Het Urantia Boek in het Engels is sinds 2006 wereldwijd Public Domain.
Vertalingen: © 1997 De Stichting Urantia
Verhandeling 60. Urantia tijdens de era van het eerste landleven |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 62. De dageraad-rassen van de vroege mens |
THE MAMMALIAN ERA ON URANTIA
DE ZOOGDIEREN-ERA OP URANTIA
1955 61:0.1 THE era of mammals extends from the times of the origin of placental mammals to the end of the ice age, covering a little less than fifty million years.
1997 61:0.1 DE era van de zoogdieren duurt van de tijden van het ontstaan van placentale zoogdieren tot het einde van de ijstijd en beslaat iets minder dan vijftig miljoen jaar.
1955 61:0.2 During this Cenozoic age the world’s landscape presented an attractive appearance—rolling hills, broad valleys, wide rivers, and great forests. Twice during this sector of time the Panama isthmus went up and down; three times the Bering Strait land bridge did the same. The animal types were both many and varied. The trees swarmed with birds, and the whole world was an animal paradise, notwithstanding the incessant struggle of the evolving animal species for supremacy.
1997 61:0.2 Gedurende dit tijdperk van het Kaenozoïcum vertoonde het landschap van uw wereld een aantrekkelijk beeld — glooiende heuvels, wijde valleien, brede rivieren en grote wouden. In deze tijdsector kwam de Landengte van Panama tweemaal boven en onder water en hetzelfde gebeurde drie maal met de landbrug van de Beringstraat. Er bestonden vele, gevarieerde diersoorten. De bomen wemelden van vogels en de hele wereld was een dierenparadijs, ondanks de voortdurende strijd om de oppermacht tussen de evoluerende diersoorten.
1955 61:0.3 The accumulated deposits of the five periods of this fifty-million-year era contain the fossil records of the successive mammalian dynasties and lead right up through the times of the actual appearance of man himself.
1997 61:0.3 De opgehoopte afzettingen uit de vijf perioden van deze era van vijftig miljoen jaar bevatten het door fossielen gevormde verslag van de opeenvolgende zoogdierdynastieën, dat duurt tot en met de tijd waarin de mens zelf verscheen.
1. THE NEW CONTINENTAL LAND STAGE
1. HET NIEUWE CONTINENTALE LAND-STADIUM
1955 61:1.1 50,000,000 years ago the land areas of the world were very generally above water or only slightly submerged. The formations and deposits of this period are both land and marine, but chiefly land. For a considerable time the land gradually rose but was simultaneously washed down to the lower levels and toward the seas.
1997 61:1.1 50.000.000 jaar geleden lagen de landgebieden van de wereld zeer algemeen boven water of waren zij slechts met een dunne laag water bedekt. De formaties en afzettingen van deze periode vonden zowel op het land als in de zee plaats, maar voornamelijk op het land. Geruime tijd lang kwam het land geleidelijk omhoog, maar werd het tegelijkertijd weggespoeld naar de lagere niveaus en naar de zeeën.
1955 61:1.2 Early in this period and in North America the placental type of mammals suddenly appeared, and they constituted the most important evolutionary development up to this time. Previous orders of nonplacental mammals had existed, but this new type sprang directly and suddenly from the pre-existent reptilian ancestor whose descendants had persisted on down through the times of dinosaur decline. The father of the placental mammals was a small, highly active, carnivorous, springing type of dinosaur.
1997 61:1.2 Al vroeg in deze periode verschenen in Noord-Amerika plotseling de placentale zoogdieren; deze vormden de belangrijkste evolutionaire ontwikkeling tot aan dit tijdstip. Er hadden eerder soorten zoogdieren zonder placenta bestaan, maar dit nieuwe type ontsprong direct en plotseling aan de reeds bestaande reptiele voorvader wiens nakomelingen door de tijden van het achteruitgaan van de dinosaurussen hadden stand gehouden. De vader van de placentale zoogdieren was een kleine, zeer actieve, vleesetende, springende dinosaurus-soort.
1955 61:1.3 Basic mammalian instincts began to be manifested in these primitive mammalian types. Mammals possess an immense survival advantage over all other forms of animal life in that they can:
1997 61:1.3 Bij deze primitieve zoogdiersoorten begonnen er fundamentele zoogdierinstincten aan de dag te treden. Zoogdieren bezitten wat overleving betreft een immense voorsprong op alle andere vormen van dierlijk leven, omdat zij in staat zijn om:
1955 61:1.4 1. Bring forth relatively mature and well-developed offspring.
1997 61:1.4 1. nageslacht voort te brengen dat betrekkelijk volgroeid en goed ontwikkeld is;
1955 61:1.5 2. Nourish, nurture, and protect their offspring with affectionate regard.
1997 61:1.5 2. hun nageslacht met tedere zorg te voeden, groot te brengen en te beschermen;
1955 61:1.6 3. Employ their superior brain power in self-perpetuation.
1997 61:1.6 3. hun superieure hersencapaciteit te gebruiken om hun voortbestaan te verzekeren;
1955 61:1.7 4. Utilize increased agility in escaping from enemies.
1997 61:1.7 4. hun toegenomen behendigheid te gebruiken om aan vijanden te ontkomen;
1955 61:1.8 5. Apply superior intelligence to environmental adjustment and adaptation.
1997 61:1.8 5. superieure intelligentie te benutten bij het zich instellen op en bewerken van de omgeving.
1955 61:1.9 45,000,000 years ago the continental backbones were elevated in association with a very general sinking of the coast lines. Mammalian life was evolving rapidly. A small reptilian, egg-laying type of mammal flourished, and the ancestors of the later kangaroos roamed Australia. Soon there were small horses, fleet-footed rhinoceroses, tapirs with proboscises, primitive pigs, squirrels, lemurs, opossums, and several tribes of monkeylike animals. They were all small, primitive, and best suited to living among the forests of the mountain regions. A large ostrichlike land bird developed to a height of ten feet and laid an egg nine by thirteen inches. These were the ancestors of the later gigantic passenger birds that were so highly intelligent, and that onetime transported human beings through the air.
1997 61:1.9 45.000.000 jaar geleden werden de ruggegraten van de continenten opgestuwd, waarbij over de gehele linie de kustlijnen zonken. Het zoogdierleven ontwikkelde zich snel. Een klein, reptielachtig, eierleggend soort zoogdier tierde welig en de voorlopers van de latere kangaroes zwierven door Australië. Spoedig waren er kleine paarden, snelvoetige rhinocerossen, tapirs met slurven, primitieve varkens, eekhoorns, lemuren, buideldieren en verscheidene stammen aapachtige dieren. Ze waren alle klein, primitief en het best geschikt om in de bossen van de bergachtige streken te leven. Een grote struisvogelachtige landvogel ontwikkelde zich tot een hoogte van drie meter en legde eieren van drieentwintig bij drieendertig centimeter. Dit was de voorloper van de latere, reusachtige passagiersvogels, die zo’n hoog ontwikkelde intelligentie hadden en eens mensen door de lucht hebben vervoerd.
1955 61:1.10 The mammals of the early Cenozoic lived on land, under the water, in the air, and among the treetops. They had from one to eleven pairs of mammary glands, and all were covered with considerable hair. In common with the later appearing orders, they developed two successive sets of teeth and possessed large brains in comparison to body size. But among them all no modern forms existed.
1997 61:1.10 De zoogdieren van het vroege Kaenozoïcum leefden op het land, onder water, in de lucht en in de boomtoppen. Zij hadden één tot elf paar borstklieren en waren alle bedekt met een aanzienlijke vacht. Evenals de later verschijnende orden ontwikkelden ze twee opeenvolgende tandstelsels en hadden ze grote hersenen in vergelijking tot hun lichaamsgrootte. Maar bij geen van deze zoogdieren bestonden er al moderne vormen.
1955 61:1.11 40,000,000 years ago the land areas of the Northern Hemisphere began to elevate, and this was followed by new extensive land deposits and other terrestrial activities, including lava flows, warping, lake formation, and erosion.
1997 61:1.11 40.000.000 jaar geleden begonnen de landgebieden van het noordelijk halfrond zich te verheffen, hetgeen werd gevolgd door uitgebreide landafzetting en andere activiteiten van de aarde, waaronder lava-uitvloeiingen, overstromingen, de vorming van meren en erosie.
