Het Urantia Boek in het Engels is sinds 2006 wereldwijd Public Domain.
Vertalingen: © 1997 De Stichting Urantia
Verhandeling 185. Het gerechtelijk onderzoek door Pilatus |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 187. De kruisiging |
JUST BEFORE THE CRUCIFIXION
KORT VOOR DE KRUISIGING
1955 186:0.1 AS JESUS and his accusers started off to see Herod, the Master turned to the Apostle John and said: “John, you can do no more for me. Go to my mother and bring her to see me ere I die.” When John heard his Master’s request, although reluctant to leave him alone among his enemies, he hastened off to Bethany, where the entire family of Jesus was assembled in waiting at the home of Martha and Mary, the sisters of Lazarus whom Jesus raised from the dead.
1997 186:0.1 TOEN Jezus en zijn aanklagers op weg gingen naar Herodes, wendde de Meester zich tot de Apostel Johannes en zei: ‘Johannes, je kunt nu niets meer voor mij doen. Ga naar mijn moeder en breng haar hierheen om mij te zien voordat ik sterf.’ Ofschoon Johannes zijn Meester slechts node alleen liet te midden van zijn vijanden, haastte hij zich na dit verzoek naar Betanië, waar de gehele familie van Jezus in afwachting bijeen was ten huize van Marta en Maria, de zusters van Lazarus die door Jezus uit de dood was opge- wekt.
1955 186:0.2 Several times during the morning, messengers had brought news to Martha and Mary concerning the progress of Jesus’ trial. But the family of Jesus did not reach Bethany until just a few minutes before John arrived bearing the request of Jesus to see his mother before he was put to death. After John Zebedee had told them all that had happened since the midnight arrest of Jesus, Mary his mother went at once in the company of John to see her eldest son. By the time Mary and John reached the city, Jesus, accompanied by the Roman soldiers who were to crucify him, had already arrived at Golgotha.
1997 186:0.2 Verscheidene malen hadden koeriers Marta en Maria die ochtend nieuws gebracht over het verloop van het verhoor van Jezus. De familie van Jezus bereikte Betanië echter pas enkele minuten voordat Johannes arriveerde met het verzoek van Jezus om zijn moeder nog te zien voordat hij ter dood gebracht zou worden. Nadat Johannes Zebedeüs hun alles had verteld wat er sinds de arrestatie van Jezus rond middernacht was gebeurd, ging Maria, de moeder van Jezus, terstond met Johannes op weg om haar oudste zoon te zien. Tegen de tijd dat Maria en Johannes de stad bereikten, was Jezus, begeleid door de Romeinse soldaten die hem moesten kruisigen, al op Golgota aangekomen.
1955 186:0.3 When Mary the mother of Jesus started out with John to go to her son, his sister Ruth refused to remain behind with the rest of the family. Since she was determined to accompany her mother, her brother Jude went with her. The rest of the Master’s family remained in Bethany under the direction of James, and almost every hour the messengers of David Zebedee brought them reports concerning the progress of that terrible business of putting to death their eldest brother, Jesus of Nazareth.
1997 186:0.3 Toen Maria, de moeder van Jezus, met Johannes op weg ging naar haar zoon, weigerde zijn zuster Ruth om bij de rest van de familie achter te blijven. Omdat zij vastbesloten was haar moeder te vergezellen, ging haar broer Judas met haar mee. De rest van de familie van de Meester bleef in Betanië, onder de leiding van Jakobus, en vrijwel ieder uur brachten de koeriers van David Zebedeüs hun bericht aangaande het verloop van die verschrikkelijke zaak, het ter dood brengen van hun oudste broer, Jezus van Nazaret.
1. THE END OF JUDAS ISCARIOT
1. HET EINDE VAN JUDAS ISKARIOT
1955 186:1.1 It was about half past eight o’clock this Friday morning when the hearing of Jesus before Pilate was ended and the Master was placed in the custody of the Roman soldiers who were to crucify him. As soon as the Romans took possession of Jesus, the captain of the Jewish guards marched with his men back to their temple headquarters. The chief priest and his Sanhedrist associates followed close behind the guards, going directly to their usual meeting place in the hall of hewn stone in the temple. Here they found many other members of the Sanhedrin waiting to learn what had been done with Jesus. As Caiaphas was engaged in making his report to the Sanhedrin regarding the trial and condemnation of Jesus, Judas appeared before them to claim his reward for the part he had played in his Master’s arrest and sentence of death.
1997 186:1.1 Het was ongeveer half negen deze vrijdagmorgen, toen het verhoor van Jezus door Pilatus ten einde kwam en de Meester onder bewaking werd geplaatst van de Romeinse soldaten die hem moesten kruisigen[1]. Zodra de Romeinen Jezus hadden overgenomen, marcheerde de kapitein van de Joodse wachters met zijn mannen terug naar hun hoofdkwartier in de tempel. De overpriesters en zijn metgezellen van het Sanhedrin volgden de wachters op korte afstand en gingen rechtstreeks naar de zaal van gehouwen steen in de tempel, waar zij gewoonlijk vergaderden. Hier troffen zij vele andere leden van het Sanhedrin in afwachting van bericht over wat er met Jezus was gedaan. Terwijl Kajafas bezig was het Sanhedrin verslag uit te brengen inzake het verhoor en de veroordeling van Jezus, verscheen Judas voor hen, om zijn beloning op te eisen voor de rol die hij bij de arrestatie en ter dood veroordeling van zijn Meester had gespeeld.
