Het Urantia Boek in het Engels is sinds 2006 wereldwijd Public Domain.
Vertalingen: © 1997 De Stichting Urantia
Verhandeling 134. De overgangsjaren |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 136. De doop en de veertig dagen |
JOHN THE BAPTIST
JOHANNES DE DOPER
1955 135:0.1 JOHN the Baptist was born March 25, 7 B.C., in accordance with the promise that Gabriel made to Elizabeth in June of the previous year. For five months Elizabeth kept secret Gabriel’s visitation; and when she told her husband, Zacharias, he was greatly troubled and fully believed her narrative only after he had an unusual dream about six weeks before the birth of John. Excepting the visit of Gabriel to Elizabeth and the dream of Zacharias, there was nothing unusual or supernatural connected with the birth of John the Baptist.
1997 135:0.1 JOHANNES de Doper werd geboren op 25 maart van het jaar 7 v.Chr., overeenkomstig de belofte van Gabriël aan Elisabet in juni van het voorgaande jaar. Gedurende vijf maanden hield Elisabet het bezoek van Gabriël geheim; toen zij het aan haar echtgenoot Zacharias vertelde, raakte deze hevig verontrust en hij geloofde haar verhaal pas ten volle nadat hij een opmerkelijke droom had gehad, ongeveer zes weken voor de geboorte van Johannes. Behalve het bezoek van Gabriël aan Elisabet en de droom van Zacharias, ging met de geboorte van Johannes de Doper niets ongewoons of bovennatuurlijks gepaard[1][2].[3]
1955 135:0.2 On the eighth day John was circumcised according to the Jewish custom. He grew up as an ordinary child, day by day and year by year, in the small village known in those days as the City of Judah, about four miles west of Jerusalem.
1955 135:0.3 The most eventful occurrence in John’s early childhood was the visit, in company with his parents, to Jesus and the Nazareth family. This visit occurred in the month of June, 1 B.C., when he was a little over six years of age.
1997 135:0.3 De gewichtigste gebeurtenis in de prille jeugd van Johannes was het bezoek dat hij samen met zijn ouders aan Jezus en diens familie in Nazaret bracht. Dit bezoek vond plaats in de maand juni van het jaar 1 v.Chr., toen hij ruim zes jaar was.
1955 135:0.4 After their return from Nazareth John’s parents began the systematic education of the lad. There was no synagogue school in this little village; however, as he was a priest, Zacharias was fairly well educated, and Elizabeth was far better educated than the average Judean woman; she was also of the priesthood, being a descendant of the “daughters of Aaron.” Since John was an only child, they spent a great deal of time on his mental and spiritual training. Zacharias had only short periods of service at the temple in Jerusalem so that he devoted much of his time to teaching his son.
1997 135:0.4 Na hun terugkomst uit Nazaret namen de ouders van Johannes de systematische opleiding van de jongen ter hand. Er was geen synagogeschool in dit kleine dorp, maar omdat Zacharias priester was, was hij tamelijk goed onderlegd, en Elisabet had een veel betere opleiding genoten dan de gemiddelde vrouw in Judea; zij hoorde ook tot het geslacht der priesters daar ze een afstammeling was van de ‘dochters van Aäron.’ Aangezien Johannes enig kind was, besteedden zij veel tijd aan zijn verstandelijke en geestelijke vorming. Zacharias hoefde slechts gedurende korte perioden dienst te doen in de tempel te Jeruzalem, zodat hij een groot gedeelte van zijn tijd wijdde aan het onderricht van zijn zoon.
1955 135:0.5 Zacharias and Elizabeth had a small farm on which they raised sheep. They hardly made a living on this land, but Zacharias received a regular allowance from the temple funds dedicated to the priesthood.
1997 135:0.5 Zacharias en Elisabet hadden een kleine boerderij waar zij schapen hielden. Zij konden van dit land nauwelijks bestaan, maar Zacharias ontving een geregelde toelage uit de fondsen van de tempel die bestemd waren voor de priesters.
1. JOHN BECOMES A NAZARITE
1. JOHANNES WORDT NAZIREEËR
1955 135:1.1 John had no school from which to graduate at the age of fourteen, but his parents had selected this as the appropriate year for him to take the formal Nazarite vow. Accordingly, Zacharias and Elizabeth took their son to Engedi, down by the Dead Sea. This was the southern headquarters of the Nazarite brotherhood, and there the lad was duly and solemnly inducted into this order for life. After these ceremonies and the making of the vows to abstain from all intoxicating drinks, to let the hair grow, and to refrain from touching the dead, the family proceeded to Jerusalem, where, before the temple, John completed the making of the offerings which were required of those taking Nazarite vows.