1955 61:1.12 During the latter part of this epoch most of Europe was submerged. Following a slight land rise the continent was covered by lakes and bays. The Arctic Ocean, through the Ural depression, ran south to connect with the Mediterranean Sea as it was then expanded northward, the highlands of the Alps, Carpathians, Apennines, and Pyrenees being up above the water as islands of the sea. The Isthmus of Panama was up; the Atlantic and Pacific Oceans were separated. North America was connected with Asia by the Bering Strait land bridge and with Europe by way of Greenland and Iceland. The earth circuit of land in northern latitudes was broken only by the Ural Straits, which connected the arctic seas with the enlarged Mediterranean.
1997 61:1.12 Gedurende het laatste gedeelte van dit tijdperk stond het grootste deel van Europa onder water. Na een lichte rijzing van het land was het continent vol meren en baaien. De Noordelijke IJszee liep zuidwaarts door de Oeralvlakte en stond in verbinding met de Middellandse Zee die zich toen in noordelijke richting had uitgebreid, terwijl de hooglanden van de Alpen, Karpaten, Appenijnen en Pyreneeën boven water lagen als eilanden in de zee. De Landengte van Panama lag boven water; de Atlantische en Stille Oceaan waren gescheiden. Noord-Amerika was met Azië verbonden door de landbrug van de Beringstraat en via Groenland en IJsland met Europa. De ring van land die de aarde op de noordelijke breedten omsloot, werd alleen gebroken door de Oeralstraat die de noordelijke zeeën met de vergrote Middellandse Zee verbond.
1955 61:1.13 Considerable foraminiferal limestone was deposited in European waters. Today this same stone is elevated to a height of 10,000 feet in the Alps, 16,000 feet in the Himalayas, and 20,000 feet in Tibet. The chalk deposits of this period are found along the coasts of Africa and Australia, on the west coast of South America, and about the West Indies.
1997 61:1.13 Een aanzienlijke hoeveelheid kalksteen, gevormd door krijtdiertjes, werd afgezet in Europese wateren. Heden ten dage ligt ditzelfde gesteente op een hoogte van 3000 meter in de Alpen, op 5000 meter in de Himalaya en op 6000 meter in Tibet. De kalkafzettingen uit deze periode worden ook aangetroffen langs de kusten van Afrika en Australië, aan de westkust van Zuid-Amerika en bij West-Indië.
1955 61:1.14 Throughout this so-called Eocene period the evolution of mammalian and other related forms of life continued with little or no interruption. North America was then connected by land with every continent except Australia, and the world was gradually overrun by primitive mammalian fauna of various types.
1997 61:1.14 Gedurende deze hele zogenaamde Eoceen -periode ging de evolutie van zoogdieren en andere verwante levensvormen met weinig of geen onderbrekingen door. Noord-Amerika was toen over land verbonden met alle continenten behalve Australië, en de wereld werd geleidelijk veroverd door een fauna van diverse typen primitieve zoogdieren.
2. THE RECENT FLOOD STAGE
2. HET RECENTE STADIUM VAN OVERSTROMINGEN
1955 61:2.1 This period was characterized by the further and rapid evolution of placental mammals, the more progressive forms of mammalian life developing during these times.
1997 61:2.1 Deze periode werd gekenmerkt door de verdere snelle evolutie van de placentale zoogdieren. De meer progressieve vormen van het zoogdierleven ontwikkelden zich in deze tijden.
1955 61:2.2 Although the early placental mammals sprang from carnivorous ancestors, very soon herbivorous branches developed, and, erelong, omnivorous mammalian families also sprang up. The angiosperms were the principal food of the rapidly increasing mammals, the modern land flora, including the majority of present-day plants and trees, having appeared during earlier periods.
1997 61:2.2 Ofschoon de vroege placentale zoogdieren zich ontwikkelden uit vleesetende voorouders, ontstonden er zeer spoedig plantenetende zijtakken en weldra kwamen er eveneens allesetende zoogdierfamilies op. De bedektzadige planten vormden het voornaamste voedsel van de snel in aantal toenemende zoogdieren, want de nieuwere landflora, waaronder het merendeel van de huidige planten en bomen, was reeds tijdens eerdere perioden verschenen.
1955 61:2.3 35,000,000 years ago marks the beginning of the age of placental-mammalian world domination. The southern land bridge was extensive, reconnecting the then enormous Antarctic continent with South America, South Africa, and Australia. In spite of the massing of land in high latitudes, the world climate remained relatively mild because of the enormous increase in the size of the tropic seas, nor was the land elevated sufficiently to produce glaciers. Extensive lava flows occurred in Greenland and Iceland, some coal being deposited between these layers.
1997 61:2.3 35.000.000 jaar geleden begon de tijd waarin de placentale zoogdieren de wereld beheersten. De zuidelijke landbrug was langgerekt en verbond het toen enorme Antarctische continent wederom met Zuid-Amerika, Zuid-Afrika, en Australië. Ondanks de aaneengesloten landmassa’s in de hoge breedtegraden bleef het wereldklimaat betrekkelijk mild vanwege de enorme toename van de omvang der tropische zeeën. Bovendien was het land niet hoog genoeg opgestuwd om gletsjers te doen ontstaan. Uitgebreide lavastromen deden zich voor in Groenland en IJsland, waarbij enige steenkool tussen deze lagen werd afgezet.
1955 61:2.4 Marked changes were taking place in the fauna of the planet. The sea life was undergoing great modification; most of the present-day orders of marine life were in existence, and foraminifers continued to play an important role. The insect life was much like that of the previous era. The Florissant fossil beds of Colorado belong to the later years of these far-distant times. Most of the living insect families go back to this period, but many then in existence are now extinct, though their fossils remain.
1997 61:2.4 Er vonden opvallende veranderingen plaats in de fauna van de planeet. Het zeeleven onderging grote modificatie: de meeste huidige soorten zeeleven bestonden reeds en krijtdiertjes bleven een belangrijke rol spelen. Het insectenleven leek zeer veel op dat van de voorgaande periode. De fossielbedden van Florissant in Colorado behoren tot de latere jaren van deze lang vervlogen tijden. De meeste nu nog levende insectenfamilies dateren uit deze tijd, maar vele die toen bestonden, zijn nu uitgestorven, hoewel hun fossielen nog wel zijn te vinden.
1955 61:2.5 On land this was pre-eminently the age of mammalian renovation and expansion. Of the earlier and more primitive mammals, over one hundred species were extinct before this period ended. Even the mammals of large size and small brain soon perished. Brains and agility had replaced armor and size in the progress of animal survival. And with the dinosaur family on the decline, the mammals slowly assumed domination of the earth, speedily and completely destroying the remainder of their reptilian ancestors.
1997 61:2.5 Op het land was dit vóór alles de tijd van vernieuwing en expansie der zoogdieren. Voor het einde van deze periode waren meer dan honderd soorten van de vroegere en primitievere zoogdieren uitgestorven. Zelfs de zoogdieren van grote omvang met kleine hersenen gingen spoedig ten onder. Hersenen en behendigheid waren in de plaats gekomen van pantser en omvang in het proces van de overleving der dieren. Nu de dinosaurusfamilie ten onder ging, namen de zoogdieren geleidelijk de heerschappij op aarde over, waarbij ze snel en volledig het restant van hun reptielachtige voorouders vernietigden.
1955 61:2.6 Along with the disappearance of the dinosaurs, other and great changes occurred in the various branches of the saurian family. The surviving members of the early reptilian families are turtles, snakes, and crocodiles, together with the venerable frog, the only remaining group representative of man’s earlier ancestors.
1997 61:2.6 Naast het verdwijnen van de dinosaurussen traden er ook andere grote veranderingen op in de verschillende takken van de familie der hagedisachtigen. De overlevende leden van de vroege reptielenfamilies zijn de schildpadden, slangen en krokodillen, tezamen met de eerbiedwaardige kikvors, de enig overgebleven groep die de vroege voorzaten van de mens vertegenwoordigt.
