Het Urantia Boek in het Engels is sinds 2006 wereldwijd Public Domain.
Vertalingen: © 1997 De Stichting Urantia
Verhandeling 183. Het verraad en de inhechtenis-neming van Jezus |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 185. Het gerechtelijk onderzoek door Pilatus |
BEFORE THE SANHEDRIN COURT
VOOR HET GERECHT VAN HET SANHEDRIN
1955 184:0.1 REPRESENTATIVES of Annas had secretly instructed the captain of the Roman soldiers to bring Jesus immediately to the palace of Annas after he had been arrested. The former high priest desired to maintain his prestige as the chief ecclesiastical authority of the Jews. He also had another purpose in detaining Jesus at his house for several hours, and that was to allow time for legally calling together the court of the Sanhedrin. It was not lawful to convene the Sanhedrin court before the time of the offering of the morning sacrifice in the temple, and this sacrifice was offered about three o’clock in the morning.
1997 184:0.1 AFGEVAARDIGDEN van Annas hadden de kapitein der Romeinse soldaten in het geheim geïnstrueerd om Jezus onmiddellijk na zijn arrestatie naar het paleis van Annas te brengen. De voormalige hogepriester wilde zijn prestige handhaven als de hoogste geestelijke autoriteit der Joden. Hij had ook nog een ander oogmerk om Jezus voor enkele uren in zijn huis vast te houden, namelijk om voldoende tijd te hebben om op wettige wijze de rechtbank van het Sanhedrin bijeen te roepen. Het was onwettig deze rechtbank bijeen te roepen vóór het tijdstip van het ochtendoffer in de tempel, en dit offer werd rond drie uur in de ochtend opgedragen.
1955 184:0.2 Annas knew that a court of Sanhedrists was in waiting at the palace of his son-in-law, Caiaphas. Some thirty members of the Sanhedrin had gathered at the home of the high priest by midnight so that they would be ready to sit in judgment on Jesus when he might be brought before them. Only those members were assembled who were strongly and openly opposed to Jesus and his teaching since it required only twenty-three to constitute a trial court.
1997 184:0.2 Annas wist dat een rechtbank van leden van het Sanhedrin in het paleis van zijn schoonzoon Kajafas zat te wachten. Ongeveer dertig leden van het Sanhedrin hadden zich tegen middernacht ten huize van de hogepriester verzameld, zodat men direkt met de rechtszitting zou kunnen beginnen zodra Jezus zou zijn voorgeleid. Slechts die leden waren aanwezig, die verklaarde tegenstanders van Jezus en zijn leer waren, want er waren slechts drie en twintig leden nodig om een hof voor gerechtelijk onderzoek te vormen.
1955 184:0.3 Jesus spent about three hours at the palace of Annas on Mount Olivet, not far from the garden of Gethsemane, where they arrested him. John Zebedee was free and safe in the palace of Annas not only because of the word of the Roman captain, but also because he and his brother James were well known to the older servants, having many times been guests at the palace as the former high priest was a distant relative of their mother, Salome.
1997 184:0.3 Jezus bracht ongeveer drie uur door in het paleis van Annas op de Olijfberg, niet ver van de hof van Getsemane waar men hem in hechtenis had genomen. Johannes Zebedeüs was geheel vrij en veilig in het paleis van Annas, niet alleen vanwege het bevel van de Romeinse kapitein, maar ook omdat hij en zijn broer Jakobus goede bekenden waren van de oudere bedienden: zij waren vele malen te gast geweest in het paleis, omdat de voormalige hogepriester een verre bloedverwant was van hun moeder Salome.
1. EXAMINATION BY ANNAS
1. DE ONDERVRAGING DOOR ANNAS
1955 184:1.1 Annas, enriched by the temple revenues, his son-in-law the acting high priest, and with his relations to the Roman authorities, was indeed the most powerful single individual in all Jewry. He was a suave and politic planner and plotter. He desired to direct the matter of disposing of Jesus; he feared to trust such an important undertaking wholly to his brusque and aggressive son-in-law. Annas wanted to make sure that the Master’s trial was kept in the hands of the Sadducees; he feared the possible sympathy of some of the Pharisees, seeing that practically all of those members of the Sanhedrin who had espoused the cause of Jesus were Pharisees.
1997 184:1.1 Annas, rijk geworden door zijn inkomsten uit de tempel, met zijn schoonzoon die te dien tijde hogepriester was en zijn relaties met de Romeinse autoriteiten, was inderdaad de man met de grootste persoonlijke macht in de gehele Joodse gemeenschap. Hij was een minzaam, diplomatiek plannenmaker en intrigant. Hij wenste de zaak van het uit de weg ruimen van Jezus zelf in handen te houden: hij was bang voor wat er zou kunnen gebeuren indien hij deze belangrijke onderneming geheel aan zijn kortaangebonden, agressieve schoonzoon zou overlaten. Annas wilde zorgen dat de rechtszaak van de Meester in handen van de Sadduceeën bleef. Hij was bevreesd voor de mogelijke sympathie van de zijde van sommigen der Farizeeën, gezien het feit dat nagenoeg alle leden van het Sanhedrin die zich achter de zaak van Jezus hadden geschaard, Farizeeën waren.
1955 184:1.2 Annas had not seen Jesus for several years, not since the time when the Master called at his house and immediately left upon observing his coldness and reserve in receiving him. Annas had thought to presume on this early acquaintance and thereby attempt to persuade Jesus to abandon his claims and leave Palestine. He was reluctant to participate in the murder of a good man and had reasoned that Jesus might choose to leave the country rather than to suffer death. But when Annas stood before the stalwart and determined Galilean, he knew at once that it would be useless to make such proposals. Jesus was even more majestic and well poised than Annas remembered him.
1997 184:1.2 Annas had Jezus in geen jaren gezien. De laatste keer was geweest toen de Meester hem thuis had bezocht en onmiddellijk weer was vertrokken toen hij merkte hoe koel en gereserveerd Annas hem ontving. Annas dacht gebruik te kunnen maken van het feit dat zij elkaar vroeger hadden gekend, en wilde Jezus hierdoor trachten over te halen zijn aanspraken op te geven en Palestina te verlaten. Het stuitte hem tegen de borst mee te werken aan de moord op een goed mens en hij had bij zichzelf bedacht dat Jezus vermoedelijk zou verkiezen het land te verlaten, liever dan zich te laten doden. Maar toen Annas tegenover de forse, vastberaden Galileeër stond, wist hij meteen dat het nutteloos zou zijn met dergelijke voorstellen aan te komen. Jezus was nog majesteitelijker en bezat een nog grotere kalmte en evenwichtigheid dan Annas zich van hem kon herinneren.
1955 184:1.3 When Jesus was young, Annas had taken a great interest in him, but now his revenues were threatened by what Jesus had so recently done in driving the money-changers and other commercial traders out of the temple. This act had aroused the enmity of the former high priest far more than had Jesus’ teachings.
1997 184:1.3 Toen Jezus nog jong was, had Annas een grote belangstelling voor hem gekoesterd, doch thans zag hij zijn inkomsten in gevaar gebracht door wat Jezus kort geleden had aangericht, toen hij de geldwisselaars en andere kooplieden uit de tempel had verdreven. Dit voorval had de vijandschap van de voormalige hogepriester veel meer aangewakkerd dan het onderricht van Jezus.