1955 186:1.2 All of these Jews loathed Judas; they looked upon the betrayer with only feelings of utter contempt. Throughout the trial of Jesus before Caiaphas and during his appearance before Pilate, Judas was pricked in his conscience about his traitorous conduct. And he was also beginning to become somewhat disillusioned regarding the reward he was to receive as payment for his services as Jesus’ betrayer. He did not like the coolness and aloofness of the Jewish authorities; nevertheless, he expected to be liberally rewarded for his cowardly conduct. He anticipated being called before the full meeting of the Sanhedrin and there hearing himself eulogized while they conferred upon him suitable honors in token of the great service which he flattered himself he had rendered his nation. Imagine, therefore, the great surprise of this egotistic traitor when a servant of the high priest, tapping him on the shoulder, called him just outside the hall and said: “Judas, I have been appointed to pay you for the betrayal of Jesus. Here is your reward.” And thus speaking, the servant of Caiaphas handed Judas a bag containing thirty pieces of silver—the current price of a good, healthy slave.
1997 186:1.2 Al deze Joden verafschuwden Judas: zij beschouwden de verrader met niets dan gevoelens van de diepste minachting. Tijdens het gehele verhoor van Jezus door Kajafas en gedurende zijn voorgeleiding voor Pilatus, had Judas’ geweten geknaagd vanwege zijn verraderlijke gedrag[2]. Ook begon hij enigszins gedesillusioneerd te raken over de beloning die hij zou ontvangen voor zijn diensten als verrader van Jezus. De koele houding en ongenaakbaarheid van de Joodse gezagsdragers bevielen hem niet; niettemin verwachtte hij ruimschoots beloond te zullen worden voor zijn lafhartig gedrag. Hij verwachtte dat hij voor de plenaire vergadering van het Sanhedrin zou worden geroepen en daar uitbundig zou worden geprezen, terwijl hem passende eerbewijzen zouden worden verleend ten teken van de grote dienst die hij, naar hij zich vleide, zijn volk had bewezen. Stelt u zich daarom de grote verbazing van deze egocentrische verrader voor, toen een dienaar van de hogepriester hem op de schouder tikte, hem even buiten de zaal riep, en zei: ‘Judas, mij is opgedragen u te betalen voor het verraden van Jezus. Hier is uw beloning.’ En met deze woorden overhandigde de dienaar van Kajafas Judas een zak met dertig zilverstukken — toentertijd de prijs voor een goede, gezonde slaaf[3].
1955 186:1.3 Judas was stunned, dumfounded. He rushed back to enter the hall but was debarred by the doorkeeper. He wanted to appeal to the Sanhedrin, but they would not admit him. Judas could not believe that these rulers of the Jews would allow him to betray his friends and his Master and then offer him as a reward thirty pieces of silver. He was humiliated, disillusioned, and utterly crushed. He walked away from the temple, as it were, in a trance. He automatically dropped the money bag in his deep pocket, that same pocket wherein he had so long carried the bag containing the apostolic funds. And he wandered out through the city after the crowds who were on their way to witness the crucifixions.
1997 186:1.3 Judas was verbijsterd en met stomheid geslagen. Hij snelde terug om de zaal weer binnen te gaan, maar werd door de deurwachter tegengehouden. Hij wilde in beroep gaan bij het Sanhedrin, maar werd niet toegelaten. Judas kon niet geloven dat deze oversten der Joden hem zijn vrienden en zijn Meester wilden doen verraden en hem vervolgens dertig zilverstukken als beloning wilden aanbieden. Hij voelde zich vernederd, gedesillusioneerd, en geheel verslagen. Hij liep weg van de tempel, als het ware in een trancetoestand. De geldbuidel liet hij automatisch in zijn diepe zak glijden, dezelfde zak waarin hij zo lang de buidel met het geld van de apostelen had gedragen. Stuurloos liep hij door de stad naar buiten, achter de mensendrommen aan die op weg waren om de kruisigingen te zien.
1955 186:1.4 From a distance Judas saw them raise the cross piece with Jesus nailed thereon, and upon sight of this he rushed back to the temple and, forcing his way past the doorkeeper, found himself standing in the presence of the Sanhedrin, which was still in session. The betrayer was well-nigh breathless and highly distraught, but he managed to stammer out these words: “I have sinned in that I have betrayed innocent blood. You have insulted me. You have offered me as a reward for my service, money—the price of a slave. I repent that I have done this; here is your money. I want to escape the guilt of this deed.”
1997 186:1.4 Uit de verte zag Judas hoe de kruisbalk, met Jezus daaraan genageld, werd opgehesen, en bij het zien daarvan snelde hij terug naar de tempel, baande zich met geweld een weg langs de deurwachter en stond toen voor het Sanhedrin dat nog in zitting was[4]. De verrader was bijna buiten adem en volkomen in de war, maar hij speelde het klaar de volgende woorden te stamelen: ‘Ik heb gezondigd omdat ik onschuldig bloed heb verraden. Gij hebt mij beledigd. Gij hebt mij als beloning voor mijn dienst geld geboden — de prijs van een slaaf. Ik heb berouw dat ik dit gedaan heb; hier is uw geld. Ik wil van de schuld aan deze daad af.’
1955 186:1.5 When the rulers of the Jews heard Judas, they scoffed at him. One of them sitting near where Judas stood, motioned that he should leave the hall and said: “Your Master has already been put to death by the Romans, and as for your guilt, what is that to us? See you to that—and begone!”
1997 186:1.5 Toen de oversten der Joden Judas hoorden, beschimpten zij hem. Eén van hen, die dicht bij de plaats zat waar Judas stond, gebaarde dat hij de zaal moest verlaten en zei: “Uw meester is reeds door de Romeinen ter dood gebracht, en wat uw schuld betreft, wat gaat ons die aan? Dat is uw zaak — verdwijn!’[5]
1955 186:1.6 As Judas left the Sanhedrin chamber, he removed the thirty pieces of silver from the bag and threw them broadcast over the temple floor. When the betrayer left the temple, he was almost beside himself. Judas was now passing through the experience of the realization of the true nature of sin. All the glamor, fascination, and intoxication of wrongdoing had vanished. Now the evildoer stood alone and face to face with the judgment verdict of his disillusioned and disappointed soul. Sin was bewitching and adventurous in the committing, but now must the harvest of the naked and unromantic facts be faced.
