Het Urantia Boek in het Engels is sinds 2006 wereldwijd Public Domain.
Vertalingen: © 1997 De Stichting Urantia
Verhandeling 58. Het tot stand brengen van leven op Urantia |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 60. Urantia tijdens de era van het eerste landleven |
THE MARINE-LIFE ERA ON URANTIA
DE ERA VAN HET ZEELEVEN OP URANTIA
1955 59:0.1 WE RECKON the history of Urantia as beginning about one billion years ago and extending through five major eras:
1997 59:0.1 De geschiedenis van Urantia begint volgens onze telling ongeveer één miljard jaar geleden, en omvat vijf grote era’s:
1955 59:0.2 1. The prelife era extends over the initial four hundred and fifty million years, from about the time the planet attained its present size to the time of life establishment. Your students have designated this period as the Archeozoic.
1997 59:0.2 1. De era vóór het leven bestond omvat de eerste vierhonderdvijftig miljoen jaar, ongeveer vanaf de tijd dat de planeet zijn huidige omvang kreeg, tot de tijd dat er leven tot stand werd gebracht. Uw geleerden hebben deze periode aangeduid als het Archeozoïcum.
1955 59:0.3 2. The life-dawn era extends over the next one hundred and fifty million years. This epoch intervenes between the preceding prelife or cataclysmic age and the following period of more highly developed marine life. This era is known to your researchers as the Proterozoic.
1997 59:0.3 2. De era van de dageraad van het leven strekt zich uit over de volgende honderdvijftig miljoen jaar. Dit tijdvak valt tussen het voorafgaande tijdvak vóór er leven was, ofwel het tijdperk van de cataclysmen, en de volgende periode van hoger ontwikkeld zeeleven. Dit tijdvak staat bij uw onderzoekers bekend als het Proterozoïcum.
1955 59:0.4 3. The marine-life era covers the next two hundred and fifty million years and is best known to you as the Paleozoic.
1997 59:0.4 3. De era van het zeeleven beslaat de volgende tweehonderdvijftig miljoen jaar en is bij u het best bekend als het Paleozoïcum.
1955 59:0.5 4. The early land-life era extends over the next one hundred million years and is known as the Mesozoic.
1997 59:0.5 4. De era van het eerste landleven duurt de volgende honderd miljoen jaar en staat bekend als het Mesozoïcum.
1955 59:0.6 5. The mammalian era occupies the last fifty million years. This recent-times era is known as the Cenozoic.
1997 59:0.6 5. De era der zoogdieren beslaat de laatste vijftig miljoen jaar. Dit tijdvak van de recente tijden staat bekend als het Kaenozoïcum.
1955 59:0.7 The marine-life era thus covers about one quarter of your planetary history. It may be subdivided into six long periods, each characterized by certain well-defined developments in both the geologic realms and the biologic domains.
1997 59:0.7 De era van het zeeleven beslaat aldus ongeveer een kwart van uw planetaire geschiedenis. Het kan worden onderverdeeld in zes lange perioden die elk worden gekenmerkt door bepaalde goed omschreven ontwikkelingen, op zowel geologisch als biologisch gebied.
1955 59:0.8 As this era begins, the sea bottoms, the extensive continental shelves, and the numerous shallow near-shore basins are covered with prolific vegetation. The more simple and primitive forms of animal life have already developed from preceding vegetable organisms, and the early animal organisms have gradually made their way along the extensive coast lines of the various land masses until the many inland seas are teeming with primitive marine life. Since so few of these early organisms had shells, not many have been preserved as fossils. Nevertheless the stage is set for the opening chapters of that great “stone book” of the life-record preservation which was so methodically laid down during the succeeding ages.
1997 59:0.8 Bij de aanvang van deze era zijn de bodems van de zeeën, de uitgestrekte continentale plateaus en de talrijke bij de kust gelegen ondiepe bekkens, bedekt met een overvloedige vegetatie. De meer eenvoudige en primitieve vormen van dierlijk leven hebben zich al ontwikkeld uit voorgaande plantaardige organismen, en de vroege dierlijke organismen hebben geleidelijk hun weg gevonden langs de uitgestrekte kusten van de diverse landmassa’s, totdat het in de vele binnenzeeën wemelt van primitief zeeleven. Aangezien slechts enkele van deze jonge organismen schelpen hadden, zijn er niet vele als fossielen bewaard gebleven. Desalniettemin zijn alle voorbereidingen getroffen voor de eerste hoofdstukken van het grote ‘stenen boek’ waarin de vastgelegde feiten van het leven worden bewaard en dat gedurende de volgende eeuwen zo methodisch werd bijgehouden.
1955 59:0.9 The continent of North America is wonderfully rich in the fossil-bearing deposits of the entire marine-life era. The very first and oldest layers are separated from the later strata of the preceding period by extensive erosion deposits which clearly segregate these two stages of planetary development.
1997 59:0.9 Het continent van Noord-Amerika heeft een wonderbaarlijke rijkdom aan fossielen-bevattende afzettingen uit de hele era van het zeeleven. De allereerste, oudste lagen worden gescheiden van de latere lagen van de voorafgaande periode door uitgestrekte erosie-afzettingen, die deze twee stadia van planetaire ontwikkeling duidelijk van elkaar scheiden.
1. EARLY MARINE LIFE IN THE SHALLOW SEAS
1. HET VROEGE ZEELEVEN IN DE ONDIEPE ZEEËN
1955 59:1.1 By the dawn of this period of relative quiet on the earth’s surface, life is confined to the various inland seas and the oceanic shore line; as yet no form of land organism has evolved. Primitive marine animals are well established and are prepared for the next evolutionary development. Amebas are typical survivors of this initial stage of animal life, having made their appearance toward the close of the preceding transition period.
1997 59:1.1 Bij het aanbreken van deze periode van betrekkelijke rust aan het aardoppervlak beperkt het leven zich tot de verscheidene binnenzeeën en de kustlijn van de oceaan; tot dusver heeft zich nog geen vorm van landorganisme ontwikkeld. De primitieve zeedieren komen nu veelvuldig voor en zijn klaar voor de volgende evolutionaire ontwikkeling. De amoeben, die tegen het einde van de voorgaande overgangsperiode verschenen, zijn typische overlevenden van deze beginfase van het dierlijk leven.
1955 59:1.2 400,000,000 years ago marine life, both vegetable and animal, is fairly well distributed over the whole world. The world climate grows slightly warmer and becomes more equable. There is a general inundation of the seashores of the various continents, particularly of North and South America. New oceans appear, and the older bodies of water are greatly enlarged.
1997 59:1.2 400.000.000 jaar geleden was zowel het plantaardige als het dierlijke zeeleven tamelijk goed over de gehele aarde verspreid. Het wereldklimaat werd iets warmer en gelijkmatiger. Er was een algehele overstroming van de zeekusten van de verschillende continenten, in het bijzonder van Noord- en Zuid-Amerika. Er verschenen nieuwe oceanen, en de reeds bestaande wateren breidden zich sterk uit.
1955 59:1.3 Vegetation now for the first time crawls out upon the land and soon makes considerable progress in adaptation to a nonmarine habitat.
1997 59:1.3 Er kruipt nu voor de eerste maal vegetatie tegen het land op, en deze maakt weldra aanzienlijke vorderingen in de aanpassing aan de natuurlijke omgeving op het land.
1955 59:1.4 Suddenly and without gradation ancestry the first multicellular animals make their appearance. The trilobites have evolved, and for ages they dominate the seas. From the standpoint of marine life this is the trilobite age.
1997 59:1.4 Plotseling en zonder een zich geleidelijk ontwikkelend voorgeslacht, verschijnen de eerste meercellige dieren. De trilobieten zijn tot ontwikkeling gekomen, en eeuwenlang beheersen zij de zeeën. Vanuit het oogpunt van het zeeleven is dit het tijdperk der trilobieten.
1955 59:1.5 In the later portion of this time segment much of North America and Europe emerged from the sea. The crust of the earth was temporarily stabilized; mountains, or rather high elevations of land, rose along the Atlantic and Pacific coasts, over the West Indies, and in southern Europe. The entire Caribbean region was highly elevated.
1997 59:1.5 In het laatste deel van dit tijdsbestek kwamen een groot deel van Noord-Amerika en Europa boven water. De aardkorst was tijdelijk gestabiliseerd; bergen, of liever hooglanden, verrezen langs de kusten van de Atlantische en de Grote Oceaan, in West-Indië en in Zuid-Europa. Het gehele Caraïbische gebied werd hoog opgestuwd.
1955 59:1.6 390,000,000 years ago the land was still elevated. Over parts of eastern and western America and western Europe may be found the stone strata laid down during these times, and these are the oldest rocks which contain trilobite fossils. There were many long fingerlike gulfs projecting into the land masses in which were deposited these fossil-bearing rocks.
1997 59:1.6 390.000.000 jaar geleden lag het land nog steeds hoog. In sommige streken in het oosten en westen van Amerika en in het westen van Europa kunnen de lagen gesteente worden gevonden die in die tijden zijn ontstaan, en die de oudste gesteenten zijn die fossielen van trilobieten bevatten. Er bestonden vele, lange, vingervormige zeeboezems die in de landmassa’s binnendrongen en waarin deze fossielen dragende gesteenten werden afgezet.
1955 59:1.7 Within a few million years the Pacific Ocean began to invade the American continents. The sinking of the land was principally due to crustal adjustment, although the lateral land spread, or continental creep, was also a factor.
1997 59:1.7 Binnen enkele miljoenen jaren begon de Grote Oceaan de Amerikaanse continenten binnen te dringen. Het dalen van het land was in hoofdzaak te danken aan aanpassingen in de aardkorst, ofschoon de zijwaartse uitbreiding van het land, ofwel het voortkruipen van de continenten, ook een factor was.
1955 59:1.8 380,000,000 years ago Asia was subsiding, and all other continents were experiencing a short-lived emergence. But as this epoch progressed, the newly appearing Atlantic Ocean made extensive inroads on all adjacent coast lines. The northern Atlantic or Arctic seas were then connected with the southern Gulf waters. When this southern sea entered the Appalachian trough, its waves broke upon the east against mountains as high as the Alps, but in general the continents were uninteresting lowlands, utterly devoid of scenic beauty.
