite Spirit. The Seventh Spirit, the fostering adviser of all triune-origin beings, is also the adviser and director of all the ascending pilgrims of Havona, those lowly beings who have attained the courts of glory through the combined ministry of the Father, the Son, and the Spirit.
1997 16:3.14 Meester-Geest Nummer Zeven. De Geest aan het hoofd van het zevende superuniversum is een uniek gelijkelijke uitbeelding van de Universele Vader, de Eeuwige Zoon en de Oneindige Geest. De Zevende Geest, de koesterende adviseur van alle wezens die een drieënige oorsprong hebben, is ook de adviseur en raadsman van alle opklimmende pelgrims van Havona, de nederige wezens die de hoven der heerlijkheid hebben bereikt door het gecombineerde dienstbetoon van de Vader, de Zoon en de Geest.
1955 16:3.15 The Seventh Master Spirit is not organically representative of the Paradise Trinity; but it is a known fact that his personal and spiritual nature is the Conjoint Actor’s portraiture in equal proportions of the three infinite persons whose Deity union is the Paradise Trinity, and whose function as such is the source of the personal and spiritual nature of God the Supreme. Hence the Seventh Master Spirit discloses a personal and organic relationship to the spirit person of the evolving Supreme. Therefore in the Master Spirit councils on high, when it becomes necessary to cast the ballot for the combined personal attitude of the Father, Son, and Spirit or to depict the spiritual attitude of the Supreme Being, it is Master Spirit Number Seven who functions. He thus inherently becomes the presiding head of the Paradise council of the Seven Master Spirits.
1997 16:3.15 De Zevende Meester-Geest is niet om organische redenen de vertegenwoordiger van de Paradijs-Triniteit; het is echter een bekend feit dat zijn persoonlijke, geestelijke natuur de uitbeelding is door de Vereend Handelende Geest, in gelijke proporties, van de drie oneindige personen wier vereniging als Godheid de Paradijs-Triniteit is, en wier functie als zodanig de bron is van de persoonlijke, geestelijke natuur van God de Allerhoogste. Vandaar dat de Zevende Meester-Geest een persoonlijke en organische verwantschap vertoont met de geest-persoon van de evoluerende Allerhoogste. Wanneer het in de raadsvergaderingen van de Meester-Geesten in den hoge nodig blijkt de stem uit te brengen van de gecombineerde persoonlijke zienswijze van de Vader, Zoon en Geest of om de geestelijke zienswijze van de Allerhoogste te beschrijven, is het daarom Meester-Geest Nummer Zeven die functioneert. Zo wordt hij krachtens zijn natuur voorzitter van de raadsvergaderingen van de Zeven Meester-Geesten op het Paradijs.
1955 16:3.16 No one of the Seven Spirits is organically representative of the Paradise Trinity, but when they unite as sevenfold Deity, this union in a deity sense—not in a personal sense—equivalates to a functional level associable with Trinity functions. In this sense the “Sevenfold Spirit” is functionally associable with the Paradise Trinity. It is also in this sense that Master Spirit Number Seven sometimes speaks in confirmation of Trinity attitudes or, rather, acts as spokesman for the attitude of the Sevenfold-Spirit-union regarding the attitude of the Threefold-Deity-union, the attitude of the Paradise Trinity.
1997 16:3.16 Geen der Zeven Geesten is organisch de vertegenwoordiger van de Paradijs-Triniteit, doch wanneer zij zich verenigen als zevenvoudige Godheid staat deze verbintenis in een godheidszin — niet in persoonlijke zin — gelijk aan een functioneel niveau dat associeerbaar is met functies van de Triniteit. In deze betekenis is de ‘Zevenvoudige Geest’ functioneel associeerbaar met de Paradijs-Triniteit. In deze zin ook spreekt Meester-Geest Nummer Zeven soms om de zienswijzen van de Triniteit te bevestigen of, beter gezegd, treedt hij op als woordvoerder van de zienswijze van de Zevenvoudige-Geest-eenheid met betrekking tot de Drievoudige-Godheid-eenheid, de zienswijze van de Paradijs-Triniteit.
1955 16:3.17 The multiple functions of the Seventh Master Spirit thus range from a combined portraiture of the personal natures of the Father, Son, and Spirit, through a representation of the personal attitude of God the Supreme, to a disclosure of the deity attitude of the Paradise Trinity. And in certain respects this presiding Spirit is similarly expressive of the attitudes of the Ultimate and of the Supreme-Ultimate.
1997 16:3.17 De meervoudige functies van de Zevende Meester-Geest strekken zich aldus uit van de uitbeelding van de gecombineerde persoonlijke naturen van de Vader, Zoon en Geest, via de vertegenwoordiging van de persoonlijke zienswijze van God de Allerhoogste, tot een onthulling van de godheidszienswijze van de Paradijs-Triniteit. En in bepaalde opzichten brengt deze voorzittende Geest op dezelfde wijze de zienswijzen van de Ultieme en de Allerhoogst-Ultieme tot uitdrukking.
1955 16:3.18 It is Master Spirit Number Seven who, in his multiple capacities, personally sponsors the progress of the ascension candidates from the worlds of time in their attempts to achieve comprehension of the undivided Deity of Supremacy. Such comprehension involves a grasp of the existential sovereignty of the Trinity of Supremacy so co-ordinated with a concept of the growing experiential sovereignty of the Supreme Being as to constitute the creature grasp of the unity of Supremacy. Creature realization of these three factors equals Havona comprehension of Trinity reality and endows the pilgrims of time with the ability eventually to penetrate the Trinity, to discover the three infinite persons of Deity.
1997 16:3.18 Het is Meester-Geest Nummer Zeven die in zijn meervoudige kwaliteiten persoonlijk de vooruitgang bevordert van de opklimmingskandidaten uit de werelden in de tijd, wanneer dezen pogen tot begrip te komen van de ongedeelde Godheid van Allerhoogste Macht. Dit verstaan houdt een begrijpen in van de existentiële soevereiniteit van de Triniteit van Allerhoogste Macht, zodanig gecoördineerd met een idee van de groeiende experiëntiële soevereiniteit van de Allerhoogste, dat dit het schepsel-verstaan van de eenheid van het Allerhoogst Bewind vormt. De bewustwording van het schepsel van deze drie factoren staat gelijk aan het Havona-verstaan van de realiteit van de Triniteit en begiftigt de pelgrims uit de tijd met het vermogen om uiteindelijk door te dringen in de Triniteit, om de drie oneindige personen der Godheid te ontdekken.
1955 16:3.19 The inability of the Havona pilgrims fully to find God the Supreme is compensated by the Seventh Master Spirit, whose triune nature in such a peculiar manner is revelatory of the spirit person of the Supreme. During the present universe age of the noncontactability of the person of the Supreme, Master Spirit Number Seven functions in the place of the God of ascendant creatures in the matter of personal relationships. He is the one high spirit being that all ascenders are certain to recognize and somewhat comprehend when they reach the centers of glory.
1997 16:3.19 Het onvermogen van de Havona-pelgrims om God de Allerhoogste volledig te vinden wordt gecompenseerd door de Zevende Meester-Geest, wiens drieënige natuur op zulk een eigen wijze de geest-persoon van de Allerhoogste openbaart. Gedurende het huidige universum-tijdperk, waarin het niet mogelijk is om met de persoon van de Allerhoogste in contact te treden, functioneert Meester-Geest Nummer Zeven in de plaats van de God der opklimmende schep- selen waar het gaat om persoonlijke betrekkingen. Hij is het enige hoge geest-wezen dat alle opklimmenden zeker zullen herkennen en enigszins zullen begrijpen wanneer zij de centra der heerlijkheid bereiken.
1955 16:3.20 This Master Spirit is always in liaison with the Reflective Spirits of Uversa, the headquarters of the seventh superuniverse, our own segment of creation. His administration of Orvonton discloses the marvelous symmetry of the co-ordinate blending of the divine natures of Father, Son, and Spirit.