1955 184:1.4 Annas entered his spacious audience chamber, seated himself in a large chair, and commanded that Jesus be brought before him. After a few moments spent in silently surveying the Master, he said: “You realize that something must be done about your teaching since you are disturbing the peace and order of our country.” As Annas looked inquiringly at Jesus, the Master looked full into his eyes but made no reply. Again Annas spoke, “What are the names of your disciples, besides Simon Zelotes, the agitator?” Again Jesus looked down upon him, but he did not answer.
1997 184:1.4 Annas betrad zijn ruime audiëntiezaal, nam plaats in een grote zetel en beval dat Jezus voor hem geleid zou worden. Nadat hij de Meester enige ogenblikken stilzwijgend had opgenomen, zei hij: ‘Ge zult wel inzien dat er iets gedaan zal moeten worden met betrekking tot uw optreden als leraar, want ge verstoort de vrede en orde in ons land.’ Terwijl Annas Jezus onderzoekend aankeek, zag de Meester hem recht in de ogen, maar gaf geen antwoord. Wederom nam Annas het woord en zei: ‘Wat zijn de namen van uw discipelen, behalve Simon Zelotes, de agitator?’ Opnieuw zag Jezus op hem neer, maar antwoordde niet.
1955 184:1.5 Annas was considerably disturbed by Jesus’ refusal to answer his questions, so much so that he said to him: “Do you have no care as to whether I am friendly to you or not? Do you have no regard for the power I have in determining the issues of your coming trial?” When Jesus heard this, he said: “Annas, you know that you could have no power over me unless it were permitted by my Father. Some would destroy the Son of Man because they are ignorant; they know no better, but you, friend, know what you are doing. How can you, therefore, reject the light of God?”
1997 184:1.5 Annas raakte ernstig verstoord door de weigering van Jezus om op zijn vragen antwoord te geven, zozeer dat hij tot hem zei: ‘Kan het u niets schelen of ik vriendelijk tegen u ben of niet? Trekt ge u helemaal niets aan van de macht die ik bezit om uit te maken wat de uitslag van uw rechtszaak straks zal zijn?’ Toen Jezus deze woorden hoorde, zei hij: ‘Annas, ge weet dat ge geen macht over mij zoudt kunnen hebben indien mijn Vader dit niet toestond. Sommigen willen de Zoon des Mensen ter dood brengen omdat zij onwetend zijn; zij weten niet beter, maar gij, vriend, weet wat ge doet. Hoe kunt ge derhalve het licht van God afwijzen?’
1955 184:1.6 The kindly manner in which Jesus spoke to Annas almost bewildered him. But he had already determined in his mind that Jesus must either leave Palestine or die; so he summoned up his courage and asked: “Just what is it you are trying to teach the people? What do you claim to be?” Jesus answered: “You know full well that I have spoken openly to the world. I have taught in the synagogues and many times in the temple, where all the Jews and many of the gentiles have heard me. In secret I have spoken nothing; why, then, do you ask me about my teaching? Why do you not summon those who have heard me and inquire of them? Behold, all Jerusalem has heard that which I have spoken even if you have not yourself heard these teachings.” But before Annas could make reply, the chief steward of the palace, who was standing near, struck Jesus in the face with his hand, saying, “How dare you answer the high priest with such words?” Annas spoke no words of rebuke to his steward, but Jesus addressed him, saying, “My friend, if I have spoken evil, bear witness against the evil; but if I have spoken the truth, why, then, should you smite me?”
1997 184:1.6 De vriendelijke wijze waarop Jezus tot Annas sprak, bracht de laatste bijna van zijn stuk. Hij had echter reeds bij zichzelf besloten dat Jezus Palestina moest verlaten of anders moest sterven; hij vermande zich dus en vroeg: ‘Wat is het nu eigenlijk precies dat ge het volk wilt leren? En wat beweert ge te zijn?’ Jezus antwoordde: ‘Ge weet zeer wel dat ik openlijk tot de wereld gesproken heb. Ik heb in de synagogen geleerd en vele malen in de tempel, waar alle Joden en vele niet-Joden mij gehoord hebben. In het geheim heb ik niets gezegd; waarom vraagt ge mij naar mijn onderricht? Waarom roept ge de mensen die mij gehoord hebben niet op en informeert ge niet bij hen? Zie, heel Jeruzalem heeft gehoord wat ik gesproken heb, ook al hebt gij zelf dit onderricht niet aangehoord.’ Maar voordat Annas kon antwoorden, sloeg het hoofd der bedienden, die erbij stond, Jezus in het gelaat en zei: ‘Hoe durft ge de hogepriester op zulk een wijze te antwoorden?’ Annas berispte zijn hofmeester niet, maar Jezus richtte zich tot hem met de woorden: ‘Vriend, indien ik iets verkeerd gezegd heb, zeg dan wat verkeerd is; maar indien ik de waarheid gezegd heb, waarom slaat ge mij dan?’[1]
1955 184:1.7 Although Annas regretted that his steward had struck Jesus, he was too proud to take notice of the matter. In his confusion he went into another room, leaving Jesus alone with the household attendants and the temple guards for almost an hour.
1997 184:1.7 Ofschoon Annas het betreurde dat zijn hofmeester Jezus had geslagen, was hij te trots om aandacht aan de zaak te schenken. In zijn verwarring begaf hij zich naar een ander vertrek en liet Jezus gedurende bijna een uur alleen met de huisbedienden en de tempelwachters.
1955 184:1.8 When he returned, going up to the Master’s side, he said, “Do you claim to be the Messiah, the deliverer of Israel?” Said Jesus: “Annas, you have known me from the times of my youth. You know that I claim to be nothing except that which my Father has appointed, and that I have been sent to all men, gentile as well as Jew.” Then said Annas: “I have been told that you have claimed to be the Messiah; is that true?” Jesus looked upon Annas but only replied, “So you have said.”
1997 184:1.8 Na zijn terugkeer liep hij op de Meester toe en zei: ‘Maakt ge er aanspraak op de Messias te zijn, de verlosser Israels?’ Jezus antwoordde: ‘Annas, ge hebt mij vanaf mijn jeugd gekend. Ge weet dat ik er geen aanspraak op maak iets te zijn behalve wat mijn Vader heeft bepaald, en dat ik gezonden ben tot alle mensen, tot de niet-Joden zowel als tot de Joden.’ Daarop zei Annas: ‘Men heeft mij verteld dat ge er aanspraak op maakt de Messias te zijn; is dat waar?’ Jezus keek Annas aan, maar gaf slechts ten antwoord: ‘Gij hebt het gezegd.’[2]
1955 184:1.9 About this time messengers arrived from the palace of Caiaphas to inquire what time Jesus would be brought before the court of the Sanhedrin, and since it was nearing the break of day, Annas thought best to send Jesus bound and in the custody of the temple guards to Caiaphas. He himself followed after them shortly.
1997 184:1.9 Rond deze tijd arriveerden er boodschappers van het paleis van Kajafas om te informeren hoe laat Jezus voorgeleid zou worden voor het hof van het Sanhedrin, en aangezien de dag bijna was aangebroken, achtte Annas het maar beter Jezus geboeid en onder bewaking van de tempelwachters naar Kajafas te sturen[3]. Kort daarop volgde hij zelf.
2. PETER IN THE COURTYARD
2. PETRUS OP DE BINNENPLAATS
1955 184:2.1 As the band of guards and soldiers approached the entrance to the palace of Annas, John Zebedee was marching by the side of the captain of the Roman soldiers. Judas had dropped some distance behind, and Simon Peter followed afar off. After John had entered the palace courtyard with Jesus and the guards, Judas came up to the gate but, seeing Jesus and John, went on over to the home of Caiaphas, where he knew the real trial of the Master would later take place. Soon after Judas had left, Simon Peter arrived, and as he stood before the gate, John saw him just as they were about to take Jesus into the palace. The portress who kept the gate knew John, and when he spoke to her, requesting that she let Peter in, she gladly assented.