1955 61:2.7 Various groups of mammals had their origin in a unique animal now extinct. This carnivorous creature was something of a cross between a cat and a seal; it could live on land or in water and was highly intelligent and very active. In Europe the ancestor of the canine family evolved, soon giving rise to many species of small dogs. About the same time the gnawing rodents, including beavers, squirrels, gophers, mice, and rabbits, appeared and soon became a notable form of life, very little change having since occurred in this family. The later deposits of this period contain the fossil remains of dogs, cats, coons, and weasels in ancestral form.
1997 61:2.7 Verscheidene groepen zoogdieren stamden af van een uniek dier dat nu is uitgestorven. Dit vleesetende schepsel was een soort kruising tussen kat en zeehond; het kon op het land en in het water leven en was bijzonder intelligent en zeer actief. In Europa evolueerde de voorloper van de hondenfamilie, waaruit spoedig vele soorten kleine honden ontstonden. Ongeveer terzelfdertijd verschenen de knaagdieren, waaronder de bevers, eekhoorns, buidelratten, muizen en konijnen, en deze familie werd al spoedig een opmerkelijke levensvorm waarin sindsdien zeer weinig verandering is opgetreden. De latere afzettingen van deze periode bevatten de fossiele resten van honden, katten, wasberen en wezels in hun voorouderlijke vormen.
1955 61:2.8 30,000,000 years ago the modern types of mammals began to make their appearance. Formerly the mammals had lived for the greater part in the hills, being of the mountainous types; suddenly there began the evolution of the plains or hoofed type, the grazing species, as differentiated from the clawed flesh eaters. These grazers sprang from an undifferentiated ancestor having five toes and forty-four teeth, which perished before the end of the age. Toe evolution did not progress beyond the three-toed stage throughout this period.
1997 61:2.8 30.000.000 jaar geleden begonnen de huidige zoogdiersoorten te verschijnen. Hiervoor hadden de zoogdieren hoofdzakelijk in de heuvels gewoond, omdat ze tot de bergsoorten behoorden; plotseling begon nu de evolutie van de soort die op de vlakte leeft, ofwel de hoefachtigen, de graseters als gedifferentieerd van de vleeseters met klauwen. Deze graseters kwamen voort uit een ongedifferentieerde voorloper, die vijf tenen en vierenveertig tanden had en voor het einde van dit tijdperk uitstierf. De ontwikkeling van tenen kwam gedurende deze hele periode niet verder dan tot het drietenige stadium.
1955 61:2.9 The horse, an outstanding example of evolution, lived during these times in both North America and Europe, though his development was not fully completed until the later ice age. While the rhinoceros family appeared at the close of this period, it underwent its greatest expansion subsequently. A small hoglike creature also developed which became the ancestor of the many species of swine, peccaries, and hippopotamuses. Camels and llamas had their origin in North America about the middle of this period and overran the western plains. Later, the llamas migrated to South America, the camels to Europe, and soon both were extinct in North America, though a few camels survived up to the ice age.
1997 61:2.9 Het paard, een markant voorbeeld van evolutie, leefde in deze tijden zowel in Noord-Amerika als in Europa, hoewel zijn ontwikkeling pas geheel voltooid werd in de latere ijstijd. De familie der rhinocerossen verscheen tegen het einde van deze periode, maar raakte daarna pas het meest verbreid. Er ontwikkelde zich ook een klein zwijnachtig dier, dat de voorloper werd van de vele soorten zwijnen, bisamzwijnen en hippopotamussen. Ongeveer in het midden van deze periode ontstonden in Noord-Amerika de kamelen en lama’s die de westelijke vlakten veroverden. Later migreerden de lama’s naar Zuid-Amerika en de kamelen naar Europa, en spoedig waren beide in Noord-Amerika uitgestorven, hoewel er enkele kamelen in leven bleven tot aan de ijstijd.
1955 61:2.10 About this time a notable thing occurred in western North America: The early ancestors of the ancient lemurs first made their appearance. While this family cannot be regarded as true lemurs, their coming marked the establishment of the line from which the true lemurs subsequently sprang.
1997 61:2.10 Rond deze tijd vond er een opmerkelijke gebeurtenis plaats in het westen van Noord-Amerika: hier kwamen voor het eerst de vroege voorlopers van de lemuren uit de oudheid tevoorschijn. Hoewel deze familie niet beschouwd kan worden als echte lemuren, betekende hun komst de aanvang van de stamlijn waaruit de echte lemuren nadien ontsprongen.
1955 61:2.11 Like the land serpents of a previous age which betook themselves to the seas, now a whole tribe of placental mammals deserted the land and took up their residence in the oceans. And they have ever since remained in the sea, yielding the modern whales, dolphins, porpoises, seals, and sea lions.
1997 61:2.11 Zoals de landslangen van een voorgaand tijdperk hun toevlucht namen tot de zeeën, verliet nu een hele stam placentale zoogdieren het land en koos de oceanen tot verblijfplaats. Zij zijn sindsdien altijd in de zee gebleven, en hebben de huidige walvissen, dolfijnen, bruinvissen, zeehonden en zeeleeuwen voortgebracht.
1955 61:2.12 The bird life of the planet continued to develop, but with few important evolutionary changes. The majority of modern birds were existent, including gulls, herons, flamingoes, buzzards, falcons, eagles, owls, quails, and ostriches.
1997 61:2.12 Het vogelleven van de planeet bleef zich ontwikkelen, maar met weinig belangrijke evolutionaire veranderingen. Het merendeel der huidige vogels, waaronder zeemeeuwen, reigers, flamingo’s, buizerds, valken, adelaars, uilen, kwartels en struisvogels, bestond toen reeds.
1955 61:2.13 By the close of this Oligocene period, covering ten million years, the plant life, together with the marine life and the land animals, had very largely evolved and was present on earth much as today. Considerable specialization has subsequently appeared, but the ancestral forms of most living things were then alive.
1997 61:2.13 Tegen het einde van dit Oligoceen -tijdperk, dat tien miljoen jaar besloeg, had het plantenleven, alsook het zeeleven en de landdieren, zich zo goed als geheel ontwikkeld en kwam het op aarde grotendeels zoals nu voor. Er heeft sindsdien een aanzienlijke specialisatie plaatsgevonden, doch de voorouderlijke vormen van de meeste nu levende wezens bestonden toen reeds.
3. THE MODERN MOUNTAIN STAGE
3. HET JONGGEBERGTE-STADIUM
1955 61:3.1 Land elevation and sea segregation were slowly changing the world’s weather, gradually cooling it, but the climate was still mild. Sequoias and magnolias grew in Greenland, but the subtropical plants were beginning to migrate southward. By the end of this period these warm-climate plants and trees had largely disappeared from the northern latitudes, their places being taken by more hardy plants and the deciduous trees.
1997 61:3.1 Door landverheffing en scheiding der zeeën veranderde het weer op de wereld langzamerhand, waarbij het geleidelijk koeler werd, maar het klimaat was nog steeds mild. Er groeiden sequoia’s en magnolia’s op Groenland, maar de subtropische planten begonnen zich in zuidelijke richting te verplaatsen. Tegen het einde van deze periode waren deze planten en bomen van het warme klimaat grotendeels verdwenen uit de noordelijke breedten en was hun plaats ingenomen door meer wintervaste planten en loofbomen.
1955 61:3.2 There was a great increase in the varieties of grasses, and the teeth of many mammalian species gradually altered to conform to the present-day grazing type.
1997 61:3.2 Er was een grote toename in de variëteiten der grassoorten, en de tanden van vele zoogdiersoorten veranderden geleidelijk totdat ze overeenkwamen met het huidige grasetende type.
1955 61:3.3 25,000,000 years ago there was a slight land submergence following the long epoch of land elevation. The Rocky Mountain region remained highly elevated so that the deposition of erosion material continued throughout the lowlands to the east. The Sierras were well re-elevated; in fact, they have been rising ever since. The great four-mile vertical fault in the California region dates from this time.
1997 61:3.3 25.000.000 jaar geleden vond er, na het lange tijdvak waarin het land boven water had gelegen, een lichte overstroming van het land plaats. Het gebied van de Rocky Mountains bleef hoog, zodat de afzetting van erosiemateriaal over het gehele oostelijke laagland doorging. De Sierra’s kwamen opnieuw sterk omhoog; in feite zijn zij sinds die tijd aldoor blijven rijzen. De grote, zes kilometer brede verticale breuk in de aardkorst in het Californische gebied stamt uit deze tijd.