1997 59:1.8 380.000.000 jaar geleden was Azië bezig te zinken en lagen alle andere continenten korte tijd boven water. Maar bij het voortschrijden van dit tijdperk maakte de nu verschijnende Atlantische Oceaan uitgestrekte inhammen in alle aangrenzende kusten. De noordelijke At-lantische of Arctische zeeën waren toen verbonden met de zuidelijke wateren van de [Mexicaanse] Golf. Toen deze zuidelijke zee de Appalachische trog binnenstroomde, braken de golven in het oosten tegen bergen die zo hoog waren als de Alpen, maar in het algemeen waren de continenten weinig interessante laaglanden, geheel verstoken van landschappelijk schoon.
1955 59:1.9 The sedimentary deposits of these ages are of four sorts:
1997 59:1.9 De afzettingslagen uit deze tijden bestaan uit vier soorten:
1955 59:1.10 1. Conglomerates—matter deposited near the shore lines.
1997 59:1.10 1. conglomeraten — materie afgezet dichtbij de kustlijnen;
1955 59:1.11 2. Sandstones—deposits made in shallow water but where the waves were sufficient to prevent mud settling.
1997 59:1.11 2. zandsteensoorten — afzettingen in ondiep water, waar de golven echter sterk genoeg waren om te voorkomen dat er slib werd afgezet;
1955 59:1.12 3. Shales—deposits made in the deeper and more quiet water.
1997 59:1.12 3. leisteensoorten — afzettingen die ontstonden in het diepere, rustiger water;
1955 59:1.13 4. Limestone—including the deposits of trilobite shells in deep water.
1997 59:1.13 4. kalksteen — inclusief de afzettingen van trilobietenschelpen in diep water.
1955 59:1.14 The trilobite fossils of these times present certain basic uniformities coupled with certain well-marked variations. The early animals developing from the three original life implantations were characteristic; those appearing in the Western Hemisphere were slightly different from those of the Eurasian group and from the Australasian or Australian-Antarctic type.
1997 59:1.14 De trilobietenfossielen van deze tijden vertonen bepaalde fundamentele eenvormigheden vergezeld van bepaalde duidelijke variaties. De vroege dieren die zich ontwikkelden uit de drie originele implantaties van leven waren karakteristiek: degene die op het westelijk halfrond verschenen, verschilden lichtelijk van die van de Eurazische groep en van het Australazische of Australisch-Antarctische type.
1955 59:1.15 370,000,000 years ago the great and almost total submergence of North and South America occurred, followed by the sinking of Africa and Australia. Only certain parts of North America remained above these shallow Cambrian seas. Five million years later the seas were retreating before the rising land. And all of these phenomena of land sinking and land rising were undramatic, taking place slowly over millions of years.
1997 59:1.15 370.000.000 jaar geleden vond de grote, bijna totale overstroming van Noord-en Zuid-Amerika plaats, gevolgd door het verzinken van Afrika en Australië. Alleen bepaalde delen van Noord-Amerika bleven boven deze ondiepe zeeën van het Cambrium uitsteken. Vijf miljoen jaar later werden de zeeën teruggedrongen door het omhoogkomende land. Al deze verschijnselen van het zinken en weer omhoogkomen van land waren ondramatisch, daar zij langzaam plaatsvonden over een periode van miljoenen jaren.
1955 59:1.16 The trilobite fossil-bearing strata of this epoch outcrop here and there throughout all the continents except in central Asia. In many regions these rocks are horizontal, but in the mountains they are tilted and distorted because of pressure and folding. And such pressure has, in many places, changed the original character of these deposits. Sandstone has been turned into quartz, shale has been changed to slate, while limestone has been converted into marble.
1997 59:1.16 De lagen van dit tijdperk die fossielen van trilobieten bevatten, dagzomen hier en daar op alle continenten, behalve in Centraal Azië. In vele streken liggen deze rotsen horizontaal, maar in de bergen zijn ze gekanteld en vervormd door druk en plooiing. Bovendien heeft deze druk op vele plaatsen het oorspronkelijke karakter van deze afzetting veranderd. Zandsteen is tot kwarts geworden, leisteen is veranderd in lei, terwijl kalksteen is omgevormd tot marmer.
1955 59:1.17 360,000,000 years ago the land was still rising. North and South America were well up. Western Europe and the British Isles were emerging, except parts of Wales, which were deeply submerged. There were no great ice sheets during these ages. The supposed glacial deposits appearing in connection with these strata in Europe, Africa, China, and Australia are due to isolated mountain glaciers or to the displacement of glacial debris of later origin. The world climate was oceanic, not continental. The southern seas were warmer then than now, and they extended northward over North America up to the polar regions. The Gulf Stream coursed over the central portion of North America, being deflected eastward to bathe and warm the shores of Greenland, making that now ice-mantled continent a veritable tropic paradise.
1997 59:1.17 360.000.000 jaar geleden rees het land nog steeds. Noord- en Zuid-Amerika lagen tamelijk hoog. West-Europa en de Britse Eilanden kwamen boven water, behalve delen van Wales die nog diep onder water lagen. Er waren geen grote ijskappen in deze tijden. De veronderstelde glaciale afzettingen die in verband met deze lagen in Europa, Afrika, China en Australië voorkomen, zijn veroorzaakt door op zichzelf staande berggletsjers of door de verschuivingen van gletsjerresten van latere oorsprong. Het wereldklimaat was oceanisch, niet continentaal. De zuidelijke zeeën waren toen warmer dan nu en strekten zich over Noord-Amerika in noordelijke richting uit tot aan de poolstreek. De Golfstroom liep over het centrale deel van Noord-Amerika, en werd in oostelijke richting afgebogen zodat zij de kusten van Groenland omspoelde en verwarmde en van dat continent, dat nu met een dikke ijslaag is bekleed, een waar tropisch Paradijs maakte.
1955 59:1.18 The marine life was much alike the world over and consisted of the seaweeds, one-celled organisms, simple sponges, trilobites, and other crustaceans—shrimps, crabs, and lobsters. Three thousand varieties of brachiopods appeared at the close of this period, only two hundred of which have survived. These animals represent a variety of early life which has come down to the present time practically unchanged.
1997 59:1.18 Het zeeleven was over de gehele wereld vrijwel gelijk en bestond uit zeewieren, eencellige organismen, eenvoudige sponsen, trilobieten en andere schaaldieren — garnalen, krabben en kreeften. Tegen het einde van deze periode verschenen er drieduizend soorten kortpotigen, waarvan er nu nog slechts tweehonderd bestaan. Deze dieren vertegenwoordigen een variëteit van het vroege leven die tot op de dag van vandaag praktisch onveranderd is gebleven.
1955 59:1.19 But the trilobites were the dominant living creatures. They were sexed animals and existed in many forms; being poor swimmers, they sluggishly floated in the water or crawled along the sea bottoms, curling up in self-protection when attacked by their later appearing enemies. They grew in length from two inches to one foot and developed into four distinct groups: carnivorous, herbivorous, omnivorous, and “mud eaters.” The ability of the latter group largely to subsist on inorganic matter—being the last multicelled animal that could—explains their great increase and long survival.
1997 59:1.19 Maar de trilobieten waren de dominante levende schepselen. Het waren geslachtelijke dieren en ze bestonden in vele vormen: omdat ze niet goed konden zwemmen, dreven ze traag door het water of kropen ze over de bodem van de zeeën, en ze rolden zich ter zelfverdediging op wanneer ze werden aangevallen door hun later verschijnende vijanden. Ze groeiden in lengten van vijf tot veertig centimeter en ontwikkelden zich tot vier afzonderlijke groepen: vleeseters, planteneters, alleseters en ‘slib-eters’. Het vermogen van de laatste groep om zich grotendeels in leven te houden met anorganische materie — dit waren de laatste meercellige dieren die dit konden — verklaart hun grote aanwas en lange overleven.
1955 59:1.20 This was the biogeologic picture of Urantia at the end of that long period of the world’s history, embracing fifty million years, designated by your geologists as the Cambrian.
1997 59:1.20 Dit was het bio-geologische beeld van Urantia aan het einde van deze periode in de wereldhistorie die vijftig miljoen jaren lang duurde en door uw geologen wordt aangeduid als het Cambrium.
2. THE FIRST CONTINENTAL FLOOD STAGE
2. HET EERSTE STADIUM DER CONTINENTALE OVERSTROMINGEN
1955 59:2.1 The periodic phenomena of land elevation and land sinking characteristic of these times were all gradual and nonspectacular, being accompanied by little or no volcanic action. Throughout all of these successive land elevations and depressions the Asiatic mother continent did not fully share the history of the other land bodies. It experienced many inundations, dipping first in one direction and then another, more particularly in its earlier history, but it does not present the uniform rock deposits which may be discovered on the other continents. In recent ages Asia has been the most stable of all the land masses.
1997 59:2.1 De periodieke verschijnselen van het omhoogkomen en weer verzinken van het land die deze tijden kenmerken, verliepen alle geleidelijk en onopvallend omdat ze met weinig of geen vulkanische werking gepaard gingen. Gedurende al deze opeenvolgende landverheffingen en dalingen deelde het Aziatische moeder-continent maar ten dele de geschiedenis van de andere landformaties. Het werd vele malen overstroomd, en helde nu eens in de ene, dan weer in een andere richting over, speciaal gedurende de vroegste periode van zijn geschiedenis, maar het vertoont niet de uniforme rotsafzettingen die op de andere continenten kunnen worden ontdekt. Gedurende de recente tijdperken is Azië het stabielst geweest van alle landmassa’s.
1955 59:2.2 350,000,000 years ago saw the beginning of the great flood period of all the continents except central Asia. The land masses were repeatedly covered with water; only the coastal highlands remained above these shallow but widespread oscillatory inland seas. Three major inundations characterized this period, but before it ended, the continents again arose, the total land emergence being fifteen per cent greater than now exists. The Caribbean region was highly elevated. This period is not well marked off in Europe because the land fluctuations were less, while the volcanic action was more persistent.