1997 16:3.20 Deze Meester-Geest staat altijd in verbinding met de Reflectieve Geesten van Uversa, het hoofdkwartier van het zevende superuniversum, ons eigen segment der schepping. Zijn bestuur van Orvonton onthult de wonderbare symmetrie van de coördinatieve vermenging van de goddelijke naturen van de Vader, Zoon en Geest.
4. ATTRIBUTES AND FUNCTIONS OF THE MASTER SPIRITS
4. EIGENSCHAPPEN EN FUNCTIES VAN DE MEESTER-GEESTEN
1955 16:4.1 The Seven Master Spirits are the full representation of the Infinite Spirit to the evolutionary universes. They represent the Third Source and Center in the relationships of energy, mind, and spirit. While they function as the co-ordinating heads of the universal administrative control of the Conjoint Actor, do not forget that they have their origin in the creative acts of the Paradise Deities. It is literally true that these Seven Spirits are the personalized physical power, cosmic mind, and spiritual presence of the triune Deity, “the Seven Spirits of God sent forth to all the universe.”
1997 16:4.1 De Zeven Meester-Geesten zijn de volle representatie van de Oneindige Geest bij de evolutionaire universa. Zij vertegenwoordigen de Derde Bron en Centrum in de betrekkingen van energie, bewustzijn en geest. Hoewel zij functioneren als de coördinerende hoofden van de universele bestuurlijke beheersing van de Vereend Handelende Geest, moet ge niet uit het oog verliezen dat zij zijn ontstaan uit de scheppingsdaden van de Godheden van het Paradijs. Het is letterlijk waar dat deze Zeven Geesten de gepersonaliseerde fysische kracht, het gepersonaliseerde kosmische bewustzijn, en de gepersonaliseerde geestelijke tegenwoordigheid zijn van de drieënige Godheid, ‘de Zeven Geesten van God uitgezonden over het ganse universum.’
1955 16:4.2 The Master Spirits are unique in that they function on all universe levels of reality excepting the absolute. They are, therefore, efficient and perfect supervisors of all phases of administrative affairs on all levels of superuniverse activities. It is difficult for the mortal mind to understand very much about the Master Spirits because their work is so highly specialized yet all-embracing, so exceptionally material and at the same time so exquisitely spiritual. These versatile creators of the cosmic mind are the ancestors of the Universe Power Directors and are, themselves, supreme directors of the vast and far-flung spirit-creature creation.
1997 16:4.2 De Meester-Geesten zijn uitzonderlijk in de zin dat zij functioneren op alle universum-niveaus van werkelijkheid, met uitzondering van het absolute. Zij zijn derhalve efficiënte, volmaakte supervisoren van alle fasen van bestuurlijke zaken op alle niveaus van superuniversum-activiteiten. Het is moeilijk voor het sterfelijk verstand om zeer veel van de Meester-Geesten begrijpen, daar hun werk in hoge mate gespecialiseerd en toch alomvattend is, zo bij uitstek materieel en tegelijkertijd zo verfijnd geestelijk. Deze veelzijdige scheppers van het kosmische bewustzijn zijn de voorzaten van de Universum-Krachtdirigenten en zelf zijn zij de allerhoogste bestuurders van de ontzaglijke, wijdverbreide schepping van geest-wezens.
1955 16:4.3 The Seven Master Spirits are the creators of the Universe Power Directors and their associates, entities who are indispensable to the organization, control, and regulation of the physical energies of the grand universe. And these same Master Spirits very materially assist the Creator Sons in the work of shaping and organizing the local universes.
1997 16:4.3 De Zeven Meester-Geesten zijn de scheppers van de Universum-Krachtdirigenten en hun medewerkers, entiteiten die onmisbaar zijn voor de organisatie, beheersing en regulering van de fysische energieën van het groot universum. En deze zelfde Meester-Geesten assisteren op zeer materiële wijze de Schepper-Zonen bij de arbeid van het vormen en organiseren van de plaatselijke universa.
1955 16:4.4 We are unable to trace any personal connection between the cosmic-energy work of the Master Spirits and the force functions of the Unqualified Absolute. The energy manifestations under the jurisdiction of the Master Spirits are all directed from the periphery of Paradise; they do not appear to be in any direct manner associated with the force phenomena identified with the nether surface of Paradise.
1997 16:4.4 Wij kunnen geen enkele persoonlijke connectie bespeuren tussen het kosmisch-energetische werk van de Meester-Geesten en de krachtfuncties van het Ongekwalificeerd Absolute. De energie-manifestaties die onder de jurisdictie van de Meester-Geesten vallen, worden alle gestuurd vanaf de buitenzijde van het Paradijs; zij schijnen op geen enkele wijze rechtstreeks geassocieerd te zijn met de krachtverschijnselen die in verband worden gebracht met de onderzijde van het Paradijs.
1955 16:4.5 Unquestionably, when we encounter the functional activities of the various Morontia Power Supervisors, we are face to face with certain of the unrevealed activities of the Master Spirits. Who, aside from these ancestors of both physical controllers and spirit ministers, could have contrived so to combine and associate material and spiritual energies as to produce a hitherto nonexistent phase of universe reality—morontia substance and morontia mind?
1997 16:4.5 Het lijdt geen twijfel dat wij, wanneer wij de functionele activiteiten van de verschillende Morontia-Krachtsupervisoren aantreffen, geconfronteerd worden met bepaalde ongeopenbaarde activiteiten van de Meester-Geesten. Wie anders dan deze voorzaten van zowel fysische controleurs als geestelijke helpers zouden erin hebben kunnen slagen om materiële en geestelijke energieën zo te combineren en te verbinden, dat een tot dusver niet bestaande fase van universum-realiteit werd voortgebracht — morontia-substantie en morontia-bewustzijn?
1955 16:4.6 Much of the reality of the spiritual worlds is of the morontia order, a phase of universe reality wholly unknown on Urantia. The goal of personality existence is spiritual, but the morontia creations always intervene, bridging the gulf between the material realms of mortal origin and the superuniverse spheres of advancing spiritual status. It is in this realm that the Master Spirits make their great contribution to the plan of man’s Paradise ascension.
1997 16:4.6 Veel van de realiteit van de geestelijke werelden is van de morontia-orde, een fase van universum-realiteit die op Urantia geheel onbekend is. Het doel van persoonlijkheidsbestaan is geestelijk, maar de morontia-scheppingen liggen altijd tussen u en dit doel in, en overbruggen de afgrond tussen de materiële gebieden van de oorsprong van de sterveling en de werelden van het superuniversum, waar hij vordert in geestelijke status. Juist in dit gebied leveren de Meester-Geesten hun grote bijdrage aan het plan voor ’s mensen opklimming naar het Paradijs.
1955 16:4.7 The Seven Master Spirits have personal representatives who function throughout the grand universe; but since a large majority of these subordinate beings are not directly concerned with the ascendant scheme of mortal progression in the path of Paradise perfection, little or nothing has been revealed about them. Much, very much, of the activity of the Seven Master Spirits remains hidden from human understanding because in no way does it directly pertain to your problem of Paradise ascent.
1997 16:4.7 De Zeven Meester-Geesten hebben persoonlijke vertegenwoordigers die overal in het groot universum functioneren, maar aangezien de grote meerderheid van deze ondergeschikte wezens niet rechtstreeks betrokken is bij het opklimmingsplan voor de progressie van stervelingen op het pad van Paradijs-volmaaktheid, is er zo goed als niets over hen geopenbaard. Veel, zeer veel van de activiteit van de Zeven Meester-Geesten blijft verborgen voor het begrip van de mens, omdat deze activiteit in geen enkel opzicht rechtstreeks verband houdt met uw opgave, de opklimming naar het Paradijs.
1955 16:4.8 It is highly probable, though we cannot offer definite proof, that the Master Spirit of Orvonton exerts a decided influence in the following spheres of activity:
1997 16:4.8 Ofschoon wij hiervoor geen stellig bewijs kunnen aanvoeren, is het in hoge mate waarschijnlijk dat de Meester-Geest van Orvonton een onmiskenbare invloed uitoefent op de volgende gebieden van activiteit:
1955 16:4.9 1. The life-initiation procedures of the local universe Life Carriers.