1955 61:3.4 20,000,000 years ago was indeed the golden age of mammals. The Bering Strait land bridge was up, and many groups of animals migrated to North America from Asia, including the four-tusked mastodons, short-legged rhinoceroses, and many varieties of the cat family.
1997 61:3.4 20.000.000 jaar geleden speelde zich inderdaad de gouden eeuw van de zoogdieren af. De landbrug in de Beringstraat lag droog, en vele groepen dieren, waaronder de mastodonten met vier slagtanden, de kortpotige rhinocerossen en vele variëteiten van de familie der katten trokken uit Azië naar Noord-Amerika.
1955 61:3.5 The first deer appeared, and North America was soon overrun by ruminants—deer, oxen, camels, bison, and several species of rhinoceroses—but the giant pigs, more than six feet tall, became extinct.
1997 61:3.5 De eerste herten verschenen en Noord-Amerika werd al spoedig veroverd door herkauwende dieren — herten, ossen, kamelen, bizons en verscheidene soorten rhinocerossen — maar de reuzenvarkens, die meer dan twee meter hoog waren, stierven uit.
1955 61:3.6 The huge elephants of this and subsequent periods possessed large brains as well as large bodies, and they soon overran the entire world except Australia. For once the world was dominated by a huge animal with a brain sufficiently large to enable it to carry on. Confronted by the highly intelligent life of these ages, no animal the size of an elephant could have survived unless it had possessed a brain of large size and superior quality. In intelligence and adaptation the elephant is approached only by the horse and is surpassed only by man himself. Even so, of the fifty species of elephants in existence at the opening of this period, only two have survived.
1997 61:3.6 De enorme olifanten van deze en latere perioden hadden zowel omvangrijke hersenen als een groot lichaam, en namen spoedig bezit van de hele wereld, met uitzondering van Australië. Deze keer werd de wereld overheerst door een reusachtig dier met een brein dat groot genoeg was om het in staat te stellen zich te handhaven. Geen enkel dier van de omvang van een olifant zou zich tegenover het hoogontwikkelde intelligente leven van die tijd in stand hebben kunnen houden wanneer het geen hersenen van grote omvang en superieure kwaliteit zou hebben gehad. In intelligentie en aanpassingsvermogen wordt de olifant slechts door het paard benaderd, en alleen door de mens zelf overtroffen. Desalniettemin zijn er van de vijftig soorten olifanten die er bij de aanvang van deze periode bestonden, slechts twee over.
1955 61:3.7 15,000,000 years ago the mountain regions of Eurasia were rising, and there was some volcanic activity throughout these regions, but nothing comparable to the lava flows of the Western Hemisphere. These unsettled conditions prevailed all over the world.
1997 61:3.7 15.000.000 jaar geleden waren de bergstreken van Eurazië bezig omhoog te komen en was er wel enige vulkanische activiteit in al deze gebieden, maar niets dat vergelijkbaar was met de lavastromen op het westelijk halfrond. Deze onbestendige toestand heersten, over de gehele wereld.
1955 61:3.8 The Strait of Gibraltar closed, and Spain was connected with Africa by the old land bridge, but the Mediterranean flowed into the Atlantic through a narrow channel which extended across France, the mountain peaks and highlands appearing as islands above this ancient sea. Later on, these European seas began to withdraw. Still later, the Mediterranean was connected with the Indian Ocean, while at the close of this period the Suez region was elevated so that the Mediterranean became, for a time, an inland salt sea.
1997 61:3.8 De Straat van Gibraltar sloot zich en Spanje werd via de oude landbrug met Afrika verbonden, maar de Middellandse Zee stroomde in de Atlantische Oceaan door een nauw kanaal dat dwars door Frankrijk liep, waarbij de bergtoppen en hoogvlakten als eilanden boven deze oude zee uitstaken. Later begonnen deze Europese zeeën zich terug te trekken. Nog later raakte de Middellandse zee verbonden met de Indische Oceaan, terwijl aan het einde van deze periode de streek rond Suez zo werd opgestuwd, dat de Middellandse Zee gedurende enige tijd een zoute binnenzee werd.
1955 61:3.9 The Iceland land bridge submerged, and the arctic waters commingled with those of the Atlantic Ocean. The Atlantic coast of North America rapidly cooled, but the Pacific coast remained warmer than at present. The great ocean currents were in function and affected climate much as they do today.
1997 61:3.9 De landbrug van IJsland zonk onder water en de arctische wateren vermengden zich met die van de Atlantische Oceaan. De Atlantische kust van Noord-Amerika koelde snel af, maar de kust van de Stille Oceaan bleef warmer dan zij nu is. De grote oceaanstromingen functioneerden reeds en beïnvloedden het klimaat ongeveer op dezelfde wijze als heden ten dage.
1955 61:3.10 Mammalian life continued to evolve. Enormous herds of horses joined the camels on the western plains of North America; this was truly the age of horses as well as of elephants. The horse’s brain is next in animal quality to that of the elephant, but in one respect it is decidedly inferior, for the horse never fully overcame the deep-seated propensity to flee when frightened. The horse lacks the emotional control of the elephant, while the elephant is greatly handicapped by size and lack of agility. During this period an animal evolved which was somewhat like both the elephant and the horse, but it was soon destroyed by the rapidly increasing cat family.
1997 61:3.10 De ontwikkeling van het zoogdierleven zette zich voort. Enorme kudden paarden voegden zich bij de kamelen op de westelijke vlakten van Noord-Amerika; dit was werkelijk het tijdperk van zowel het paard als de olifant. Het brein van het paard volgt op dierlijk niveau in kwaliteit op dat van de olifant, maar in één opzicht is het beslist inferieur, want het paard heeft nooit geheel zijn diepgewortelde neiging overwonnen om op de vlucht te slaan wanneer het schrikt. Het paard mist de emotionele beheersing van de olifant, terwijl de olifant zwaar wordt gehinderd door zijn omvang en zijn gebrek aan behendigheid. Gedurende deze periode kwam er een dier tot ontwikkeling dat enigszins op de olifant en op het paard beide leek, maar het werd al spoedig uitgeroeid door de snel groeiende familie der katachtigen.
1955 61:3.11 As Urantia is entering the so-called “horseless age,” you should pause and ponder what this animal meant to your ancestors. Men first used horses for food, then for travel, and later in agriculture and war. The horse has long served mankind and has played an important part in the development of human civilization.
1997 61:3.11 Nu Urantia het zogenaamde ‘paardloze tijdperk’ binnentreedt, zoudt ge er bij stil moeten staan wat dit dier voor uw voorouders heeft betekend. De mensen gebruikten paarden eerst als voedsel, toen om te reizen, en later in de landbouw en de oorlog. Het paard heeft de mensheid lang gediend en heeft een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van de menselijke beschaving.
1955 61:3.12 The biologic developments of this period contributed much toward the setting of the stage for the subsequent appearance of man. In central Asia the true types of both the primitive monkey and the gorilla evolved, having a common ancestor, now extinct. But neither of these species is concerned in the line of living beings which were, later on, to become the ancestors of the human race.
1997 61:3.12 De biologische ontwikkelingen van deze periode droegen er veel toe bij om de omstandigheden rijp te maken voor de latere verschijning van de mens. In centraal Azië ontwikkelden zich de echte soorten primitieve apen en gorilla’s uit een gezamenlijke voorvader die nu is uitgestorven. Maar geen van deze twee maakt deel uit van de tak van levende wezens die later de voorouders van het menselijk ras zouden worden.
1955 61:3.13 The dog family was represented by several groups, notably wolves and foxes; the cat tribe, by panthers and large saber-toothed tigers, the latter first evolving in North America. The modern cat and dog families increased in numbers all over the world. Weasels, martens, otters, and raccoons thrived and developed throughout the northern latitudes.
1997 61:3.13 De familie der honden werd vertegenwoordigd door verscheidene groepen, met name de wolven en de vossen; de katachtigen door de panters en de grote sabeltijgers, welke laatsten zich het eerst in Noord-Amerika ontwikkelden. De hedendaagse families der katachtigen en honden namen over de gehele wereld in aantal toe. De wezels, marters, otters en wasberen gedijden en ontwikkelden zich op alle noordelijke breedten.