1997 184:2.1 Terwijl de troep wachters en soldaten de ingang van het paleis van Annas naderde, marcheerde Johannes Zebedeüs naast de kapitein der Romeinse soldaten. Judas was op enige afstand achtergebleven, terwijl Simon Petrus in de verte volgde. Nadat Johannes met Jezus en de wachters de binnenplaats van het paleis was opgegaan, kwam Judas bij de poort, maar toen hij Jezus en Johannes gewaar werd, liep hij verder naar het huis van Kajafas, waar later, naar hij wist, het werkelijke verhoor van de Meester zou plaats vinden. Spoedig nadat Judas was weggegaan, arriveerde Petrus, en terwijl hij voor de poort stond, werd hij gezien door Johannes, juist toen men Jezus het paleis wilde binnenvoeren. De portierster die de wacht hield bij de poort kende Johannes en toen deze naar haar toeging met het verzoek Petrus binnen te laten, voldeed zij daar gaarne aan.
1955 184:2.2 Peter, upon entering the courtyard, went over to the charcoal fire and sought to warm himself, for the night was chilly. He felt very much out of place here among the enemies of Jesus, and indeed he was out of place. The Master had not instructed him to keep near at hand as he had admonished John. Peter belonged with the other apostles, who had been specifically warned not to endanger their lives during these times of the trial and crucifixion of their Master.
1997 184:2.2 Toen Petrus binnen op het plein was, liep hij naar het houtskoolvuurtje om zich te warmen, want de nacht was kil[4]. Hij voelde zich hier onder de vijanden van Jezus in het geheel niet op zijn plaats, en hij was hier ook inderdaad niet op zijn plaats. De Meester had hem niet geïnstrueerd om in zijn buurt blijven, wat hij Johannes wel had verzocht. Petrus hoorde bij de andere apostelen te zijn, die uitdrukkelijk gewaarschuwd waren hun leven niet in gevaar te brengen in deze periode van de berechting en kruisiging van hun Meester.
1955 184:2.3 Peter threw away his sword shortly before he came up to the palace gate so that he entered the courtyard of Annas unarmed. His mind was in a whirl of confusion; he could scarcely realize that Jesus had been arrested. He could not grasp the reality of the situation—that he was here in the courtyard of Annas, warming himself beside the servants of the high priest. He wondered what the other apostles were doing and, in turning over in his mind as to how John came to be admitted to the palace, concluded that it was because he was known to the servants, since he had bidden the gate-keeper admit him.
1997 184:2.3 Kort voordat hij de ingang van het paleis had bereikt, had Petrus zijn zwaard weggeworpen, zodat hij het binnenplein van Annas ongewapend betrad. Zijn gedachten waren volkomen verward; hij kon nauwelijks beseffen dat Jezus gearresteerd was. Hij kon de realiteit van de situatie niet vatten — dat hij nu hier op de binnenplaats van Annas was en zich stond te warmen naast de dienaren van de hogepriester. Hij vroeg zich af wat de andere apostelen deden, en peinsde erover hoe het kwam dat Johannes toegang tot het paleis had gekregen. Zijn conclusie was dat het moest zijn omdat de dienaren hem kenden, aangezien hij de poortwachtster verzocht had hem, Petrus, toe te laten.
1955 184:2.4 Shortly after the portress let Peter in, and while he was warming himself by the fire, she went over to him and mischievously said, “Are you not also one of this man’s disciples?” Now Peter should not have been surprised at this recognition, for it was John who had requested that the girl let him pass through the palace gates; but he was in such a tense nervous state that this identification as a disciple threw him off his balance, and with only one thought uppermost in his mind—the thought of escaping with his life—he promptly answered the maid’s question by saying, “I am not.”
1997 184:2.4 Kort nadat de portierster Petrus had binnengelaten, stapte ze op hem af terwijl hij zich bij het vuur stond te warmen en zei op ondeugende toon: ‘Ben jij ook niet een van de discipelen van die man?’ Petrus had helemaal niet verrast behoeven te zijn door deze herkenning, het was immers Johannes geweest die het meisje had gevraagd hem toe te laten, maar hij was in zulk een gespannen nerveuze toestand, dat deze identificatie als discipel hem uit zijn evenwicht bracht[5]. Van slechts één gedachte vervuld — dat hij moest zien weg te komen en er het levend vanaf te brengen — beantwoordde hij de vraag van het meisje prompt met de woorden: ‘Nee, dat ben ik niet.’
1955 184:2.5 Very soon another servant came up to Peter and asked: “Did I not see you in the garden when they arrested this fellow? Are you not also one of his followers?” Peter was now thoroughly alarmed; he saw no way of safely escaping from these accusers; so he vehemently denied all connection with Jesus, saying, “I know not this man, neither am I one of his followers.”
1997 184:2.5 Kort daarna kwam een andere bediende op Petrus af en vroeg: ‘Zag ik jou ook niet in de hof toen zij deze vent arresteerden? Ben jij ook niet een van zijn volgelingen?’ Petrus raakte nu ernstig gealarmeerd: hij zag geen kans om veilig aan deze beschuldigers te ontkomen, dus ontkende hij op krachtige toon iedere band met Jezus door te zeggen: ‘Ik ken deze man niet en ik ben niet een van zijn volgelingen[6].’
1955 184:2.6 About this time the portress of the gate drew Peter to one side and said: “I am sure you are a disciple of this Jesus, not only because one of his followers bade me let you in the courtyard, but my sister here has seen you in the temple with this man. Why do you deny this?” When Peter heard the maid accuse him, he denied all knowledge of Jesus with much cursing and swearing, again saying, “I am not this man’s follower; I do not even know him; I never heard of him before.”
1997 184:2.6 Vlak daarna nam de portierster Petrus terzijde en zei: ‘Ik weet zeker dat jij een discipel van deze Jezus bent, niet alleen omdat een van zijn volgelingen mij heeft gevraagd je op het binnenplein toe te laten, maar mijn zuster hier heeft je in het gezelschap van deze man in de tempel gezien. Waarom ontken je dit dan?’ Toen Petrus hoorde hoe het dienstmeisje hem zo beschuldigde, bezwoer hij haar bij hoog en laag, met veel vloeken en verwensingen, dat hij Jezus in het geheel niet kende en zei opnieuw: ‘Ik ben geen volgeling van deze man; ik ken hem zelfs niet, ik heb nog nooit van hem gehoord[7].’
1955 184:2.7 Peter left the fireside for a time while he walked about the courtyard. He would have liked to have escaped, but he feared to attract attention to himself. Getting cold, he returned to the fireside, and one of the men standing near him said: “Surely you are one of this man’s disciples. This Jesus is a Galilean, and your speech betrays you, for you also speak as a Galilean.” And again Peter denied all connection with his Master.
1997 184:2.7 Petrus ging een poosje bij het vuur vandaan en liep rond over het binnenplein. Hij zou er graag vandoor zijn gegaan, maar was bang de aandacht te trekken. Omdat hij het koud kreeg, ging hij terug naar het vuur, waarop een van de mannen die bij hem stonden, zei: ‘Jij bent vast een discipel van deze man. Deze Jezus is een Galileeër, en jouw spraak verraadt je, want jij praat ook als een Galileeër.’ En opnieuwe ontkende Petrus iedere relatie met zijn Meester.