1997 59:2.2 350.000.000 jaar geleden begon de periode van de grote overstromingen van alle continenten behalve Centraal Azië. De landmassa’s werden herhaaldelijk bedekt met water; alleen de hooglanden aan de kusten bleven boven deze ondiepe, maar uitgestrekte oscillerende binnenzeeën uitsteken. Drie grote overstromingen kenmerken deze periode, maar voordat deze ten einde was, kwamen de continenten weer hoger te liggen, waarbij het totale drooggevallen land vijftien procent meer was dan thans het geval is. Het Caraïbische gebied werd hoog opgestuwd. Deze periode is niet duidelijk gemarkeerd in Europa, omdat de op- en neergaande beweging daar geringer was, terwijl de vulkanische werking langer voortduurde.
1955 59:2.3 340,000,000 years ago there occurred another extensive land sinking except in Asia and Australia. The waters of the world’s oceans were generally commingled. This was a great limestone age, much of its stone being laid down by lime-secreting algae.
1997 59:2.3 340.000.000 jaar geleden vond er opnieuw op grote schaal een daling van het land plaats, behalve in Azië en Australië. De wateren van de wereldzeeën hadden zich in het algemeen vermengd. Dit was een grote kalksteentijd, waarin veel van dit gesteente door kalkvormende algen werd afgezet.
1955 59:2.4 A few million years later large portions of the American continents and Europe began to emerge from the water. In the Western Hemisphere only an arm of the Pacific Ocean remained over Mexico and the present Rocky Mountain regions, but near the close of this epoch the Atlantic and Pacific coasts again began to sink.
1997 59:2.4 Enige miljoenen jaren later begonnen grote delen van de Amerikaanse continenten en van Europa weer boven water te komen. Op het westelijk halfrond bleef alleen een arm van de Grote Oceaan over Mexico en het huidige Rocky Mountain-gebied bestaan, maar tegen het einde van dit tijdperk begonnen de kusten van de Atlantische en de Grote Oceaan weer te zakken.
1955 59:2.5 330,000,000 years ago marks the beginning of a time sector of comparative quiet all over the world, with much land again above water. The only exception to this reign of terrestrial quiet was the eruption of the great North American volcano of eastern Kentucky, one of the greatest single volcanic activities the world has ever known. The ashes of this volcano covered five hundred square miles to a depth of from fifteen to twenty feet.
1997 59:2.5 330.000.000 jaar geleden begon er een tijdssector van betrekkelijke rust op de gehele wereld, met veel land wederom boven water. De enige uitzondering op de aardse rust die toen heerste, was de uitbarsting van de grote Noord-Amerikaanse vulkaan in het oosten van Kentucky, een van de grootste afzonderlijke vulkanische activiteiten die de wereld ooit heeft gekend. De as van deze vulkaan bedekte ruim twaalfhonderdvijftig vierkante kilometer met een laag die in dikte varieerde van vier en een halve tot zes meter.
1955 59:2.6 320,000,000 years ago the third major flood of this period occurred. The waters of this inundation covered all the land submerged by the preceding deluge, while extending farther in many directions all over the Americas and Europe. Eastern North America and western Europe were from 10,000 to 15,000 feet under water.
1997 59:2.6 320.000.000 jaar geleden vond de derde grote overstroming in deze periode plaats. De wateren van deze overstroming overdekten al het land dat ook door de voorgaande vloed was overdekt, maar strekten zich ook nog verder in vele richtingen uit, over de beide Amerika’s en Europa. Het oosten van Noord-Amerika en het westen van Europa stonden drieduizend tot vijfenveertig honderd meter onder water.
1955 59:2.7 310,000,000 years ago the land masses of the world were again well up excepting the southern parts of North America. Mexico emerged, thus creating the Gulf Sea, which has ever since maintained its identity.
1997 59:2.7 310.000.000 jaar geleden waren de landmassa’s weer ruimschoots uit het water verrezen, behalve de zuidelijke delen van Noord-Amerika. Mexico kwam boven water en vormde daarbij de Golf van Mexico, die sindsdien altijd dezelfde is gebleven.
1955 59:2.8 The life of this period continues to evolve. The world is once again quiet and relatively peaceful; the climate remains mild and equable; the land plants are migrating farther and farther from the seashores. The life patterns are well developed, although few plant fossils of these times are to be found.
1997 59:2.8 De levensvormen van deze periode gaan voort zich te ontwikkelen. De wereld is opnieuw rustig en betrekkelijk vredig; het klimaat blijft zacht en gelijkmatig; de landplanten verplaatsen zich steeds verder van de zeekusten vandaan. De levenspatronen zijn goed ontwikkeld, hoewel slechts weinig fossielen van planten uit deze tijden gevonden kunnen worden.
1955 59:2.9 This was the great age of individual animal organismal evolution, though many of the basic changes, such as the transition from plant to animal, had previously occurred. The marine fauna developed to the point where every type of life below the vertebrate scale was represented in the fossils of those rocks which were laid down during these times. But all of these animals were marine organisms. No land animals had yet appeared except a few types of worms which burrowed along the seashores, nor had the land plants yet overspread the continents; there was still too much carbon dioxide in the air to permit of the existence of air breathers. Primarily, all animals except certain of the more primitive ones are directly or indirectly dependent on plant life for their existence.
1997 59:2.9 Dit was het grote tijdperk van de evolutie van individuele dierlijke organismen, ofschoon vele fundamentele veranderingen, zoals de overgang van plant naar dier, voordien hadden plaatsgevonden. De zeefauna ontwikkelde zich tot het punt waar ieder levenstype lager dan de gewervelde soort werd vertegenwoordigd in de fossielen van de rotsen die gedurende deze tijden werden gevormd. Al deze dieren waren echter zee-organismen. Er waren nog geen landdieren verschenen, behalve enkele soorten wormen die zich inwroetten langs de zeekusten, en de landplanten hadden de continenten ook nog niet bedekt: er was nog steeds teveel kooldioxyde in de atmosfeer dan dat er lucht-ademhalers konden bestaan. In eerste instantie zijn alle dieren, met uitzondering van zekere meer primitieve soorten, voor hun voortbestaan direct of indirect afhankelijk van plantaardig leven.
1955 59:2.10 The trilobites were still prominent. These little animals existed in tens of thousands of patterns and were the predecessors of modern crustaceans. Some of the trilobites had from twenty-five to four thousand tiny eyelets; others had aborted eyes. As this period closed, the trilobites shared domination of the seas with several other forms of invertebrate life. But they utterly perished during the beginning of the next period.
1997 59:2.10 De trilobieten waren nog steeds prominent. Deze kleine dieren bestonden in tienduizenden vormen en waren de voorlopers van de huidige schaaldieren. Sommige trilobieten hadden tussen de vijfentwintig tot vierduizend kleine oogjes, andere hadden rudimentaire ogen. Toen deze periode ten einde liep, deelden de trilobieten de overheersing van de zeeën met verscheidene andere vormen van ongewerveld leven. Zij gingen echter geheel ten onder gedurende het begin van de volgende periode.
1955 59:2.11 Lime-secreting algae were widespread. There existed thousands of species of the early ancestors of the corals. Sea worms were abundant, and there were many varieties of jellyfish which have since become extinct. Corals and the later types of sponges evolved. The cephalopods were well developed, and they have survived as the modern pearly nautilus, octopus, cuttlefish, and squid.
1997 59:2.11 Kalk-afscheidende algen waren wijd verbreid. Er bestonden duizenden soorten van deze vroege voorvaderen van de koralen. Er was een overvloed aan zeewormen en er waren vele soorten kwallen die sindsdien zijn uitgestorven. Er ontwikkelden zich koralen en de latere sponssoorten. De koppotigen hadden zich goed ontwikkeld en bestaan nog steeds in de vorm van de moderne pareloester, octopus, inktvis en pijlinktvis.
1955 59:2.12 There were many varieties of shell animals, but their shells were not then so much needed for defensive purposes as in subsequent ages. The gastropods were present in the waters of the ancient seas, and they included single-shelled drills, periwinkles, and snails. The bivalve gastropods have come on down through the intervening millions of years much as they then existed and embrace the mussels, clams, oysters, and scallops. The valve-shelled organisms also evolved, and these brachiopods lived in those ancient waters much as they exist today; they even had hinged, notched, and other sorts of protective arrangements of their valves.
1997 59:2.12 Er bestonden veel variëteiten schelpdieren, maar hun schelpen waren toen niet zozeer nodig voor verdedigingsdoeleinden als in latere tijden. Onder de gastropoden die in de wateren van de oude zeeën leefden, waren gatenborende zeeslakken, alikruiken en slakken. De tweekleppige gastropoden zijn de tussenliggende miljoenen jaren vrijwel onveranderd gebleven en omvatten de mosselen, venusschelpen, oesters en kammosselen. De schelpdieren met kleppen kwamen ook tot ontwikkeling en deze brachiopoden leefden in die oude zeeën vrijwel zoals ze heden ten dage nog bestaan. Ze hadden zelfs scharnierende, getande en andere soorten beschermingen van hun kleppen.
1955 59:2.13 So ends the evolutionary story of the second great period of marine life, which is known to your geologists as the Ordovician.
1997 59:2.13 Zo eindigt het verhaal van de evolutie in de tweede grote periode van het zeeleven, die bij uw geologen bekend staat als het Ordovicium.
3. THE SECOND GREAT FLOOD STAGE
3. HET TWEEDE STADIUM DER GROTE OVERSTROMINGEN
1955 59:3.1 300,000,000 years ago another great period of land submergence began. The southward and northward encroachment of the ancient Silurian seas made ready to engulf most of Europe and North America. The land was not elevated far above the sea so that not much deposition occurred about the shore lines. The seas teemed with lime-shelled life, and the falling of these shells to the sea bottom gradually built up very thick layers of limestone. This is the first widespread limestone deposit, and it covers practically all of Europe and North America but only appears at the earth’s surface in a few places. The thickness of this ancient rock layer averages about one thousand feet, but many of these deposits have since been greatly deformed by tilting, upheavals, and faulting, and many have been changed to quartz, shale, and marble.