1997 135:1.1 Er was voor Johannes geen school waar hij op veertienjarige leeftijd een diploma kon behalen, maar zijn ouders hadden dit levensjaar als het meest geschikte uitgekozen om hem zijn formele gelofte als Nazireeër af te laten leggen. Bijgevolg brachten Zacharias en Elisabet hun zoon naar Engedi, aan de Dode Zee. Dit was het zuidelijke hoofdkwartier van de broederschap der Nazireeërs, en hier werd de jongen volgens de gebruiken plechtig en voor zijn gehele leven in deze orde ingewijd. Na deze ceremoniën en nadat hij de geloften had afgelegd om zich te onthouden van alle bedwelmende dranken, zijn haar te laten groeien en geen dode aan te raken, trok het gezin verder naar Jeruzalem, waar Johannes, voor de tempel, de offeranden bracht die vereist werden van hen die de geloften der Nazireeërs aflegden[5].
1955 135:1.2 John took the same life vows that had been administered to his illustrious predecessors, Samson and the prophet Samuel. A life Nazarite was looked upon as a sanctified and holy personality. The Jews regarded a Nazarite with almost the respect and veneration accorded the high priest, and this was not strange since Nazarites of lifelong consecration were the only persons, except high priests, who were ever permitted to enter the holy of holies in the temple.
1997 135:1.2 Johannes legde dezelfde geloften voor het leven af die zijn illustere voorgangers, Simson en de profeet Samuel, waren afgenomen. Een Nazireeër voor het leven werd beschouwd als een gewijde en heilige persoonlijkheid. De Joden keken tegen een Nazireeër met bijna evenveel respect en verering op als tegen de hogepriester, en dit was niet verwonderlijk, want voor het leven gewijde Nazireeërs waren, behalve de hogepriesters, de enige personen aan wie ooit werd toegestaan het heilige der heiligen in de tempel binnen te gaan.
1955 135:1.3 John returned home from Jerusalem to tend his father’s sheep and grew up to be a strong man with a noble character.
1997 135:1.3 Johannes keerde uit Jeruzalem naar huis terug om de schapen van zijn vader te hoeden en hij groeide op tot een sterke man met een nobel karakter.
1955 135:1.4 When sixteen years old, John, as a result of reading about Elijah, became greatly impressed with the prophet of Mount Carmel and decided to adopt his style of dress. From that day on John always wore a hairy garment with a leather girdle. At sixteen he was more than six feet tall and almost full grown. With his flowing hair and peculiar mode of dress he was indeed a picturesque youth. And his parents expected great things of this their only son, a child of promise and a Nazarite for life.
1997 135:1.4 Toen Johannes zestien jaar was, besloot hij zich te kleden als Elia, omdat hij over Elia gelezen had en zeer onder de indruk was gekomen van de profeet van de berg Karmel[6]. Vanaf die dag droeg Johannes altijd een harig kleed met een leren gordel. Toen hij zestien was, was hij meer dan één meter tachtig lang en bijna volwassen. Met zijn loshangend haar en zijn eigenaardige manier van kleden was hij inderdaad een schilderachtige jongeman. En zijn ouders verwachtten grote dingen van hem, hun enige zoon, een kind van belofte en een Nazireeër voor het leven.
2. THE DEATH OF ZACHARIAS
2. DE DOOD VAN ZACHARIAS
1955 135:2.1 After an illness of several months Zacharias died in July, A.D. 12, when John was just past eighteen years of age. This was a time of great embarrassment to John since the Nazarite vow forbade contact with the dead, even in one’s own family. Although John had endeavored to comply with the restrictions of his vow regarding contamination by the dead, he doubted that he had been wholly obedient to the requirements of the Nazarite order; therefore, after his father’s burial he went to Jerusalem, where, in the Nazarite corner of the women’s court, he offered the sacrifices required for his cleansing.
