Het Urantia Boek in het Engels is sinds 2006 wereldwijd Public Domain.
Vertalingen: © 1997 De Stichting Urantia
Verhandeling 57. De oorsprong van Urantia |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 59. De era van het zeeleven op Urantia |
LIFE ESTABLISHMENT ON URANTIA
HET TOT STAND BRENGEN VAN LEVEN OP URANTIA
1955 58:0.1 IN ALL Satania there are only sixty-one worlds similar to Urantia, life-modification planets. The majority of inhabited worlds are peopled in accordance with established techniques; on such spheres the Life Carriers are afforded little leeway in their plans for life implantation. But about one world in ten is designated as a decimal planet and assigned to the special registry of the Life Carriers; and on such planets we are permitted to undertake certain life experiments in an effort to modify or possibly improve the standard universe types of living beings.
1997 58:0.1 IN heel Satania zijn er slechts eenenzestig werelden die op Urantia lijken, planeten waar levensmodificatie heeft plaatsgevonden. Het grootste deel der bewoonde werelden wordt volgens vaste technieken bevolkt: op zulke planeten wordt aan de Levendragers weinig speelruimte gelaten ten aanzien van hun plannen voor de implantatie van leven. Maar ongeveer één op de tien werelden wordt aangewezen als een decimale planeet en ingeschreven in het speciale register van de Levendragers; op zulke planeten is het ons toegestaan bepaalde experimenten met het leven te ondernemen, teneinde te pogen modificaties, of zo mogelijk verbeteringen, aan te brengen in de standaardtypen levende wezens van het universum.
1. PHYSICAL-LIFE PREREQUISITES
1. EERSTE VEREISTEN VOOR HET FYSISCHE LEVEN
1955 58:1.1 600,000,000 years ago the commission of Life Carriers sent out from Jerusem arrived on Urantia and began the study of physical conditions preparatory to launching life on world number 606 of the Satania system. This was to be our six hundred and sixth experience with the initiation of the Nebadon life patterns in Satania and our sixtieth opportunity to make changes and institute modifications in the basic and standard life designs of the local universe.
1997 58:1.1 600.000.000 jaar geleden arriveerde de uit Jerusem uitgezonden commissie van Levendragers op Urantia en begon de fysische omstandigheden te bestuderen, ter voorbereiding op de lancering van leven op wereld no. 606 van het Satania-stelsel. Dit zou voor ons de zeshonderdzesde ervaring worden met het initiëren van de Nebadon-levenspatronen in Satania en de zestigste gelegenheid om veranderingen aan te brengen en modificaties in te voeren in de standaard-levensontwerpen van het plaatselijk universum.
1955 58:1.2 It should be made clear that Life Carriers cannot initiate life until a sphere is ripe for the inauguration of the evolutionary cycle. Neither can we provide for a more rapid life development than can be supported and accommodated by the physical progress of the planet.
1997 58:1.2 Duidelijk moet worden gesteld dat Levendragers geen leven kunnen initiëren voordat een wereld rijp is voor de aanvang van de evolutionaire cyclus. Evenmin kunnen wij zorgen voor een snellere ontwikkeling van het leven dan de fysische ontwikkeling van de planeet kan dragen en herbergen.
1955 58:1.3 The Satania Life Carriers had projected a sodium chloride pattern of life; therefore no steps could be taken toward planting it until the ocean waters had become sufficiently briny. The Urantia type of protoplasm can function only in a suitable salt solution. All ancestral life—vegetable and animal—evolved in a salt-solution habitat. And even the more highly organized land animals could not continue to live did not this same essential salt solution circulate throughout their bodies in the blood stream which freely bathes, literally submerses, every tiny living cell in this “briny deep.”
1997 58:1.3 De Levendragers van Satania hadden een natriumchloride-levenspatroon ontworpen; er konden daarom geen stappen worden ondernomen om dit te implanteren, voordat het water van de oceanen een voldoende zoutgehalte had gekregen. Het protoplasma-type van Urantia kan alleen in een passende zoutoplossing functioneren. Al het oerleven — plantaardig en dierlijk — is in een zilt milieu tot ontwikkeling gekomen. Zelfs de hoger georganiseerde landdieren zouden niet in leven kunnen blijven als dezelfde essentiële zoutoplossing niet door hun lichaam circuleerde in de bloedstroom die iedere kleine levende cel vrij omspoelt met, en letterlijk onderdompelt in, dit ‘zilte nat.’
1955 58:1.4 Your primitive ancestors freely circulated about in the salty ocean; today, this same oceanlike salty solution freely circulates about in your bodies, bathing each individual cell with a chemical liquid in all essentials comparable to the salt water which stimulated the first protoplasmic reactions of the first living cells to function on the planet.
1997 58:1.4 Uw primitieve voorzaten bewogen zich vrij door de zilte oceaan; heden ten dage beweegt zich dezelfde, op oceaanwater lijkende, zoutoplossing vrij door uw lichaam, daarbij iedere individuële cel omspoelend met een chemische vloeistof die in alle essentiële kenmerken vergelijkbaar is met het zoute water dat de eerste reacties stimuleerde van het protoplasma van de eerste levende cellen die op de planeet functioneerden.
1955 58:1.5 But as this era opens, Urantia is in every way evolving toward a state favorable for the support of the initial forms of marine life. Slowly but surely physical developments on earth and in adjacent space regions are preparing the stage for the later attempts to establish such life forms as we had decided would be best adapted to the unfolding physical environment—both terrestrial and spatial.
1997 58:1.5 Maar wanneer deze era aanvangt, ontwikkelt Urantia zich in alle opzichten naar een toestand die gunstig is voor het in stand houden van de aanvangsvormen van het zeeleven. Langzaam maar zeker brengen de fysische ontwikkelingen op aarde en in de aangrenzende ruimteregionen het toneel in gereedheid voor onze latere pogingen om die levensvormen tot stand te brengen, die, naar wij besloten hadden, het beste zouden passen bij de zich ontvouwende fysische omgeving — zowel op aarde als in de ruimte.
1955 58:1.6 Subsequently the Satania commission of Life Carriers returned to Jerusem, preferring to await the further breakup of the continental land mass, which would afford still more inland seas and sheltered bays, before actually beginning life implantation.
1997 58:1.6 Daarna keerde de Satania-commissie van Levendragers naar Jerusem terug, omdat ze, alvorens met het eigenlijke implanteren van het leven te beginnen, liever de verdere scheuring van de continentale landmassa wilde afwachten, waardoor nog meer binnenzeeën en beschutte baaien zouden ontstaan.
1955 58:1.7 On a planet where life has a marine origin the ideal conditions for life implantation are provided by a large number of inland seas, by an extensive shore line of shallow waters and sheltered bays; and just such a distribution of the earth’s waters was rapidly developing. These ancient inland seas were seldom over five or six hundred feet deep, and sunlight can penetrate ocean water for more than six hundred feet.