1997 16:4.9 1. de werkwijzen van de Levendragers van de plaatselijke universa bij het initiëren van het leven;
1955 16:4.10 2. The life activations of the adjutant mind-spirits bestowed upon the worlds by a local universe Creative Spirit.
1997 16:4.10 2. de activeringen van het leven door de assistent-bewustzijnsgeesten die door een Scheppende Geest van een plaatselijk universum aan de werelden verleend worden;
1955 16:4.11 3. The fluctuations in energy manifestations exhibited by the linear-gravity-responding units of organized matter.
1997 16:4.11 3. de schommelingen in energie-manifestaties welke de eenheden van georganiseerde materie die responsief zijn op de lineaire zwaartekracht, vertonen;
1955 16:4.12 4. The behavior of emergent energy when fully liberated from the grasp of the Unqualified Absolute, thus becoming responsive to the direct influence of linear gravity and to the manipulations of the Universe Power Directors and their associates.
1997 16:4.12 4. het gedrag van wordende energie wanneer deze volledig bevrijd is uit de greep van het Ongekwalificeerd Absolute, en dientengevolge responsief wordt op de directe invloed van de lineaire zwaartekracht en op de manipulaties van de Krachtdirigenten van het Universum en hun medewerkers;
1955 16:4.13 5. The bestowal of the ministry spirit of a local universe Creative Spirit, known on Urantia as the Holy Spirit.
1997 16:4.13 5. de schenking van de geest van dienstbetoon van een Scheppende Geest van een plaatselijk universum, op Urantia bekend als de Heilige Geest;
1955 16:4.14 6. The subsequent bestowal of the spirit of the bestowal Sons, on Urantia called the Comforter or the Spirit of Truth.
1997 16:4.14 6. de daarop volgende schenking van de geest van de zelfschenking-Zonen, die op Urantia de Trooster of de Geest van Waarheid wordt genoemd.
1955 16:4.15 7. The reflectivity mechanism of the local universes and the superuniverse. Many features connected with this extraordinary phenomenon can hardly be reasonably explained or rationally understood without postulating the activity of the Master Spirits in association with the Conjoint Actor and the Supreme Being.
1997 16:4.15 7. het reflectiviteitsmechanisme van de plaatselijke universa en het superuniversum. Veel aspecten van dit buitengewone verschijnsel kunnen moeilijk redelijk verklaard of rationeel begrepen worden, zonder te postuleren dat de Meester-Geesten, in samenwerking met de Vereend Handelende Geest en de Allerhoogste, daarin actief zijn.
1955 16:4.16 Notwithstanding our failure adequately to comprehend the manifold workings of the Seven Master Spirits, we are confident there are two realms in the vast range of universe activities with which they have nothing whatever to do: the bestowal and ministry of the Thought Adjusters and the inscrutable functions of the Unqualified Absolute.
1997 16:4.16 Ondanks ons onvolkomen begrip van de veelvuldige wijzen van functioneren van de Zeven Mees-ter-Geesten, zijn wij ervan overtuigd dat er twee gebieden zijn in de enorme variëteit aan universum- activiteiten waarmee zij in het geheel niets te maken hebben: de schenking van en het dienstbetoon door de Gedachtenrichters, en de ondoorgrondelijke functies van het Ongekwalificeerd Absolute.
5. RELATION TO CREATURES
5. HUN BETREKKING TOT SCHEPSELEN
1955 16:5.1 Each segment of the grand universe, each individual universe and world, enjoys the benefits of the united counsel and wisdom of all Seven Master Spirits but receives the personal touch and tinge of only one. And the personal nature of each Master Spirit entirely pervades and uniquely conditions his superuniverse.
1997 16:5.1 Ieder segment van het groot universum, ieder afzonderlijk universum en iedere wereld, geniet de weldaden van de verenigde raadgevingen en wijsheid van alle Zeven Meester-Geesten, doch ontvangt de persoonlijke stempel en kleur van slechts één Meester-Geest. En de persoonlijke natuur van iedere Meester-Geest doordringt geheel zijn superuniversum en bepaalt het op een unieke wijze.
1955 16:5.2 Through this personal influence of the Seven Master Spirits every creature of every order of intelligent beings, outside of Paradise and Havona, must bear the characteristic stamp of individuality indicative of the ancestral nature of some one of these Seven Paradise Spirits. As concerns the seven superuniverses, each native creature, man or angel, will forever bear this badge of natal identification.
1997 16:5.2 Door deze persoonlijke invloed van de Zeven Meester-Geesten moet ieder schepsel van iedere orde der verstandelijke wezens buiten het Paradijs en Havona het karakteristieke stempel van individualiteit dragen dat wijst op de ancestrale natuur van één van deze Zeven Paradijs-Geesten. Wat betreft de zeven superuniversa zal ieder schepsel, mens of engel, dat daar geboren is, voor altijd dit kenteken dragen waarmee zijn afkomst kan worden geïdentificeerd.
1955 16:5.3 The Seven Master Spirits do not directly invade the material minds of the individual creatures on the evolutionary worlds of space. The mortals of Urantia do not experience the personal presence of the mind-spirit influence of the Master Spirit of Orvonton. If this Master Spirit does attain any sort of contact with the individual mortal mind during the earlier evolutionary ages of an inhabited world, it must occur through the ministry of the local universe Creative Spirit, the consort and associate of the Creator Son of God who presides over the destinies of each local creation. But this very Creative Mother Spirit is, in nature and character, quite like the Master Spirit of Orvonton.
1997 16:5.3 De Zeven Meester-Geesten dringen niet rechtstreeks door in het materiële bewustzijn van de individuele schepselen op de evolutionaire werelden in de ruimte. De stervelingen van Urantia ervaren niet de persoonlijke aanwezigheid van de bewustzijns- en geestesinvloed van de Meester-Geest van Orvonton. Indien deze Meester-Geest toch enig contact bereikt met het individuele bewustzijn van stervelingen gedurende de eerste evolutionaire tijdperken van een bewoonde wereld, dan moet dit plaatsvinden door het dienstbetoon van de Scheppende Geest van het plaatselijk universum, de gade en medewerkster van de Schepper-Zoon van God die waakt over de bestemmingen van iedere plaatselijke schepping. Doch deze zelfde Scheppende Moeder-Geest is, qua natuur en karakter, geheel gelijk aan de Meester-Geest van Orvonton.
1955 16:5.4 The physical stamp of a Master Spirit is a part of man’s material origin. The entire morontia career is lived under the continuing influence of this same Master Spirit. It is hardly strange that the subsequent spirit career of such an ascending mortal never fully eradicates the characteristic stamp of this same supervising Spirit. The impress of a Master Spirit is basic to the very existence of every pre-Havona stage of mortal ascension.
1997 16:5.4 Het fysische stempel van een Meester-Geest is een onderdeel van ’s mensen materiële oorsprong. De mens doorloopt de gehele morontia-loopbaan onder de voortdurende invloed van diezelfde Meester-Geest. Het is niet te verwonderen dat het karakteristieke stempel van deze toezichthoudende Geest door de latere geest-loopbaan van zulk een opklimmende sterveling nimmer geheel wordt uitgewist. De indruk van het stempel van een Meester-Geest is fundamenteel voor de bestaansvorm zelve van iedere fase der sterfelijke opklimming naar Havona.
1955 16:5.5 The distinctive personality trends exhibited in the life experience of evolutionary mortals, which are characteristic in each superuniverse, and which are directly expressive of the nature of the dominating Master Spirit, are never fully effaced, not even after such ascenders are subjected to the long training and unifying discipline encountered on the one billion educational spheres of Havona. Even the subsequent intense Paradise culture does not suffice to eradicate the earmarks of superuniverse origin. Throughout all eternity an ascendant mortal will exhibit traits indicative of the presiding Spirit of his superuniverse of nativity. Even in the Corps of the Finality, when it is desired to arrive at or to portray a complete Trinity relationship to the evolutionary creation, always a group of seven finaliters is assembled, one from each superuniverse.