1997 186:1.6 Terwijl Judas de vergaderzaal van het Sanhedrin uitging, haalde hij de dertig zilverstukken uit de buidel en gooide die breeduit over de vloer van de tempel[6]. Toen de verrader de tempel uitging, was hij bijna buiten zichzelf. Nu ervoer Judas dat de ware natuur van zonde tot hem doordrong. Alle glans, betovering en roes van misdadigheid waren verdwenen. Nu stond de boosdoener alleen, en oog in oog met het oordeel van zijn gedesillusioneerde, teleurgestelde ziel. De zonde was betoverend en avontuurlijk geweest om te begaan, maar nu kwam hij voor de oogst van de naakte, onromantische feiten te staan.
1955 186:1.7 This onetime ambassador of the kingdom of heaven on earth now walked through the streets of Jerusalem, forsaken and alone. His despair was desperate and well-nigh absolute. On he journeyed through the city and outside the walls, on down into the terrible solitude of the valley of Hinnom, where he climbed up the steep rocks and, taking the girdle of his cloak, fastened one end to a small tree, tied the other about his neck, and cast himself over the precipice. Ere he was dead, the knot which his nervous hands had tied gave way, and the betrayer’s body was dashed to pieces as it fell on the jagged rocks below.
1997 186:1.7 Deze voormalige ambassadeur van het koninkrijk des hemels op aarde wandelde nu verlaten en alleen door de straten van Jeruzalem. Zijn wanhoop was uitzichtloos en haast absoluut. Hij bleef maar lopen, de stad door, buiten de muren, en nog verder, de vreselijke eenzaamheid van het dal van Hinnom in; hier klom hij bij de steile rotsen op, nam de gordel van zijn overkleed, maakte één eind vast aan een kleine boom, deed het andere om zijn hals, en wierp zich in de afgrond. Voor hij dood was, liet de knoop die hij met zijn zenuwachtige vingers had gelegd, los en het lichaam van de verrader sloeg te pletter toen het op de scherpe rotspunten in de diepte viel[7].
2. THE MASTER’S ATTITUDE
2. DE HOUDING VAN DE MEESTER
1955 186:2.1 When Jesus was arrested, he knew that his work on earth, in the likeness of mortal flesh, was finished. He fully understood the sort of death he would die, and he was little concerned with the details of his so-called trials.
1997 186:2.1 Toen Jezus gearresteerd werd, wist hij dat zijn werk op aarde, in de gelijkenis van het sterfelijk vlees, beëindigd was. Hij begreep volkomen welke dood hij zou sterven en hij bekommerde zich weinig over de details van zijn zogenaamde verhoren.
1955 186:2.2 Before the Sanhedrist court Jesus declined to make replies to the testimony of perjured witnesses. There was but one question which would always elicit an answer, whether asked by friend or foe, and that was the one concerning the nature and divinity of his mission on earth. When asked if he were the Son of God, he unfailingly made reply. He steadfastly refused to speak when in the presence of the curious and wicked Herod. Before Pilate he spoke only when he thought that Pilate or some other sincere person might be helped to a better knowledge of the truth by what he said. Jesus had taught his apostles the uselessness of casting their pearls before swine, and he now dared to practice what he had taught. His conduct at this time exemplified the patient submission of the human nature coupled with the majestic silence and solemn dignity of the divine nature. He was altogether willing to discuss with Pilate any question related to the political charges brought against him—any question which he recognized as belonging to the governor’s jurisdiction.
1997 186:2.2 Voor het hof van de leden van het Sanhedrin weigerde Jezus antwoord te geven op de verklaringen van meinedige getuigen[8]. Slechts één vraag lokte steeds een antwoord uit, of zij nu door een vriend of door een vijand werd gesteld, en dat was de vraag naar de aard en goddelijkheid van zijn missie op aarde. Wanneer hem gevraagd werd of hij de Zoon van God was, gaf hij steeds antwoord[9]. Hij weigerde standvastig te spreken, toen hij voor de nieuwsgierige, verdorven Herodes stond[10]. Bij Pilatus sprak hij alleen maar, als hij dacht dat Pilatus, of een ander oprecht mens, geholpen zou kunnen worden de waarheid beter te verstaan door wat hij zei. Jezus had zijn apostelen geleerd dat het nutteloos was hun parels voor de zwijnen te werpen, en hij durfde nu in praktijk te brengen wat hij had onderricht[11]. Zijn gedrag in deze uren illustreerde de geduldige overgave van de menselijke natuur, gepaard aan de majestueuze stilte en plechtige waardigheid van de goddelijke natuur. Hij was volkomen bereid met Pilatus elke vraag te bespreken die verband hield met de politieke beschuldigingen die tegen hem waren ingebracht — elke vraag van de landvoogd welks rechtmatigheid hij erkende.
1955 186:2.3 Jesus was convinced that it was the will of the Father that he submit himself to the natural and ordinary course of human events just as every other mortal creature must, and therefore he refused to employ even his purely human powers of persuasive eloquence to influence the outcome of the machinations of his socially nearsighted and spiritually blinded fellow mortals. Although Jesus lived and died on Urantia, his whole human career, from first to last, was a spectacle designed to influence and instruct the entire universe of his creation and unceasing upholding.
1997 186:2.3 Jezus was ervan overtuigd dat het de wil van de Vader was, dat hij zich aan de natuurlijke, gewone loop der menselijke gebeurtenissen moest onderwerpen, precies zoals ieder sterfelijk mens dat moet, en daarom weigerde hij zelfs zijn zuiver menselijke vermogens tot welsprekende overreding te gebruiken om invloed uit te oefenen op de uitkomst van de kuiperijen van zijn maatschappelijk kortzichtige en geestelijk verblinde medestervelingen. Ofschoon Jezus leefde en stierf op Urantia, was zijn gehele menselijke loopbaan van begin tot einde een schouwspel dat bedoeld was om het gehele universum dat hij had geschapen en onophoudelijk in stand houdt, te beïnvloeden en te instrueren.