1997 135:2.1 Na een ziekte van verscheidene maanden stierf Zacharias in juli van het jaar 12 a.d., toen Johannes net achttien jaar was geworden. Deze gebeurtenis bracht Johannes in grote verlegenheid, aangezien de Nazireeër-gelofte verbood doden aan te raken, zelfs die van de eigen familie. Ofschoon Johannes getracht had de beperkingen in acht te nemen die hem door zijn gelofte waren opgelegd inzake het bezoedeld raken door de doden, betwijfelde hij of hij wel geheel had voldaan aan de verplichtingen van de orde der Nazireeërs. Daarom begaf hij zich na de begrafenis van zijn vader naar Jeruzalem, waar hij in de hoek van de voorhof der vrouwen, die voor de Nazireeërs bestemd was, de offers bracht die voor zijn reiniging vereist waren.
1955 135:2.2 In September of this year Elizabeth and John made a journey to Nazareth to visit Mary and Jesus. John had just about made up his mind to launch out in his lifework, but he was admonished, not only by Jesus’ words but also by his example, to return home, take care of his mother, and await the “coming of the Father’s hour.” After bidding Jesus and Mary good-bye at the end of this enjoyable visit, John did not again see Jesus until the event of his baptism in the Jordan.
1997 135:2.2 In september van dit jaar ondernamen Elisabet en Johannes een reis naar Nazaret om Maria en Jezus te bezoeken. Johannes was bijna zover dat hij besloten had een aanvang te maken met zijn levenswerk, maar zowel de woorden van Jezus als diens voorbeeld brachten hem ertoe naar huis terug te keren, voor zijn moeder te zorgen, en het ‘aanbreken van het uur van de Vader’ af te wachten. Nadat hij Jezus en Maria aan het eind van dit prettige bezoek vaarwel had gezegd, zag Johannes Jezus pas weer terug bij de gelegenheid van diens doop in de Jordaan.
1955 135:2.3 John and Elizabeth returned to their home and began to lay plans for the future. Since John refused to accept the priest’s allowance due him from the temple funds, by the end of two years they had all but lost their home; so they decided to go south with the sheep herd. Accordingly, the summer that John was twenty years of age witnessed their removal to Hebron. In the so-called “wilderness of Judea” John tended his sheep along a brook that was tributary to a larger stream which entered the Dead Sea at Engedi. The Engedi colony included not only Nazarites of lifelong and time-period consecration but numerous other ascetic herdsmen who congregated in this region with their herds and fraternized with the Nazarite brotherhood. They supported themselves by sheep raising and from gifts which wealthy Jews made to the order.
1997 135:2.3 Johannes en Elisabet keerden naar huis terug en begonnen plannen te maken voor de toekomst. Daar Johannes weigerde de toelage die hem toekwam uit de tempelfondsen voor de priesters te accepteren, waren zij na verloop van twee jaar hun huis nagenoeg kwijt, dus besloten zij met de kudde schapen naar het zuiden te trekken. Hun verhuizing naar Hebron vond bijgevolg plaats in de zomer toen Johannes twintig jaar werd. In de zo geheten ‘wildernis van Judea’ hoedde Johannes zijn schapen langs een beek, die uitkwam op een grotere rivier die bij Engedi in de Dode Zee uitmondde[7]. De nederzetting te Engedi omvatte niet alleen Nazireeërs die voor het leven of tijdelijk in de orde waren opgenomen, maar ook talrijke andere ascetische herders die zich met hun kudden in deze streek verzamelden en vriendschappelijk met de broederschap der Nazireeërs omgingen. Zij voorzagen in hun levensonderhoud door het houden van schapen en door giften die welgestelde Joden aan de orde deden toekomen.
1955 135:2.4 As time passed, John returned less often to Hebron, while he made more frequent visits to Engedi. He was so entirely different from the majority of the Nazarites that he found it very difficult fully to fraternize with the brotherhood. But he was very fond of Abner, the acknowledged leader and head of the Engedi colony.
1997 135:2.4 Naarmate de tijd verstreek, keerde Johannes minder vaak naar Hebron terug, terwijl zijn bezoeken aan Engedi steeds veelvuldiger werden. Hij was zo geheel verschillend van de meeste Nazireeërs, dat het hem erg moeilijk viel zich ten volle één te voelen met de broederschap. Hij was evenwel zeer gesteld op Abner, de erkende leider en het hoofd van de nederzetting te Engedi.