1997 16:5.5 De onderscheidende persoonlijkheidsneigingen die in de levenservaring van evolutionaire stervelingen aan de dag gelegd worden en karakeristiek zijn voor ieder superuniversum en rechtstreeks de natuur van de dominante Meester-Geest tot uitdrukking brengen, worden nooit volledig uitgewist, zelfs niet wanneer deze opklimmende wezens de langdurige opleiding en unificerende discipline hebben doorgemaakt waarmee zij op het miljard vormingswerelden van Havona te maken krijgen. Zelfs de daarop volgende intensieve cultuur van het Paradijs is niet voldoende om de kentekenen van het superuniversum van oorsprong uit te roeien. Tot in alle eeuwigheid zal een opklimmende sterveling trekken blijven vertonen die duiden op de leidende Geest van het superuniversum van zijn oorsprong. Zelfs wanneer het in het Korps der Volkomenheid wenselijk is om tot een volledige Triniteitsverhouding tot de evolutionaire schepping te komen of deze af te schilderen, wordt er altijd een groep van zeven volkomenen bijeen gebracht, één uit ieder superuniversum.
6. THE COSMIC MIND
6. HET KISMISCHE BEWUSTZIJN
1955 16:6.1 The Master Spirits are the sevenfold source of the cosmic mind, the intellectual potential of the grand universe. This cosmic mind is a subabsolute manifestation of the mind of the Third Source and Center and, in certain ways, is functionally related to the mind of the evolving Supreme Being.
1997 16:6.1 De Meester-Geesten zijn de zevenvoudige bron van het kosmische bewustzijn, het verstandelijke potentieel van het groot universum. Dit kosmische bewustzijn is een subabsolute manifestatie van het bewustzijn van de Derde Bron en Centrum en is, op bepaalde wijzen, functioneel verbonden met het bewustzijn van de evoluerende Allerhoogste.
1955 16:6.2 On a world like Urantia we do not encounter the direct influence of the Seven Master Spirits in the affairs of the human races. You live under the immediate influence of the Creative Spirit of Nebadon. Nevertheless these same Master Spirits dominate the basic reactions of all creature mind because they are the actual sources of the intellectual and spiritual potentials which have been specialized in the local universes for function in the lives of those individuals who inhabit the evolutionary worlds of time and space.
1997 16:6.2 Op een wereld zoals Urantia treffen we de rechtstreekse invloed van de Zeven Meester-Geesten niet aan in de aangelegenheden van de mensenrassen. Gij leeft onder de rechtstreekse invloed van de Scheppende Geest van Nebadon. Niettemin domineren deze zelfde Meester-Geesten de fundamentele reacties van alle geschapen bewustzijn omdat zij de daadwerkelijk bronnen zijn van het verstandelijke en het geestelijke potentieel dat in de plaatselijke universa speciaal tot ontwikkeling is gebracht om te functioneren in het leven van de individuele schepselen door wie de evolutionaire werelden in tijd en ruimte worden bewoond[1][2].
1955 16:6.3 The fact of the cosmic mind explains the kinship of various types of human and superhuman minds. Not only are kindred spirits attracted to each other, but kindred minds are also very fraternal and inclined towards co-operation the one with the other. Human minds are sometimes observed to be running in channels of astonishing similarity and inexplicable agreement.
1997 16:6.3 Het feit van het kosmische bewustzijn verklaart de verwantschap tussen verschillende typen menselijk en bovenmenselijk bewustzijn. Niet alleen worden verwante geesten tot elkaar aangetrokken, maar verwante soorten bewustzijn verhouden zich ook zeer broederlijk tot elkaar en zijn geneigd met elkaar samen te werken[3]. Soms zien wij dat het bewustzijn van verschillende mensen langs verbazingwekkend gelijke banen loopt, en een onverklaarbare overeenkomst vertoont.
1955 16:6.4 There exists in all personality associations of the cosmic mind a quality which might be denominated the “reality response.” It is this universal cosmic endowment of will creatures which saves them from becoming helpless victims of the implied a priori assumptions of science, philosophy, and religion. This reality sensitivity of the cosmic mind responds to certain phases of reality just as energy-material responds to gravity. It would be still more correct to say that these supermaterial realities so respond to the mind of the cosmos.
1997 16:6.4 Er bestaat in alle persoonlijkheidsassociaties van het kosmische bewustzijn een kwaliteit die de ‘werkelijkheidsrespons’ genoemd zou kunnen worden. Het is deze universele kosmische gave aan wilsschepselen die hen ervoor behoedt hulpeloze slachtoffers te worden van de impliciete, apriorisch aangenomen onderstellingen van de wetenschap, de filosofie en de religie. Deze werkelijkheidsgevoeligheid van het kosmische bewustzijn reageert op bepaalde fasen van de realiteit, precies zoals energie-materie reageert op zwaartekracht. Het zou nog juister zijn om te zeggen dat deze bovenmateriële werkelijkheden zo reageren op het bewustzijn van de kosmos.
1955 16:6.5 The cosmic mind unfailingly responds (recognizes response) on three levels of universe reality. These responses are self-evident to clear-reasoning and deep-thinking minds. These levels of reality are:
1997 16:6.5 Het kosmische bewustzijn reageert (herkent reactie) feilloos op drie niveaus van universum-werkelijkheid. Deze reacties zijn vanzelfsprekend voor degenen die helder redeneren en diep nadenken. Deze realiteitsniveaus zijn:
1955 16:6.6 1. Causation—the reality domain of the physical senses, the scientific realms of logical uniformity, the differentiation of the factual and the nonfactual, reflective conclusions based on cosmic response. This is the mathematical form of the cosmic discrimination.
1997 16:6.6 1. Veroorzaking — het realiteitsdomein van de lichamelijke zintuigen, de wetenschappelijke gebieden van logische uniformiteit, de differentiatie van het feitelijke en het niet-feitelijke, reflectieve conclusies die gebaseerd zijn op kosmische respons. Dit is de mathematische vorm van het kosmische onderscheidingsvermogen.
1955 16:6.7 2. Duty—the reality domain of morals in the philosophic realm, the arena of reason, the recognition of relative right and wrong. This is the judicial form of the cosmic discrimination.
1997 16:6.7 2. Plicht — het realiteitsdomein van de ethiek in het rijk der filosofie, de arena van de rede, de onderkenning van relatief goed en kwaad. Dit is de oordelende vorm van het kosmische onderscheidingsvermogen.
1955 16:6.8 3. Worship—the spiritual domain of the reality of religious experience, the personal realization of divine fellowship, the recognition of spirit values, the assurance of eternal survival, the ascent from the status of servants of God to the joy and liberty of the sons of God. This is the highest insight of the cosmic mind, the reverential and worshipful form of the cosmic discrimination.
1997 16:6.8 3. Godsverering — het geestelijke domein van de realiteit der religieuze ervaring, het persoonlijke besef van de goddelijke vriendschap, de onderkenning van geest-waarden, de verzekerdheid van eeuwige overleving, de opklimming vanuit de staat van dienaar van God tot de vreugde en vrijheid van een zoon van God. Dit is het hoogste inzicht van het kosmische bewustzijn, de eerbiedige, Godvererende vorm van kosmisch onderscheidingsvermogen.
1955 16:6.9 These scientific, moral, and spiritual insights, these cosmic responses, are innate in the cosmic mind, which endows all will creatures. The experience of living never fails to develop these three cosmic intuitions; they are constitutive in the self-consciousness of reflective thinking. But it is sad to record that so few persons on Urantia take delight in cultivating these qualities of courageous and independent cosmic thinking.
1997 16:6.9 Deze wetenschappelijke, ethische en geestelijke inzichten, deze kosmische reacties, zijn inherent in het kosmische bewustzijn waarmee alle wilsschepselen worden begiftigd. De levenservaring ontwikkelt zonder uitzondering deze drie kosmische intuïties: zij zijn constitutief voor de ontwikkeling van het zelf-bewustzijn van het reflectieve denken. Doch het is droevig te moeten vaststellen dat zo weinig mensen op Urantia er genoegen in scheppen om deze kwaliteiten van het moedige, onafhankelijke, kosmische denken te cultiveren.