1955 186:2.4 These shortsighted Jews clamored unseemlily for the Master’s death while he stood there in awful silence looking upon the death scene of a nation—his earthly father’s own people.
1997 186:2.4 Deze kortzichtige Joden riepen op onbetamelijke wijze om de dood van de Meester, terwijl hij daar in een vreselijk zwijgen de sterfscene van een natie — het volk van zijn eigen aardse vader — gadesloeg.
1955 186:2.5 Jesus had acquired that type of human character which could preserve its composure and assert its dignity in the face of continued and gratuitous insult. He could not be intimidated. When first assaulted by the servant of Annas, he had only suggested the propriety of calling witnesses who might duly testify against him.
1997 186:2.5 Jezus had het soort menselijk karakter verworven dat zijn kalmte kon bewaren en zijn waardigheid kon laten gelden ondanks voortdurende, ongerechtvaardigde beledigingen. Hij was niet te intimideren. Toen hij voor het eerst door de dienaar van Annas mishandeld werd, had hij alleen gesuggereerd dat het gepast zou zijn getuigen op te roepen, die naar behoren tegen hem zouden kunnen getuigen.
1955 186:2.6 From first to last, in his so-called trial before Pilate, the onlooking celestial hosts could not refrain from broadcasting to the universe the depiction of the scene of “Pilate on trial before Jesus.”
1997 186:2.6 Van het begin tot het einde van zijn zogenaamde verhoor door Pilatus, konden de toeschouwende hemelse heerscharen zich niet weerhouden naar het universum de beschrijving uit te zenden van het schouwspel ‘Pilatus terechtstaand voor Jezus.’
1955 186:2.7 When before Caiaphas, and when all the perjured testimony had broken down, Jesus did not hesitate to answer the question of the chief priest, thereby providing in his own testimony that which they desired as a basis for convicting him of blasphemy.
1997 186:2.7 Toen hij voor Kajafas stond en alle verklaringen van de meinedige getuigen nietig waren gebleken, aarzelde Jezus niet de vraag van de hogepriester te beantwoorden, en hen daardoor door zijn eigen verklaring de gegevens te verschaffen die zij zich wensten als grond waarop zij hem schuldig konden bevinden aan godslastering.
1955 186:2.8 The Master never displayed the least interest in Pilate’s well-meant but halfhearted efforts to effect his release. He really pitied Pilate and sincerely endeavored to enlighten his darkened mind. He was wholly passive to all the Roman governor’s appeals to the Jews to withdraw their criminal charges against him. Throughout the whole sorrowful ordeal he bore himself with simple dignity and unostentatious majesty. He would not so much as cast reflections of insincerity upon his would-be murderers when they asked if he were “king of the Jews.” With but little qualifying explanation he accepted the designation, knowing that, while they had chosen to reject him, he would be the last to afford them real national leadership, even in a spiritual sense.
1997 186:2.8 De Meester toonde niet het minste blijk van belangstelling voor de goedbedoelde, maar halfslachtige pogingen van Pilatus om zijn vrijlating te bewerkstelligen. Hij had werkelijk medelijden met Pilatus en trachtte oprecht zijn verduisterde denken te verlichten. Hij bleef volkomen passief onder ieder beroep dat de Romeinse gouverneur op de Joden deed om hun beschuldigingen van misdrijven in te trekken. Gedurende deze gehele treurige beproeving was zijn gedrag van een eenvoudige waardigheid en beheerste majesteit. Hij wilde er zelfs niet op zinspelen, toen hem gevraagd werd of hij ‘de koning der Joden’ was, dat zij die zijn moordenaars zouden worden, onoprecht waren. Zonder er veel aan toe te voegen, aanvaardde hij die betiteling, wel wetende dat waar zij verkozen hadden hem te verwerpen, hij de laatste zou zijn om werkelijk hun nationale leider te kunnen zijn, zelfs niet in geestelijke zin.
1955 186:2.9 Jesus said little during these trials, but he said enough to show all mortals the kind of human character man can perfect in partnership with God and to reveal to all the universe the manner in which God can become manifest in the life of the creature when such a creature truly chooses to do the will of the Father, thus becoming an active son of the living God.
1997 186:2.9 Jezus zei weinig gedurende deze verhoren, maar hij zei genoeg om alle stervelingen het soort menselijke karakter te tonen dat de mens kan vervolmaken in partnerschap met God en om aan het gehele universum te openbaren op welke wijze God manifest kan worden in het leven van de geschapen mens, wanneer zulk een mens waarlijk verkiest de wil van de Vader te doen en daardoor een actieve zoon wordt van de levende God.
1955 186:2.10 His love for ignorant mortals is fully disclosed by his patience and great self-possession in the face of the jeers, blows, and buffetings of the coarse soldiers and the unthinking servants. He was not even angry when they blindfolded him and, derisively striking him in the face, exclaimed: “Prophesy to us who it was that struck you.”
1997 186:2.10 Zijn liefde voor onwetende stervelingen wordt volledig onthuld door zijn geduld en grote zelfbeheersing onder de hoon, slagen en stompen van de ruwe soldaten en de onnadenkende dienaren. Hij werd zelfs niet boos toen zij hem blinddoekten, hem spottend in het gezicht sloegen en riepen: ‘Profeteer ons wie je geslagen heeft[12].’