1997 59:3.1 300.000.000 jaar geleden begon een tweede grote periode van landoverstromingen. De zuid- en noordwaarts opdringende oude zeeën van het Siluur stonden op het punt het grootste deel van Europa en Noord-Amerika te overstromen. Het land lag niet hoog boven de zee, zodat er niet veel afzetting plaatsvond aan de kustlijnen. De zeeën wemelden van dieren met kalkachtige schelpen, en door de schelpen die naar de bodem van de zee zonken, werden geleidelijk dikke lagen kalksteen opgebouwd. Dit is de eerste wijdverspreide kalksteenafzetting; deze bedekt praktisch geheel Europa en Noord-Amerika, maar treedt slechts op enkele plaatsen aan het aardoppervlak. De dikte van deze oude rotslaag is gemiddeld ongeveer driehonderd meter, maar veel van deze afzettingen zijn sindsdien ernstig vervormd door scheefzakken, opstuwingen en breuken, en vele zijn veranderd in kwarts, leisteen en marmer.
1955 59:3.2 No fire rocks or lava are found in the stone layers of this period except those of the great volcanoes of southern Europe and eastern Maine and the lava flows of Quebec. Volcanic action was largely past. This was the height of great water deposition; there was little or no mountain building.
1997 59:3.2 Er wordt geen vuursteen of lava gevonden in de lagen van het gesteente van deze periode, behalve in die van de grote vulkanen in het zuiden van Europa en het oosten van Maine en de lavastromen van Quebec. De vulkanische werking was grotendeels voorbij. Deze tijd was het hoogtepunt van grote waterafzettingen; er vond weinig of geen bergvorming plaats.
1955 59:3.3 290,000,000 years ago the sea had largely withdrawn from the continents, and the bottoms of the surrounding oceans were sinking. The land masses were little changed until they were again submerged. The early mountain movements of all the continents were beginning, and the greatest of these crustal upheavals were the Himalayas of Asia and the great Caledonian Mountains, extending from Ireland through Scotland and on to Spitzbergen.
1997 59:3.3 290.000.000 jaar geleden had de zee zich grotendeels teruggetrokken van de continenten en waren de bodems van de omringende oceanen bezig te dalen. De landmassa’s veranderden weinig totdat zij opnieuw werden overstroomd. Op alle continenten begon de vroege bergvorming; de grootste van deze verheffingen van de aardkorst waren het bergmassief van de Himalaya in Azië en de grote Caledonische bergketen, die zich vanaf Ierland door Schotland heen tot aan Spitsbergen uitstrekte.
1955 59:3.4 It is in the deposits of this age that much of the gas, oil, zinc, and lead are found, the gas and oil being derived from the enormous collections of vegetable and animal matter carried down at the time of the previous land submergence, while the mineral deposits represent the sedimentation of sluggish bodies of water. Many of the rock salt deposits belong to this period.
1997 59:3.4 In de afzettingen van dit tijdperk wordt veel gas, olie, zink en lood gevonden, waarbij het gas en de olie afkomstig zijn uit de enorme ophopingen plantaardig en dierlijk materiaal dat ten tijde van de voorgaande overstromingen van het land was aangevoerd, terwijl de minerale afzettingen bezinkingen zijn van stilstaande watermassa’s. Vele van de steenzoutafzettingen behoren tot deze periode.
1955 59:3.5 The trilobites rapidly declined, and the center of the stage was occupied by the larger mollusks, or cephalopods. These animals grew to be fifteen feet long and one foot in diameter and became masters of the seas. This species of animal appeared suddenly and assumed dominance of sea life.
1997 59:3.5 De trilobieten kwijnden snel weg en hun centrale plaats werd ingenomen door de grotere weekdieren, of koppotigen. Deze dieren groeiden uit tot een lengte van vierenhalve meter en een doorsnee van dertig centimeter, en werden de meesters van de zeeën. Deze diersoort verscheen plotseling en verkreeg de overhand over het leven in de zee.
1955 59:3.6 The great volcanic activity of this age was in the European sector. Not in millions upon millions of years had such violent and extensive volcanic eruptions occurred as now took place around the Mediterranean trough and especially in the neighborhood of the British Isles. This lava flow over the British Isles region today appears as alternate layers of lava and rock 25,000 feet thick. These rocks were laid down by the intermittent lava flows which spread out over a shallow sea bed, thus interspersing the rock deposits, and all of this was subsequently elevated high above the sea. Violent earthquakes took place in northern Europe, notably in Scotland.
1997 59:3.6 De grote vulkanische activiteit van dit tijdperk vond plaats in de Europese sector. In vele miljoenen jaren hadden zich niet zulke hevige en uitgebreide vulkanische uitbarstingen voorgedaan als welke nu plaatsvonden rond de Middellandse Zee-trog en vooral in de buurt van de Britse Eilanden. Deze lavastroom over het gebied van de Britse Eilanden vertoont zich heden als afwisselende lagen lava en rotsgesteenten van 7.500 meter dikte. Deze rotsen werden gevormd door de periodieke lavastromen die zich over een ondiepe zeebedding uitspreidden en aldus de rotsafzettingen gingen afwisselen; dit alles werd vervolgens tot hoog boven de zee opgestuwd. Er vonden hevige aardbevingen plaats in het noorden van Europa, vooral in Schotland.
1955 59:3.7 The oceanic climate remained mild and uniform, and the warm seas bathed the shores of the polar lands. Brachiopod and other marine-life fossils may be found in these deposits right up to the North Pole. Gastropods, brachiopods, sponges, and reef-making corals continued to increase.
1997 59:3.7 Het klimaat van de oceaan bleef mild en onveranderlijk en de warme zeeën omspoelden de kusten van de poollanden. Fossielen van de kortpotigen en van andere vormen van zeeleven kunnen tot aan de Noordpool toe in deze afzettingen worden gevonden. Buikpotigen, kortpotigen, sponsen en koraalriffen bleven toenemen.
1955 59:3.8 The close of this epoch witnesses the second advance of the Silurian seas with another commingling of the waters of the southern and northern oceans. The cephalopods dominate marine life, while associated forms of life progressively develop and differentiate.
1997 59:3.8 Aan het einde van dit tijdperk komen de zeeën van het Siluur voor de tweede maal opzetten en vermengen zij zich opnieuw met de wateren van de zuidelijke en noordelijke oceanen. De koppotigen beheersen het leven in de zeeën, terwijl aanverwante levensvormen zich steeds verder ontwikkelen en zich van elkaar onderscheiden.
1955 59:3.9 280,000,000 years ago the continents had largely emerged from the second Silurian inundation. The rock deposits of this submergence are known in North America as Niagara limestone because this is the stratum of rock over which Niagara Falls now flows. This layer of rock extends from the eastern mountains to the Mississippi valley region but not farther west except to the south. Several layers extend over Canada, portions of South America, Australia, and most of Europe, the average thickness of this Niagara series being about six hundred feet. Immediately overlying the Niagara deposit, in many regions may be found a collection of conglomerate, shale, and rock salt. This is the accumulation of secondary subsidences. This salt settled in great lagoons which were alternately opened up to the sea and then cut off so that evaporation occurred with deposition of salt along with other matter held in solution. In some regions these rock salt beds are seventy feet thick.
1997 59:3.9 280.000.000 jaar geleden waren de continenten grotendeels opnieuw boven water gekomen na de tweede Silurische overstroming. De rotsafzettingen van deze overstroming staan in Noord-Amerika bekend als Niagara-kalksteen, omdat dit de rotslaag is waarover de Niagara-waterval stroomt. Deze rotslaag strekt zich uit van de oostelijke bergen tot het gebied van de Mississippi-vallei, maar niet verder westelijk, behalve in het zuiden. Verscheidene lagen strekken zich uit over Canada, gedeelten van Zuid-Amerika, Australië, en het grootste deel van Europa, en de gemiddelde dikte van deze Niagara-groep kalksteenlagen is ongeveer tweehonderd meter. In vele regionen kan een verzameling van conglomeraat, leisteen en steenzout, worden gevonden, die direct boven de Niagara-afzetting ligt. Dit is de opeenhoping van secundaire bezinkingen. Dit zout zette zich af in grote lagunen die beurtelings open gingen naar de zee en weer werden afgesneden, zodat er verdamping plaatsvond met afzetting van zout en andere opgeloste materie. In sommige streken zijn de steenzout-beddingen meer dan twintig meter dik.
1955 59:3.10 The climate is even and mild, and marine fossils are laid down in the arctic regions. But by the end of this epoch the seas are so excessively salty that little life survives.
1997 59:3.10 Het klimaat is gelijkmatig en mild, en zeefossielen worden afgezet in de arctische streken. Maar tegen het einde van dit tijdperk zijn de zeeën zo overmatig zout, dat er maar weinig leven overblijft.
1955 59:3.11 Toward the close of the final Silurian submergence there is a great increase in the echinoderms—the stone lilies—as is evidenced by the crinoid limestone deposits. The trilobites have nearly disappeared, and the mollusks continue monarchs of the seas; coral-reef formation increases greatly. During this age, in the more favorable locations the primitive water scorpions first evolve. Soon thereafter, and suddenly, the true scorpions—actual air breathers—make their appearance.
1997 59:3.11 Tegen het einde van de laatste overstroming in het Siluur is er een grote toename van echinodermen — de steenlelies — zoals de crinoïde kalksteenlagen getuigen. De trilobieten zijn bijna verdwenen, en de weekdieren blijven alleenheersers over de zeeën: de vorming van koraalriffen neemt sterk toe. Gedurende dit tijdperk ontwikkelen zich op de meer geschikte plaatsen de eerste primitieve waterschorpioenen. Spoedig daarna verschijnen plotseling de echte schorpioenen, dieren die werkelijk lucht ademen.
1955 59:3.12 These developments terminate the third marine-life period, covering twenty-five million years and known to your researchers as the Silurian.
1997 59:3.12 Deze ontwikkelingen vormen het einde van de derde periode van zeeleven, die vijfentwintig miljoen jaar beslaat en bij uw onderzoekers bekend staat als het Siluur.
4. THE GREAT LAND-EMERGENCE STAGE
4. HET GROTE STADIUM VAN HET DROOGVALLEN VAN LAND
1955 59:4.1 In the agelong struggle between land and water, for long periods the sea has been comparatively victorious, but times of land victory are just ahead. And the continental drifts have not proceeded so far but that, at times, practically all of the land of the world is connected by slender isthmuses and narrow land bridges.