1955 184:2.8 Peter was so perturbed that he sought to escape contact with his accusers by going away from the fire and remaining by himself on the porch. After more than an hour of this isolation, the gate-keeper and her sister chanced to meet him, and both of them again teasingly charged him with being a follower of Jesus. And again he denied the accusation. Just as he had once more denied all connection with Jesus, the cock crowed, and Peter remembered the words of warning spoken to him by his Master earlier that same night. As he stood there, heavy of heart and crushed with the sense of guilt, the palace doors opened, and the guards led Jesus past on the way to Caiaphas. As the Master passed Peter, he saw, by the light of the torches, the look of despair on the face of his former self-confident and superficially brave apostle, and he turned and looked upon Peter. Peter never forgot that look as long as he lived. It was such a glance of commingled pity and love as mortal man had never beheld in the face of the Master.
1997 184:2.8 Petrus was nu zo overstuur, dat hij aan het contact met zijn beschuldigers trachtte te ontkomen door bij het vuur vandaan te gaan en zich af te zonderen in het voorportaal. Toen hij zich zo meer dan een uur afgezonderd had gehouden, troffen de portierster en haar zuster hem toevallig aan, waarop beiden hem opnieuw op plagende toon beschuldigden dat hij een volgeling van Jezus was. En weer ontkende hij deze beschuldiging. Juist toen hij eens te meer alle relatie met Jezus had ontkend, kraaide de haan en herinnerde Petrus zich de waarschuwende woorden die de Meester eerder diezelfde nacht tot hem gesproken had[8][9][10]. Terwijl hij daar zo stond, vol smart en verpletterd door schuldgevoel, gingen de deuren van het paleis open en voerden de wachters Jezus langs op weg naar Kajafas. Toen de Meester Petrus passeerde, zag hij bij het licht van de toortsen de uitdrukking van wanhoop op het gezicht van zijn apostel, eerder nog zo vol zelfvertrouwen en op het oog zo dapper, en hij wendde zich om en keek Petrus aan[11]. Petrus heeft die blik nooit meer vergeten, zolang hij leefde. Het was een blik van zulk medelijden, vermengd met zulke liefde, als geen sterveling op aarde ooit op het gelaat van de Meester had gezien.
1955 184:2.9 After Jesus and the guards passed out of the palace gates, Peter followed them, but only for a short distance. He could not go farther. He sat down by the side of the road and wept bitterly. And when he had shed these tears of agony, he turned his steps back toward the camp, hoping to find his brother, Andrew. On arriving at the camp, he found only David Zebedee, who sent a messenger to direct him to where his brother had gone to hide in Jerusalem.
1997 184:2.9 Toen Jezus en de wachters de poort van het paleis waren uitgegaan, volgde Petrus hen, maar slechts even. Hij kon niet verder. Hij ging aan de kant van de weg zitten en weende bitter[12]. Toen hij deze tranen van ondraaglijke pijn had vergoten, richtte hij zijn schreden terug naar het kamp, in de hoop daar zijn broer Andreas aan te treffen, maar toen hij in het kamp aankwam, vond hij daar alleen David Zebedeüs die Petrus door een koerier naar de plek in Jeruzalem liet brengen waar zijn broer een schuilplaats had gevonden.
1955 184:2.10 Peter’s entire experience occurred in the courtyard of the palace of Annas on Mount Olivet. He did not follow Jesus to the palace of the high priest, Caiaphas. That Peter was brought to the realization that he had repeatedly denied his Master by the crowing of a cock indicates that this all occurred outside of Jerusalem since it was against the law to keep poultry within the city proper.
1997 184:2.10 Alles wat Petrus doormaakte, vond plaats op het binnenplein van het paleis van Annas op de Olijfberg. Hij volgde Jezus niet naar het paleis van Kajafas, de hogepriester. Dat Petrus door het kraaien van een haan besefte dat hij de Meester meermalen had verloochend, toont aan dat dit alles buiten Jeruzalem plaatsvond, aangezien het wettelijk niet was toegestaan om binnen de eigenlijke stad pluimvee te houden.
1955 184:2.11 Until the crowing of the cock brought Peter to his better senses, he had only thought, as he walked up and down the porch to keep warm, how cleverly he had eluded the accusations of the servants, and how he had frustrated their purpose to identify him with Jesus. For the time being, he had only considered that these servants had no moral or legal right thus to question him, and he really congratulated himself over the manner in which he thought he had avoided being identified and possibly subjected to arrest and imprisonment. Not until the cock crowed did it occur to Peter that he had denied his Master. Not until Jesus looked upon him, did he realize that he had failed to live up to his privileges as an ambassador of the kingdom.
1997 184:2.11 Tot aan het moment dat het kraaien van de haan hem tot bezinning bracht, had Petrus, terwijl hij in het voorportaal heen en weer liep om warm te blijven, er alleen maar aan gedacht hoe knap hij zich van de beschuldigingen van de dienaren had afgemaakt en hoe hij hen had gedwarsboomd in hun bedoeling om hem als een volgeling van Jezus te identificeren. Voorlopig had hij alleen maar overwogen dat deze bedienden niet het morele of wettelijke recht hadden hem op deze wijze te ondervragen, en hij wenste zichzelf werkelijk geluk met de manier waarop hij, naar hij meende, had vermeden te worden geïdentificeerd en mogelijkerwijs te worden gearresteerd en gevangengezet. Pas toen de haan kraaide, kwam de gedachte bij Petrus op dat hij de Meester had verloochend. Pas toen Jezus hem aanzag, besefte hij dat hij zich niet had gedragen overeenkomstig zijn privileges als ambassadeur van het koninkrijk.
1955 184:2.12 Having taken the first step along the path of compromise and least resistance, there was nothing apparent to Peter but to go on with the course of conduct decided upon. It requires a great and noble character, having started out wrong, to turn about and go right. All too often one’s own mind tends to justify continuance in the path of error when once it is entered upon.
1997 184:2.12 Toen hij de eerste schrede had gezet op het pad van het compromis en de minste weerstand, zag Petrus geen andere mogelijkheid meer dan deze door hem gekozen handelwijze vol te houden. Men moet een sterk en nobel karakter hebben, om wanneer men eenmaal een verkeerde weg is ingeslagen, om te keren en de goede weg te gaan. Maar al te vaak hebben de eigen gedachten van een mens de neiging om het voortgaan op het pad der dwaling te rechtvaardigen wanneer hij dit eenmaal is ingeslagen.
1955 184:2.13 Peter never fully believed that he could be forgiven until he met his Master after the resurrection and saw that he was received just as before the experiences of this tragic night of the denials.
1997 184:2.13 Petrus kon pas geheel geloven dat hem vergeving kon worden geschonken, toen hij na de opstanding zijn Meester ontmoette en zag dat deze hem op precies dezelfde wijze ontving als vóór de ervaringen van deze tragische nacht van de verloocheningen.
3. BEFORE THE COURT OF SANHEDRISTS
3. VOOR HET GERECHT VAN LEDEN VAN HET SANHEDRIN
1955 184:3.1 It was about half past three o’clock this Friday morning when the chief priest, Caiaphas, called the Sanhedrist court of inquiry to order and asked that Jesus be brought before them for his formal trial. On three previous occasions the Sanhedrin, by a large majority vote, had decreed the death of Jesus, had decided that he was worthy of death on informal charges of lawbreaking, blasphemy, and flouting the traditions of the fathers of Israel.