1955 16:6.10 In the local universe mind bestowals, these three insights of the cosmic mind constitute the a priori assumptions which make it possible for man to function as a rational and self-conscious personality in the realms of science, philosophy, and religion. Stated otherwise, the recognition of the reality of these three manifestations of the Infinite is by a cosmic technique of self-revelation. Matter-energy is recognized by the mathematical logic of the senses; mind-reason intuitively knows its moral duty; spirit-faith (worship) is the religion of the reality of spiritual experience. These three basic factors in reflective thinking may be unified and co-ordinated in personality development, or they may become disproportionate and virtually unrelated in their respective functions. But when they become unified, they produce a strong character consisting in the correlation of a factual science, a moral philosophy, and a genuine religious experience. And it is these three cosmic intuitions that give objective validity, reality, to man’s experience in and with things, meanings, and values.
1997 16:6.10 In het bewustzijn dat in plaatselijke universa worden geschonken, vormen deze drie inzichten van het kosmische bewustzijn de apriorische vooronderstellingen die het de mens mogelijk maken als een rationele en zelf-bewuste persoonlijkheid te functioneren op de terreinen van wetenschap, filosofie, en religie. Anders gezegd, de erkenning van de realiteit van deze drie manifestaties van de Oneindige vindt plaats door een kosmische techniek van zelfopenbaring. Materie-energie wordt herkend door de mathematische logica van de zintuigen; de bewustzijnsrede kent intuïtief haar morele plicht; geest-geloof (godsverering) is de religie van de werkelijkheid van geestelijke ervaring. Deze drie fundamentele factoren in het reflectieve denken kunnen worden verenigd en gecoördineerd in de ontwikkeling van de persoonlijkheid, of zij kunnen in wanverhouding tot elkaar geraken en praktisch alle onderling verband verliezen in hun respectieve functies. Wanneer zij echter geünificeerd worden, brengen ze een sterk karakter voort, gebaseerd op de correlatie van op feiten gebaseerde wetenschap, een morele levensopvatting, en echte religieuze ervaring. Deze drie kosmische intuïties nu, geven objectieve geldigheid, werkelijkheid, aan ’s mensen ervaring in en met dingen, betekenissen en waarden.
1955 16:6.11 It is the purpose of education to develop and sharpen these innate endowments of the human mind; of civilization to express them; of life experience to realize them; of religion to ennoble them; and of personality to unify them.
1997 16:6.11 Het is het doel van scholing om deze aangeboren gaven van het menselijke bewustzijn te ontwikkelen en te verscherpen; van civilisatie om uit te drukken; van levenservaring om te verwezenlijken, van de religie om te veredelen, en van de persoonlijkheid om te unificeren.
7. MORALS, VIRTUE, AND PERSONALITY
7. MORALITEIT, RECHTSCHAPENHEID, EN PERSOONLIJKHEID
1955 16:7.1 Intelligence alone cannot explain the moral nature. Morality, virtue, is indigenous to human personality. Moral intuition, the realization of duty, is a component of human mind endowment and is associated with the other inalienables of human nature: scientific curiosity and spiritual insight. Man’s mentality far transcends that of his animal cousins, but it is his moral and religious natures that especially distinguish him from the animal world.
1997 16:7.1 Intelligentie alleen kan de morele natuur niet verklaren. Moraliteit, deugd, is de menselijke persoonlijkheid aangeboren. De morele intuïtie, plichtsbesef, is een bestanddeel van het bewustzijn dat de mens is geschonken, en zij is verbonden met de andere onvervreemdbare eigenschappen van de menselijke natuur: wetenschappelijke weetgierigheid en geestelijk inzicht. ’s Mensen geestvermogens gaan die van zijn dierlijke verwanten ver te boven, maar het zijn zijn morele en religieuze natuur die hem speciaal onderscheiden van het dierenrijk.
1955 16:7.2 The selective response of an animal is limited to the motor level of behavior. The supposed insight of the higher animals is on a motor level and usually appears only after the experience of motor trial and error. Man is able to exercise scientific, moral, and spiritual insight prior to all exploration or experimentation.
1997 16:7.2 De selectieve respons van een dier is beperkt tot het motorische niveau van gedrag. Het ver- meende inzicht van de hogere dieren ligt op een motorisch niveau en treedt gewoonlijk pas aan de dag na de ervaring van het motorische pogen en falen. De mens is in staat om wetenschappelijk, moreel en geestelijk inzicht aan te wenden vóór hij aan enige verkenning of proefneming begint.
1955 16:7.3 Only a personality can know what it is doing before it does it; only personalities possess insight in advance of experience. A personality can look before it leaps and can therefore learn from looking as well as from leaping. A nonpersonal animal ordinarily learns only by leaping.
1997 16:7.3 Alleen een persoonlijkheid kan weten wat hij doet voordat hij het doet; alleen persoonlijkheden hebben inzicht dat aan ervaring voorafgaat. Een persoonlijkheid kan eerst kijken voordat hij springt, en kan daarom leren zowel door te kijken als door te springen. Een niet-persoonlijk dier leert gewoonlijk slechts door te springen.
1955 16:7.4 As a result of experience an animal becomes able to examine the different ways of attaining a goal and to select an approach based on accumulated experience. But a personality can also examine the goal itself and pass judgment on its worth-whileness, its value. Intelligence alone can discriminate as to the best means of attaining indiscriminate ends, but a moral being possesses an insight which enables him to discriminate between ends as well as between means. And a moral being in choosing virtue is nonetheless intelligent. He knows what he is doing, why he is doing it, where he is going, and how he will get there.
1997 16:7.4 Tengevolge van ervaring raakt een dier in staat de verschillende manieren te onderzoeken om een doel te bereiken, en een benadering te kiezen die gebaseerd is op zijn verzamelde ervaring. Maar een persoonlijkheid kan ook het doel zelve onderzoeken en oordelen of het de moeite waard is, de waarde ervan beoordelen. Intelligentie op zichzelf kan onderscheiden wat de beste manier is om willekeurige doeleinden te bereiken, doch een moreel wezen bezit een inzicht dat hem in staat stelt te onderscheiden zowel tussen doeleinden als tussen de wegen om deze te bereiken. En wanneer een moreel wezen deugd verkiest, is hij niettemin verstandig. Hij weet wat hij doet, waarom hij het doet, waarheen hij gaat, en hoe hij daar zal komen.
1955 16:7.5 When man fails to discriminate the ends of his mortal striving, he finds himself functioning on the animal level of existence. He has failed to avail himself of the superior advantages of that material acumen, moral discrimination, and spiritual insight which are an integral part of his cosmic-mind endowment as a personal being.
1997 16:7.5 Wanneer de mens de doeleinden van zijn streven als sterveling niet onderscheidt, bevindt hij dat hij functioneert op het dierlijke niveau van bestaan. Hij is er niet in geslaagd de hogere voordelen te benutten van de materiële scherpzinnigheid, het morele onderscheidingsvermogen en geestelijke inzicht die voor hem als persoonlijk wezen een integraal bestanddeel vormen van het kosmische bewustzijn dat hem geschonken is.
1955 16:7.6 Virtue is righteousness—conformity with the cosmos. To name virtues is not to define them, but to live them is to know them. Virtue is not mere knowledge nor yet wisdom but rather the reality of progressive experience in the attainment of ascending levels of cosmic achievement. In the day-by-day life of mortal man, virtue is realized by the consistent choosing of good rather than evil, and such choosing ability is evidence of the possession of a moral nature.
1997 16:7.6 Deugd is rechtvaardigheid — conformiteit met de kosmos. Het benoemen van deugden is niet hetzelfde als het definiëren ervan, maar als ge ernaar leeft, kent ge ze. Deugd is niet louter kennis en nog geen wijsheid, maar veeleer de realiteit van progressieve ervaring in het bereiken van opgaande niveaus van kosmische prestaties. In het dagelijks leven van de sterfelijke mens wordt deugd verwezenlijkt door het bestendig kiezen van het goede in plaats van het kwade, en deze bekwaamheid om te kiezen is het bewijs van het bezit van een morele natuur.