1997 59:4.1 In de eeuwenlange strijd tussen land en water is de zee gedurende lange perioden verhoudingsgewijs aan de winnende hand geweest, maar de tijden dat het land zal overwinnen zijn in aantocht. De continentale landdriften hebben zich nog niet zover doorgezet, dat niet praktisch al het land van de wereld af en toe door smalle landengten en nauwe landbruggen is verbonden.
1955 59:4.2 As the land emerges from the last Silurian inundation, an important period in world development and life evolution comes to an end. It is the dawn of a new age on earth. The naked and unattractive landscape of former times is becoming clothed with luxuriant verdure, and the first magnificent forests will soon appear.
1997 59:4.2 Wanneer het land droog valt na de laatste Silurische overstroming, loopt een belangrijke periode in de ontwikkeling van de wereld en de evolutie van het leven ten einde. Dit is de dageraad van een nieuw tijdperk op aarde. Het kale, onaantrekkelijke landschap van wel- eer wordt bekleed met weelderig groen, en de eerste prachtige wouden zullen spoedig verschijnen.
1955 59:4.3 The marine life of this age was very diverse due to the early species segregation, but later on there was free commingling and association of all these different types. The brachiopods early reached their climax, being succeeded by the arthropods, and barnacles made their first appearance. But the greatest event of all was the sudden appearance of the fish family. This became the age of fishes, that period of the world’s history characterized by the vertebrate type of animal.
1997 59:4.3 Het zeeleven van dit tijdperk was zeer gevarieerd vanwege de vroege afsplitsing in soorten, maar later vond er vrije vermenging en kruising van al deze verschillende typen plaats. De kortpotigen bereikten al vroeg hun hoogtepunt en werden opgevolgd door de geleedpotigen, en de eerste eendemosselen verschenen. Maar de grootste gebeurtenis van alles was de plotselinge verschijning van de familie der vissen. Dit werd het tijdperk van de vissen, de periode van de wereldgeschiedenis die gekenmerkt werd door de gewervelde diersoorten.
1955 59:4.4 270,000,000 years ago the continents were all above water. In millions upon millions of years not so much land had been above water at one time; it was one of the greatest land-emergence epochs in all world history.
1997 59:4.4 270.000.000 jaar geleden lagen alle continenten boven water. In vele miljoenen jaren was er niet zoveel land tegelijkertijd boven water geweest; gedurende slechts weinige perioden in de hele geschiedenis van de wereld kwam er zoveel land boven als nu.
1955 59:4.5 Five million years later the land areas of North and South America, Europe, Africa, northern Asia, and Australia were briefly inundated, in North America the submergence at one time or another being almost complete; and the resulting limestone layers run from 500 to 5,000 feet in thickness. These various Devonian seas extended first in one direction and then in another so that the immense arctic North American inland sea found an outlet to the Pacific Ocean through northern California.
1997 59:4.5 Vijf miljoen jaar later kwam het land van Noord- en Zuid-Amerika, Europa, Afrika, noordelijk Azië en Australië korte tijd onder water, waarbij de overstroming in Noord-Amerika bij tijd en wijle bijna volledig was; de hierdoor ontstane kalksteenlagen variëren in dikte van 150 tot 1500 meter. Deze verschillende zeeën van het Devoon strekten zich eerst in de ene richting en dan in een andere uit, zodat de reusachtige arctische binnenzee van Noord-Amerika via het noorden van Californië een uitweg vond naar de Grote Oceaan.
1955 59:4.6 260,000,000 years ago, toward the end of this land-depression epoch, North America was partially overspread by seas having simultaneous connection with the Pacific, Atlantic, Arctic, and Gulf waters. The deposits of these later stages of the first Devonian flood average about one thousand feet in thickness. The coral reefs characterizing these times indicate that the inland seas were clear and shallow. Such coral deposits are exposed in the banks of the Ohio River near Louisville, Kentucky, and are about one hundred feet thick, embracing more than two hundred varieties. These coral formations extend through Canada and northern Europe to the arctic regions.
1997 59:4.6 260.000.000 jaar geleden, tegen het einde van dit tijdvak van het dalen van het land, werd Noord-Amerika gedeeltelijk overspoeld door zeeën die gelijktijdig in verbinding stonden met de wateren van de Grote Oceaan, de Atlantische Oceaan, de Noordelijke IJszee en de Mexicaanse Golf. De afzettingen van deze latere stadia van de eerste Devoonse overstroming zijn gemiddeld ongeveer 300 meter dik. De koraalriffen die kenmerkend zijn voor deze tijden, wijzen erop dat de binnenzeeën helder en ondiep waren. Dergelijke koraalriffen zijn te zien in de oevers van de Ohio-rivier bij Louisville, Kentucky; zij zijn ongeveer dertig meter dik terwijl ze meer dan tweehonderd variëteiten omvatten. Deze koraalformaties strekken zich uit over Canada en Noord-Europa, tot in de poolstreken.
1955 59:4.7 Following these submergences, many of the shore lines were considerably elevated so that the earlier deposits were covered by mud or shale. There is also a red sandstone stratum which characterizes one of the Devonian sedimentations, and this red layer extends over much of the earth’s surface, being found in North and South America, Europe, Russia, China, Africa, and Australia. Such red deposits are suggestive of arid or semiarid conditions, but the climate of this epoch was still mild and even.
1997 59:4.7 Als gevolg van deze overstromingen werden vele kustlijnen aanmerkelijk verhoogd, zodat de vroegere afzettingen bedekt raakten door slib of leisteen. Er is ook een laag rode zandsteen die één van de Devoonse afzettingen kenmerkt; deze rode laag strekt zich over een groot deel van het aardoppervlak uit en wordt gevonden in Noord- en Zuid-Amerika, Europa, Rusland, China, Afrika en Australië. Zulke rode afzettingen geven de indruk van droge of semi-droge weersomstandigheden, maar het klimaat van dit tijdvak was nog steeds mild en gelijkmatig.
1955 59:4.8 Throughout all of this period the land southeast of the Cincinnati Island remained well above water. But very much of western Europe, including the British Isles, was submerged. In Wales, Germany, and other places in Europe the Devonian rocks are 20,000 feet thick.
1997 59:4.8 Gedurende deze hele periode bleef het land ten zuid-oosten van het Cincinnati-Eiland ruimschoots boven water. Een zeer groot deel van West-Europa, inclusief de Britse Eilanden, was evenwel overstroomd. In Wales, Duitsland en andere delen van Europa zijn de rotslagen uit het Devoon 6.000 meter dik.
1955 59:4.10 The arthropods, or crustaceans, were the ancestors of the first vertebrates. The forerunners of the fish family were two modified arthropod ancestors; one had a long body connecting a head and tail, while the other was a backboneless, jawless prefish. But these preliminary types were quickly destroyed when the fishes, the first vertebrates of the animal world, made their sudden appearance from the north.
1997 59:4.10 De arthropoden, of schaaldieren, waren de voorouders van de eerste gewervelde dieren. De voorlopers van de familie der vissen waren twee gemodificeerde arthropoden-voorouders; de een had een lang lichaam als verbinding tussen kop en staart terwijl de ander een voorloper van de vis was, zonder wervels of kaken. Maar deze voorlopertypen gingen snel ten onder toen de vissen, de eerste gewervelden van de dierenwereld, plotseling vanuit het noorden verschenen.
1955 59:4.11 Many of the largest true fish belong to this age, some of the teeth-bearing varieties being twenty-five to thirty feet long; the present-day sharks are the survivors of these ancient fishes. The lung and armored fishes reached their evolutionary apex, and before this epoch had ended, fishes had adapted to both fresh and salt waters.
1997 59:4.11 Tot dit tijdperk behoren vele van de grootste echte vissen, waarvan enige getande va- riëteiten zeven en een halve tot negen meter lang waren; de huidige haaien zijn de overlevenden van deze oude vissen. De longvissen en geschubde vissen bereikten hun evolutionaire top, en voor dit tijdperk ten einde liep, hadden de vissen zich aangepast aan zowel zoet als zout water.
1955 59:4.12 Veritable bone beds of fish teeth and skeletons may be found in the deposits laid down toward the close of this period, and rich fossil beds are situated along the coast of California since many sheltered bays of the Pacific Ocean extended into the land of that region.
1997 59:4.12 Hele beddingen van gebeenten van tanden en skeletten van vissen kunnen worden gevonden in de afzettingen die ontstonden tegen het einde van deze periode, en er liggen rijke fossiellagen in het land langs de kust van Californië, aangezien de vele beschutte baaien van de Grote Oceaan tot in het land van dat gebied doorliepen.
1955 59:4.13 The earth was being rapidly overrun by the new orders of land vegetation. Heretofore few plants grew on land except about the water’s edge. Now, and suddenly, the prolific fern family appeared and quickly spread over the face of the rapidly rising land in all parts of the world. Tree types, two feet thick and forty feet high, soon developed; later on, leaves evolved, but these early varieties had only rudimentary foliage. There were many smaller plants, but their fossils are not found since they were usually destroyed by the still earlier appearing bacteria.
1997 59:4.13 De aarde raakte snel overdekt door de nieuwe soorten landvegetatie. Tot nu toe groeiden er maar weinige planten op het land, behalve langs de waterkant. Nu verscheen plotseling de vruchtbare varenfamilie, die zich in alle delen van de wereld snel verbreidde over het vlug oprijzende land. Spoedig ontwikkelden zich boomsoorten die zestig centimeter dik en twaalf meter hoog waren; later ontwikkelden zich bladeren, maar deze vroege variëteiten hadden slechts rudimentair gebladerte. Er waren vele kleine planten, maar daarvan worden geen fossielen gevonden, aangezien deze gewoonlijk werden vernietigd door de nog eerder verschenen bacteriën.
1955 59:4.14 As the land rose, North America became connected with Europe by land bridges extending to Greenland. And today Greenland holds the remains of these early land plants beneath its mantle of ice.