1997 58:1.7 Op een planeet waar het leven zijn oorsprong heeft in de zee, worden de ideale condities voor de implantatie van leven verschaft door een groot aantal binnenzeeën, door een uitgestrekte kustlijn met ondiepe wateren en beschutte baaien, en zulk een verdeling van de wateren van de aarde was zich nu juist snel aan het ontwikkelen. Deze oude binnenzeeën waren zelden meer dan honderdvijftig tot honderdtachtig meter diep, en het zonlicht kan meer dan honderdtachtig meter in het water van de oceanen doordringen.
1955 58:1.8 And it was from such seashores of the mild and equable climes of a later age that primitive plant life found its way onto the land. There the high degree of carbon in the atmosphere afforded the new land varieties of life opportunity for speedy and luxuriant growth. Though this atmosphere was then ideal for plant growth, it contained such a high degree of carbon dioxide that no animal, much less man, could have lived on the face of the earth.
1997 58:1.8 En vanaf dergelijke zeekusten, waar in een later tijdperk een mild en gelijkmatig klimaat zou heersen, vond het primitieve plantenleven zijn weg naar het land. Hier bood het hoge gehalte aan koolstof in de atmosfeer de nieuwe levenssoorten die op het land ontstonden de gelegenheid tot snelle en overvloedige groei. Ofschoon de atmosfeer toen ideaal was voor plantengroei, had zij een dermate hoog gehalte aan kooldioxide, dat geen dier, laat staan een mens, op de aardbodem zou hebben kunnen leven.
2. THE URANTIA ATMOSPHERE
2. DE ATMOSFEER VAN URANTIA
1955 58:2.1 The planetary atmosphere filters through to the earth about one two-billionth of the sun’s total light emanation. If the light falling upon North America were paid for at the rate of two cents per kilowatt-hour, the annual light bill would be upward of 800 quadrillion dollars. Chicago’s bill for sunshine would amount to considerably over 100 million dollars a day. And it should be remembered that you receive from the sun other forms of energy—light is not the only solar contribution reaching your atmosphere. Vast solar energies pour in upon Urantia embracing wave lengths ranging both above and below the recognition range of human vision.
1997 58:2.1 Door het filter van de atmosfeer van de planeet bereikt ongeveer één tweemiljardste deel van de totale lichtuitstraling van de zon de aarde. Indien het licht dat op Noord-Amerika valt, be- taald zou worden tegen een tarief van twee dollarcent per kilowatt-uur, zou de jaarlijkse lichtreke- ning meer dan 800 biljard [ 1015 ] dollar bedragen. Chicago’s rekening voor zonlicht zou aanzienlijk meer dan 100 miljoen dollar per dag bedragen. Daarbij moet ge niet vergeten dat ge van de zon nog andere vormen van energie ontvangt — licht is niet de enige bijdrage van de zon die uw atmosfeer bereikt. Er stromen geweldige zonne-energieën naar Urantia, waarin golflengten voorkomen die zich zowel boven als onder het waarnemingsvermogen van de mens bevinden.
1955 58:2.2 The earth’s atmosphere is all but opaque to much of the solar radiation at the extreme ultraviolet end of the spectrum. Most of these short wave lengths are absorbed by a layer of ozone which exists throughout a level about ten miles above the surface of the earth, and which extends spaceward for another ten miles. The ozone permeating this region, at conditions prevailing on the earth’s surface, would make a layer only one tenth of an inch thick; nevertheless, this relatively small and apparently insignificant amount of ozone protects Urantia inhabitants from the excess of these dangerous and destructive ultraviolet radiations present in sunlight. But were this ozone layer just a trifle thicker, you would be deprived of the highly important and health-giving ultraviolet rays which now reach the earth’s surface, and which are ancestral to one of the most essential of your vitamins.
1997 58:2.2 De atmosfeer van de aarde laat bijna geen enkele zonnestraling door aan het uiterste ultraviolette einde van het spectrum. De meeste van deze korte golflengten worden geabsorbeerd door een ozonlaag die overal op een hoogte van ongeveer vijftien kilometer boven het aardoppervlak begint en zich nog eens vijftien kilometer in de ruimte uitstrekt. De ozon die dit gebied doordringt, zou, onder de condities die op het aardoppervlak heersen, slechts een laag van twee en een halve millimeter dikte vormen; niettemin beschermt deze betrekkelijk kleine en schijnbaar onbetekenende hoeveelheid ozon de bewoners van Urantia tegen een te grote dosis van de gevaarlijke, destructieve ultraviolette straling die in het zonlicht aanwezig is. Maar indien deze ozonlaag ook maar iets dikker zou zijn, zoudt ge verstoken zijn van de hoogst belangrijke en heilzame ultraviolette stralen die het oppervlak van de aarde nu wel bereiken, en waaraan een van uw meest essentiële vitaminen zijn ontstaan dankt.
1955 58:2.3 And yet some of the less imaginative of your mortal mechanists insist on viewing material creation and human evolution as an accident. The Urantia midwayers have assembled over fifty thousand facts of physics and chemistry which they deem to be incompatible with the laws of accidental chance, and which they contend unmistakably demonstrate the presence of intelligent purpose in the material creation. And all of this takes no account of their catalogue of more than one hundred thousand findings outside the domain of physics and chemistry which they maintain prove the presence of mind in the planning, creation, and maintenance of the material cosmos.
1997 58:2.3 Toch willen sommigen van de aanhangers der mechanistische wereldbeschouwing die over weinig verbeeldingskracht beschikken, de materiële schepping en de menselijke evolutie blijven zien als een toevallige gebeurtenis. De middenwezens van Urantia hebben op het gebied van de natuurkunde en de chemie meer dan vijftigduizend feiten verzameld die zij onverenigbaar achten met de wetten van het zuivere toeval en die volgens hen onmiskenbaar aantonen dat er een intelligente bedoeling in de materiële schepping schuilt. Dit alles laat dan nog buiten beschouwing dat zij een catalogus hebben samengesteld van meer dan honderdduizend feiten buiten het gebied van de natuur- en scheikunde, waarvan zij stellen dat zij de aanwezigheid van denkend bewustzijn bewijzen in het ontwerp, de schepping en het in stand houden van de materiële kosmos.
1955 58:2.4 Your sun pours forth a veritable flood of death-dealing rays, and your pleasant life on Urantia is due to the “fortuitous” influence of more than two-score apparently accidental protective operations similar to the action of this unique ozone layer.
1997 58:2.4 Van uw zon gaat een ware stortvloed van dodelijke straling uit, en uw aangename leven op Urantia hebt ge te danken aan de ‘fortuinlijke’ invloed van meer dan veertig, schijnbaar toevallige, beschermende werkingen, die vergelijkbaar is met met de werking van deze unieke ozonlaag.
1955 58:2.5 Were it not for the “blanketing” effect of the atmosphere at night, heat would be lost by radiation so rapidly that life would be impossible of maintenance except by artificial provision.