1997 184:3.1 Ongeveer half vier in de ochtend van deze vrijdag opende Kajafas, de hogepriester, de zitting van de rechtbank van leden van het Sanhedrin en verzocht Jezus voor te leiden voor het formele gerechtelijke verhoor[13]. Bij drie vorige gelegenheden had het Sanhedrin met grote meerderheid van stemmen de dood van Jezus verordend, had het beslist dat hij des doods schuldig was op grond van informele aanklachten van wetsovertreding, godslastering en het negeren van de tradities van de vaderen van Israel.
1955 184:3.2 This was not a regularly called meeting of the Sanhedrin and was not held in the usual place, the chamber of hewn stone in the temple. This was a special trial court of some thirty Sanhedrists and was convened in the palace of the high priest. John Zebedee was present with Jesus throughout this so-called trial.
1997 184:3.2 Dit was niet een op reguliere wijze bijeengeroepen vergadering van het Sanhedrin en ze werd ook niet gehouden op de gebruikelijke plaats, de zaal van gehouwen steen in de tempel. Dit was een bijzonder onderzoekshof van ongeveer dertig leden van het Sanhedrin, bijeengeroepen in het paleis van de hogepriester. Johannes Zebedeüs was gedurende dit gehele zogenaamde proces bij Jezus.
1955 184:3.3 How these chief priests, scribes, Sadducees, and some of the Pharisees flattered themselves that Jesus, the disturber of their position and the challenger of their authority, was now securely in their hands! And they were resolved that he should never live to escape their vengeful clutches.
1997 184:3.3 Wat waren deze overpriesters, schriftgeleerden, Sadduceeën en sommige Farizeeën ingenomen met het feit dat deze Jezus, hij die een aantasting van hun positie en een uitdaging van hun gezag vormde, nu veilig in hun handen was! Zij waren vastbesloten dat hij nooit meer levend aan hun wraakzuchtige klauwen zou ontsnappen.
1955 184:3.4 Ordinarily, the Jews, when trying a man on a capital charge, proceeded with great caution and provided every safeguard of fairness in the selection of witnesses and the entire conduct of the trial. But on this occasion, Caiaphas was more of a prosecutor than an unbiased judge.
1997 184:3.4 Als regel gingen de Joden, als iemand terechtstond voor een halsmisdaad, met grote omzichtigheid te werk en namen zij alle voorzorgsmaatregelen in acht, opdat de keuze der getuigen en het gehele proces eerlijk in zijn werk zou gaan. Maar bij deze gelegenheid was Kajafas meer een aanklager dan een onbevooroordeelde rechter.
1955 184:3.5 Jesus appeared before this court clothed in his usual garments and with his hands bound together behind his back. The entire court was startled and somewhat confused by his majestic appearance. Never had they gazed upon such a prisoner nor witnessed such composure in a man on trial for his life.
1997 184:3.5 Jezus verscheen voor dit gerecht in zijn gewone kleding en met de handen op zijn rug gebonden[14]. Het gehele college was verbaasd over zijn majesteitelijke verschijning en raakte er enigszins door in verwarring. Nog nimmer hadden zij zo’n gevangene voor zich gezien, noch een dergelijke kalmte aanschouwd bij een man die voor een halsmisdaad terechtstond.
1955 184:3.6 The Jewish law required that at least two witnesses must agree upon any point before a charge could be laid against the prisoner. Judas could not be used as a witness against Jesus because the Jewish law specifically forbade the testimony of a traitor. More than a score of false witnesses were on hand to testify against Jesus, but their testimony was so contradictory and so evidently trumped up that the Sanhedrists themselves were very much ashamed of the performance. Jesus stood there, looking down benignly upon these perjurers, and his very countenance disconcerted the lying witnesses. Throughout all this false testimony the Master never said a word; he made no reply to their many false accusations.
1997 184:3.6 De Joodse wet schreef voor dat de verklaringen van minstens twee getuigen aangaande enig punt moesten overeenstemmen, alvorens dit de gevangene ten laste kon worden gelegd[15]. Judas kon niet als getuige tegen Jezus worden gebruikt, omdat de Joodse wet uitdrukkelijk verbood een verrader als getuige te laten optreden. Er waren meer dan twintig valse getuigen voorhanden, maar hun verklaringen waren zo tegenstrijdig en zo duidelijk verzonnen, dat zelfs de leden van het Sanhedrin zich zeer schaamden over deze vertoning. Jezus stond daar zwijgend en zag minzaam op de meinedigen neer en juist deze gelaatsuitdrukking bracht de leugenachtige getuigen in verlegenheid. De hele tijd waarin deze valse getuigenverklaringen werden afgelegd, sprak de Meester geen woord; hij gaf geen antwoord op hun vele valse beschuldigingen.
1955 184:3.7 The first time any two of their witnesses approached even the semblance of an agreement was when two men testified that they had heard Jesus say in the course of one of his temple discourses that he would “destroy this temple made with hands and in three days make another temple without hands.” That was not exactly what Jesus said, regardless of the fact that he pointed to his own body when he made the remark referred to.
1997 184:3.7 De enige keer dat de verklaringen van twee der vele valse getuigen zelfs maar een schijn van overeenstemming vertoonden, was toen twee mannen getuigden dat zij Jezus tijdens een van zijn toespraken in de tempel hadden horen zeggen dat hij ‘deze tempel die met handen is gemaakt zou afbreken en in drie dagen een andere tempel zou maken, zonder handen[16][17].’ Dit was niet precies wat Jezus had gezegd, nog afgezien van het feit dat hij op zijn eigen lichaam had gewezen toen hij de bewuste opmerking maakte.
1955 184:3.8 Although the high priest shouted at Jesus, “Do you not answer any of these charges?” Jesus opened not his mouth. He stood there in silence while all of these false witnesses gave their testimony. Hatred, fanaticism, and unscrupulous exaggeration so characterized the words of these perjurers that their testimony fell in its own entanglements. The very best refutation of their false accusations was the Master’s calm and majestic silence.
1997 184:3.8 Ofschoon de hogepriester Jezus toeschreeuwde: ‘Antwoord ge niet op al deze beschuldigingen?’ deed Jezus zijn mond niet open[18]. Hij stond daar zwijgend, terwijl al deze valse getuigen hun verklaringen aflegden. Haat, fanatisme en gewetenloze overdrijving kenmerkten de woorden van deze meinedigen zozeer, dat hun getuigenis verviel doordat het in zichzelf verstrikt raakte. De allerbeste weerlegging van hun valse beschuldigingen was het kalme, majesteitelijke zwijgen van de Meester.
1955 184:3.9 Shortly after the beginning of the testimony of the false witnesses, Annas arrived and took his seat beside Caiaphas. Annas now arose and argued that this threat of Jesus to destroy the temple was sufficient to warrant three charges against him:
1997 184:3.9 Kort nadat de valse getuigen waren begonnen hun verklaringen af te leggen, was Annas aangekomen en had hij zijn plaats naast Kajafas in genomen. Annas stond nu op en betoogde dat dit dreigement van Jezus om de tempel af te breken voldoende grond was om drie beschuldigingen tegen hem in te brengen:[19]
1955 184:3.10 1. That he was a dangerous traducer of the people. That he taught them impossible things and otherwise deceived them.
1997 184:3.10 1. dat hij een gevaarlijk misleider was van het volk; dat hij hun dingen leerde die onmogelijk waren en hen ook anderszins bedroog;
1955 184:3.11 2. That he was a fanatical revolutionist in that he advocated laying violent hands on the sacred temple, else how could he destroy it?