1955 16:7.7 Man’s choosing between good and evil is influenced, not only by the keenness of his moral nature, but also by such influences as ignorance, immaturity, and delusion. A sense of proportion is also concerned in the exercise of virtue because evil may be perpetrated when the lesser is chosen in the place of the greater as a result of distortion or deception. The art of relative estimation or comparative measurement enters into the practice of the virtues of the moral realm.
1997 16:7.7 s Mensen kiezen tussen goed en kwaad wordt niet alleen beïnvloed door de wakkerheid van zijn morele natuur, doch ook door invloeden als onwetendheid, onrijpheid en waanideeën. Een gevoel voor verhoudingen speelt ook een rol in het beoefenen van deugd, omdat men kwaad kan bedrijven wanneer tengevolge van vertekenig of misleiding het mindere wordt gekozen in plaats van het betere. De kunst van relatieve schatting of vergelijkende meting is een onderdeel van de beoefening van de deugden in het domein van de ethiek.
1955 16:7.8 Man’s moral nature would be impotent without the art of measurement, the discrimination embodied in his ability to scrutinize meanings. Likewise would moral choosing be futile without that cosmic insight which yields the consciousness of spiritual values. From the standpoint of intelligence, man ascends to the level of a moral being because he is endowed with personality.
1997 16:7.8 s Mensen morele natuur zou machteloos zijn zonder de kunst van het meten, het onderscheidingsvermogen dat besloten is in zijn vermogen tot het nauwkeurig onderzoek van bedoelingen. Zijn morele keuzen zouden eveneens doelloos zijn zonder het kosmische inzicht dat besef van geestelijke waarden oplevert. Gezien vanuit het standpunt van intelligentie, klimt de mens op tot het niveau van een moreel wezen omdat hij begiftigd is met persoonlijkheid.
1955 16:7.9 Morality can never be advanced by law or by force. It is a personal and freewill matter and must be disseminated by the contagion of the contact of morally fragrant persons with those who are less morally responsive, but who are also in some measure desirous of doing the Father’s will.
1997 16:7.9 Moraliteit kan nooit worden bevorderd door wetgeving of door dwang. Zij is een persoonlijke, vrijwillige aangelegenheid en moet worden verspreid door de aanstekelijke werking van het contact van personen die de zoete geur van moraliteit verspreiden met degenen die minder moreel responsief zijn, maar die ook tot op zekere hoogte verlangend zijn de wil van de Vader te doen.
1955 16:7.10 Moral acts are those human performances which are characterized by the highest intelligence, directed by selective discrimination in the choice of superior ends as well as in the selection of moral means to attain these ends. Such conduct is virtuous. Supreme virtue, then, is wholeheartedly to choose to do the will of the Father in heaven.
1997 16:7.10 Morele daden zijn die opmerkelijke prestaties van de mens die worden gekenmerkt door de hoogste intelligentie, gestuurd door een zorgvuldig oordeelsvermogen zowel bij de keuze van hogere doeleinden als bij de selectie van morele middelen om deze doeleinden te bereiken. Dergelijk gedrag is deugdzaam en rechtschapen. Het is dan ook de allerhoogste rechtschapenheid om van ganser harte te verkiezen de wil van de Vader in de hemel te doen.
8. URANTIA PERSONALITY
8. URANTIA-PERSOONLIJKHEID
1955 16:8.1 The Universal Father bestows personality upon numerous orders of beings as they function on diverse levels of universe actuality. Urantia human beings are endowed with personality of the finite-mortal type, functioning on the level of the ascending sons of God.
1997 16:8.1 De Universele Vader schenkt persoonlijkheid aan wezens van talrijke orden, zoals zij functioneren op diverse niveaus van universum-actualiteit. De mensen van Urantia zijn begiftigd met persoonlijkheid van het eindig-sterfelijke type, functionerend op het niveau van de opklimmende zonen van God.
1955 16:8.2 Though we can hardly undertake to define personality, we may attempt to narrate our understanding of the known factors which go to make up the ensemble of material, mental, and spiritual energies whose interassociation constitutes the mechanism wherein and whereon and wherewith the Universal Father causes his bestowed personality to function.
1997 16:8.2 Ofschoon wij het niet op ons kunnen nemen om persoonlijkheid te definiëren, kunnen wij wel trachten te vertellen hoe wij de bekende factoren verstaan die het samenstel vormen van de materiële, mentale en geestelijke energieën, wier onderlinge associatie het mechanisme vormt waarin en waarop en waarmee de Universele Vader de persoonlijkheid die hij verleent, doet functioneren.
1955 16:8.3 Personality is a unique endowment of original nature whose existence is independent of, and antecedent to, the bestowal of the Thought Adjuster. Nevertheless, the presence of the Adjuster does augment the qualitative manifestation of personality. Thought Adjusters, when they come forth from the Father, are identical in nature, but personality is diverse, original, and exclusive; and the manifestation of personality is further conditioned and qualified by the nature and qualities of the associated energies of a material, mindal, and spiritual nature which constitute the organismal vehicle for personality manifestation.
1997 16:8.3 Persoonlijkheid is een unieke schenking van oorspronkelijke aard, welks bestaan onafhankelijk is van, en voorafgaat aan de schenking van de Gedachtenrichter. Niettemin verbreedt de aanwezigheid van de Richter wel degelijk de kwalitatieve manifestatie van persoonlijkheid. Wanneer de Gedachtenrichters uitgaan van de Vader zijn zij identiek van natuur, maar persoonlijkheid is divers, oorspronkelijk en exclusief; bovendien wordt de manifestatie van persoonlijkheid verder bepaald en beperkt door de natuur en de kwaliteiten van de geassocieerde energieën van materiële, mentale en geestelijke aard die het organisme-voertuig vormen voor de manifestatie van persoonlijkheid.
1955 16:8.4 Personalities may be similar, but they are never the same. Persons of a given series, type, order, or pattern may and do resemble one another, but they are never identical. Personality is that feature of an individual which we know, and which enables us to identify such a being at some future time regardless of the nature and extent of changes in form, mind, or spirit status. Personality is that part of any individual which enables us to recognize and positively identify that person as the one we have previously known, no matter how much he may have changed because of the modification of the vehicle of expression and manifestation of his personality.
1997 16:8.4 Persoonlijkheden kunnen gelijksoortig zijn, doch zij zijn nooit gelijk. Personen van een bepaalde groep, type, orde, of patroon kunnen op elkaar lijken, en doen dit ook, maar zij zijn nooit identiek. Persoonlijkheid is dat hoofdkenmerk van een individueel wezen dat wij kennen en dat ons in staat stelt dit wezen op een bepaald moment in de toekomst te identificeren, ongeacht de aard en omvang van veranderingen in gestalte, bewustzijn, of geestelijke status. Persoonlijkheid is dat deel van ieder individu dat ons in staat stelt die persoon te herkennen en positief te identificeren als degene die wij eerder gekend hebben, waarbij het er niet toe doet hoezeer hij ook veranderd moge zijn door de modificatie van het voertuig waardoor zijn persoonlijkheid zich uitdrukt en manifesteert.
1955 16:8.5 Creature personality is distinguished by two self-manifesting and characteristic phenomena of mortal reactive behavior: self-consciousness and associated relative free will.
1997 16:8.5 Geschapen persoonlijkheid onderscheidt zich door twee zich zelf manifesterende en karakteristieke verschijnselen in het reactieve gedrag van stervelingen: zelf-bewustzijn en de daarmee verbonden relatieve vrije wil.
1955 16:8.6 Self-consciousness consists in intellectual awareness of personality actuality; it includes the ability to recognize the reality of other personalities. It indicates capacity for individualized experience in and with cosmic realities, equivalating to the attainment of identity status in the personality relationships of the universe. Self-consciousness connotes recognition of the actuality of mind ministration and the realization of relative independence of creative and determinative free will.