3. THE LIFE OF A SHEPHERD
3. HET LEVEN VAN EEN SCHAAPHERDER
1955 135:3.1 Along the valley of this little brook John built no less than a dozen stone shelters and night corrals, consisting of piled-up stones, wherein he could watch over and safeguard his herds of sheep and goats. John’s life as a shepherd afforded him a great deal of time for thought. He talked much with Ezda, an orphan lad of Beth-zur, whom he had in a way adopted, and who cared for the herds when he made trips to Hebron to see his mother and to sell sheep, as well as when he went down to Engedi for Sabbath services. John and the lad lived very simply, subsisting on mutton, goat’s milk, wild honey, and the edible locusts of that region. This, their regular diet, was supplemented by provisions brought from Hebron and Engedi from time to time.
1997 135:3.1 In het dal langs deze kleine beek bouwde Johannes wel een dozijn stenen onderkomens en veekralen voor de nacht, die uit opeengestapelde stenen bestonden en waarin hij zijn kudden schapen en geiten kon bewaken en beschermen. Johannes’ leven als herder gaf hem veel tijd om na te denken. Hij praatte veel met Ezda, een weesjongen uit Bet-Sur die hij min of meer geadopteerd had, en die voor de kudden zorgde wanneer hij naar Hebron ging om zijn moeder te bezoeken en schapen te verkopen, of wanneer hij naar Engedi ging voor de Sabbatviering. Johannes en de jongen leefden zeer eenvoudig van schapevlees, geitemelk, wilde honing en de eetbare sprinkhanen van die streek[8]. Deze voor hen gewone kost werd aangevuld met proviand die van tijd tot tijd uit Hebron en Engedi werd meegebracht.
1955 135:3.2 Elizabeth kept John posted about Palestinian and world affairs, and his conviction grew deeper and deeper that the time was fast approaching when the old order was to end; that he was to become the herald of the approach of a new age, “the kingdom of heaven.” This rugged shepherd was very partial to the writings of the Prophet Daniel. He read a thousand times Daniel’s description of the great image, which Zacharias had told him represented the history of the great kingdoms of the world, beginning with Babylon, then Persia, Greece, and finally Rome. John perceived that already was Rome composed of such polyglot peoples and races that it could never become a strongly cemented and firmly consolidated empire. He believed that Rome was even then divided, as Syria, Egypt, Palestine, and other provinces; and then he further read “in the days of these kings shall the God of heaven set up a kingdom which shall never be destroyed. And this kingdom shall not be left to other people but shall break in pieces and consume all these kingdoms, and it shall stand forever.” “And there was given him dominion and glory and a kingdom that all peoples, nations, and languages should serve him. His dominion is an everlasting dominion, which shall not pass away, and his kingdom never shall be destroyed.” “And the kingdom and dominion and the greatness of the kingdom under the whole heaven shall be given to the people of the saints of the Most High, whose kingdom is an everlasting kingdom, and all dominions shall serve and obey him.”
1997 135:3.2 Elisabet hield Johannes op de hoogte van de zaken die Palestina en de wereld betroffen en hij raakte er steeds meer van overtuigd dat de tijd waarin de oude orde teneinde zou lopen, snel naderbij kwam en dat hij de heraut zou worden van de nadering van een nieuw tijdperk, ‘het koninkrijk des hemels.’ Deze stoere schaapherder had een grote voorliefde voor de geschriften van de profeet Daniël. Hij las wel duizend maal Daniëls beschrijving van het grote beeld dat, zoals Zacharias hem had verteld, de geschiedenis van de grote koninkrijken der wereld weergaf, te beginnen met Babylon, dan Perzië, Griekenland, en tenslotte Rome. Johannes zag in dat Rome nu reeds bestond uit zoveel volken en rassen met geheel verschillende talen, dat het nooit een hecht verbonden en stevig gegrondvest wereldrijk kon worden[9]. Hij geloofde dat Rome toen reeds verdeeld was in gebieden als Syrië, Egypte, Palestina, en andere provincies; en dan las hij verder ‘in de dagen van die koningen zal de God des hemels een ander koninkrijk oprichten dat in eeuwigheid niet zal te gronde gaan en waarvan de heerschappij op geen ander volk meer zal overgaan; het zal al die koninkrijken verbrijzelen en daaraan een einde maken, maar zelf zal het bestaan in eeuwigheid.’ ‘En hem werd heerschappij gegeven en eer en koninklijke macht en alle volken, natieën en talen dienden hem. Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij die niet zal vergaan en zijn koningschap is een dat onverderfelijk is.’ ‘En het koningschap en de macht en de grootheid der koninkrijken onder de ganse hemel zal gegeven worden aan het volk des Allerhoogsten: zijn koningschap is een eeuwig koningschap, en alle machten zullen het dienen en gehoorzamen[10].’[11]
1955 135:3.3 John was never able completely to rise above the confusion produced by what he had heard from his parents concerning Jesus and by these passages which he read in the Scriptures. In Daniel he read: “I saw in the night visions, and, behold, one like the Son of Man came with the clouds of heaven, and there was given him dominion and glory and a kingdom.” But these words of the prophet did not harmonize with what his parents had taught him. Neither did his talk with Jesus, at the time of his visit when he was eighteen years old, correspond with these statements of the Scriptures. Notwithstanding this confusion, throughout all of his perplexity his mother assured him that his distant cousin, Jesus of Nazareth, was the true Messiah, that he had come to sit on the throne of David, and that he (John) was to become his advance herald and chief support.