1955 186:2.11 Pilate spoke more truly than he knew when, after Jesus had been scourged, he presented him before the multitude, exclaiming, “Behold the man!” Indeed, the fear-ridden Roman governor little dreamed that at just that moment the universe stood at attention, gazing upon this unique scene of its beloved Sovereign thus subjected in humiliation to the taunts and blows of his darkened and degraded mortal subjects. And as Pilate spoke, there echoed throughout all Nebadon, “Behold God and man!” Throughout a universe, untold millions have ever since that day continued to behold that man, while the God of Havona, the supreme ruler of the universe of universes, accepts the man of Nazareth as the satisfaction of the ideal of the mortal creatures of this local universe of time and space. In his matchless life he never failed to reveal God to man. Now, in these final episodes of his mortal career and in his subsequent death, he made a new and touching revelation of man to God.
1997 186:2.11 Pilatus sprak meer naar waarheid dan hij zelf bevroedde, toen hij Jezus, nadat deze gegeseld was, aan de menigte toonde en riep: ‘Zie de mens!’ De door vrees bevangen Romeinse gouverneur had er inderdaad weinig vermoeden van dat juist op dat moment het universum in de houding stond, starend naar dit uitzonderlijke schouwspel — zijn geliefde Soeverein die in zulk een vernedering werd blootgesteld aan de hoon en slagen van zijn verblinde, verworden sterfelijke onderdanen[13]. En terwijl Pilatus sprak, weerklonk door gans Nebadon ‘Zie de God en de mens!’ Sinds die dag zijn overal in het universum ontelbare miljoenen die mens blijven aanschouwen, terwijl de God van Havona, de allerhoogste regeerder over het universum van universa, de man van Nazaret aanvaardt als de bevrediging van het ideaal van de sterfelijke schepselen van dit plaatselijk universum in tijd en ruimte. In zijn weergaloze leven openbaarde hij aldoor God aan de mens. Nu, in deze laatste episoden van zijn loopbaan als sterveling en in zijn dood daarna, openbaarde hij op een nieuwe, ontroerende wijze de mens aan God.
3. THE DEPENDABLE DAVID ZEBEDEE
3. DE BETROUWBARE DAVID ZEBEDEÜS
1955 186:3.1 Shortly after Jesus was turned over to the Roman soldiers at the conclusion of the hearing before Pilate, a detachment of the temple guards hastened out to Gethsemane to disperse or arrest the followers of the Master. But long before their arrival these followers had scattered. The apostles had retired to designated hiding places; the Greeks had separated and gone to various homes in Jerusalem; the other disciples had likewise disappeared. David Zebedee believed that Jesus’ enemies would return; so he early removed some five or six tents up the ravine near where the Master so often retired to pray and worship. Here he proposed to hide and at the same time maintain a center, or co-ordinating station, for his messenger service. David had hardly left the camp when the temple guards arrived. Finding no one there, they contented themselves with burning the camp and then hastened back to the temple. On hearing their report, the Sanhedrin was satisfied that the followers of Jesus were so thoroughly frightened and subdued that there would be no danger of an uprising or any attempt to rescue Jesus from the hands of his executioners. They were at last able to breathe easily, and so they adjourned, every man going his way to prepare for the Passover.
1997 186:3.1 Kort nadat Jezus aan het eind van zijn verhoor voor Pilatus aan de Romeinse soldaten was overgedragen, vertrok een detachement tempelwachters met spoed naar Getsemane om de volgelingen van de Meester uiteen te jagen of te arresteren. Maar reeds lang voor hun aankomst hadden deze volgelingen zich her en der verspreid. De apostelen hadden zich teruggetrokken naar van tevoren aangewezen schuilplaatsen, de Grieken waren afzonderlijk naar verschillende huizen in Jeruzalem gegaan en de andere discipelen waren eveneens verdwenen. David Zebedeüs geloofde dat de vijanden van Jezus zouden terugkomen; daarom verplaatste hij in de vroegte vijf of zes tenten naar een punt verder het ravijn in, dichtbij de plek waar de Meester zich dikwijls terugtrok om te bidden en God te vereren. Hij was van plan hier te schuilen en tegelijk een centrum in stand te houden om zijn koeriersdienst te kunnen coördineren. David had nog maar net het kamp verlaten, toen de tempelwachters daar aankwamen. Omdat zij niemand aantroffen, stelden zij zich ermee tevreden het kamp af te branden en haastten zich toen terug naar de tempel. Na het aanhoren van hun rapport, was het Sanhedrin overtuigd dat de volgelingen van Jezus zo grondig bang waren gemaakt en geïntimideerd, dat er geen gevaar zou zijn dat zij in opstand zouden komen of een poging zouden doen Jezus uit de handen van zijn beulen te redden. Eindelijk herademden zij, en dus werd de zitting gesloten en ging ieder zijns weegs om zich voor te bereiden voor het Pascha.
1955 186:3.2 As soon as Jesus was turned over to the Roman soldiers by Pilate for crucifixion, a messenger hastened away to Gethsemane to inform David, and within five minutes runners were on their way to Bethsaida, Pella, Philadelphia, Sidon, Shechem, Hebron, Damascus, and Alexandria. And these messengers carried the news that Jesus was about to be crucified by the Romans at the insistent behest of the rulers of the Jews.
1997 186:3.2 Zodra Jezus door Pilatus aan de Romeinse soldaten was overgedragen om gekruisigd te worden, spoedde een koerier zich naar Getsemane om David op de hoogte te stellen, en binnen vijf minuten waren er ijlboden op weg naar Betsaïda, Pella, Filadelfia, Sidon, Sekem, Hebron, en Alexandrië. En deze koeriers brachten het bericht dat Jezus op het punt stond door de Romeinen te worden gekruisigd op het dringende verzoek van de oversten der Joden.
1955 186:3.3 Throughout this tragic day, until the message finally went forth that the Master had been laid in the tomb, David sent messengers about every half hour with reports to the apostles, the Greeks, and Jesus’ earthly family, assembled at the home of Lazarus in Bethany. When the messengers departed with the word that Jesus had been buried, David dismissed his corps of local runners for the Passover celebration and for the coming Sabbath of rest, instructing them to report to him quietly on Sunday morning at the home of Nicodemus, where he proposed to go in hiding for a few days with Andrew and Simon Peter.