1997 59:4.14 Toen het land verder omhoog kwam, raakte Noord-Amerika verbonden met Europa door landbruggen die tot Groenland reikten. En nog heden ten dage bewaart Groenland de overblijfselen van deze vroege landplanten onder zijn ijskorst.
1955 59:4.15 240,000,000 years ago the land over parts of both Europe and North and South America began to sink. This subsidence marked the appearance of the last and least extensive of the Devonian floods. The arctic seas again moved southward over much of North America, the Atlantic inundated a large part of Europe and western Asia, while the southern Pacific covered most of India. This inundation was slow in appearing and equally slow in retreating. The Catskill Mountains along the west bank of the Hudson River are one of the largest geologic monuments of this epoch to be found on the surface of North America.
1997 59:4.15 240.000.000 jaar geleden begon het land in delen van Europa zowel als in Noord- en Zuid-Amerika te dalen. Deze daling markeerde het optreden van de laatste en minst uitgebreide overstroming van het Devoon. De arctische zeeën bewogen zich wederom zuidwaarts over een groot deel van Noord-Amerika, de Atlantische Oceaan overstroomde een groot deel van Europa en West-Azië, terwijl de zuidelijke Grote Oceaan het grootste deel van India bedekte. Deze overstroming kwam langzaam op en trok zich even langzaam terug. Het Catskill-gebergte langs de westelijke oever van de rivier de Hudson is een van de grootste geologische monumenten van dit tijdperk die in Noord-Amerika aan het oppervlak gevonden kunnen worden.
1955 59:4.16 230,000,000 years ago the seas were continuing their retreat. Much of North America was above water, and great volcanic activity occurred in the St. Lawrence region. Mount Royal, at Montreal, is the eroded neck of one of these volcanoes. The deposits of this entire epoch are well shown in the Appalachian Mountains of North America where the Susquehanna River has cut a valley exposing these successive layers, which attained a thickness of over 13,000 feet.
1997 59:4.16 230.000.000 jaar geleden trokken de zeeën nog steeds terug. Een groot gedeelte van Noord-Amerika lag boven water en er trad grote vulkanische activiteit op in het gebied van de St.Lawrence. Mount Royal in Montreal is de geërodeerde lavaprop van een van deze vulkanen. De afzettingen van dit gehele tijdperk zijn goed te zien in de Appalachen van Noord-Amerika: hier heeft de rivier de Susquehanna een vallei uitgeslepen waardoor deze opeenvolgende lagen, die een dikte bereikten van meer dan 3900 meter, bloot zijn gelegd.
1955 59:4.17 The elevation of the continents proceeded, and the atmosphere was becoming enriched with oxygen. The earth was overspread by vast forests of ferns one hundred feet high and by the peculiar trees of those days, silent forests; not a sound was heard, not even the rustle of a leaf, for such trees had no leaves.
1997 59:4.17 Het omhoog komen van de continenten zette zich voort en de atmosfeer raakte verrijkt met zuurstof. De aarde werd bedekt met grote wouden van meer dan dertig meter hoge varens en de eigenaardige bomen van die dagen; stille wouden, waar geen geluid te horen was, zelfs niet het ritselen van een blad, want deze bomen hadden geen bladeren.
1955 59:4.18 And thus drew to a close one of the longest periods of marine-life evolution, the age of fishes. This period of the world’s history lasted almost fifty million years; it has become known to your researchers as the Devonian.
1997 59:4.18 Zo liep een van de langste evolutieperioden van het zeeleven, het tijdperk van de vissen, ten einde. Deze periode van de wereldgeschiedenis duurde bijna vijftig miljoen jaar en is bij uw onderzoekers bekend geworden als het Devoon.
5. THE CRUSTAL-SHIFTING STAGE
5. HET STADIUM DER AARDKORSTVERSCHUIVING
1955 59:5.1 The appearance of fish during the preceding period marks the apex of marine-life evolution. From this point onward the evolution of land life becomes increasingly important. And this period opens with the stage almost ideally set for the appearance of the first land animals.
1997 59:5.1 De verschijning van de vissen gedurende de voorafgaande periode markeert het hoogtepunt van de evolutie van het zeeleven. Vanaf dit tijdstip wordt de evolutie van het landleven steeds belangrijker. En deze periode begint als het verschijnen van de eerste landdieren op een haast ideale wijze is voorbereid.
1955 59:5.2 220,000,000 years ago many of the continental land areas, including most of North America, were above water. The land was overrun by luxurious vegetation; this was indeed the age of ferns. Carbon dioxide was still present in the atmosphere but in lessening degree.
1997 59:5.2 220.000.000 jaar geleden lagen vele continentale landstreken, waaronder het grootste deel van Noord-Amerika, boven water. Het land werd overwoekerd door weelderige vegetatie; dit was inderdaad het tijdperk der varens. Er was nog steeds kooldioxyde in de atmosfeer aanwezig, maar in afnemende mate.
1955 59:5.3 Shortly thereafter the central portion of North America was inundated, creating two great inland seas. Both the Atlantic and Pacific coastal highlands were situated just beyond the present shore lines. These two seas presently united, commingling their different forms of life, and the union of these marine fauna marked the beginning of the rapid and world-wide decline in marine life and the opening of the subsequent land-life period.
1997 59:5.3 Kort daarop werd het centrale deel van Noord-Amerika overstroomd, waardoor twee grote binnenzeeën werden gevormd. De hooglanden langs de de kusten van zowel de Atlantische als de Grote Oceaan lagen net achter de huidige kustlijnen. Deze twee zeeën verbonden zich weldra, waarbij hun verschillende levensvormen zich vermengden, en de vereniging van deze zeefauna geeft het begin aan van het snelle, wereldwijde verval van het zeeleven en de aanvang van de hierop volgende periode van het landleven.
1955 59:5.4 210,000,000 years ago the warm-water arctic seas covered most of North America and Europe. The south polar waters inundated South America and Australia, while both Africa and Asia were highly elevated.
1997 59:5.4 210.000.000 jaar geleden bedekten de arctische warmwaterzeeën het grootste deel van Noord-Amerika en Europa. De zuidelijke poolwateren overstroomden Zuid-Amerika en Australië, terwijl zowel Afrika als Azië hoog werden opgestuwd.
1955 59:5.5 When the seas were at their height, a new evolutionary development suddenly occurred. Abruptly, the first of the land animals appeared. There were numerous species of these animals that were able to live on land or in water. These air-breathing amphibians developed from the arthropods, whose swim bladders had evolved into lungs.
1997 59:5.5 Toen de zeeën op hun hoogste punt waren, deed zich plotseling een nieuwe evolutionaire ontwikkeling voor. Plots verschenen de eerste landdieren. Er waren talrijke soorten van deze dieren die in staat waren om op het land of in het water te leven. Deze lucht ademende amfibieën ontwikkelden zich uit de geleedpotigen, wier zwemblazen tot longen waren geëvo-lueerd.
1955 59:5.6 From the briny waters of the seas there crawled out upon the land snails, scorpions, and frogs. Today frogs still lay their eggs in water, and their young first exist as little fishes, tadpoles. This period could well be known as the age of frogs.
1997 59:5.6 Vanuit het brakke zeewater kropen slakken, schorpioenen en kikvorsen het land op. Nog steeds leggen kikvorsen hun eieren in het water, en hun jongen leven eerst als kleine vis- sen, kikkervisjes. Deze periode zou goed het tijdperk van de kikvorsen genoemd kunnen worden.
1955 59:5.7 Very soon thereafter the insects first appeared and, together with spiders, scorpions, cockroaches, crickets, and locusts, soon overspread the continents of the world. Dragon flies measured thirty inches across. One thousand species of cockroaches developed, and some grew to be four inches long.
1997 59:5.7 Zeer snel daarna verschenen voor het eerst de insecten, en samen met de spinnen, schorpioenen, kakkerlakken, krekels en sprinkhanen, overdekten deze spoedig de continenten van de wereld. Waterjuffers hadden een vleugelbreedte van meer dan vijfenzeventig centimeter. Er ontwikkelden zich duizend soorten kakkerlakken, en sommige werden wel tien centimeter lang.
1955 59:5.8 Two groups of echinoderms became especially well developed, and they are in reality the guide fossils of this epoch. The large shell-feeding sharks were also highly evolved, and for more than five million years they dominated the oceans. The climate was still mild and equable; the marine life was little changed. Fresh-water fish were developing and the trilobites were nearing extinction. Corals were scarce, and much of the limestone was being made by the crinoids. The finer building limestones were laid down during this epoch.
1997 59:5.8 Twee groepen stekelhuidigen raakten bijzonder goed ontwikkeld en in feite zijn dit de fossielen die voor deze periode als gids dienen. De grote haaien die zich met schelpdieren voedden, waren ook hoog ontwikkeld en gedurende meer dan vijf miljoen jaar beheersten zij de oceanen. Het klimaat was nog steeds mild en gelijkmatig: het zeeleven veranderde weinig. De zoetwatervissen waren zich aan het ontwikkelen en de trilobieten waren bijna uitgestorven. Koralen kwamen weinig voor en veel van het kalksteen werd gevormd door de zeelelies. Het fijnere kalkgesteente dat voor bouwwerken wordt gebruikt, werd in deze tijd afgezet.
1955 59:5.9 The waters of many of the inland seas were so heavily charged with lime and other minerals as greatly to interfere with the progress and development of many marine species. Eventually the seas cleared up as the result of an extensive stone deposit, in some places containing zinc and lead.
1997 59:5.9 De wateren van vele binnenzeeën waren zo zwaar verzadigd van kalk en andere mineralen, dat de vooruitgang en ontwikkeling van vele soorten zeeleven werd tegengehouden. Ten slotte werden de zeeën helder ten gevolge van een uitgebreide steenafzetting, die op sommige plaatsen zink en lood bevatte.
1955 59:5.10 The deposits of this early Carboniferous age are from 500 to 2,000 feet thick, consisting of sandstone, shale, and limestone. The oldest strata yield the fossils of both land and marine animals and plants, along with much gravel and basin sediments. Little workable coal is found in these older strata. These depositions throughout Europe are very similar to those laid down over North America.