1955 61:3.14 Birds continued to evolve, though few marked changes occurred. Reptiles were similar to modern types—snakes, crocodiles, and turtles.
1997 61:3.14 De ontwikkeling van de vogels ging door, ofschoon er slechts weinig opvallende veranderingen optraden. De reptielen kwamen overeen met de huidige soorten — slangen, krokodillen en schildpadden.
1955 61:3.15 Thus drew to a close a very eventful and interesting period of the world’s history. This age of the elephant and the horse is known as the Miocene.
1997 61:3.15 Zo liep een zeer bewogen en interessante periode in de wereldgeschiedenis ten einde. Dit tijdperk van de olifant en het paard staat bekend als het Mioceen.
4. THE RECENT CONTINENTAL-ELEVATION STAGE
4. HET RECENTE STADIUM DER CONTINENTALE VERHEFFINGEN
1955 61:4.1 This is the period of preglacial land elevation in North America, Europe, and Asia. The land was greatly altered in topography. Mountain ranges were born, streams changed their courses, and isolated volcanoes broke out all over the world.
1997 61:4.1 Dit is de periode van de pregraciale landverheffing in Noord-Amerika, Europa en Azië. Topografisch veranderde het land sterk. Er werden bergketens geboren, rivieren veranderden van loop en overal op de wereld vonden er op zichzelf staande vulkaanuitbarstingen plaats.
1955 61:4.2 10,000,000 years ago began an age of widespread local land deposits on the lowlands of the continents, but most of these sedimentations were later removed. Much of Europe, at this time, was still under water, including parts of England, Belgium, and France, and the Mediterranean Sea covered much of northern Africa. In North America extensive depositions were made at the mountain bases, in lakes, and in the great land basins. These deposits average only about two hundred feet, are more or less colored, and fossils are rare. Two great fresh-water lakes existed in western North America. The Sierras were elevating; Shasta, Hood, and Rainier were beginning their mountain careers. But it was not until the subsequent ice age that North America began its creep toward the Atlantic depression.
1997 61:4.2 10.000.000 jaar geleden begon een tijdperk van wijdverbreide plaatselijke landafzettingen op de laagvlakten van de continenten, maar het grootste deel van dit sediment verdween later weer. In deze tijd stond een groot deel van Europa, waaronder delen van Engeland, België en Frankrijk nog onder water, en bedekte de Middellandse Zee een groot gedeelte van noordelijk Afrika. In Noord-Amerika vonden er uitgebreide afzettingen plaats aan de voet van de gebergten, in meren, en in de grote laagvlakten. Deze afzettingen zijn gemiddeld maar ongeveer zestig meter dik, min of meer gekleurd en arm aan fossielen. Er bestonden twee grote zoetwatermeren in het westen van Noord-Amerika. De Sierra’s kwamen omhoog: Shasta, Hood en Rainier begonnen hun loopbaan als bergen. Maar pas in de hierop volgende ijstijd begon Noord-Amerika te verschuiven naar de depressie van de Atlantische Oceaan.
1955 61:4.3 For a short time all the land of the world was again joined excepting Australia, and the last great world-wide animal migration took place. North America was connected with both South America and Asia, and there was a free exchange of animal life. Asiatic sloths, armadillos, antelopes, and bears entered North America, while North American camels went to China. Rhinoceroses migrated over the whole world except Australia and South America, but they were extinct in the Western Hemisphere by the close of this period.
1997 61:4.3 Gedurende een korte tijd was al het land van de wereld, met uitzondering van Australië, weer onderling verbonden, en nu vond de laatste grote, wereldwijde migratie van dieren plaats. Noord-Amerika was zowel met Zuid-Amerika als met Azië verbonden, en er ontstond een vrije uitwisseling van dierlijk leven. Aziatische luiaarden, gordeldieren, antilopen en beren kwamen Noord-Amerika binnen, terwijl Noord-Amerikaanse kamelen naar China trokken. Rhinocerossen migreerden over de gehele wereld, behalve naar Australië en Zuid-Amerika, maar tegen het einde van deze periode waren ze op het westelijk halfrond uitgestorven.
1955 61:4.4 In general, the life of the preceding period continued to evolve and spread. The cat family dominated the animal life, and marine life was almost at a standstill. Many of the horses were still three-toed, but the modern types were arriving; llamas and giraffelike camels mingled with the horses on the grazing plains. The giraffe appeared in Africa, having just as long a neck then as now. In South America sloths, armadillos, anteaters, and the South American type of primitive monkeys evolved. Before the continents were finally isolated, those massive animals, the mastodons, migrated everywhere except to Australia.
1997 61:4.4 In het algemeen ontwikkelde en verbreidde het leven van de voorgaande periode zich verder. De familie der katachtigen overheerste het dierenleven, en het zeeleven was bijna tot stilstand gekomen. Vele paarden waren nog drietenig, maar de huidige soorten waren in aantocht; lama’s en op giraffen lijkende kamelen mengden zich onder de paarden op de weidevlakten. De giraffe verscheen in Afrika en had toen net zo’n lange nek als nu. In Zuid-Amerika ontwikkelden zich luiaarden, gordeldieren, miereneters en de Zuid-Amerikaanse soort primitieve apen. Voordat de continenten ten slotte van elkaar gescheiden raakten, trokken de kolossale mastodonten, overal heen behalve naar Australië.
1955 61:4.5 5,000,000 years ago the horse evolved as it now is and from North America migrated to all the world. But the horse had become extinct on the continent of its origin long before the red man arrived.
1997 61:4.5 5.000.000 jaar geleden ontwikkelde zich het paard tot wat het nu is en migreerde het vanuit Noord-Amerika over de gehele wereld. Maar op het continent van zijn oorsprong was het paard allang uitgestorven voordat de rode mens daar arriveerde.
1955 61:4.6 The climate was gradually getting cooler; the land plants were slowly moving southward. At first it was the increasing cold in the north that stopped animal migrations over the northern isthmuses; subsequently these North American land bridges went down. Soon afterwards the land connection between Africa and South America finally submerged, and the Western Hemisphere was isolated much as it is today. From this time forward distinct types of life began to develop in the Eastern and Western Hemispheres.
1997 61:4.6 Het klimaat werd geleidelijk aan koeler en de landplanten verplaatsten zich langzaam naar het zuiden. Eerst kwamen de dierenmigraties via de noordelijke landengten tot stilstand door de toenemende koude in het noorden; vervolgens kwamen deze Noord-Amerikaanse landbruggen onder water te liggen. Spoedig daarna kwam de verbinding over land tussen Afrika en Zuid-Amerika voorgoed onder water, en raakte het westelijk halfrond los van de andere continenten, ongeveer zoals het nu nog is. Vanaf deze tijd begonnen zich afzonderlijke soorten leven te ontwikkelen op het oostelijk en westelijk halfrond.
1955 61:4.7 And thus does this period of almost ten million years’ duration draw to a close, and not yet has the ancestor of man appeared. This is the time usually designated as the Pliocene.
1997 61:4.7 En zo loopt deze periode van bijna tien miljoen jaar ten einde en nog is de voorvader van de mens niet verschenen. Dit is het tijdperk dat gewoonlijk wordt aangeduid als het Plioceen.
5. THE EARLY ICE AGE
5. DE VROEGE IJSTIJD
1955 61:5.1 By the close of the preceding period the lands of the northeastern part of North America and of northern Europe were highly elevated on an extensive scale, in North America vast areas rising up to 30,000 feet and more. Mild climates had formerly prevailed over these northern regions, and the arctic waters were all open to evaporation, and they continued to be ice-free until almost the close of the glacial period.
1997 61:5.1 Tegen het einde van de voorgaande periode lagen de landstreken van het noordoostelijke deel van Noord-Amerika en van het noorden van Europa op uitgebreide schaal hoog opgestuwd, waarbij enorme gebieden in Noord-Amerika wel 10.000 meter en meer omhoog kwamen. Tevoren had in deze noordelijke streken een mild klimaat geheerst en lagen de arctische zeeën open zodat er verdamping kon optreden, en deze zeeën bleven ijsvrij tot bijna het einde van de ijstijd.