1997 184:3.11 2. dat hij een fanatiek revolutionair was, omdat hij ervoor pleitte met geweld de hand te slaan aan de heilige tempel, want hoe kon hij hem anders afbreken?
1955 184:3.12 3. That he taught magic inasmuch as he promised to build a new temple, and that without hands.
1997 184:3.12 3. dat hij magie onderrichtte, aangezien hij beloofde een nieuwe tempel te bouwen en dat zonder handen.
1955 184:3.13 Already had the full Sanhedrin agreed that Jesus was guilty of death-deserving transgressions of the Jewish laws, but they were now more concerned with developing charges regarding his conduct and teachings which would justify Pilate in pronouncing the death sentence upon their prisoner. They knew that they must secure the consent of the Roman governor before Jesus could legally be put to death. And Annas was minded to proceed along the line of making it appear that Jesus was a dangerous teacher to be abroad among the people.
1997 184:3.13 Het gehele Sanhedrin was reeds tot overeenstemming gekomen dat Jezus schuldig was aan overtredingen van de Joodse wetten waarvoor hij de doodstraf verdiende, maar het ging hen er nu meer om beschuldigingen te formuleren met betrekking tot zijn gedrag en onderricht, die voor Pilatus een rechtvaardiging zouden kunnen vormen om de doodstraf uit te spreken over hun gevangene. Zij wisten dat ze de toestemming van de Romeinse gouverneur moesten zien te krijgen alvorens zij Jezus op wettige wijze ter dood konden brengen. Annas was van plan daartoe de gedragslijn te volgen om het te doen voorkomen alsof Jezus een gevaarlijke leraar was, die men niet vrij onder het volk kon laten rondlopen.
1955 184:3.14 But Caiaphas could not longer endure the sight of the Master standing there in perfect composure and unbroken silence. He thought he knew at least one way in which the prisoner might be induced to speak. Accordingly, he rushed over to the side of Jesus and, shaking his accusing finger in the Master’s face, said: “I adjure you, in the name of the living God, that you tell us whether you are the Deliverer, the Son of God.” Jesus answered Caiaphas: “I am. Soon I go to the Father, and presently shall the Son of Man be clothed with power and once more reign over the hosts of heaven.”
1997 184:3.14 Maar Kajafas kon het niet langer aanzien dat de Meester daar in volmaakte kalmte stond, zonder een woord te zeggen. Hij dacht op zijn minst één manier te kennen om de gevangene aan het spreken te krijgen. Dus vloog hij op Jezus af, schudde hem een beschuldigende vinger in zijn gezicht, en zei: ‘Ik bezweer u in de naam van de levende God om ons te zeggen of gij de Verlosser zijt, de Zoon van God.’ Jezus antwoordde Kajafas: ‘Dat ben ik. Spoedig ga ik naar de Vader en dan zal de Zoon des Mensen bekleed worden met macht en opnieuw heersen over de heerscharen des hemels[20].’
1955 184:3.15 When the high priest heard Jesus utter these words, he was exceedingly angry, and rending his outer garments, he exclaimed: “What further need have we of witnesses? Behold, now have you all heard this man’s blasphemy. What do you now think should be done with this lawbreaker and blasphemer?” And they all answered in unison, “He is worthy of death; let him be crucified.”
1997 184:3.15 Toen de hogepriester Jezus deze woorden hoorde uitspreken, werd hij ontzettend kwaad, scheurde zijn opperkleed, en riep uit: ‘Waarvoor hebben wij verder nog getuigen nodig? Ziet, gij hebt nu allen de godslastering van deze mens gehoord. Wat moet er nu met deze wetsovertreder en godslasteraar gebeuren naar uw mening?’ En allen antwoordden zij eenstemmig: ‘Hij is des doods schuldig; laat hem gekruisigd worden[21].’[22]
1955 184:3.16 Jesus manifested no interest in any question asked him when before Annas or the Sanhedrists except the one question relative to his bestowal mission. When asked if he were the Son of God, he instantly and unequivocally answered in the affirmative.
1997 184:3.16 Toen Jezus voor Annas of voor de leden van het Sanhedrin stond, toonde hij niet de minste belangstelling in de vragen die hem gesteld werden, behalve in de ene vraag die betrekking had op zijn zelfschenkingsmissie. Toen hem gevraagd werd of hij de Zoon van God was, antwoordde hij onmiddellijk en ondubbelzinnig in bevestigende zin.
1955 184:3.17 Annas desired that the trial proceed further, and that charges of a definite nature regarding Jesus’ relation to the Roman law and Roman institutions be formulated for subsequent presentation to Pilate. The councilors were anxious to carry these matters to a speedy termination, not only because it was the preparation day for the Passover and no secular work should be done after noon, but also because they feared Pilate might any time return to the Roman capital of Judea, Caesarea, since he was in Jerusalem only for the Passover celebration.
1997 184:3.17 Annas vroeg het proces voort te zetten en concrete beschuldigingen ten aanzien van de verhouding van Jezus tot de Romeinse wet en de Romeinse instellingen te formuleren, om deze vervolgens aan Pilatus te kunnen voorleggen. De raadsleden wilden deze zaken zo snel mogelijk afwerken, niet alleen omdat het de dag van voorbereiding voor het Paasfeest was en er na het middaguur geen profaan werk meer mocht worden verricht, maar ook omdat zij bang waren dat Pilatus ieder moment naar de Romeinse hoofdstad van Judea, Caesarea, zou kunnen terugkeren, aangezien hij alleen in Jeruzalem was voor de viering van het Paasfeest.
1955 184:3.18 But Annas did not succeed in keeping control of the court. After Jesus had so unexpectedly answered Caiaphas, the high priest stepped forward and smote him in the face with his hand. Annas was truly shocked as the other members of the court, in passing out of the room, spit in Jesus’ face, and many of them mockingly slapped him with the palms of their hands. And thus in disorder and with such unheard-of confusion this first session of the Sanhedrist trial of Jesus ended at half past four o’clock.
1997 184:3.18 Maar Annas slaagde er niet in de raadsleden in de hand te houden. Toen Jezus Kajafas zo onverwacht had geantwoord, stapte de hogepriester naar voren en sloeg hem in het gelaat. En Annas raakte werkelijk geschokt toen de andere leden van het gerecht bij het verlaten van de zaal Jezus in het gezicht spuwden en velen hem spottend met de vlakke hand sloegen. Zo eindigde om half vijf in wanorde en ongekende verwarring deze eerste zitting van het gerecht van leden van het Sanhedrin.
1955 184:3.19 Thirty prejudiced and tradition-blinded false judges, with their false witnesses, are presuming to sit in judgment on the righteous Creator of a universe. And these impassioned accusers are exasperated by the majestic silence and superb bearing of this God-man. His silence is terrible to endure; his speech is fearlessly defiant. He is unmoved by their threats and undaunted by their assaults. Man sits in judgment on God, but even then he loves them and would save them if he could.
1997 184:3.19 Dertig bevooroordeelde en door traditie verblinde valse rechters met hun valse getuigen, matigen zich aan recht te spreken over de rechtvaardige Schepper van een universum. En deze door hartstocht bewogen beschuldigers raken geërgerd door het majesteitelijke zwijgen en de verheven houding van deze God-mens. Zijn zwijgen is verschrikkelijk om te verdragen; zijn woorden zijn onbevreesd en tartend. Hij blijft onbewogen onder hun dreigementen en onverschrokken onder hun aanvallen. De mens zit ten oordeel over God, maar zelfs dan heeft deze mensen lief en zou hij hen indien mogelijk willen redden.