1997 59:5.10 De afzettingen uit dit vroege Carboon-tijdperk variëren in dikte van honderdvijftig tot zeshonderd meter, en bestaan uit zandsteen, leisteen en kalksteen. De oudste lagen leveren fossielen op van zowel land- en zeedieren als ook van planten, naast veel kiezel en afzettingen in keteldalen. Er wordt weinig verwerkbare steenkool gevonden in deze oude lagen. Deze afzettingen, die in geheel Europa voorkomen, lijken sterk op degene die in Noord-Amerika zijn gevormd.
1955 59:5.11 Toward the close of this epoch the land of North America began to rise. There was a short interruption, and the sea returned to cover about half of its previous beds. This was a short inundation, and most of the land was soon well above water. South America was still connected with Europe by way of Africa.
1997 59:5.11 Tegen het einde van dit tijdperk begon het land van Noord-Amerika te rijzen. Daarbij trad een korte onderbreking op, gedurende welke de zee terugkeerde en ongeveer de helft van zijn vroegere beddingen bedekte. Dit was een korte overstroming, en het grootste deel van het land lag al snel weer ruimschoots boven water. Zuid-Amerika was nog via Afrika met Europa verbonden.
1955 59:5.12 This epoch witnessed the beginning of the Vosges, Black Forest, and Ural mountains. Stumps of other and older mountains are to be found all over Great Britain and Europe.
1997 59:5.12 In dit tijdperk ontstonden de Vogezen, het Zwarte Woud en het Oeralgebergte. Resten van andere, oudere bergen kunnen in geheel Groot-Brittannië en Europa worden gevonden.
1955 59:5.13 200,000,000 years ago the really active stages of the Carboniferous period began. For twenty million years prior to this time the earlier coal deposits were being laid down, but now the more extensive coal-formation activities were in process. The length of the actual coal-deposition epoch was a little over twenty-five million years.
1997 59:5.13 200.000.000 jaar geleden begonnen de werkelijk actieve stadia van de Carboon-periode. Twintig miljoen jaarvóór deze tijd werden de vroegste steenkoollagen al afgezet, maar nu waren de meer uitgebreide steenkoolvormende werkingen in gang. Het tijdperk van de eigenlijke vorming van de steenkoollagen duurde iets langer dan vijfentwintig miljoen jaar.
1955 59:5.14 The land was periodically going up and down due to the shifting sea level occasioned by activities on the ocean bottoms. This crustal uneasiness—the settling and rising of the land—in connection with the prolific vegetation of the coastal swamps, contributed to the production of extensive coal deposits, which have caused this period to be known as the Carboniferous. And the climate was still mild the world over.
1997 59:5.14 Periodiek steeg en daalde het land, tengevolge van het op-en neergaan van de zeespiegel dat werd veroorzaakt door werkingen van de bodem van de oceanen. Deze onrust van de aardkorst — het tot rust komen en weer omhoog komen van het land — alsmede de overvloedige vegetatie in de moerassen langs de kusten, droegen bij tot de vorming van uitgebreide steenkoollagen, hetgeen dit tijdperk bekend heeft doen worden als het Carboon. Het klimaat over de hele wereld was nog steeds mild.
1955 59:5.15 The coal layers alternate with shale, stone, and conglomerate. These coal beds over central and eastern United States vary in thickness from forty to fifty feet. But many of these deposits were washed away during subsequent land elevations. In some parts of North America and Europe the coal-bearing strata are 18,000 feet in thickness.
1997 59:5.15 De steenkoollagen wisselen af met leisteen, steen en conglomeraat. Deze steenkoollagen in het midden en oosten van de Verenigde Staten variëren in dikte van twaalf tot vijftien meter. Maar veel van deze lagen werden weggespoeld gedurende latere landverheffingen. In sommige delen van Noord-Amerika en Europa zijn de steenkoolhoudende lagen 5400 meter dik.
1955 59:5.16 The presence of roots of trees as they grew in the clay underlying the present coal beds demonstrates that coal was formed exactly where it is now found. Coal is the water-preserved and pressure-modified remains of the rank vegetation growing in the bogs and on the swamp shores of this faraway age. Coal layers often hold both gas and oil. Peat beds, the remains of past vegetable growth, would be converted into a type of coal if subjected to proper pressure and heat. Anthracite has been subjected to more pressure and heat than other coal.
1997 59:5.16 De aanwezigheid van wortels van bomen die in de klei onder de huidige steenkoollagen groeiden, toont aan dat de steenkool precies daar werd gevormd waar zij nu wordt gevonden. Steenkool is het door water bewaarde en door druk gemodificeerde overblijfsel van de welige plantengroei in de veenpoelen en langs de moerassige kusten van deze langvervlogen tijd. Steenkoollagen bevatten vaak zowel gas als olie. Veenlagen, de overblijfselen van vroegere plantengroei, zouden veranderen in een soort steenkool als ze aan de juiste druk en hitte zouden worden blootgesteld. Anthraciet is aan meer druk en hitte onderhevig geweest dan andere soorten steenkool.
1955 59:5.17 In North America the layers of coal in the various beds, which indicate the number of times the land fell and rose, vary from ten in Illinois, twenty in Pennsylvania, thirty-five in Alabama, to seventy-five in Canada. Both fresh- and salt-water fossils are found in the coal beds.
1997 59:5.17 Het aantal steenkoollagen in de verschillende beddingen in Noord-Amerika, die het aantal malen dat het land daalde en omhoog kwam aangeven, varieert van tien in Illinois, twintig in Pennsylvania, vijfendertig in Alabama, tot vijfenzeventig in Canada. De fossielen van zowel zoet- als zoutwaterdieren worden in de steenkoollagen gevonden.
1955 59:5.18 Throughout this epoch the mountains of North and South America were active, both the Andes and the southern ancestral Rocky Mountains rising. The great Atlantic and Pacific high coastal regions began to sink, eventually becoming so eroded and submerged that the coast lines of both oceans withdrew to approximately their present positions. The deposits of this inundation average about one thousand feet in thickness.
1997 59:5.18 Gedurende dit hele tijdvak waren de bergen van Noord- en Zuid-Amerika in beweging, waarbij zowel de Andes als de zuidelijke voorlopers van de Rocky Mountains hoger werden. De uitgebreide hoge kustgebieden langs de Atlantische en de Grote Oceaan begonnen te dalen en raakten uiteindelijk zo aangetast door erosie en overstroming, dat de kustlijnen van beide oceanen zich terugtrokken tot ongeveer hun huidige locaties. De afzettingen van deze overstroming zijn gemiddeld ongeveer driehonderd meter dik.
1955 59:5.19 190,000,000 years ago witnessed a westward extension of the North American Carboniferous sea over the present Rocky Mountain region, with an outlet to the Pacific Ocean through northern California. Coal continued to be laid down throughout the Americas and Europe, layer upon layer, as the coastlands rose and fell during these ages of seashore oscillations.
1997 59:5.19 190.000.000 jaar geleden breidde de Noord-Amerikaanse Carboon-zee zich uit naar het westen over het gebied van de huidige Rocky Mountains, met een uitgang naar de Grote Oceaan door noordelijk Californië. Terwijl de kuststreken rezen en daalden gedurende deze tijden van de in beweging zijnde zeekusten, zette er zich nog steeds overal in de beide Amerika’s en in Europa laag na laag steenkool af.
1955 59:5.20 180,000,000 years ago brought the close of the Carboniferous period, during which coal had been formed all over the world—in Europe, India, China, North Africa, and the Americas. At the close of the coal-formation period North America east of the Mississippi valley rose, and most of this section has ever since remained above the sea. This land-elevation period marks the beginning of the modern mountains of North America, both in the Appalachian regions and in the west. Volcanoes were active in Alaska and California and in the mountain-forming regions of Europe and Asia. Eastern America and western Europe were connected by the continent of Greenland.
1997 59:5.20 180.000.000 jaar geleden kwam er een einde aan het Carboon-tijdperk, waarin over de gehele wereld steenkool was gevormd — in Europa, India, China, Noord-Afrika en de Amerika’s. Aan het einde van de periode van steenkoolvorming kwam Noord-Amerika ten oosten van de Mississippivallei omhoog, en het merendeel van deze landstreek is sindsdien boven de zeespiegel gebleven. Deze periode van het omhoog komen van het land duidt het begin aan van de moderne Noord-Amerikaanse bergen, zowel in de Appalachische streken als in het westen. In Alaska en Californië en in de de streken van Europa en Azië waar zich bergen vormden, waren vulkanen actief. Oost-Amerika en West-Europa stonden met elkaar in verbinding via het vasteland van Groenland.
1955 59:5.21 Land elevation began to modify the marine climate of the preceding ages and to substitute therefor the beginnings of the less mild and more variable continental climate.
1997 59:5.21 Door het omhoog komen van het land begon het zeeklimaat van de voorgaande tijden te veranderen, en kwamen daar de eerste verschijnselen van het minder milde en meer gevarieerde vastelandsklimaat voor in de plaats.
1955 59:5.22 The plants of these times were spore bearing, and the wind was able to spread them far and wide. The trunks of the Carboniferous trees were commonly seven feet in diameter and often one hundred and twenty-five feet high. The modern ferns are truly relics of these bygone ages.
1997 59:5.22 De planten van deze tijden waren sporendragend, en de wind was in staat om deze wijd en zijd te verspreiden. De stammen van de bomen uit het Carboon waren gewoonlijk meer dan twee meter dik en vaak meer dan acht en dertig meter hoog. De huidige varens zijn echte overblijfselen uit deze voorbije tijden.
1955 59:5.23 In general, these were the epochs of development for fresh-water organisms; little change occurred in the previous marine life. But the important characteristic of this period was the sudden appearance of the frogs and their many cousins. The life features of the coal age were ferns and frogs.
1997 59:5.23 In het algemeen waren dit de tijdperken waarin de zoetwater-organismen zich ontwikkelden; er vond weinig verandering plaats in de eerdere vormen van zeeleven. Maar het belangrijke kenmerk van deze periode was het plotselinge verschijnen van de kikvorsen en hun vele verwanten. De hoofdkenmerken van het leven in de steenkooltijd waren varens en kikvorsen.