1955 61:5.2 Simultaneously with these land elevations the ocean currents shifted, and the seasonal winds changed their direction. These conditions eventually produced an almost constant precipitation of moisture from the movement of the heavily saturated atmosphere over the northern highlands. Snow began to fall on these elevated and therefore cool regions, and it continued to fall until it had attained a depth of 20,000 feet. The areas of the greatest depth of snow, together with altitude, determined the central points of subsequent glacial pressure flows. And the ice age persisted just as long as this excessive precipitation continued to cover these northern highlands with this enormous mantle of snow, which soon metamorphosed into solid but creeping ice.
1997 61:5.2 Tegelijkertijd met dit omhoogkomen van land verplaatsten zich de oceaanstromingen en veranderden de seizoenwinden van richting. Deze omstandigheden veroorzaakten tenslotte een bijna constante neerslag door de activiteit van de zwaarverzadigde atmosfeer boven de noordelijke hooglanden. Er begon sneeuw te vallen op deze hooggelegen en daarom koude gebieden, en deze sneeuwval zette door totdat er een sneeuwlaag was ontstaan van 6.000 meter dik was. De terreinen waar de sneeuw het diepste lag, en de hoogte, bepaalden de centrale punten van de latere glaciale pressiestromen. En de ijstijd hield aan zolang deze buitensporige sneeuwval deze noordelijke hooglanden bleef bedekken met deze enorme sneeuwmantel, die spoedig veranderde in vast, maar kruipend ijs.
1955 61:5.3 The great ice sheets of this period were all located on elevated highlands, not in mountainous regions where they are found today. One half of the glacial ice was in North America, one fourth in Eurasia, and one fourth elsewhere, chiefly in Antarctica. Africa was little affected by the ice, but Australia was almost covered with the antarctic ice blanket.
1997 61:5.3 De grote ijslagen van deze periode bevonden zich alle op omhoog gekomen hooglanden, niet in de bergstreken waar zij heden ten dage nog worden gevonden. De helft van het gletsjerijs bevond zich in Noord-Amerika, een kwart in Eurazië, en een kwart elders, hoofdzakelijk in Antarctica. Afrika had weinig last van het ijs, maar Australië raakte bijna geheel bedekt door de antarctische ijsdeken.
1955 61:5.4 The northern regions of this world have experienced six separate and distinct ice invasions, although there were scores of advances and recessions associated with the activity of each individual ice sheet. The ice in North America collected in two and, later, three centers. Greenland was covered, and Iceland was completely buried beneath the ice flow. In Europe the ice at various times covered the British Isles excepting the coast of southern England, and it overspread western Europe down to France.
1997 61:5.4 De noordelijke regionen van deze wereld hebben zes afzonderlijke en onderscheiden invasies van het ijs meegemaakt, ofschoon iedere ijslaag afzonderlijk ook tientallen malen vooruitschoof en zich weer terugtrok. Het ijs in Noord-Amerika concentreerde zich in twee, en later drie centra. Groenland raakte bedekt, en IJsland geheel begraven onder het vooruitschuivende ijs. In Europa werden de Britse Eilanden in verschillende perioden door het ijs bedekt, met uitzondering van de zuidkust van Engeland, en het westen van Europa werd tot in Frankrijk overdekt.
1955 61:5.5 2,000,000 years ago the first North American glacier started its southern advance. The ice age was now in the making, and this glacier consumed nearly one million years in its advance from, and retreat back toward, the northern pressure centers. The central ice sheet extended south as far as Kansas; the eastern and western ice centers were not then so extensive.
1997 61:5.5 2.000.000. jaar geleden begon de eerste Noord-Amerikaanse gletsjer zich in zuidelijke richting te bewegen. De ijstijd was nu op komst, en deze gletsjer deed er bijna een miljoen jaar over om zich vanuit de noordelijke drukcentra vooruit te bewegen en zich daarna weer terug te trekken. De centrale ijslaag reikte zuidwaarts tot in Kansas; de oostelijke en westelijke ijsconcentraties waren toen niet zo uitgestrekt.
1955 61:5.6 1,500,000 years ago the first great glacier was retreating northward. In the meantime, enormous quantities of snow had been falling on Greenland and on the northeastern part of North America, and erelong this eastern ice mass began to flow southward. This was the second invasion of the ice.
1997 61:5.6 1.500.000 jaar geleden trok de eerste grote gletsjer zich in noordelijke richting terug. Intussen waren er enorme hoeveelheden sneeuw gevallen op Groenland en in het noordoostelijk deel van Noord-Amerika, en weldra begon deze oostelijke ijsmassa naar het zuiden te schuiven. Dit was de tweede invasie van het ijs.
1955 61:5.7 These first two ice invasions were not extensive in Eurasia. During these early epochs of the ice age North America was overrun with mastodons, woolly mammoths, horses, camels, deer, musk oxen, bison, ground sloths, giant beavers, saber-toothed tigers, sloths as large as elephants, and many groups of the cat and dog families. But from this time forward they were rapidly reduced in numbers by the increasing cold of the glacial period. Toward the close of the ice age the majority of these animal species were extinct in North America.
1997 61:5.7 Deze eerste twee invasies van het ijs waren in Eurazië niet van grote omvang. Gedurende deze eerste perioden van de ijstijd werd Noord-Amerika veroverd door mastodonten, wollige mammoeten, paarden, kamelen, herten, muskusossen, bisons, grondluiaarden, reuzenbevers, sabeltijgers, luiaarden zo groot als olifanten, en vele groepen katachtigen en hondenfamilies. Maar vanaf deze tijd liep hun aantal snel terug door de toenemende koude van de gletsjerperiode. Tegen het einde van de ijstijd was het merendeel van deze diersoorten in Noord-Amerika uitgestorven.
1955 61:5.8 Away from the ice the land and water life of the world was little changed. Between the ice invasions the climate was about as mild as at present, perhaps a little warmer. The glaciers were, after all, local phenomena, though they spread out to cover enormous areas. The coastwise climate varied greatly between the times of glacial inaction and those times when enormous icebergs were sliding off the coast of Maine into the Atlantic, slipping out through Puget Sound into the Pacific, and thundering down Norwegian fiords into the North Sea.
1997 61:5.8 Daar waar geen ijs lag, veranderde het land- en waterleven van de wereld weinig. Tussen de invasies van het ijs door was het klimaat ongeveer even mild als heden ten dage, misschien iets warmer. De gletsjers waren tenslotte plaatselijke verschijnselen, hoewel zij zich over enorme gebieden uitstrekten. Het klimaat langs de kust wisselde sterk tussen de tijden dat de gletsjers niet actief waren en de tijden dat enorme ijsbergen van de kust van Maine in de Atlantische Oceaan schoven, door de Puget Sound de Stille Oceaan in gleden, en zich met donderend geraas door de Noorse fjorden de Noordzee in stortten.
6. PRIMITIVE MAN IN THE ICE AGE
6. DE PRIMITIEVE MENS IN DE IJSTIJD
1955 61:6.1 The great event of this glacial period was the evolution of primitive man. Slightly to the west of India, on land now under water and among the offspring of Asiatic migrants of the older North American lemur types, the dawn mammals suddenly appeared. These small animals walked mostly on their hind legs, and they possessed large brains in proportion to their size and in comparison with the brains of other animals. In the seventieth generation of this order of life a new and higher group of animals suddenly differentiated. These new mid-mammals—almost twice the size and height of their ancestors and possessing proportionately increased brain power—had only well established themselves when the Primates, the third vital mutation, suddenly appeared. (At this same time, a retrograde development within the mid-mammal stock gave origin to the simian ancestry; and from that day to this the human branch has gone forward by progressive evolution, while the simian tribes have remained stationary or have actually retrogressed.)
1997 61:6.1 De grote gebeurtenis in deze glaciale periode was de evolutie van de primitieve mens[1]. Iets ten westen van India, op land dat nu onder water ligt, temidden van de afstammelingen van Aziatische migranten van de oudere Noord-Amerikaanse lemuursoorten, verschenen plotseling de zoogdieren die de dageraad aankondigden van de primitieve mens. Deze kleine dieren liepen voornamelijk op hun achterpoten en hun hersenen waren groot in verhouding tot hun lichaamsomvang en in vergelijking met die van andere dieren. In de zeventigste generatie van deze levensorde differentieerde plotseling een nieuwe, hogere groep dieren. Deze nieuwe midden-zoogdieren — bijna tweemaal de omvang en hoogte van hun voorouders met een naar verhouding toegenomen hersenvermogen — hadden zich nog maar nauwelijks goed en wel gevestigd toen de Primaten, de derde vitale mutatie, plotseling verschenen. (Terzelfdertijd deed een retrograde ontwikkeling binnen de stam van de midden-zoogdieren het ras van de mensaapachtigen ontstaan; vanaf die tijd tot nu toe is de menselijke tak door gestadige evolutie vooruit gegaan, terwijl de stammen der mensaapachtigen stationair zijn gebleven of zelfs achteruit zijn gegaan.)