4. THE HOUR OF HUMILIATION
4. HET UUR DER VERNEDERING
1955 184:4.1 The Jewish law required that, in the matter of passing the death sentence, there should be two sessions of the court. This second session was to be held on the day following the first, and the intervening time was to be spent in fasting and mourning by the members of the court. But these men could not await the next day for the confirmation of their decision that Jesus must die. They waited only one hour. In the meantime Jesus was left in the audience chamber in the custody of the temple guards, who, with the servants of the high priest, amused themselves by heaping every sort of indignity upon the Son of Man. They mocked him, spit upon him, and cruelly buffeted him. They would strike him in the face with a rod and then say, “Prophesy to us, you the Deliverer, who it was that struck you.” And thus they went on for one full hour, reviling and mistreating this unresisting man of Galilee.
1997 184:4.1 Volgens de Joodse wet moesten er, wanneer er een doodsvonnis werd uitgesproken, twee rechtzittingen plaatsvinden. Deze tweede zitting moest een dag na de eerste worden gehouden en de tussenliggende tijd moest door de leden van de rechtbank worden doorgebracht met vasten en rouwen. Deze mannen konden echter niet tot de volgende dag wachten om hun beslissing dat Jezus moest sterven te bekrachtigen. Zij wachtten slechts één uur. Ondertussen werd Jezus in de audiëntiezaal achtergelaten onder bewaking van de tempelwachters die zich, samen met de dienaren van de hogepriester, vermaakten door de Zoon des Mensen te overladen met vernederingen van iedere soort. Zij bespotten en bespuwden hem en beukten meedogenloos op hem in. Zij sloegen hem vele malen met een stok in het gelaat en zeiden dan: ‘Profeteer ons, jij die de Verlosser bent, wie het was die jou sloeg.’ En zo gingen zij een vol uur door, en beschimpten en mishandelden deze man uit Galilea die geen weerstand bood[23].
1955 184:4.2 During this tragic hour of suffering and mock trials before the ignorant and unfeeling guards and servants, John Zebedee waited in lonely terror in an adjoining room. When these abuses first started, Jesus indicated to John, by a nod of his head, that he should retire. The Master well knew that, if he permitted his apostle to remain in the room to witness these indignities, John’s resentment would be so aroused as to produce such an outbreak of protesting indignation as would probably result in his death.
1997 184:4.2 Tijdens dit tragische uur van lijden en schijnverhoren waarmee Jezus door de onontwikkelde, gevoelloze wachters en dienaren werd bespot, wachtte Johannes Zebedeüs in eenzame ontzetting in een aangrenzend vertrek. Toen deze mishandelingen begonnen, gaf Jezus Johannes met een hoofdbeweging te kennen dat hij zich moest terugtrekken. De Meester wist maar al te goed dat indien hij zijn apostel zou toestaan in de kamer te blijven en getuige te zijn van deze vernederingen, Johannes zo razend zou worden dat er een uitbarsting van protest en verontwaardiging uit zou voortkomen, die waarschijnlijk de dood van Johannes ten gevolge zou hebben.
1955 184:4.3 Throughout this awful hour Jesus uttered no word. To this gentle and sensitive soul of humankind, joined in personality relationship with the God of all this universe, there was no more bitter portion of his cup of humiliation than this terrible hour at the mercy of these ignorant and cruel guards and servants, who had been stimulated to abuse him by the example of the members of this so-called Sanhedrist court.
1997 184:4.3 Dit hele afschuwelijke uur lang kwam Jezus geen woord over de lippen. Voor deze zachtmoedige, gevoelige ziel van het menselijk geslacht, verenigd in een persoonlijkheidsverband met de God van dit ganse universum, was geen teug uit de beker van zijn vernedering bitterder dan dit verschrikkelijke uur, waarin hij was overgeleverd aan deze onwetende en wrede wachters en dienaren die door het voorbeeld van de leden van dit zogenaamde hof van het Sanhedrin waren aangemoedigd om hem te beschimpen en mishandelen.
1955 184:4.4 The human heart cannot possibly conceive of the shudder of indignation that swept out over a vast universe as the celestial intelligences witnessed this sight of their beloved Sovereign submitting himself to the will of his ignorant and misguided creatures on the sin-darkened sphere of unfortunate Urantia.
1997 184:4.4 Het hart van de mens kan onmogelijk vatten welk een huivering van verontwaardiging door een ontzaglijk universum voer, toen de hemelse denkende wezens getuige moesten zijn van deze aanblik, hun geliefde Soeverein die zich onderwierp aan de wil van zijn onwetende, misleide schepselen, in deze door zonde verduisterde wereld, het ongelukkige Urantia.
1955 184:4.5 What is this trait of the animal in man which leads him to want to insult and physically assault that which he cannot spiritually attain or intellectually achieve? In the half-civilized man there still lurks an evil brutality which seeks to vent itself upon those who are superior in wisdom and spiritual attainment. Witness the evil coarseness and the brutal ferocity of these supposedly civilized men as they derived a certain form of animal pleasure from this physical attack upon the unresisting Son of Man. As these insults, taunts, and blows fell upon Jesus, he was undefending but not defenseless. Jesus was not vanquished, merely uncontending in the material sense.
1997 184:4.5 Wat is toch deze dierlijke trek in de mens, waardoor hij hetgeen hij niet geestelijk kan bereiken of verstandelijk tot stand kan brengen, wil beledigen en fysiek wil aanvallen? In de halfgeciviliseerde mens schuilt nog steeds een boze gewelddadigheid, die zich probeert te ontladen op hen die zijn meerderen zijn in wijsheid en geestelijke verworvenheid. Aanschouw de kwade bruutheid en de gewelddadige wreedheid van deze zogenaamde beschaafde mannen, die een zekere vorm van dierlijk vermaak ontleenden aan deze lichamelijke aanval op de Zoon des Mensen die geen weerstand bood. Terwijl deze beledigingen, hoon en slagen Jezus troffen, verdedigde hij zich niet, maar was hij niet weerloos. Jezus werd niet overwonnen, hij streed alleen niet in de materiële zin.
1955 184:4.6 These are the moments of the Master’s greatest victories in all his long and eventful career as maker, upholder, and savior of a vast and far-flung universe. Having lived to the full a life of revealing God to man, Jesus is now engaged in making a new and unprecedented revelation of man to God. Jesus is now revealing to the worlds the final triumph over all fears of creature personality isolation. The Son of Man has finally achieved the realization of identity as the Son of God. Jesus does not hesitate to assert that he and the Father are one; and on the basis of the fact and truth of that supreme and supernal experience, he admonishes every kingdom believer to become one with him even as he and his Father are one. The living experience in the religion of Jesus thus becomes the sure and certain technique whereby the spiritually isolated and cosmically lonely mortals of earth are enabled to escape personality isolation, with all its consequences of fear and associated feelings of helplessness. In the fraternal realities of the kingdom of heaven the faith sons of God find final deliverance from the isolation of the self, both personal and planetary. The God-knowing believer increasingly experiences the ecstasy and grandeur of spiritual socialization on a universe scale—citizenship on high in association with the eternal realization of the divine destiny of perfection attainment.