6. THE CLIMATIC TRANSITION STAGE
6. HET KLIMATOLOGISCHE OVERGANGSSTADIUM
1955 59:6.1 This period marks the end of pivotal evolutionary development in marine life and the opening of the transition period leading to the subsequent ages of land animals.
1997 59:6.1 Deze periode betekent het einde van de cruciale evolutionaire ontwikkeling in het zeeleven en het begin van de periode van overgang naar de volgende tijdperken van landdieren.
1955 59:6.2 This age was one of great life impoverishment. Thousands of marine species perished, and life was hardly yet established on land. This was a time of biologic tribulation, the age when life nearly vanished from the face of the earth and from the depths of the oceans. Toward the close of the long marine-life era there were more than one hundred thousand species of living things on earth. At the close of this period of transition less than five hundred had survived.
1997 59:6.2 Deze tijd gaf een grote verarming van het leven te zien. Duizenden soorten zeedieren gingen ten onder, en op het land had zich nog maar nauwelijks leven ontwikkeld. Dit was een tijd van biologische rampspoed, het tijdperk waarin het leven bijna verdween van het aardoppervlak en uit de diepten van de oceanen. Tegen het einde van de lange era van het zeeleven waren er meer dan honderdduizend soorten levende wezens op aarde. Aan het eind van deze overgangsperiode hadden nog geen vijfhonderd het overleefd.
1955 59:6.3 The peculiarities of this new period were not due so much to the cooling of the earth’s crust or to the long absence of volcanic action as to an unusual combination of commonplace and pre-existing influences—restrictions of the seas and increasing elevation of enormous land masses. The mild marine climate of former times was disappearing, and the harsher continental type of weather was fast developing.
1997 59:6.3 De eigenaardigheden van deze nieuwe periode waren niet zozeer het gevolg van de afkoeling van de aardkorst of van het lange uitblijven van vulkanische werking, als wel van een ongewoon samenspel van gewone en reeds bestaande invloeden — inperkingen van de zeeën en de toenemende verheffing van enorme landmassa’s. Het milde zeeklimaat van vroegere tijden verdween langzamerhand en het ruwere continentale weertype ontwikkelde zich snel.
1955 59:6.4 170,000,000 years ago great evolutionary changes and adjustments were taking place over the entire face of the earth. Land was rising all over the world as the ocean beds were sinking. Isolated mountain ridges appeared. The eastern part of North America was high above the sea; the west was slowly rising. The continents were covered by great and small salt lakes and numerous inland seas which were connected with the oceans by narrow straits. The strata of this transition period vary in thickness from 1,000 to 7,000 feet.
1997 59:6.4 170.000.000 jaar geleden vonden er grote evolutionaire veranderingen en aanpassingen plaats over het gehele aardoppervlak. Op de gehele wereld kwam het land omhoog, terwijl de oceaanbeddingen zonken. Er ontstonden alleenstaande bergruggen. Het oosten van Noord-Amerika lag hoog boven de zee; het westen kwam langzaam omhoog. De continenten waren overdekt met grote en kleine zoutmeren en talrijke binnenzeeën die door nauwe zeeëngten verbonden waren met de oceanen. De lagen van deze overgangsperiode variëren in dikte van 300 tot 2100 meter.
1955 59:6.5 The earth’s crust folded extensively during these land elevations. This was a time of continental emergence except for the disappearance of certain land bridges, including the continents which had so long connected South America with Africa and North America with Europe.
1997 59:6.5 De aardkorst raakte gedurende deze landverheffingen op uitgebreide schaal geplooid. Dit was een tijd waarin continenten droogvielen, behalve bepaalde landbruggen, waaronder de continenten die Zuid-Amerika met Afrika en Noord-Amerika met Europa zo lang hadden verbonden, en die nu verdwenen.
1955 59:6.6 Gradually the inland lakes and seas were drying up all over the world. Isolated mountain and regional glaciers began to appear, especially over the Southern Hemisphere, and in many regions the glacial deposit of these local ice formations may be found even among some of the upper and later coal deposits. Two new climatic factors appeared—glaciation and aridity. Many of the earth’s higher regions had become arid and barren.
1997 59:6.6 Geleidelijk droogden de binnenmeren en -zeeën over de hele wereld op. Er begonnen afzonderlijke berg- en streekgletschers te verschijnen, vooral op het Zuidelijk Halfrond, en de glaciale afzetting van deze lokale ijsformaties kan in vele streken zelfs tussen de bovenliggende, latere steenkoolafzettingen worden aangetroffen. Er traden twee nieuwe klimatologische factoren op — ijsvorming en droogte. Veel van de hoger gelegen gebieden op aarde waren droog en onvruchtbaar geworden.
1955 59:6.7 Throughout these times of climatic change, great variations also occurred in the land plants. The seed plants first appeared, and they afforded a better food supply for the subsequently increased land-animal life. The insects underwent a radical change. The resting stages evolved to meet the demands of suspended animation during winter and drought.
1997 59:6.7 Gedurende deze tijden van klimaatverandering vonden er ook grote veranderingen plaats in de landplanten. Nu verschenen de zaadplanten die een betere voedselvoorziening betekenden voor het daarna toegenomen landdierleven. De insecten ondergingen een radicale verandering. De ruststadia ontwikkelden zich om tegemoet te komen aan de eisen van de opschorting van het leven tijdens de winter en perioden van droogte.
1955 59:6.8 Among the land animals the frogs reached their climax in the preceding age and rapidly declined, but they survived because they could long live even in the drying-up pools and ponds of these far-distant and extremely trying times. During this declining frog age, in Africa, the first step in the evolution of the frog into the reptile occurred. And since the land masses were still connected, this prereptilian creature, an air breather, spread over all the world. By this time the atmosphere had been so changed that it served admirably to support animal respiration. It was soon after the arrival of these prereptilian frogs that North America was temporarily isolated, cut off from Europe, Asia, and South America.
1997 59:6.8 Bij de landdieren bereikten de kikvorsen in de voorgaande periode hun hoogtepunt om weer snel in aantal achteruit te gaan, maar zij bleven bestaan omdat ze lang in leven konden blijven zelfs in de opdrogende poelen en vennen van deze langvervlogen, uiterst veeleisende tijden. Gedurende dit aflopende kikvorstijdperk, vond in Afrika de eerste stap van de evolutie van de kikvors naar het reptiel plaats. En aangezien de landmassa’s nog steeds met elkaar waren verbonden, verbreidde zich dit prereptiel, een luchtademend schepsel, over de hele wereld. Tegen deze tijd was de atmosfeer zo gewijzigd, dat zij wonderwel kon dienen voor de ademhaling van dieren. Spoedig na de komst van de prereptiele kikvorsen werd Noord-Amerika tijdelijk geïsoleerd, afgesneden van Europa, Azië en Zuid-Amerika.
1955 59:6.9 The gradual cooling of the ocean waters contributed much to the destruction of oceanic life. The marine animals of those ages took temporary refuge in three favorable retreats: the present Gulf of Mexico region, the Ganges Bay of India, and the Sicilian Bay of the Mediterranean basin. And it was from these three regions that the new marine species, born to adversity, later went forth to replenish the seas.
1997 59:6.9 De geleidelijke afkoeling van het oceaanwater droeg veel bij tot de vernietiging van het leven in de oceanen. De zeedieren van die tijden vonden tijdelijk een toevlucht in drie gunstige wijkplaatsen: het gebied van de huidige Golf van Mexico, de Ganges-Baai in India en de Siciliaanse Baai van het Middellandse Zee-bekken. En vanuit deze drie streken verschenen de nieuwe soorten zeedieren die in tegenspoed waren geboren, om later de zeeën weer te vullen.
1955 59:6.10 160,000,000 years ago the land was largely covered with vegetation adapted to support land-animal life, and the atmosphere had become ideal for animal respiration. Thus ends the period of marine-life curtailment and those testing times of biologic adversity which eliminated all forms of life except such as had survival value, and which were therefore entitled to function as the ancestors of the more rapidly developing and highly differentiated life of the ensuing ages of planetary evolution.
1997 59:6.10 160.000.000 jaar geleden was het land grotendeels bedekt door plantengroei die aangepast was om het leven der landdieren te onderhouden, en de atmosfeer was ideaal geworden voor dierlijke ademhaling. Zo eindigt de periode van de uitdunning van het zeeleven en van de zware biologische tegenspoed waardoor alle levensvormen werden uitgeroeid, behalve degene die overlevingswaarde hadden en daarom het recht hadden om te functioneren als de voorouders van de zich sneller ontwikkelende, sterk gedifferentieerde levensvormen van de volgende tijdperken van de planetaire evolutie.
1955 59:6.11 The ending of this period of biologic tribulation, known to your students as the Permian, also marks the end of the long Paleozoic era, which covers one quarter of the planetary history, two hundred and fifty million years.
1997 59:6.11 Het einde van deze periode van biologische rampspoed staat bij uw geleerden bekend als het Perm en betekent tevens het einde van het lange Paleozoïcum, dat tweehonderdvijftig miljoen jaar, een kwart van de planetaire geschiedenis, omvat.
1955 59:6.12 The vast oceanic nursery of life on Urantia has served its purpose. During the long ages when the land was unsuited to support life, before the atmosphere contained sufficient oxygen to sustain the higher land animals, the sea mothered and nurtured the early life of the realm. Now the biologic importance of the sea progressively diminishes as the second stage of evolution begins to unfold on the land.
1997 59:6.12 De uitgestrekte oceanische bakermat van het leven op Urantia heeft aan zijn bedoeling voldaan. Gedurende de lange perioden waarin het land ongeschikt was om leven te onderhouden, voordat de atmosfeer genoeg zuurstof bevatte om de hogere landdieren in leven te houden, verzorgde en voedde de zee het vroege leven van de wereld. Naarmate de tweede fase van de evolutie zich op het land begint te ontvouwen, zal het biologische belang van de zee steeds kleiner worden.
1955 59:6.13 [Presented by a Life Carrier of Nebadon, one of the original corps assigned to Urantia.]
1997 59:6.13 [Aangeboden door een Levendrager van Nebadon, één van het oorspronkelijke korps dat werd aangesteld op Urantia.]
Verhandeling 58. Het tot stand brengen van leven op Urantia |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 60. Urantia tijdens de era van het eerste landleven |