1955 61:6.2 1,000,000 years ago Urantia was registered as an inhabited world. A mutation within the stock of the progressing Primates suddenly produced two primitive human beings, the actual ancestors of mankind.
1997 61:6.2 1.000.000 jaar geleden werd Urantia geregistreerd als een bewoonde wereld. Een mutatie binnen het ras van de zich ontwikkelende Primaten bracht plotseling twee primitieve menselijke wezens voort, de feitelijke voorouders van de mensheid.
1955 61:6.3 This event occurred at about the time of the beginning of the third glacial advance; thus it may be seen that your early ancestors were born and bred in a stimulating, invigorating, and difficult environment. And the sole survivors of these Urantia aborigines, the Eskimos, even now prefer to dwell in frigid northern climes.
1997 61:6.3 Deze gebeurtenis vond plaats rond de tijd dat de gletjsers zich voor de derde maal vooruit begonnen te bewegen zo is het duidelijk dat uw vroege voorouders geboren en getogen werden in een stimulerende, versterkende en moeilijke omgeving. De enige overlevenden van deze oorspronkelijke bewoners van Urantia, de Eskimos, geven er zelfs nu nog de voorkeur aan om in koude noordelijke luchtstreken te wonen.
1955 61:6.4 Human beings were not present in the Western Hemisphere until near the close of the ice age. But during the interglacial epochs they passed westward around the Mediterranean and soon overran the continent of Europe. In the caves of western Europe may be found human bones mingled with the remains of both tropic and arctic animals, testifying that man lived in these regions throughout the later epochs of the advancing and retreating glaciers.
1997 61:6.4 Op het westelijk halfrond waren pas menselijke wezens aanwezig tegen het einde van de ijstijd. Maar in de perioden tussen de ijstijden trokken ze in westelijke richting rond de Middellandse Zee, en veroverden ze spoedig het continent van Europa. In de grotten van West Europa kunnen, dooreengemengd met de resten van dieren uit zowel de tropen als de poolstreken, menselijke beenderen worden aangetroffen die getuigen van het feit dat de mens, gedurende de latere tijden waarin de gletsjers vooruitbewogen en terugtrokken, voortdurend in deze streken heeft geleefd.
7. THE CONTINUING ICE AGE
7. DE VERDERE IJSTIJD
1955 61:7.1 Throughout the glacial period other activities were in progress, but the action of the ice overshadows all other phenomena in the northern latitudes. No other terrestrial activity leaves such characteristic evidence on the topography. The distinctive boulders and surface cleavages, such as potholes, lakes, displaced stone, and rock flour, are to be found in connection with no other phenomenon in nature. The ice is also responsible for those gentle swells, or surface undulations, known as drumlins. And a glacier, as it advances, displaces rivers and changes the whole face of the earth. Glaciers alone leave behind them those telltale drifts—the ground, lateral, and terminal moraines. These drifts, particularly the ground moraines, extend from the eastern seaboard north and westward in North America and are found in Europe and Siberia.
1997 61:7.1 Gedurende de gehele ijstijd waren er ook andere activiteiten gaande, maar de werking van het ijs stelt alle andere verschijnselen in de noordelijke breedten in de schaduw. Geen enkele andere activiteit op aarde laat zulke karakteristieke topografische sporen na. De kenmerkende zwerfkeien en kloven in het aardoppervlak, zoals erosiepijpen, meren, verplaatste stenen en rotsgruis worden bij geen enkel ander natuurverschijnsel waargenomen. Het ijs is ook de oorzaak van de zachte glooiingen of golvingen in het aardoppervlak die bekend staan als gletsjerheuvels. Bovendien verplaatst een voortbewegende gletsjer rivieren en verandert hij het hele aanzicht van de aarde. Alleen gletsjers laten de veelzeggende bezinksels, de grond-, zij-en eindmorenen achter. Deze bezinksels, met name de grondmorenen, strekken zich in Noord-Amerika vanaf de oostelijke zeekust naar het noorden en westen uit, en worden ook in Europa en Siberië gevonden.
1955 61:7.2 750,000 years ago the fourth ice sheet, a union of the North American central and eastern ice fields, was well on its way south; at its height it reached to southern Illinois, displacing the Mississippi River fifty miles to the west, and in the east it extended as far south as the Ohio River and central Pennsylvania.
1997 61:7.2 750.000 jaar geleden was de vierde ijslaag, waarin de Noord-Amerikaanse centrale en oostelijke ijsvelden verenigd waren, een eind onderweg naar het zuiden; op haar hoogtepunt reikte zij tot het zuiden van Illinois, waarbij zij de rivier de Mississippi tachtig kilometer naar het westen verplaatste, en in het oosten reikte zij zelfs zo ver zuidelijk als de rivier de Ohio en centraal Pennsylvania.
1955 61:7.3 In Asia the Siberian ice sheet made its southernmost invasion, while in Europe the advancing ice stopped just short of the mountain barrier of the Alps.
1997 61:7.3 In Azië deed de Siberische ijslaag haar meest zuidelijke invasie, terwijl het oprukkende ijs in Europa vlak voor de barrière van het Alpengebergte stopte.
1955 61:7.4 500,000 years ago, during the fifth advance of the ice, a new development accelerated the course of human evolution. Suddenly and in one generation the six colored races mutated from the aboriginal human stock. This is a doubly important date since it also marks the arrival of the Planetary Prince.
1997 61:7.4 500.000 jaar geleden, toen het ijs voor de vijfde maal vooruitbewoog, versnelde een nieuwe ontwikkeling de loop van de menselijke evolutie. Plotseling, in één generatie, muteerden de zes gekleurde rassen uit het oorsponkelijke menselijke ras. Dit moment is in dubbel opzicht belangrijk, aangezien toen ook de komst van de Planetaire Vorst plaatsvond.
1955 61:7.5 In North America the advancing fifth glacier consisted of a combined invasion by all three ice centers. The eastern lobe, however, extended only a short distance below the St. Lawrence valley, and the western ice sheet made little southern advance. But the central lobe reached south to cover most of the state of Iowa. In Europe this invasion of the ice was not so extensive as the preceding one.
1997 61:7.5 In Noord-Amerika bestond de voortbewegende vijfde gletsjer uit een gecombineerde invasie van de drie gletsjercentra. De oostelijke tong kwam echter niet veel verder dan de St.Lawrence-vallei, en de westelijke ijslaag kwam niet ver naar het zuiden. Maar de middelste tong kwam zover naar het zuiden, dat hij het grootste deel van de Staat Iowa bedekte. In Europa was deze inval van het ijs niet zo uitgebreid als de voorgaande.
1955 61:7.6 250,000 years ago the sixth and last glaciation began. And despite the fact that the northern highlands had begun to sink slightly, this was the period of greatest snow deposition on the northern ice fields.
1997 61:7.6 250.000 jaar geleden begon de zesde en laatste ijstijd. En ondanks het feit dat de noordelijke hooglanden enigszins waren begonnen te dalen, was dit de periode waarin de grootste massa’s sneeuw op de noordelijke ijsvelden neerdaalden.
1955 61:7.7 In this invasion the three great ice sheets coalesced into one vast ice mass, and all of the western mountains participated in this glacial activity. This was the largest of all ice invasions in North America; the ice moved south over fifteen hundred miles from its pressure centers, and North America experienced its lowest temperatures.
1997 61:7.7 Gedurende deze invasie vormden de drie grote ijsvelden zich tot één enorme ijsmassa, en alle westelijke bergen raakten betrokken in deze activiteit van het ijs. Dit was de grootste van alle ijsinvasies in Noord-Amerika; het ijs bewoog zich vanuit de drukcentra in zuidelijke richting en de temperatuur in Noord-Amerika bereikte zijn laagste waarden.