1997 184:4.6 Dit zijn de ogenblikken van de grootste overwinningen van de Meester in heel zijn lange, veelbewogen loopbaan als maker, handhaver en heiland van een ontzaglijk, wijdverspreid universum. Hij heeft een heel leven geleid van openbaring van God aan de mensen, en nu wijdt Jezus zich aan een nieuwe, ongekende openbaring van de mens aan God. Jezus openbaart nu aan de werelden de definitieve triomf over alle angsten voor isolement van schepsel-persoonlijkheden. De Zoon des Mensen heeft de bewustwording van zijn identiteit als de Zoon van God definitief voltooid. Jezus aarzelt niet te verklaren dat hij en de Vader één zijn; en op grond van dit feit en de waarheid van deze allerhoogste, verheven ervaring spoort hij allen die in het koninkrijk geloven aan, om één met hem te worden zoals hij en zijn Vader één zijn[24][25]. De levende ervaring in de religie van Jezus wordt aldus de betrouwbare en zekere techniek waardoor de geestelijk geïsoleerde en kosmisch eenzame stervelingen op aarde in staat worden gesteld te ontkomen aan het isolement van hun persoonlijkheid, en al haar gevolgen van angst, en alle gevoelens van hulpeloosheid die daarmee gepaard gaan. In de broederlijke realiteiten van het koninkrijk des hemels vinden de geloofszonen van God definitieve bevrijding uit het isolement van het zelf, zowel persoonlijk als planetair. De Godkennende gelovige ervaart steeds sterker de extase en grootsheid van geestelijke socialisatie op een universum-schaal — zijn burgerschap in den hoge in samenhang met het eeuwige besef van zijn goddelijke bestemming, het verwerven van volmaaktheid.
5. THE SECOND MEETING OF THE COURT
5. DE TWEEDE ZITTING VAN HET GERECHT
1955 184:5.1 At five-thirty o’clock the court reassembled, and Jesus was led into the adjoining room, where John was waiting. Here the Roman soldier and the temple guards watched over Jesus while the court began the formulation of the charges which were to be presented to Pilate. Annas made it clear to his associates that the charge of blasphemy would carry no weight with Pilate. Judas was present during this second meeting of the court, but he gave no testimony.
1997 184:5.1 Om half zes kwam de rechtbank opnieuw bijeen en Jezus werd naar het belendende vertrek gebracht, waar Johannes wachtte. Hier werd Jezus door de Romeinse soldaat en de tempelwachters bewaakt, terwijl de rechtbank begon met het formuleren van de aanklachten die aan Pilatus voorgelegd zouden worden[26]. Annas maakte het zijn medeleden duidelijk dat de beschuldiging van godslastering bij Pilatus geen gewicht in de schaal zou leggen. Judas was bij deze tweede zitting aanwezig, maar legde geen getuigenis af.
1955 184:5.2 This session of the court lasted only a half hour, and when they adjourned to go before Pilate, they had drawn up the indictment of Jesus, as being worthy of death, under three heads:
1997 184:5.2 Deze zitting van het gerecht duurde slechts een half uur, en toen men uiteenging om de zaak voor Pilatus te brengen, was de aanklacht tegen Jezus, als des doods schuldig, opgesteld onder drie hoofdpunten:
1955 184:5.3 1. That he was a perverter of the Jewish nation; he deceived the people and incited them to rebellion.
1997 184:5.3 1. dat hij de Joodse natie corrumpeerde: hij bedroog de mensen en zette hen aan tot rebellie;
1955 184:5.4 2. That he taught the people to refuse to pay tribute to Caesar.
1997 184:5.4 2. dat hij het volk leerde om te weigeren schatting te betalen aan Caesar;
1955 184:5.5 3. That, by claiming to be a king and the founder of a new sort of kingdom, he incited treason against the emperor.
1997 184:5.5 3. dat hij, door er aanspraak op te maken een koning te zijn, en de stichter van een nieuw soort koninkrijk, aanzette tot trouweloosheid jegens de keizer.
1955 184:5.6 This entire procedure was irregular and wholly contrary to the Jewish laws. No two witnesses had agreed on any matter except those who testified regarding Jesus’ statement about destroying the temple and raising it again in three days. And even concerning that point, no witnesses spoke for the defense, and neither was Jesus asked to explain his intended meaning.
1997 184:5.6 Deze hele procedure was onregelmatig en volledig in strijd met de Joodse wet. Geen twee getuigen waren het op enig punt eens geworden, behalve degenen die verklaringen hadden afgelegd over de uitspraak van Jezus over het afbreken van de tempel en het wederopbouwen daarvan in drie dagen. En zelfs aangaande dat punt werden geen getuigen ter verdediging gehoord en evenmin werd Jezus gevraagd uiteen te zetten wat hij ermee had bedoeld.
1955 184:5.7 The only point the court could have consistently judged him on was that of blasphemy, and that would have rested entirely on his own testimony. Even concerning blasphemy, they failed to cast a formal ballot for the death sentence.
1997 184:5.7 Het enige punt waarop het hof hem consequent zou hebben kunnen veroordelen, was dat van godslastering, en dit zou geheel op zijn eigen getuigenis berust hebben. Zelfs ten aanzien van de godslastering lieten zij na formeel te stemmen over het doodvonnis.
1955 184:5.8 And now they presumed to formulate three charges, with which to go before Pilate, on which no witnesses had been heard, and which were agreed upon while the accused prisoner was absent. When this was done, three of the Pharisees took their leave; they wanted to see Jesus destroyed, but they would not formulate charges against him without witnesses and in his absence.
1997 184:5.8 En nu matigden zij zich aan drie beschuldigingen te formuleren waarmee zij voor Pilatus konden komen, beschuldigingen waaromtrent geen getuigen waren gehoord en waartoe besloten was terwijl de beschuldigde gevangene niet aanwezig was. Toen dit gebeurde, trokken drie Farizeeën zich terug; zij wilden weliswaar dat Jezus ter dood gebracht zou worden, maar zonder getuigen en in zijn afwezigheid wilden zij geen beschuldigingen tegen hem opstellen.
1955 184:5.9 Jesus did not again appear before the Sanhedrist court. They did not want again to look upon his face as they sat in judgment upon his innocent life. Jesus did not know (as a man) of their formal charges until he heard them recited by Pilate.
1997 184:5.9 Jezus verscheen niet opnieuw voor het gerecht van leden van het Sanhedrin. Zij wilden zijn gelaat niet nogmaals zien terwijl zij oordeelden over zijn onschuldige leven. Jezus (als mens) kende hun formele beschuldigingen niet, tot hij deze door Pilatus hoorde uitspreken.
1955 184:5.10 While Jesus was in the room with John and the guards, and while the court was in its second session, some of the women about the high priest’s palace, together with their friends, came to look upon the strange prisoner, and one of them asked him, “Are you the Messiah, the Son of God?” And Jesus answered: “If I tell you, you will not believe me; and if I ask you, you will not answer.”
1997 184:5.10 Terwijl Jezus in het vertrek met Johannes en de bewakers was, en de rechtbank in tweede zitting bijeenwas, kwamen enkele vrouwen die zich in het paleis van de hogepriester ophielden met hun vriendinnen naar de vreemde gevangene kijken, en een van hen vroeg hem: ‘Zijt ge de Messias, de Zoon van God?’ En Jezus antwoordde: ‘Indien ik het u zeg, zult ge mij niet geloven; en indien ik het u vraag wilt ge geen antwoord geven[27].’
Verhandeling 183. Het verraad en de inhechtenis-neming van Jezus |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 185. Het gerechtelijk onderzoek door Pilatus |