1997 58:2.5 Indien de dampkring ’s nachts niet als een ‘deken’ zou fungeren, zou er door uitstraling zo snel warmte verloren gaan, dat het leven onmogelijk in stand gehouden zou kunnen worden, behalve door kunstmatige voorzieningen.
1955 58:2.6 The lower five or six miles of the earth’s atmosphere is the troposphere; this is the region of winds and air currents which provide weather phenomena. Above this region is the inner ionosphere and next above is the stratosphere. Ascending from the surface of the earth, the temperature steadily falls for six or eight miles, at which height it registers around 70 degrees below zero F. This temperature range of from 65 to 70 degrees below zero F. is unchanged in the further ascent for forty miles; this realm of constant temperature is the stratosphere. At a height of forty-five or fifty miles, the temperature begins to rise, and this increase continues until, at the level of the auroral displays, a temperature of 1200° F. is attained, and it is this intense heat that ionizes the oxygen. But temperature in such a rarefied atmosphere is hardly comparable with heat reckoning at the surface of the earth. Bear in mind that one half of all your atmosphere is to be found in the first three miles. The height of the earth’s atmosphere is indicated by the highest auroral streamers—about four hundred miles.
1997 58:2.6 De onderste acht tot tien kilometer van de dampkring van de aarde is de troposfeer; dit is de laag van de winden en luchtstromingen die de weersverschijnselen veroorzaken. Boven deze laag ligt de binnenste ionosfeer en vlak daarboven de stratosfeer. Wanneer men van het aardoppervlak opstijgt, daalt de temperatuur gestaag gedurende tien tot dertien kilometer, op welke hoogte zij omstreeks 57 graden Celsius onder nul bedraagt. Deze temperatuur van 54 tot 57 graden onder nul blijft onveranderd wanneer men nog ongeveer zestig kilometer verder stijgt; dit gebied van constante temperatuur is de stratosfeer. Op een hoogte van ongeveer zeventig tot tachtig kilometer begint de temperatuur te stijgen, en deze stijging blijft doorgaan totdat, op de hoogte waar het verschijnsel van het poollicht optreedt, een temperatuur van 650 graden Celsius wordt bereikt, een intense hitte die de zuurstof ioniseert. Maar temperatuur in zo’n ijle atmosfeer kan nauwelijks worden vergeleken met hitte zoals die op het aardoppervlak wordt gerekend. Houdt in gedachten dat de helft van uw gehele atmosfeer in de eerste vijf kilometer wordt aangetroffen. De hoogte van de atmosfeer van de aarde wordt aangegeven door de hoogste stralen van het poollicht — ongeveer 650 kilometer.
1955 58:2.7 Auroral phenomena are directly related to sunspots, those solar cyclones which whirl in opposite directions above and below the solar equator, even as do the terrestrial tropical hurricanes. Such atmospheric disturbances whirl in opposite directions when occurring above or below the equator.
1997 58:2.7 De verschijnselen van het poollicht houden rechtstreeks verband met de zonnevlekken, de cyclonen op de zon die in tegengestelde richting snel boven en beneden de equator van de zon rondwervelen, precies zoals de tropische orkanen op aarde. Zulke atmosferische storingen stormen in tegengestelde richtingen, afhankelijk van hun optreden boven of beneden de equator.
1955 58:2.8 The power of sunspots to alter light frequencies shows that these solar storm centers function as enormous magnets. Such magnetic fields are able to hurl charged particles from the sunspot craters out through space to the earth’s outer atmosphere, where their ionizing influence produces such spectacular auroral displays. Therefore do you have the greatest auroral phenomena when sunspots are at their height—or soon thereafter—at which time the spots are more generally equatorially situated.
1997 58:2.8 Het vermogen van zonnevlekken om de frequenties van het licht te wijzigen, toont aan dat deze stormcentra op de zon als enorme magneten functioneren. Zulke magnetische velden zijn in staat om geladen deeltjes uit de kraters van de zonnevlekken de ruimte in te slingeren, naar de buitenste laag van de dampkring van de aarde, waar hun ioniserende werking het spectaculaire schouwspel van het poollicht teweegbrengt. Daarom doet zich het verschijnsel van het poollicht het sterkst voor als de zonnevlekken op hun hoogtepunt zijn gekomen — of spoedig daarna — de tijd wanneer de zonnevlekken voor het merendeel dicht bij de equator zijn gelegen.
1955 58:2.9 Even the compass needle is responsive to this solar influence since it turns slightly to the east as the sun rises and slightly to the west as the sun nears setting. This happens every day, but during the height of sunspot cycles this variation of the compass is twice as great. These diurnal wanderings of the compass are in response to the increased ionization of the upper atmosphere, which is produced by the sunlight.
1997 58:2.9 Zelfs de naald van het kompas reageert op deze invloed van de zon, aangezien de naald iets naar het oosten afwijkt wanneer de zon opkomt, en iets naar het westen tegen zonsondergang. Dit gebeurt iedere dag, maar op het hoogtepunt van de zonnevlekken-cyclus is de afwijking van het kompas tweemaal zo groot. Deze dagelijkse afwijkingen van het kompas zijn een reactie op de verhoogde ionisatie in de bovenste lagen van de atmosfeer, veroorzaakt door het zonlicht.
1955 58:2.10 It is the presence of two different levels of electrified conducting regions in the superstratosphere that accounts for the long-distance transmission of your long- and short-wave radiobroadcasts. Your broadcasting is sometimes disturbed by the terrific storms which occasionally rage in the realms of these outer ionospheres.
1997 58:2.10 De aanwezigheid van twee verschillende lagen geëlectriseerde geleidende gebieden in de superstratosfeer verklaart de lange-afstandstransmissie van uw lange- en kortegolf radio-uitzendingen. Uw uitzendingen worden soms gestoord door de verschrikkelijke stormen die zo nu en dan in de gebieden van deze buitenste lagen van de ionosfeer woeden.
3. SPATIAL ENVIRONMENT
3. DE RUIMTELIJKE OMGEVING
1955 58:3.1 During the earlier times of universe materialization the space regions are interspersed with vast hydrogen clouds, just such astronomic dust clusters as now characterize many regions throughout remote space. Much of the organized matter which the blazing suns break down and disperse as radiant energy was originally built up in these early appearing hydrogen clouds of space. Under certain unusual conditions atom disruption also occurs at the nucleus of the larger hydrogen masses. And all of these phenomena of atom building and atom dissolution, as in the highly heated nebulae, are attended by the emergence of flood tides of short space rays of radiant energy. Accompanying these diverse radiations is a form of space-energy unknown on Urantia.