1955 61:7.8 200,000 years ago, during the advance of the last glacier, there occurred an episode which had much to do with the march of events on Urantia—the Lucifer rebellion.
1997 61:7.8 200.000 jaar geleden, gedurende het vooruitschuiven van de laatste gletsjer, vond er een voorval plaats dat de loop der gebeurtenissen op Urantia sterk beïnvloedde — de opstand van Lucifer.
1955 61:7.9 150,000 years ago the sixth and last glacier reached its farthest points of southern extension, the western ice sheet crossing just over the Canadian border; the central coming down into Kansas, Missouri, and Illinois; the eastern sheet advancing south and covering the greater portion of Pennsylvania and Ohio.
1997 61:7.9 150.000 jaar geleden bereikte de zesde en laatste gletsjer zijn zuidelijkste punt, waarbij de westelijke ijslaag net over de Canadese grens kwam. Het centrale ijsveld reikte tot in Kansas, Missouri en Illinois, en het oostelijke ijsveld schoof naar het zuiden en bedekte het grootste deel van Pennsylvania en Ohio.
1955 61:7.10 This is the glacier that sent forth the many tongues, or ice lobes, which carved out the present-day lakes, great and small. During its retreat the North American system of Great Lakes was produced. And Urantian geologists have very accurately deduced the various stages of this development and have correctly surmised that these bodies of water did, at different times, empty first into the Mississippi valley, then eastward into the Hudson valley, and finally by a northern route into the St. Lawrence. It is thirty-seven thousand years since the connected Great Lakes system began to empty out over the present Niagara route.
1997 61:7.10 Dit is de gletsjer die de vele ijstongen of ijsplooien vormde waardoor de huidige grote en kleine meren zijn uitgeslepen. Gedurende het terugtrekken van deze gletsjer werd het Noord-Amerikaanse stelsel van de Grote Meren gevormd. De geologen van Urantia hebben heel nauwkeurig de verschillende stadia van deze ontwikkeling afgeleid en terecht het vermoeden geformuleerd dat deze watermassa’s, op verschillende tijdstippen, eerst wegstroomden in de Missisippi-vallei, toen oostwaarts in de Hudson-vallei, en ten slotte via een noordelijke route in de St.Lawrence-rivier. Zevenendertig duizend jaar geleden begon het samenstel van de met elkaar verbonden Grote Meren uit te stromen via de huidige Niagara-route.
1955 61:7.11 100,000 years ago, during the retreat of the last glacier, the vast polar ice sheets began to form, and the center of ice accumulation moved considerably northward. And as long as the polar regions continue to be covered with ice, it is hardly possible for another glacial age to occur, regardless of future land elevations or modification of ocean currents.
1997 61:7.11 100.000 jaar geleden, tijdens het terugtrekken van de laatste gletsjer, begonnen zich de enorme poolijskappen te vormen en verplaatste het centrum van de opeenstapeling van ijs zich aanzienlijk naar het noorden. En zolang de poolstreken met ijs bedekt blijven, is het nauwelijks mogelijk dat er zich een nieuwe ijstijd zal voordoen, ongeacht toekomstige landverheffingen of veranderingen in de oceaanstromingen.
1955 61:7.12 This last glacier was one hundred thousand years advancing, and it required a like span of time to complete its northern retreat. The temperate regions have been free from the ice for a little over fifty thousand years.
1997 61:7.12 Deze laatste gletsjer schoof gedurende honderdduizend jaar vooruit en had een even grote spanne tijds nodig om zich geheel naar het noorden terug te trekken. De gematigde streken zijn nu iets meer dan vijftigduizend jaar vrij van ijs.
1955 61:7.13 The rigorous glacial period destroyed many species and radically changed numerous others. Many were sorely sifted by the to-and-fro migration which was made necessary by the advancing and retreating ice. Those animals which followed the glaciers back and forth over the land were the bear, bison, reindeer, musk ox, mammoth, and mastodon.
1997 61:7.13 De barre ijsperiode vernietigde vele soorten leven en veranderde talrijke andere radicaal. Vele werden sterk uitgedund door het heen en weer trekken dat onvermijdelijk werd door het vooruitbewegen en terugtrekken van het ijs. De dieren die de gletsjers over land heen en terug volgden, waren de beer, de bison, het rendier, de muskusos, de mammoet en de mastodont.
1955 61:7.14 The mammoth sought the open prairies, but the mastodon preferred the sheltered fringes of the forest regions. The mammoth, until a late date, ranged from Mexico to Canada; the Siberian variety became wool covered. The mastodon persisted in North America until exterminated by the red man much as the white man later killed off the bison.
1997 61:7.14 De mammoet zocht de open prairies, maar de mastodont gaf de voorkeur aan de beschutte zomen van de woudgebieden. De mammoet zwierf nog lang rond van Mexico tot in Canada; de Siberische variëteit werd woldragend. De mastodont hield in Noord-Amerika stand totdat hij werd uitgeroeid door de rode mens, zoals later de blanke mens de bison uitmoordde.
1955 61:7.15 In North America, during the last glaciation, the horse, tapir, llama, and saber-toothed tiger became extinct. In their places sloths, armadillos, and water hogs came up from South America.
1997 61:7.15 In Noord-Amerika stierven gedurende het laatste ijstijdvak het paard, de tapir, de lama, en de sabeltijger uit. Hun plaatsen werden ingenomen door luiaarden, gordeldieren en watervarkens die optrokken vanuit Zuid-Amerika.
1955 61:7.16 The enforced migration of life before the advancing ice led to an extraordinary commingling of plants and of animals, and with the retreat of the final ice invasion, many arctic species of both plants and animals were left stranded high upon certain mountain peaks, whither they had journeyed to escape destruction by the glacier. And so, today, these dislocated plants and animals may be found high up on the Alps of Europe and even on the Appalachian Mountains of North America.
1997 61:7.16 De gedwongen migratie van levende wezens voor het oprukkende ijs uit, leidde tot een buitengewone vermenging onder planten en dieren, en toen het ijs van de laatste invasie terugtrok, bleven vele arctische soorten van zowel planten als dieren achter op bepaalde hoge bergtoppen waarheen ze zich verplaatst hadden om te ontkomen aan de vernietiging door het ijs. En daarom kunnen deze ontheemde planten en dieren tegenwoordig hoog op de Alpen van Europa en zelfs op het Appalachische gebergte van Noord-Amerika worden gevonden.
1955 61:7.17 The ice age is the last completed geologic period, the so-called Pleistocene, over two million years in length.
1997 61:7.17 De ijstijd is de laatste afgesloten geologische periode, het zogenaamde Pleistoceen, en duurde meer dan twee miljoen jaar.
1955 61:7.18 35,000 years ago marks the termination of the great ice age excepting in the polar regions of the planet. This date is also significant in that it approximates the arrival of a Material Son and Daughter and the beginning of the Adamic dispensation, roughly corresponding to the beginning of the Holocene or postglacial period.
1997 61:7.18 35.000 jaar geleden eindigde de grote ijstijd, behalve in de poolstreken van de planeet. Dit tijdstip is ook van belang omdat het dicht in de buurt lag van de komst van de Materiële Zoon en Dochter en het begin van de Adamische dispensatie en ongeveer samenvalt met het begin van het Holoceen, ofwel de postglaciale periode.
1955 61:7.19 This narrative, extending from the rise of mammalian life to the retreat of the ice and on down to historic times, covers a span of almost fifty million years. This is the last—the current—geologic period and is known to your researchers as the Cenozoic or recent-times era.
1997 61:7.19 Deze beschrijving, van de opkomst van het zoogdierleven tot het terugtrekken van het ijs en verder tot de historische tijden, beslaat een tijdspanne van bijna vijftig miljoen jaar. Dit is de laatste — nog lopende — geologische periode en staat bij uw onderzoekers bekend als het Kaenozoïcum, ofwel de jongste era.
1955 61:7.20 [Sponsored by a Resident Life Carrier.]
1997 61:7.20 [Onder verantwoordelijkheid van een Residerende Levendrager.]
Verhandeling 60. Urantia tijdens de era van het eerste landleven |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 62. De dageraad-rassen van de vroege mens |