1997 186:3.3 Deze hele tragische dag lang zond David ongeveer ieder half uur koeriers met berichten naar de apostelen, de Grieken en naar de aardse familie van Jezus, die in het huis van Lazarus in Betanië bijeen was, totdat de boodschap eindelijk uitging dat de Meester in het graf was gelegd. Toen de boodschappers vertrokken met het bericht dat Jezus begraven was, zond David zijn korps van plaatselijke koeriers naar huis, voor de viering van het Pascha en voor de op handen zijnde Sabbat van rust. Zij kregen de opdracht mee om zich zondagmorgen in stilte bij hem te melden ten huize van Nikodemus, waar hij zich enkele dagen wilde schuilhouden samen met Andreas en Simon Petrus.
1955 186:3.4 This peculiar-minded David Zebedee was the only one of the leading disciples of Jesus who was inclined to take a literal and plain matter-of-fact view of the Master’s assertion that he would die and “rise again on the third day.” David had once heard him make this prediction and, being of a literal turn of mind, now proposed to assemble his messengers early Sunday morning at the home of Nicodemus so that they would be on hand to spread the news in case Jesus rose from the dead. David soon discovered that none of Jesus’ followers were looking for him to return so soon from the grave; therefore did he say little about his belief and nothing about the mobilization of all his messenger force on early Sunday morning except to the runners who had been dispatched on Friday forenoon to distant cities and believer centers.
1997 186:3.4 Deze David Zebedeüs met zijn precieze denktrant, was de enige onder de leidinggevende discipelen van Jezus die geneigd was de verzekering van de Meester dat hij zou sterven en ‘op de derde dag weer zou opstaan,’ letterlijk, als een nuchter feit, op te vatten[14]. David had hem eens deze voorspelling horen doen en omdat hij de dingen altijd letterlijk opnam, was hij nu van plan zijn koeriers zondagochtend vroeg ten huize van Nikodemus te verzamelen, zodat zij bij de hand zouden zijn om het nieuws te verspreiden ingeval Jezus uit de dood zou opstaan. David ontdekte al snel dat geen van de volgelingen van Jezus de verwachting koesterde dat Jezus zo spoedig uit het graf zou opstaan en daarom zei hij niet veel over wat hij geloofde, en helemaal niets over het bijeenbrengen vroeg op zondagochtend van al zijn koeriers, met uitzondering van degenen die hij op vrijdagochtend had uitgezonden naar vergelegen steden en centra van gelovigen.
1955 186:3.5 And so these followers of Jesus, scattered throughout Jerusalem and its environs, that night partook of the Passover and the following day remained in seclusion.
1997 186:3.5 Zo namen deze volgelingen van Jezus, die zich door heel Jeruzalem en omstreken hadden verspreid, die avond deel aan het Paasmaal en bleven zij de volgende dag in afzondering.
4. PREPARATION FOR THE CRUCIFIXION
4. VOORBEREIDING VOOR DE KRUISIGING
1955 186:4.1 After Pilate had washed his hands before the multitude, thus seeking to escape the guilt of delivering up an innocent man to be crucified just because he feared to resist the clamor of the rulers of the Jews, he ordered the Master turned over to the Roman soldiers and gave the word to their captain that he was to be crucified immediately. Upon taking charge of Jesus, the soldiers led him back into the courtyard of the praetorium, and after removing the robe which Herod had put on him, they dressed him in his own garments. These soldiers mocked and derided him, but they did not inflict further physical punishment. Jesus was now alone with these Roman soldiers. His friends were in hiding; his enemies had gone their way; even John Zebedee was no longer by his side.
1997 186:4.1 Nadat Pilatus zijn handen ten aanschouwe van de menigte had gewassen, en op die manier had geprobeerd zich vrij te pleiten van de misdaad een onschuldig mens over te leveren om gekruisigd te worden, alleen maar omdat hij niet durfde in te gaan tegen het luide geschreeuw van de oversten der Joden, gaf hij opdracht om de Meester over te dragen aan de Romeinse soldaten, en beval hun kapitein om Jezus onmiddellijk te kruisigen[15][16]. Nadat de soldaten Jezus hadden overgenomen, brachten zij hem terug naar de binnenplaats van het praetorium, namen hem de mantel af die Herodes hem had omgehangen, en kleedden hem in zijn eigen kleden. Deze soldaten beschimpten en hoonden hem, maar zij pasten geen verdere lijfstraf toe[17]. Jezus was nu alleen met de Romeinse soldaten. Zijn vrienden hielden zich schuil, zijn vijanden waren huns weegs gegaan, zelfs Johannes Zebedeüs was niet langer aan zijn zijde.
1955 186:4.2 It was a little after eight o’clock when Pilate turned Jesus over to the soldiers and a little before nine o’clock when they started for the scene of the crucifixion. During this period of more than half an hour Jesus never spoke a word. The executive business of a great universe was practically at a standstill. Gabriel and the chief rulers of Nebadon were either assembled here on Urantia, or else they were closely attending upon the space reports of the archangels in an effort to keep advised as to what was happening to the Son of Man on Urantia.
1997 186:4.2 Het was even na acht uur toen Pilatus Jezus aan de soldaten overdroeg, en even voor negenen toen zij op weg gingen naar de plaats van de kruisiging[18]. Gedurende deze fase van meer dan een half uur sprak Jezus geen enkel woord. De bestuurlijke zaken van een groot universum stonden vrijwel geheel stil. Gabriël en de voornaamste regeerders van Nebadon waren ofwel hier op Urantia verzameld, òf zij luisterden met gespannen aandacht naar de berichten die de aartsengelen doorgaven, en poogden zo op de hoogte te blijven van wat er met de Zoon des Mensen op Urantia gebeurde.