1997 58:3.1 In de vroege tijden van de materialisatie van een universum zijn er in de gebieden der ruimte ontzaglijk grote waterstofwolken verspreid, precies dezelfde astronomische stofmassa’s die nu vele gebieden in de gehele verre ruimte kenmerken. Een groot deel van de georganiseerde materie die door de laaiende zonnen wordt afgebroken en als stralingsenergie wordt verspreid, werd oorspronkelijk opgebouwd in deze al vroeg verschijnende waterstofwolken van de ruimte. Onder bepaalde ongewone omstandigheden vindt er ook uiteenvallen van atomen plaats in de kern van de grotere waterstofmassa’s. En al deze verschijnselen van atoomopbouw en -afbraak gaan, precies zoals in de sterk verhitte nevels, gepaard met het ontstaan van vloedgolven van kortegolf-stralingsenergie in de ruimte. Deze verschillende stralingen gaan vergezeld van een vorm van ruimteënergie die op Urantia onbekend is.
1955 58:3.2 This short-ray energy charge of universe space is four hundred times greater than all other forms of radiant energy existing in the organized space domains. The output of short space rays, whether coming from the blazing nebulae, tense electric fields, outer space, or the vast hydrogen dust clouds, is modified qualitatively and quantitatively by fluctuations of, and sudden tension changes in, temperature, gravity, and electronic pressures.
1997 58:3.2 Deze kortegolf-energielading van de ruimte in het universum is vierhonderd maal groter dan alle andere vormen van stralingsenergie die in de georganiseerde gebieden der ruimte bestaan. De productie van de korte golven in de ruimte, ongeacht of ze afkomstig zijn van de gloeiende nevels, van sterke elektrische velden, de buitenruimte, of van de ontzaglijke waterstofwolken, wordt kwalitatief en kwantitatief gewijzigd door schommelingen van en plotselinge spanningsveranderingen in temperatuur, zwaartekracht en elektronische druk.
1955 58:3.3 These eventualities in the origin of the space rays are determined by many cosmic occurrences as well as by the orbits of circulating matter, which vary from modified circles to extreme ellipses. Physical conditions may also be greatly altered because the electron spin is sometimes in the opposite direction from that of the grosser matter behavior, even in the same physical zone.
1997 58:3.3 Deze eventualiteiten bij het ontstaan van de ruimtestraling worden bepaald door vele kosmische gebeurtenissen, alsmede door de banen van de circulerende materie, die variëren van enigszins cirkelvormig tot uiterst ellipsvormig. De fysische omstandigheden kunnen ook grote modificaties ondergaan omdat de spin van het elektron soms tegengesteld is aan de wijze waarop de grovere materie zich gedraagt, zelfs in dezelfde fysische zone.
1955 58:3.4 The vast hydrogen clouds are veritable cosmic chemical laboratories, harboring all phases of evolving energy and metamorphosing matter. Great energy actions also occur in the marginal gases of the great binary stars which so frequently overlap and hence extensively commingle. But none of these tremendous and far-flung energy activities of space exerts the least influence upon the phenomena of organized life—the germ plasm of living things and beings. These energy conditions of space are germane to the essential environment of life establishment, but they are not effective in the subsequent modification of the inheritance factors of the germ plasm as are some of the longer rays of radiant energy. The implanted life of the Life Carriers is fully resistant to all of this amazing flood of the short space rays of universe energy.
1997 58:3.4 De geweldige waterstofwolken zijn ware kosmische chemische laboratoria, die plaats bieden aan alle fasen van zich ontwikkelende energie en metamorfoserende materie. Er spelen zich eveneens grote energiewerkingen af in de gassen die zich aan de randen van de grote dubbelsterren bevinden en die elkaar dikwijls overlappen en zich daardoor op uitgebreide schaal vermengen. Maar geen van deze geweldige energetische werkingen, die zich over wijde uitgestrektheden in de ruimte voordoen, oefent ook maar de minste invloed uit op de verschijnselen van het georganiseerde leven — het kiemplasma van levende organismen en wezens. Deze energetische omstandigheden in de ruimte zijn van betekenis voor de omgeving die noodzakelijk is voor het tot stand brengen van leven, maar zij zijn niet van invloed op de latere modificatie van de erfelijkheidsfactoren van het kiemplasma, zoals sommige langere golven van de stralingsenergie dat zijn. Het door de Levendragers geïmplanteerde leven is volledig bestand tegen deze verbazingwekkende vloed van kortegolf-ruimtestraling van universum-energie.
1955 58:3.5 All of these essential cosmic conditions had to evolve to a favorable status before the Life Carriers could actually begin the establishment of life on Urantia.
1997 58:3.5 Al deze essentiële kosmische omstandigheden moesten zich ontwikkelen tot een gunstige toestand alvorens de Levendragers daadwerkelijk konden beginnen met het tot stand brengen van leven op Urantia.
4. THE LIFE-DAWN ERA
4. DE ERA VAN DE DAGERAAD VAN HET LEVEN
1955 58:4.1 That we are called Life Carriers should not confuse you. We can and do carry life to the planets, but we brought no life to Urantia. Urantia life is unique, original with the planet. This sphere is a life-modification world; all life appearing hereon was formulated by us right here on the planet; and there is no other world in all Satania, even in all Nebadon, that has a life existence just like that of Urantia.
1997 58:4.1 Dat wij Levendragers worden genoemd moet u niet in verwarring brengen. Wij kunnen leven naar de planeten brengen, en doen dit ook, maar wij hebben geen leven naar Urantia gebracht. Het leven op Urantia is uniek, het heeft zijn oorsprong op de planeet. Dit hemellichaam is een wereld waar modificaties in het leven zijn aangebracht; alle leven dat hier verscheen werd door ons hier op de planeet zelf geformuleerd, en er is in heel Satania, zelfs in heel Nebadon, geen enkele andere wereld waar het leven precies zo bestaat als op Urantia[1].
1955 58:4.2 550,000,000 years ago the Life Carrier corps returned to Urantia. In co-operation with spiritual powers and superphysical forces we organized and initiated the original life patterns of this world and planted them in the hospitable waters of the realm. All planetary life (aside from extraplanetary personalities) down to the days of Caligastia, the Planetary Prince, had its origin in our three original, identical, and simultaneous marine-life implantations. These three life implantations have been designated as: the central or Eurasian-African, the eastern or Australasian, and the western, embracing Greenland and the Americas.
1997 58:4.2 550.000.000 jaar geleden keerde het korps Levendragers naar Urantia terug. In samenwerking met geestelijke machten en bovenfysische krachten organiseerden wij de oorspronkelijke levenspatronen van deze wereld, stelden deze in werking en plantten ze in de gastvrije wateren van dit gebied[2]. Alle planetaire leven (afgezien van buitenplanetaire persoonlijkheden) had tot aan de dagen van Caligastia, de Planetaire Vorst, zijn oorsprong in onze drie oorspronkelijke, identieke en gelijktijdige implantaties van zeeleven. Deze drie implantaties van het leven zijn aangeduid als: de centrale of Eurazisch-Afrikaanse, de oostelijke of Austraal-Aziatische, en de westelijke, die Groenland en de Amerika’s omvat.