1997 135:3.3 Johannes was nooit geheel in staat de verwarring te boven te komen die veroorzaakt werd door wat zijn ouders hem over Jezus hadden verteld en door deze passages die hij in de Schrift las. In Daniël las hij: ‘Ik had in de nacht gezichten en zie, met de wolken des hemels kwam iemand gelijk de Zoon des Mensen, en hem werd heerschappij gegeven en eer en koninklijke macht[12].’ Deze woorden van de profeet waren echter niet in overeenstemming met wat zijn ouders hem geleerd hadden. Evenmin kwam zijn gesprek met Jezus, tijdens zijn bezoek aan hem toen hij achttien jaar was, overeen met deze verklaringen in de Schrift. Niettegenstaande deze verwarring, kreeg hij steeds wanneer hij zo van zijn stuk was, van zijn moeder de verzekering dat zijn verre neef Jezus van Nazaret de ware Messias was, dat hij gekomen was om op de troon van David te zitten, en dat hij (Johannes) zijn voorbode en voornaamste steunpilaar zou zijn.
1955 135:3.4 From all John heard of the vice and wickedness of Rome and the dissoluteness and moral barrenness of the empire, from what he knew of the evil doings of Herod Antipas and the governors of Judea, he was minded to believe that the end of the age was impending. It seemed to this rugged and noble child of nature that the world was ripe for the end of the age of man and the dawn of the new and divine age—the kingdom of heaven. The feeling grew in John’s heart that he was to be the last of the old prophets and the first of the new. And he fairly vibrated with the mounting impulse to go forth and proclaim to all men: “Repent! Get right with God! Get ready for the end; prepare yourselves for the appearance of the new and eternal order of earth affairs, the kingdom of heaven.”
1997 135:3.4 Door alles wat Johannes hoorde over de verdorvenheid en goddeloosheid van Rome en over de losbandigheid en morele verwildering van het keizerrijk, door wat hij wist van de wandaden van Herodes Antipas en de landvoogden van Judea, was hij geneigd te geloven dat het einde van het tijdperk aanstaande was. Het scheen dit stoere, edele kind van de natuur toe dat de wereld rijp was voor het einde van het tijdperk van de mens en de dageraad van het nieuwe, goddelijke tijdperk — het koninkrijk des hemels. In het hart van Johannes groeide het gevoel dat hij de laatste van de oude profeten en de eerste van de nieuwe zou zijn. En hij trilde werkelijk van de steeds sterker wordende impuls om uit te gaan en aan alle mensen te verkondigen: ‘Kom tot berouw! Kom in het reine met God! Maak u gereed voor het einde; bereid u voor op het verschijnen van de nieuwe, eeuwige orde van aardse zaken, het koninkrijk des hemels.’
4. THE DEATH OF ELIZABETH
4. DE DOOD VAN ELIZABET
1955 135:4.1 On August 17, A.D. 22, when John was twenty-eight years of age, his mother suddenly passed away. Elizabeth’s friends, knowing of the Nazarite restrictions regarding contact with the dead, even in one’s own family, made all arrangements for the burial of Elizabeth before sending for John. When he received word of the death of his mother, he directed Ezda to drive his herds to Engedi and started for Hebron.