1955 186:4.3 By the time the soldiers were ready to depart with Jesus for Golgotha, they had begun to be impressed by his unusual composure and extraordinary dignity, by his uncomplaining silence.
1997 186:4.3 Tegen de tijd dat de soldaten klaar waren om met Jezus naar Golgota te vertrekken, waren zij reeds onder de indruk gekomen van zijn ongewone kalmte en buitengewone waardigheid, van zijn geduldig zwijgen.
1955 186:4.4 Much of the delay in starting off with Jesus for the site of the crucifixion was due to the last-minute decision of the captain to take along two thieves who had been condemned to die; since Jesus was to be crucified that morning, the Roman captain thought these two might just as well die with him as wait for the end of the Passover festivities.
1997 186:4.4 Het uitstel van het vertrek met Jezus naar de plaats van de kruisiging, werd grotendeels veroorzaakt door het op het laatste moment genomen besluit van de kapitein om ook twee dieven mee te nemen die ter dood veroordeeld waren; omdat Jezus die morgen gekruisigd moest worden, bedacht de kapitein dat deze beiden evengoed tegelijk met hem konden sterven als wachten tot het einde van de Paasfestiviteiten[19].
1955 186:4.5 As soon as the thieves could be made ready, they were led into the courtyard, where they gazed upon Jesus, one of them for the first time, but the other had often heard him speak, both in the temple and many months before at the Pella camp.
1997 186:4.5 Zodra de dieven gereedgemaakt konden worden, werden zij naar de binnenplaats gebracht waar zij hun blik op Jezus lieten rusten; voor de ene was dit de eerste maal, maar de ander had hem vaak horen spreken, zowel in de tempel als vele maanden tevoren in het kamp bij Pella.
5. JESUS’ DEATH IN RELATION TO THE PASSOVER
5. DE DOOD VAN JEZUS IN VERBAND MET HET PASCHA
1955 186:5.1 There is no direct relation between the death of Jesus and the Jewish Passover. True, the Master did lay down his life in the flesh on this day, the day of the preparation for the Jewish Passover, and at about the time of the sacrificing of the Passover lambs in the temple. But this coincidental occurrence does not in any manner indicate that the death of the Son of Man on earth has any connection with the Jewish sacrificial system. Jesus was a Jew, but as the Son of Man he was a mortal of the realms. The events already narrated and leading up to this hour of the Master’s impending crucifixion are sufficient to indicate that his death at about this time was a purely natural and man-managed affair.
1997 186:5.1 Er bestaat geen rechtstreeks verband tussen de dood van Jezus en het Joodse Pascha. Inderdaad legde de Meester zijn leven in het vlees af op deze dag, de dag van voorbereiding voor het Joodse Pascha, en ongeveer op het uur dat de Paaslammeren in de tempel geofferd werden. Deze samenloop van omstandigheden vormt echter geenszins een aanduiding dat de dood van de Zoon des Mensen op aarde enigerlei verband houdt met het Joodse stelsel van offeranden. Jezus was een Jood, maar als de Zoon des Mensen was hij een sterveling van alle gebieden. De gebeurtenissen die reeds verhaald zijn en die de voorbereiding vormen voor dit uur waarin de Meester gekruisigd zal worden, zijn voldoende om aan te geven dat zijn dood omstreeks deze tijd een zuiver natuurlijke, door mensen bewerkte gebeurtenis was.
1955 186:5.2 It was man and not God who planned and executed the death of Jesus on the cross. True, the Father refused to interfere with the march of human events on Urantia, but the Father in Paradise did not decree, demand, or require the death of his Son as it was carried out on earth. It is a fact that in some manner, sooner or later, Jesus would have had to divest himself of his mortal body, his incarnation in the flesh, but he could have executed such a task in countless ways without dying on a cross between two thieves. All of this was man’s doing, not God’s.
1997 186:5.2 Het was de mens, en niet God, die het plan voor de dood van Jezus op het kruis heeft gesmeed en uitgevoerd. Weliswaar heeft de Vader geweigerd tussenbeide te komen in de loop van de menselijke gebeurtenissen op Urantia, maar de Vader in het Paradijs heeft de dood van zijn Zoon, zoals deze op aarde ten uitvoer is gebracht, niet bevolen, gevraagd, of geëist. Het is een feit dat Jezus zich vroeg of laat op een of andere wijze van zijn sterfelijke lichaam, zijn incarnatie in het vlees, zou hebben moeten ontdoen, maar hij had die taak op talloze manieren kunnen volbrengen zonder aan het kruis, tussen twee dieven, te sterven. Dit alles was het werk van de mens, niet van God.
1955 186:5.3 At the time of the Master’s baptism he had already completed the technique of the required experience on earth and in the flesh which was necessary for the completion of his seventh and last universe bestowal. At this very time Jesus’ duty on earth was done. All the life he lived thereafter, and even the manner of his death, was a purely personal ministry on his part for the welfare and uplifting of his mortal creatures on this world and on other worlds.
1997 186:5.3 Ten tijde van zijn doop had de Meester zich reeds de methode eigen gemaakt van de vereiste ervaring op aarde en in het vlees, die noodzakelijk was om zijn zevende en laatste zelfschenking aan zijn universum te voltooien. Precies op dat moment had Jezus zijn plicht op aarde gedaan. Het hele leven dat hij daarna leidde, en zelfs de manier waarop hij stierf, was een zuiver persoonlijk dienstbetoon zijnerzijds, ten behoeve van het welzijn en de verheffing van zijn sterfelijke schepselen op deze wereld en op andere werelden.
1955 186:5.4 The gospel of the good news that mortal man may, by faith, become spirit-conscious that he is a son of God, is not dependent on the death of Jesus. True, indeed, all this gospel of the kingdom has been tremendously illuminated by the Master’s death, but even more so by his life.