1955 58:4.3 500,000,000 years ago primitive marine vegetable life was well established on Urantia. Greenland and the arctic land mass, together with North and South America, were beginning their long and slow westward drift. Africa moved slightly south, creating an east and west trough, the Mediterranean basin, between itself and the mother body. Antarctica, Australia, and the land indicated by the islands of the Pacific broke away on the south and east and have drifted far away since that day.
1997 58:4.3 500.000.000 jaar geleden had het primitieve plantaardige zeeleven zich goed genesteld op Urantia. Groenland en de arctische landmassa begonnen, samen met Noord- en Zuid-Amerika, aan hun langdurige, langzame drift in westelijke richting. Afrika verplaatste zich enigszins naar het zuiden en deed daardoor tussen zichzelf en de moedermassa een oost-west trog ontstaan, het Middellandse Zeebekken. Antarctica, Australië, en het land dat aangegeven wordt door de eilanden in de Stille Zuidzee, braken in het zuiden en oosten af en zijn sindsdien ver afgedreven.
1955 58:4.4 We had planted the primitive form of marine life in the sheltered tropic bays of the central seas of the east-west cleavage of the breaking-up continental land mass. Our purpose in making three marine-life implantations was to insure that each great land mass would carry this life with it, in its warm-water seas, as the land subsequently separated. We foresaw that in the later era of the emergence of land life large oceans of water would separate these drifting continental land masses.
1997 58:4.4 Wij hadden de primitieve vorm van zeeleven geïmplanteerd in de beschutte tropische baaien van de centrale zeeën van de oost-west-kloof in de uiteenbrekende continentale landmassa. Dat wij drie implantaties van zeeleven uitvoerden, had ten doel te verzekeren dat elke grote landmassa in zijn warmwaterzeeën dit leven met zich mee zou voeren, wanneer het land later uit elkaar zou drijven. Wij voorzagen dat later, in het tijdperk waarin het landleven aan de dag zou treden, deze op drift zijnde continentale landmassa’s door grote oceanen van elkaar gescheiden zouden raken.
5. THE CONTINENTAL DRIFT
5. DE DRIFT DER CONTINENTEN
1955 58:5.1 The continental land drift continued. The earth’s core had become as dense and rigid as steel, being subjected to a pressure of almost 25,000 tons to the square inch, and owing to the enormous gravity pressure, it was and still is very hot in the deep interior. The temperature increases from the surface downward until at the center it is slightly above the surface temperature of the sun.
1997 58:5.1 De continentale landdrift zette zich voort. De aardkern was zo dicht en onbuigzaam als staal geworden, daar deze onder een druk van ongeveer 3500 ton per vierkante centimeter stond; ten gevolge van de enorme druk van de zwaartekracht was het diep in het binnenste van de aarde dan ook zeer heet, en is het dat nog steeds. De temperatuur neemt vanaf het oppervlak naar beneden toe, totdat zij in het centrum iets hoger is dan de oppervlakte-temperatuur van de zon.
1955 58:5.2 The outer one thousand miles of the earth’s mass consists principally of different kinds of rock. Underneath are the denser and heavier metallic elements. Throughout the early and preatmospheric ages the world was so nearly fluid in its molten and highly heated state that the heavier metals sank deep into the interior. Those found near the surface today represent the exudate of ancient volcanoes, later and extensive lava flows, and the more recent meteoric deposits.
1997 58:5.2 De buitenste 1600 kilometer van de massa van de aarde bestaat hoofdzakelijk uit verschillende soorten gesteenten. Daaronder bevinden zich de compactere en zwaardere metaalhoudende elementen. Gedurende de gehele begintijd, toen de wereld nog niet door een dampkring was omringd, was zij zo bijna vloeibaar in haar gesmolten, sterk verhitte toestand, dat de zwaardere metalen diep wegzonken naar het binnenste. De zwaardere metalen die nu dicht aan de oppervlakte worden aangetroffen, zijn overblijfselen van wat door oude vulkanen is uitgestoten, van latere omvangrijke lavastromen, en van de meer recente neerslag van meteoren.
1955 58:5.3 The outer crust was about forty miles thick. This outer shell was supported by, and rested directly upon, a molten sea of basalt of varying thickness, a mobile layer of molten lava held under high pressure but always tending to flow hither and yon in equalization of shifting planetary pressures, thereby tending to stabilize the earth’s crust.
1997 58:5.3 De buitenste aardkorst was ongeveer zestig kilometer dik. Dit buitenste omhulsel werd ondersteund door, en rustte rechtstreeks op, een zee van gesmolten basalt van wisselende dikte, een beweeglijke laag van gesmolten lava die onder hoge druk stond, maar steeds de neiging had her en derwaarts te vloeien ter vereffening van de zich steeds verplaatsende planetaire druk, en daardoor bijdroeg tot de stabilisatie van de aardkorst.
1955 58:5.4 Even today the continents continue to float upon this noncrystallized cushiony sea of molten basalt. Were it not for this protective condition, the more severe earthquakes would literally shake the world to pieces. Earthquakes are caused by sliding and shifting of the solid outer crust and not by volcanoes.
1997 58:5.4 Zelfs heden ten dage drijven de continenten nog op deze niet-gekristalliseerde, als kussen fun- gerende zee van gesmolten basalt. Als deze bescherming zou ontbreken, zouden de zwaardere aardbevingen de wereld letterlijk aan stukken schudden. Aardbevingen worden veroorzaakt door verschuivingen en verplaatsingen van de vaste buitenste aardkorst, en niet door vulkanen.
1955 58:5.5 The lava layers of the earth’s crust, when cooled, form granite. The average density of Urantia is a little more than five and one-half times that of water; the density of granite is less than three times that of water. The earth’s core is twelve times as dense as water.
1997 58:5.5 Wanneer de lagen lava van de aardkorst afkoelen, vormen zij graniet. De gemiddelde dichtheid van Urantia is iets meer dan vijf en een half maal die van water; de dichtheid van graniet is minder dan drie maal die van water. De kern van de aarde heeft een dichtheid van twaalf maal die van water.
1955 58:5.6 The sea bottoms are more dense than the land masses, and this is what keeps the continents above water. When the sea bottoms are extruded above the sea level, they are found to consist largely of basalt, a form of lava considerably heavier than the granite of the land masses. Again, if the continents were not lighter than the ocean beds, gravity would draw the edges of the oceans up onto the land, but such phenomena are not observable.
1997 58:5.6 De zeebodems zijn dichter dan de landmassa’s, en zo blijven de continenten boven water. Wanneer de zeebodems boven het niveau van de zee uitrijzen, blijkt dat zij in hoofdzaak uit basalt bestaan, een vorm van lava die aanzienlijk zwaarder is dan het graniet van de landmassa’s. Nogmaals, indien de continenten niet lichter zouden zijn dan de bodems van de oceanen, zouden de randen van de oceanen door de zwaartekracht het land op worden getrokken, maar zulke verschijnselen kunnen niet worden waargenomen.