1997 16:8.6 Zelf-bewustzijn bestaat in verstandelijk besef van de actualiteit van persoonlijkheid: het sluit het vermogen in om de werkelijkheid van andere persoonlijkheden te onderkennen. Het wijst op het vermogen tot geïndividualiseerde ervaring in en met kosmische realiteiten, hetgeen gelijk staat aan het bereiken van identiteitsstatus in de persoonlijkheidsbetrekkingen van het universum. Zelf-bewustzijn impliceert de onderkenning van de realiteit van bewustzijnsbijstand en de verwezenlijking van de relatieve onafhankelijkheid van de creatieve, determinerende vrije wil.
1955 16:8.7 The relative free will which characterizes the self-consciousness of human personality is involved in:
1997 16:8.7 De relatieve vrije wil die het zelf-bewustzijn van menselijke persoonlijkheid kenmerkt, is betrokken in:
1955 16:8.8 1. Moral decision, highest wisdom.
1997 16:8.8 1. morele besluitvorming, de hoogste wijsheid;
1955 16:8.9 2. Spiritual choice, truth discernment.
1997 16:8.9 2. geestelijke keuze, het onderscheiden van waarheid;
1955 16:8.10 3. Unselfish love, brotherhood service.
1997 16:8.10 3. onbaatzuchtige liefde, broederschapsdienstbaarheid;
1955 16:8.11 4. Purposeful co-operation, group loyalty.
1997 16:8.11 4. doelbewuste samenwerking, groepsloyaliteit;
1955 16:8.12 5. Cosmic insight, the grasp of universe meanings.
1997 16:8.12 5. kosmisch inzicht, het begrijpen van universum-betekenissen;
1955 16:8.13 6. Personality dedication, wholehearted devotion to doing the Father’s will.
1997 16:8.13 6. toewijding van de persoonlijkheid, van ganser harte toegewijd zijn aan het doen van de wil van de Vader;
1955 16:8.14 7. Worship, the sincere pursuit of divine values and the wholehearted love of the divine Value-Giver.
1997 16:8.14 7. godsverering, het oprechte streven naar goddelijke waarden en oprechte liefde voor de goddelijke Schenker van waarden.
1955 16:8.15 The Urantia type of human personality may be viewed as functioning in a physical mechanism consisting of the planetary modification of the Nebadon type of organism belonging to the electrochemical order of life activation and endowed with the Nebadon order of the Orvonton series of the cosmic mind of parental reproductive pattern. The bestowal of the divine gift of personality upon such a mind-endowed mortal mechanism confers the dignity of cosmic citizenship and enables such a mortal creature forthwith to become reactive to the constitutive recognition of the three basic mind realities of the cosmos:
1997 16:8.15 Menselijke persoonlijkheid van het Urantia-type kan beschouwd worden als functionerend in een fysisch mechanisme dat bestaat uit de planetaire modificatie van het Nebadon-type organisme, dat behoort tot de elektrochemische orde van levensactivering en is begiftigd met kosmisch bewustzijn van de Nebadon-orde uit de Orvonton-reeks van het patroon dat via ouders wordt gereproduceerd. De schenking van de goddelijke gave van persoonlijkheid aan zulk een sterfelijk mechanisme dat met bewustzijn is begiftigd, verleent het de waardigheid van kosmisch burgerschap en stelt zulk een sterfelijk schepsel in staat meteen reactief te worden op de constitutieve onderkenning der drie fundamentele bewustzijnsrealiteiten van de kosmos:
1955 16:8.16 1. The mathematical or logical recognition of the uniformity of physical causation.
1997 16:8.16 1. de mathematische of logische herkenning van uniformiteit in fysische veroorzaking;
1955 16:8.17 2. The reasoned recognition of the obligation of moral conduct.
1997 16:8.17 2. de beredeneerde erkenning van de verplichting tot moreel gedrag;
1955 16:8.18 3. The faith-grasp of the fellowship worship of Deity, associated with the loving service of humanity.
1997 16:8.18 3. het geloofsvatten van de broederschapsverering van de Godheid, verbonden met het liefdevol dienen der mensheid.
1955 16:8.19 The full function of such a personality endowment is the beginning realization of Deity kinship. Such a selfhood, indwelt by a prepersonal fragment of God the Father, is in truth and in fact a spiritual son of God. Such a creature not only discloses capacity for the reception of the gift of the divine presence but also exhibits reactive response to the personality-gravity circuit of the Paradise Father of all personalities.
1997 16:8.19 De volledige functie van zulk een persoonlijkheidsgave is de beginnende bewustwording van verwantschap met de Godheid. Zulk een zelfheid, waarin een voorpersoonlijk fragment van God de Vader woont, is naar waarheid en in feite een geestelijke zoon van God. Deze mens onthult niet alleen het vermogen om de gave van de goddelijke tegenwoordigheid te ontvangen, maar vertoont ook reactieve respons op het persoonlijkheidszwaartekrachtcircuit van de Paradijs-Vader van alle persoonlijkheden.
9. REALITY OF HUMAN CONSCIOUSNESS
9. DE REALITEIT VAN HET MENSELIJKE BEWUSTZIJN
1955 16:9.1 The cosmic-mind-endowed, Adjuster-indwelt, personal creature possesses innate recognition-realization of energy reality, mind reality, and spirit reality. The will creature is thus equipped to discern the fact, the law, and the love of God. Aside from these three inalienables of human consciousness, all human experience is really subjective except that intuitive realization of validity attaches to the unification of these three universe reality responses of cosmic recognition.
1997 16:9.1 Het met kosmisch bewustzijn begiftigde persoonlijke schepsel in wie een Richter woont, bezit een aangeboren onderkenningsbesef van energie-werkelijkheid, bewustzijnswerkelijkheid en geest-werkelijkheid. Het wilsschepsel is aldus toegerust om het feit, de wet, en de liefde van God te bespeuren. Afgezien van deze drie onvervreemdbare elementen van het menselijke bewustzijn is alle menselijke ervaring werkelijk subjectief, behalve dat aan de unificatie van deze drie reacties van kosmische onderkenning van universum-realiteit een intuïtief besef van geldigheid inherent is.
1955 16:9.2 The God-discerning mortal is able to sense the unification value of these three cosmic qualities in the evolution of the surviving soul, man’s supreme undertaking in the physical tabernacle where the moral mind collaborates with the indwelling divine spirit to dualize the immortal soul. From its earliest inception the soul is real; it has cosmic survival qualities.
1997 16:9.2 De Godbespeurende sterveling is in staat om de unificatiewaarde te voelen van deze drie kosmische kwaliteiten in de evolutie van zijn overlevende ziel, ’s mensen allerhoogste onderneming in de fysische tabernakel waar het morele bewustzijn samenwerkt met de inwonende goddelijke geest, om als een tweeheid de onsterfelijke ziel voort te brengen. Vanaf haar allereerste aanvang is de ziel reëel; zij bezit kosmische overlevingskwaliteiten.
1955 16:9.3 If mortal man fails to survive natural death, the real spiritual values of his human experience survive as a part of the continuing experience of the Thought Adjuster. The personality values of such a nonsurvivor persist as a factor in the personality of the actualizing Supreme Being. Such persisting qualities of personality are deprived of identity but not of experiential values accumulated during the mortal life in the flesh. The survival of identity is dependent on the survival of the immortal soul of morontia status and increasingly divine value. Personality identity survives in and by the survival of the soul.
1997 16:9.3 Indien de sterfelijke mens de natuurlijke dood niet overleeft, overleven toch de werkelijke geestelijke waarden van zijn menselijke ervaring als een onderdeel van de voortdurende ervaring van de Gedachtenrichter. De persoonlijkheidswaarden van zulk een niet-overlevende blijven bestaan als een factor in de persoonlijkheid van de actualiserende Allerhoogste. Zulke blijvende kwaliteiten van de persoonlijkheid zijn beroofd van de identiteit, maar niet van de experiëntiële waarden die gedurende het sterfelijke leven in het vlees zijn vergaard. De overleving van de identiteit is afhankelijk van de overleving van de onsterfelijke ziel van morontia-status en van steeds goddelijker waarde. De identiteit van de persoonlijkheid overleeft in en door de overleving van de ziel.