1997 186:5.4 Het evangelie, het goede nieuws dat de sterfelijke mens door geloof zich geest-bewust kan worden dat hij een zoon van God is, hangt niet af van de dood van Jezus. Het is zeker waar dat de dood van de Meester enorme luister heeft bijgezet aan dit hele evangelie van het koninkrijk, maar zijn leven heeft dat nog meer gedaan[20].
1955 186:5.5 All that the Son of Man said or did on earth greatly embellished the doctrines of sonship with God and of the brotherhood of men, but these essential relationships of God and men are inherent in the universe facts of God’s love for his creatures and the innate mercy of the divine Sons. These touching and divinely beautiful relations between man and his Maker, on this world and on all others throughout the universe of universes, have existed from eternity; and they are not in any sense dependent on these periodic bestowal enactments of the Creator Sons of God, who thus assume the nature and likeness of their created intelligences as a part of the price which they must pay for the final acquirement of unlimited sovereignty over their respective local universes.
1997 186:5.5 Al hetgeen de Zoon des Mensen op aarde heeft gezegd of gedaan, heeft aan de leer van het zoonschap bij God en van de broederschap der mensen veel schoonheid toegevoegd, maar deze essentiële betrekkingen tussen God en de mensen zijn inherent aan de universum-feiten van Gods liefde voor zijn schepselen en de ingeboren barmhartigheid van de goddelijke Zonen. Deze ontroerende en goddelijk schone betrekkingen tussen de mens en zijn Maker, op deze wereld en op alle werelden in het ganse universum van universa, hebben in alle eeuwigheid bestaan; deze zijn dan ook in geen enkel opzicht afhankelijk van deze periodieke zelfschenkingsrollen van de Schepper-Zonen van God, die aldus de natuur en gelijkenis van hun geschapen denkende wezens aannemen als een deel van de prijs die zij moeten betalen om definitief de onbeperkte soevereiniteit over hun respectieve plaatselijke universa te winnen.
1955 186:5.6 The Father in heaven loved mortal man on earth just as much before the life and death of Jesus on Urantia as he did after this transcendent exhibition of the copartnership of man and God. This mighty transaction of the incarnation of the God of Nebadon as a man on Urantia could not augment the attributes of the eternal, infinite, and universal Father, but it did enrich and enlighten all other administrators and creatures of the universe of Nebadon. While the Father in heaven loves us no more because of this bestowal of Michael, all other celestial intelligences do. And this is because Jesus not only made a revelation of God to man, but he also likewise made a new revelation of man to the Gods and to the celestial intelligences of the universe of universes.
1997 186:5.6 De Vader in de hemel had de sterfelijke mensen op aarde evenzeer lief vóór het leven en sterven van Jezus op Urantia, als na dit transcendente blijk van het deelgenootschap van de mens en God. Deze machtige verrichting, de incarnatie van de God van Nebadon als een mens op Urantia, kon de eigenschappen van de eeuwige, oneindige en Universele Vader niet uitbreiden, maar zij heeft wel alle andere bestuurders en schepselen van het universum Nebadon verrijkt en verlicht. Ofschoon de Vader in de hemel ons niet meer liefheeft vanwege deze schenking van Michael, doen alle andere hemelse denkende wezens dit wel. En dit is omdat Jezus niet alleen een openbaring van God heeft geschonken aan de mensen, maar ook een nieuwe openbaring van de mens heeft geschonken aan de Goden en aan de hemelse denkende wezens in het universum van universa.
1955 186:5.7 Jesus is not about to die as a sacrifice for sin. He is not going to atone for the inborn moral guilt of the human race. Mankind has no such racial guilt before God. Guilt is purely a matter of personal sin and knowing, deliberate rebellion against the will of the Father and the administration of his Sons.
1997 186:5.7 Jezus staat niet op het punt te sterven als een zoenoffer voor zonden[21]. Hij gaat niet boeten voor de aangeboren morele schuld van het menselijk geslacht. Het mensdom draagt niet zulk een raciale schuld voor God. Schuld is zuiver een zaak van persoonlijke zonde en wetende, opzettelijke rebellie tegen de wil van de Vader en het bestuur van zijn Zonen.
1955 186:5.8 Sin and rebellion have nothing to do with the fundamental bestowal plan of the Paradise Sons of God, albeit it does appear to us that the salvage plan is a provisional feature of the bestowal plan.
1997 186:5.8 Zonde en rebellie hebben niets te maken met het fundamentele zelfschenkingsplan van de Paradijs-Zonen van God, al lijkt het ons toe dat het bergingsplan wel een voorlopig aspect is van het schenkingsplan.
1955 186:5.9 The salvation of God for the mortals of Urantia would have been just as effective and unerringly certain if Jesus had not been put to death by the cruel hands of ignorant mortals. If the Master had been favorably received by the mortals of earth and had departed from Urantia by the voluntary relinquishment of his life in the flesh, the fact of the love of God and the mercy of the Son—the fact of sonship with God—would have in no wise been affected. You mortals are the sons of God, and only one thing is required to make such a truth factual in your personal experience, and that is your spirit-born faith.
1997 186:5.9 De redding van God voor de stervelingen op Urantia zou even doeltreffend en onfeilbaar zeker zijn geweest indien Jezus niet ter dood was gebracht door de wrede handen van onwetende stervelingen. Indien de Meester gunstig zou zijn ontvangen door de stervelingen op aarde, en van Urantia was weggegaan door zijn leven in het vlees vrijwillig af te leggen, zou het feit van de liefde van God en de barmhartigheid van de Zoon — het feit van het zoonschap bij God — hierdoor in geen enkel opzicht anders zijn geworden. Gij stervelingen zijt zonen van God, en er is maar één ding nodig om die waarheid tot een feit te maken in uw persoonlijke ervaring, en dat is uw uit de geest geboren geloof.
Verhandeling 185. Het gerechtelijk onderzoek door Pilatus |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 187. De kruisiging |