1955 58:5.7 The weight of the oceans is also a factor in the increase of pressure on the sea beds. The lower but comparatively heavier ocean beds, plus the weight of the overlying water, approximate the weight of the higher but much lighter continents. But all continents tend to creep into the oceans. The continental pressure at ocean-bottom levels is about 20,000 pounds to the square inch. That is, this would be the pressure of a continental mass standing 15,000 feet above the ocean floor. The ocean-floor water pressure is only about 5,000 pounds to the square inch. These differential pressures tend to cause the continents to slide toward the ocean beds.
1997 58:5.7 Het gewicht van de oceanen is ook een factor in de toename van de druk op de zeebodems. De lagere, maar verhoudingsgewijs zwaardere oceaanbodems, vermeerderd met het gewicht van de waterlaag daarboven, benaderen het gewicht van de hogere maar veel lichtere continenten. Alle continenten hebben evenwel de neiging in de oceanen af te glijden. De continentale druk op het niveau van de oceaanbodems is ongeveer 1.400 kilogram per vierkante centimeter. Dat wil zeggen, dit zou de druk van een continentale landmassa zijn die ongeveer 4500 meter boven de oceaanbodem zou uitsteken. De druk van het water op de oceaanbodem bedraagt slechts ongeveer 350 kilogram per vierkante centimeter. Dit verschil in druk maakt dat de continenten de neiging hebben naar de beddingen van de oceanen af te glijden.
1955 58:5.8 Depression of the ocean bottom during the prelife ages had upthrust a solitary continental land mass to such a height that its lateral pressure tended to cause the eastern, western, and southern fringes to slide downhill, over the underlying semiviscous lava beds, into the waters of the surrounding Pacific Ocean. This so fully compensated the continental pressure that a wide break did not occur on the eastern shore of this ancient Asiatic continent, but ever since has that eastern coast line hovered over the precipice of its adjoining oceanic depths, threatening to slide into a watery grave.
1997 58:5.8 De daling van de oceaanbodem gedurende de tijden vóór er leven was ontstaan, had één enkele continentale landmassa opgestuwd, en wel tot zo’n hoogte, dat de zijwaartse druk ervan maakte dat de oostelijke, westelijke, en zuidelijke randen de neiging vertoonden omlaag te glijden, over de onderlaag van half-vloeibare lava heen, de wateren van de omliggende Grote Oceaan in. Hierdoor werd de druk van het continent zo volledig gecompenseerd, dat er geen grote breuk ontstond aan de oostkust van dit oude Aziatische continent, maar sindsdien heeft die oostelijke kustlijn steeds over de afgrond gehangen van de aangrenzende diepten van de oceaan, en dreigt hij naar beneden te glijden en zijn graf in het water te vinden.
6. THE TRANSITION PERIOD
6. DE PERIODE VAN OVERGANG
1955 58:6.1 450,000,000 years ago the transition from vegetable to animal life occurred. This metamorphosis took place in the shallow waters of the sheltered tropic bays and lagoons of the extensive shore lines of the separating continents. And this development, all of which was inherent in the original life patterns, came about gradually. There were many transitional stages between the early primitive vegetable forms of life and the later well-defined animal organisms. Even today the transition slime molds persist, and they can hardly be classified either as plants or as animals.
1997 58:6.1 450.000.000 jaar geleden vond de overgang van plantaardig naar dierlijk leven plaats. Deze metamorfose speelde zich af in de ondiepe wateren van de beschutte tropische baaien en lagunes langs de uitgestrekte kustlijnen van de uit elkaar drijvende continenten. Deze ontwikkeling, die inherent was aan de oorspronkelijke levenspatronen, kwam geleidelijk tot stand. Er ware vele overgangsstadia tussen de vroege primitieve vormen van plantaardig leven en de latere, duidelijk herkenbare dierlijke organismen[3]. Zelfs heden ten dage bestaat nog steeds de overgangsvorm der slijmzwammen, welke moeilijk òf als planten òf als dieren geklassificeerd kunnen worden.
1955 58:6.2 Although the evolution of vegetable life can be traced into animal life, and though there have been found graduated series of plants and animals which progressively lead up from the most simple to the most complex and advanced organisms, you will not be able to find such connecting links between the great divisions of the animal kingdom nor between the highest of the prehuman animal types and the dawn men of the human races. These so-called “missing links” will forever remain missing, for the simple reason that they never existed.
1997 58:6.2 Ofschoon de evolutie van het plantaardig leven nagegaan kan worden tot in het dierlijk leven, en ofschoon er opklimmende reeksen van planten en dieren zijn gevonden die geleidelijk van de allereenvoudigste tot de ingewikkeldste en verstgevorderde organismen overgaan, zult ge niet zulke verbindingsschakels kunnen vinden tussen de grote afdelingen van het dierenrijk, noch tussen de hoogste voormenselijke diersoorten en de mensen van de dageraad van de menselijke rassen. Deze zogenaamde ‘ontbrekende schakels’ zullen altijd blijven ontbreken om de eenvoudige reden dat zij nooit hebben bestaan.
1955 58:6.3 From era to era radically new species of animal life arise. They do not evolve as the result of the gradual accumulation of small variations; they appear as full-fledged and new orders of life, and they appear suddenly.
1997 58:6.3 Van era tot era verschijnen er volstrekt nieuwe soorten dierlijk leven. Deze komen niet tot ontwikkeling als gevolg van een geleidelijke acccumulatie van kleine variaties; zij verschijnen als volledig ontwikkelde, nieuwe levensorden, en zij verschijnen plotseling.
1955 58:6.4 The sudden appearance of new species and diversified orders of living organisms is wholly biologic, strictly natural. There is nothing supernatural connected with these genetic mutations.
1997 58:6.4 De plotselinge verschijning van nieuwe soorten en gevariëerde orden van levende organismen is geheel biologisch, strikt natuurlijk. Er is niets bovennatuurlijks verbonden aan deze genetische mutaties.
1955 58:6.5 At the proper degree of saltiness in the oceans animal life evolved, and it was comparatively simple to allow the briny waters to circulate through the animal bodies of marine life. But when the oceans were contracted and the percentage of salt was greatly increased, these same animals evolved the ability to reduce the saltiness of their body fluids just as those organisms which learned to live in fresh water acquired the ability to maintain the proper degree of sodium chloride in their body fluids by ingenious techniques of salt conservation.
1997 58:6.5 Toen het juiste zoutgehalte in de oceanen was bereikt, ontwikkelde zich daar dierlijk leven, en het was betrekkelijk eenvoudig om het zilte water te laten circuleren door de lichamen van de dieren in de zee. Toen echter de oceanen slonken en het zoutpercentage zeer toenam, ontwikkelden deze zelfde dieren het vermogen om het zoutgehalte van hun lichaamsvochten te verlagen, precies zoals de organismen die leerden om in zoet water te leven het vermogen verwierven om het juiste zoutgehalte in hun lichaamsvochten te handhaven door vernuftige methoden om zout vast te houden.