1955 16:9.4 Human self-consciousness implies the recognition of the reality of selves other than the conscious self and further implies that such awareness is mutual; that the self is known as it knows. This is shown in a purely human manner in man’s social life. But you cannot become so absolutely certain of a fellow being’s reality as you can of the reality of the presence of God that lives within you. The social consciousness is not inalienable like the God-consciousness; it is a cultural development and is dependent on knowledge, symbols, and the contributions of the constitutive endowments of man—science, morality, and religion. And these cosmic gifts, socialized, constitute civilization.
1997 16:9.4 Het menselijke zelf-bewustzijn houdt de onderkenning in van de realiteit van andere zelfheden dan dit bewuste zelf en impliceert verder dat deze bewustheid wederzijds is: dat het zelf gekend wordt zoals het kent[4]. Dit blijkt op zuiver menselijke wijze in het sociale leven van de mens. Ge kunt echter nooit zo absoluut zeker worden van de realiteit van een medemens als van de realiteit van de aanwezigheid Gods die in u woont[5]. Het sociale bewustzijn is niet onvervreemdbaar zoals het Godsbewustzijn; het is een culturele ontwikkeling en afhankelijk van kennis, symbolen en de bijdragen der constitutieve talenten van de mens — wetenschap, moraliteit en religie. En deze kosmische gaven vormen, gesocialiseerd, samen de civilisatie.
1955 16:9.5 Civilizations are unstable because they are not cosmic; they are not innate in the individuals of the races. They must be nurtured by the combined contributions of the constitutive factors of man—science, morality, and religion. Civilizations come and go, but science, morality, and religion always survive the crash.
1997 16:9.5 Civilisaties zijn onbestendig omdat zij niet kosmisch zijn; ze zijn niet aangeboren in de individuen van de mensengeslachten. Zij moeten worden gevoed door de gecombineerde bijdragen der constitutieve factoren van de mens — wetenschap, moraliteit en religie. Civilisaties komen en gaan, maar wetenschap, moraliteit en religie overleven de ineenstorting altijd.
1955 16:9.6 Jesus not only revealed God to man, but he also made a new revelation of man to himself and to other men. In the life of Jesus you see man at his best. Man thus becomes so beautifully real because Jesus had so much of God in his life, and the realization (recognition) of God is inalienable and constitutive in all men.
1997 16:9.6 Jezus heeft niet alleen God geopenbaard aan de mens, maar hij heeft ook een nieuwe openbaring van de mens aan zichzelf en aan andere mensen gegeven[6]. In het leven van Jezus ziet ge de mens op zijn best. De mens wordt aldus zo prachtig werkelijk, omdat Jezus zoveel van God in zijn leven had, en de bewustwording (de herkenning) van God is onvervreemdbaar en constitutief in alle mensen.
1955 16:9.7 Unselfishness, aside from parental instinct, is not altogether natural; other persons are not naturally loved or socially served. It requires the enlightenment of reason, morality, and the urge of religion, God-knowingness, to generate an unselfish and altruistic social order. Man’s own personality awareness, self-consciousness, is also directly dependent on this very fact of innate other-awareness, this innate ability to recognize and grasp the reality of other personality, ranging from the human to the divine.
1997 16:9.7 Afgezien van het ouder-instinct, is onbaatzuchtigheid niet geheel natuurlijk: andere personen worden niet van nature bemind of sociaal gediend. De verlichting van de rede, de moraliteit, en de impuls van de religie, het kennen van God, zijn nodig om een onbaatzuchtige, altruïstische sociale orde voort te brengen. ’s Mensen eigen gewaarwording van zijn persoonlijkheid, het zelf-bewustzijn, is ook rechtstreeks afhankelijk van dit feit van het aangeboren zich bewust zijn van anderen, dit aangeboren vermogen om de realiteit te onderkennen en te vatten van andere persoonlijkheid, variërend van menselijk tot goddelijk.
1955 16:9.8 Unselfish social consciousness must be, at bottom, a religious consciousness; that is, if it is objective; otherwise it is a purely subjective philosophic abstraction and therefore devoid of love. Only a God-knowing individual can love another person as he loves himself.
1997 16:9.8 Onbaatzuchtig sociaal bewustzijn moet, in de grond der zaak, een religieus besef zijn, dat wil zeggen, als het objectief is; anders is het een zuiver subjectieve filosofische abstractie en derhalve verstoken van liefde. Alleen een Godkennende individuele mens kan iemand anders liefhebben zoals hij zichzelf liefheeft.
1955 16:9.9 Self-consciousness is in essence a communal consciousness: God and man, Father and son, Creator and creature. In human self-consciousness four universe-reality realizations are latent and inherent:
1997 16:9.9 Zelf-bewustzijn is in essentie een gemeenschapsbewustzijn: God en de mens, Vader en zoon, Schepper en schepsel. In het zelf-bewustzijn van de mens zijn vier vormen van bewustwording van de universum-werkelijkheid latent en inherent:
1955 16:9.10 1. The quest for knowledge, the logic of science.
1997 16:9.10 1. het zoeken naar kennis, de logica der wetenschap;
1955 16:9.11 2. The quest for moral values, the sense of duty.
1997 16:9.11 2. het zoeken naar morele waarden, het plichtsgevoel;
1955 16:9.12 3. The quest for spiritual values, the religious experience.
1997 16:9.12 3. het zoeken naar geestelijke waarden, de religieuze ervaring;
1955 16:9.13 4. The quest for personality values, the ability to recognize the reality of God as a personality and the concurrent realization of our fraternal relationship with fellow personalities.
1997 16:9.13 4. het zoeken naar persoonlijkheidswaarden, het vermogen om de realiteit van God als persoonlijkheid te onderkennen en het daarmee samengaande besef van onze broederlijke betrekking tot medepersoonlijkheden.
1955 16:9.14 You become conscious of man as your creature brother because you are already conscious of God as your Creator Father. Fatherhood is the relationship out of which we reason ourselves into the recognition of brotherhood. And Fatherhood becomes, or may become, a universe reality to all moral creatures because the Father has himself bestowed personality upon all such beings and has encircuited them within the grasp of the universal personality circuit. We worship God, first, because he is, then, because he is in us, and last, because we are in him.
1997 16:9.14 Ge wordt u bewust van de mens als uw schepsel-broeder omdat ge u reeds bewust zijt van God als uw Schepper-Vader. Het Vaderschap is de verhouding van waaruit wij ons door redenering ertoe brengen broederschap te erkennen. En het Vaderschap wordt voor alle morele schepselen een universum-werkelijkheid, of kan dit worden, omdat de Vader zelf al deze wezens met persoonlijkheid heeft begiftigd en hen heeft opgenomen in de greep van het universele persoonlijkheidscircuit. Wij aanbidden God omdat hij, ten eerste, is, vervolgens omdat hij in ons is, en ten slotte omdat wij in hem zijn.
1955 16:9.15 Is it strange that the cosmic mind should be self-consciously aware of its own source, the infinite mind of the Infinite Spirit, and at the same time conscious of the physical reality of the far-flung universes, the spiritual reality of the Eternal Son, and the personality reality of the Universal Father?
1997 16:9.15 Is het dan verwonderlijk dat het kosmische bewustzijn zich zelf-bewust bewust is van zijn eigen bron, het oneindige bewustzijn van de Oneindige Geest, en zich terzelfdertijd bewust is van de fysische realiteit van de wijdverbreide universa, de geestelijke realiteit van de Eeuwige Zoon, en de persoonlijkheidsrealiteit van de Universele Vader?
1997 16:9.16 [Opgesteld onder verantwoording van een Universele Censor uit Uversa.]
Verhandeling 15. De zeven Superuniversa |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 17. De zeven groepen Allerhoogste Geesten |