1955 58:6.6 Study of the rock-embraced fossils of marine life reveals the early adjustment struggles of these primitive organisms. Plants and animals never cease to make these adjustment experiments. Ever the environment is changing, and always are living organisms striving to accommodate themselves to these never-ending fluctuations.
1997 58:6.6 De bestudering van de fossielen van het zeeleven die in rotslagen bewaard zijn gebleven, onthult hoe deze primitieve organismen reeds vroeg te kampen hadden met aanpassingsproblemen. Planten en dieren blijven voortdurend experimenteren met de aanpassing. Steeds verandert de omgeving en steeds streven levende organismen ernaar zich te schikken naar deze onophoudelijke schommelingen.
1955 58:6.7 The physiologic equipment and the anatomic structure of all new orders of life are in response to the action of physical law, but the subsequent endowment of mind is a bestowal of the adjutant mind-spirits in accordance with innate brain capacity. Mind, while not a physical evolution, is wholly dependent on the brain capacity afforded by purely physical and evolutionary developments.
1997 58:6.7 De fysiologische uitrusting en de anatomische structuur van alle nieuwe levensorden zijn reacties op de werking van fysische wetten, maar de daarop volgende begiftiging met bewustzijn is een schenking van de assistent-bewustzijnsgeesten in overeenstemming met de aangeboren capaciteit van de hersenen. Hoewel het bewustzijn niet een product is van de fysische evolutie, is het toch geheel afhankelijk van de capaciteit van de hersenen, die verkregen wordt door zuiver fysische, evolutionaire ontwikkelingen.
1955 58:6.8 Through almost endless cycles of gains and losses, adjustments and readjustments, all living organisms swing back and forth from age to age. Those that attain cosmic unity persist, while those that fall short of this goal cease to exist.
1997 58:6.8 Door schier eindeloze cycli van vooruitgang en terugval, van aanpassing en hernieuwde aanpasssing, schommelen alle levende organismen in de loop der eeuwen heen en weer. Degene die kosmische eenheid bereiken, blijven bestaan, terwijl degene die daar niet in slagen, op- houden te bestaan.
7. THE GEOLOGIC HISTORY BOOK
7. HET GEOLOGISCHE GESCHIEDENISBOEK
1955 58:7.1 The vast group of rock systems which constituted the outer crust of the world during the life-dawn or Proterozoic era does not now appear at many points on the earth’s surface. And when it does emerge from below all the accumulations of subsequent ages, there will be found only the fossil remains of vegetable and early primitive animal life. Some of these older water-deposited rocks are commingled with subsequent layers, and sometimes they yield fossil remains of some of the earlier forms of vegetable life, while on the topmost layers occasionally may be found some of the more primitive forms of the early marine-animal organisms. In many places these oldest stratified rock layers, bearing the fossils of the early marine life, both animal and vegetable, may be found directly on top of the older undifferentiated stone.
1997 58:7.1 De uitgestrekte groep rotsformaties die gedurende de dageraad van het leven, het Proterozoïcum, de buitenste korst van de aarde vormde, komt thans niet meer op vele plaatsen van het aard- oppervlak te voorschijn. En wanneer deze soms onder alle accumulaties van latere tijden uit naar boven komt, zullen er slechts de fossiele overblijfselen van plantaardig en vroeg primitief dierlijk leven worden gevonden. Sommige van deze oude rotsen met door water gevormde afzettingen zijn vermengd met latere lagen, en soms bevatten deze lagen fossiele overblijfselen van enkele vroege vormen van plantaardig leven, terwijl op de hoogste lagen soms de meer primitieve vormen van de vroege dierlijke organismen van het zeeleven worden gevonden. Op vele plaatsen kunnen deze oudste gelaagde rotslagen, die de fossielen bevatten van het primitieve zeeleven, dierlijk zowel als plantaardig, direct bovenop het oudere ongedifferentieerde gesteente worden gevonden.
1955 58:7.2 Fossils of this era yield algae, corallike plants, primitive Protozoa, and spongelike transition organisms. But the absence of such fossils in the early rock layers does not necessarily prove that living things were not elsewhere in existence at the time of their deposition. Life was sparse throughout these early times and only slowly made its way over the face of the earth.
1997 58:7.2 Fossielen uit deze era leveren algen, op koraal gelijkende planten, primitieve protozoën en sponsachtige overgangsorganismen op. De afwezigheid van zulke fossielen in de oude rotslagen bewijst evenwel niet noodzakelijkerwijze dat er ten tijde van hun afzetting elders geen levende wezens zouden hebben bestaan. Er was weinig leven gedurende deze vroege tijden, en slechts langzaam verspreidde het zich over de aardbodem.
1955 58:7.3 The rocks of this olden age are now at the earth’s surface, or very near the surface, over about one eighth of the present land area. The average thickness of this transition stone, the oldest stratified rock layers, is about one and one-half miles. At some points these ancient rock systems are as much as four miles thick, but many of the layers which have been ascribed to this era belong to later periods.
1997 58:7.3 De rotsen uit deze oude tijden liggen nu aan het aardoppervlak, of zeer dicht onder het oppervlak, over ongeveer één achtste van het huidige landgebied. De gemiddelde dikte van dit overgangsgesteente, de oudste gelaagde rotsen, is ongeveer twee en een halve kilometer. Op sommige plaatsen zijn deze oude rotsstelsels wel zes kilometer dik, maar vele lagen die toegeschreven zijn aan deze era behoren tot latere perioden.
1955 58:7.4 In North America this ancient and primitive fossil-bearing stone layer comes to the surface over the eastern, central, and northern regions of Canada. There is also an intermittent east-west ridge of this rock which extends from Pennsylvania and the ancient Adirondack Mountains on west through Michigan, Wisconsin, and Minnesota. Other ridges run from Newfoundland to Alabama and from Alaska to Mexico.
1997 58:7.4 In Noord-Amerika komt deze oude, primitieve fossielen bevattende steenlaag aan de oppervlakte in de oostelijke, centrale en noordelijke streken van Canada. Er bestaat ook een onderbroken oost-west-bergrug van deze rotssoort, die zich uitstrekt van Pennsylvania en het Adirondack-Gebergte naar het westen, door Michigan, Wisconsin en Minnesota. Andere bergruggen lopen van Newfoundland naar Alabama en van Alaska naar Mexico.
1955 58:7.5 The rocks of this era are exposed here and there all over the world, but none are so easy of interpretation as those about Lake Superior and in the Grand Canyon of the Colorado River, where these primitive fossil-bearing rocks, existing in several layers, testify to the upheavals and surface fluctuations of those faraway times.
1997 58:7.5 De rotsen van dit tijdvak liggen over de gehele wereld hier en daar bloot, maar geen daarvan zijn zo gemakkelijk te interpreteren als die in de buurt van Lake Superior en in de Grand Canyon van de Colorado-rivier, alwaar deze rotsen, die primitieve fossielen bevatten en uit verschillende lagen bestaan, getuigen van de opheffingen van de aardkorst en de golvingen van het aardoppervlak in die lang vervlogen tijden.
1955 58:7.6 This stone layer, the oldest fossil-bearing stratum in the crust of the earth, has been crumpled, folded, and grotesquely twisted as a result of the upheavals of earthquakes and the early volcanoes. The lava flows of this age brought much iron, copper, and lead up near the planetary surface.
1997 58:7.6 Deze steenlaag, de oudste fossielen dragende laag in de aardkorst, is verfrommeld, gevouwen en grotesk gekronkeld ten gevolge van de bodemverheffingen door aardbevingen en de vroege vulkanen. De lavastromen van die tijd hebben veel ijzer, koper en lood naar boven gebracht, tot vlak onder het oppervlak van de planeet.
1955 58:7.7 There are few places on the earth where such activities are more graphically shown than in the St. Croix valley of Wisconsin. In this region there occurred one hundred and twenty-seven successive lava flows on land with succeeding water submergence and consequent rock deposition. Although much of the upper rock sedimentation and intermittent lava flow is absent today, and though the bottom of this system is buried deep in the earth, nevertheless, about sixty-five or seventy of these stratified records of past ages are now exposed to view.
1997 58:7.7 Er zijn maar weinig plaatsen op aarde waar zulke werkingen zich aanschouwelijker vertonen dan in de St. Croix-vallei in Wisconsin. In deze streek vonden honderdzevenentwintig opeenvolgende lava-overstromingen plaats op het land, dat daarop telkens onder water zakte, met als gevolg dat er rotsafzetting plaatsvond. Ofschoon veel van de bovenste rotsafzetting en periodieke lavastromen heden ten dage zijn verdwenen, en ofschoon de bodem van deze formatie diep in de aarde ligt begraven, zijn er thans niettemin vijfenzestig tot zeventig van deze gelaagde getuigenissen van vervlogen tijden te zien.
1955 58:7.8 In these early ages when much land was near sea level, there occurred many successive submergences and emergences. The earth’s crust was just entering upon its later period of comparative stabilization. The undulations, rises and dips, of the earlier continental drift contributed to the frequency of the periodic submergence of the great land masses.
1997 58:7.8 In deze vroege tijden, toen veel vasteland bijna op zeeniveau lag, gebeurde het vele malen achter elkaar dat het land verzonk en ook weer droogviel. De aardkorst stond juist aan het begin van de latere periode van betrekkelijke stabilisatie. De golvingen, het rijzen en onderduiken tijdens de vroegere continentale drift, droegen bij tot de frequentie van de periodiek optredende overstromingen van de grote landmassa’s.
1955 58:7.9 During these times of primitive marine life, extensive areas of the continental shores sank beneath the seas from a few feet to half a mile. Much of the older sandstone and conglomerates represents the sedimentary accumulations of these ancient shores. The sedimentary rocks belonging to this early stratification rest directly upon those layers which date back far beyond the origin of life, back to the early appearance of the world-wide ocean.
1997 58:7.9 In deze tijden van het primitieve zeeleven zonken uitgestrekte delen van de continentale kusten onder water, tot een diepte van ongeveer één meter tot driekwart kilometer. Veel oudere zandsteen en conglomeraten getuigen van de sedimentaire aangroei aan deze oude kusten. De sedimentaire rotsen die tot deze oude stratificatie behoren, liggen direct op lagen die dateren uit de tijd lang voordat het leven ontstond, de tijd toen de wereldwijde oceaan voor het eerst verscheen.
1955 58:7.10 Some of the upper layers of these transition rock deposits contain small amounts of shale or slate of dark colors, indicating the presence of organic carbon and testifying to the existence of the ancestors of those forms of plant life which overran the earth during the succeeding Carboniferous or coal age. Much of the copper in these rock layers results from water deposition. Some is found in the cracks of the older rocks and is the concentrate of the sluggish swamp water of some ancient sheltered shore line. The iron mines of North America and Europe are located in deposits and extrusions lying partly in the older unstratified rocks and partly in these later stratified rocks of the transition periods of life formation.
1997 58:7.10 Sommige van de bovenste lagen van deze rotsafzettingen uit de overgangstijd bevatten kleine hoeveelheden donker gekleurde leisteen of lei, die duiden op de aanwezigheid van organische koolstof en getuigen van het bestaan van de voorlopers van de vormen van plantaardig leven die de aarde overwoekerden gedurende het daarop volgende Carboon of steenkool-tijdperk. Veel van het koper in deze steenlagen komt voort uit waterneerslag. Enig koper wordt ook gevonden in de spleten van het oudere rotsgesteente en is het concentraat van het stilstaand moeraswater van een of andere oude, beschutte kustlijn. De ijzermijnen van Noord-Amerika en Europa bevinden zich in sedimentaire en geëxtrudeerde lagen die gedeeltelijk in de oudere, niet gelaagde rotsen liggen, en gedeeltelijk in deze later gelaagde rotsen uit de overgangsperioden van de vorming van het leven.
1955 58:7.11 This era witnesses the spread of life throughout the waters of the world; marine life has become well established on Urantia. The bottoms of the shallow and extensive inland seas are being gradually overrun by a profuse and luxuriant growth of vegetation, while the shore-line waters are swarming with the simple forms of animal life.
1997 58:7.11 Deze era is getuige van de verspreiding van leven door alle wateren van de wereld: het zeeleven heeft zich stevig genesteld op Urantia. De bodems van de ondiepe, grote binnenzeeën raken geleidelijk overwoekerd door een overvloedige, welige vegetatie, terwijl de kustwateren wemelen van de eenvoudige vormen van dierlijk leven.
1955 58:7.12 All of this story is graphically told within the fossil pages of the vast “stone book” of world record. And the pages of this gigantic biogeologic record unfailingly tell the truth if you but acquire skill in their interpretation. Many of these ancient sea beds are now elevated high upon land, and their deposits of age upon age tell the story of the life struggles of those early days. It is literally true, as your poet has said, “The dust we tread upon was once alive.”
1997 58:7.12 Deze gehele geschiedenis wordt aanschouwelijk verteld op de fossiele bladzijden van het uitgebreide ‘stenen boek’ van het archief van de wereld. De bladzijden van dit gigantische bio-geologische verslag vertellen feilloos de waarheid als u zich maar de kunst eigen maakt om deze te interpreteren. Vele van deze oude zeebeddingen liggen nu hoog op het land en wat er van eeuw tot eeuw op is afgezet, verhaalt de geschiedenis van de levensstrijd in deze vroege dagen. De woorden van uw dichter: ‘Het stof dat wij betreden, was eens levend,’ zijn letterlijk waar.
1997 58:7.13 [Aangeboden door een lid van het Urantia-Korps van Levendragers, thans residerend op de planeet.]
Verhandeling 57. De oorsprong van Urantia |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 59. De era van het zeeleven op Urantia |