1997 135:4.1 Op 17 augustus a.d. 22, toen Johannes achtentwintig jaar was, overleed zijn moeder plotseling. Vrienden van Elisabet, die bekend waren met de beperkingen betreffende de aanraking van doden die voor de Nazireeërs golden, zelfs wanneer het om hun eigen familie ging, troffen alle voorbereidingen voor de begrafenis van Elisabet voordat zij Johannes lieten komen. Toen hij het bericht van het overlijden van zijn moeder ontving, gaf hij Ezda opdracht de kudden naar Engedi te voeren en ging zelf op weg naar Hebron.
1955 135:4.2 On returning to Engedi from his mother’s funeral, he presented his flocks to the brotherhood and for a season detached himself from the outside world while he fasted and prayed. John knew only of the old methods of approach to divinity; he knew only of the records of such as Elijah, Samuel, and Daniel. Elijah was his ideal of a prophet. Elijah was the first of the teachers of Israel to be regarded as a prophet, and John truly believed that he was to be the last of this long and illustrious line of the messengers of heaven.
1997 135:4.2 Bij zijn terugkomst in Engedi van de begrafenis van zijn moeder, schonk hij zijn kudden aan de broederschap en trok zich een tijdlang uit de buitenwereld terug om te vasten en te bidden. Johannes kende alleen de oude methoden om het goddelijke nader te komen; hij kende slechts wat geschreven stond over mannen als Elia, Samuel, en Daniël. Elia was zijn ideale profeet. Elia was de eerste van de leraren van Israel, die als een profeet beschouwd kon worden, en Johannes geloofde werkelijk dat hijzelf de laatste zou zijn in deze lange, vermaarde reeks van hemelse boodschappers.
1955 135:4.3 For two and a half years John lived at Engedi, and he persuaded most of the brotherhood that “the end of the age was at hand”; that “the kingdom of heaven was about to appear.” And all his early teaching was based upon the current Jewish idea and concept of the Messiah as the promised deliverer of the Jewish nation from the domination of their gentile rulers.
1997 135:4.3 Twee en half jaar lang woonde Johannes in Engedi, en hij overtuigde het grootste deel van de broederschap dat ‘het einde van het tijdperk ophanden was;’ dat ‘het koninkrijk des hemels op het punt stond te verschijnen.’ En al hetgeen hij in het begin leerde, was gebaseerd op het gangbare Joodse idee en begrip van de Messias als de beloofde bevrijder van het Joodse volk uit de overheersing door de heidense machthebbers.
1955 135:4.4 Throughout this period John read much in the sacred writings which he found at the Engedi home of the Nazarites. He was especially impressed by Isaiah and by Malachi, the last of the prophets up to that time. He read and reread the last five chapters of Isaiah, and he believed these prophecies. Then he would read in Malachi: “Behold, I will send you Elijah the prophet before the coming of the great and dreadful day of the Lord; and he shall turn the hearts of the fathers toward the children and the hearts of the children toward their fathers, lest I come and smite the earth with a curse.” And it was only this promise of Malachi that Elijah would return that deterred John from going forth to preach about the coming kingdom and to exhort his fellow Jews to flee from the wrath to come. John was ripe for the proclamation of the message of the coming kingdom, but this expectation of the coming of Elijah held him back for more than two years. He knew he was not Elijah. What did Malachi mean? Was the prophecy literal or figurative? How could he know the truth? He finally dared to think that, since the first of the prophets was called Elijah, so the last should be known, eventually, by the same name. Nevertheless, he had doubts, doubts sufficient to prevent his ever calling himself Elijah.
1997 135:4.4 Deze gehele periode las Johannes veel in de heilige geschriften die hij aantrof in het tehuis van de Nazireeërs te Engedi. Hij kwam in het bijzonder onder de indruk van Jesaja en van Maleachi, de laatste der profeten tot aan die tijd. Hij las en herlas de laatste vijf hoofdstukken van Jesaja, en hij geloofde deze profetieën. En dan las hij in Maleachi: ‘Ziet, Ik zal u Elia de profeet zenden eer dat die grote en vreselijke dag des Heren komen zal; en hij zal het hart der vaderen terugvoeren tot de kinderen en het hart der kinderen tot hun vaderen, opdat Ik niet kome en de aarde treffe met de ban[13].’ Het kwam alleen door die belofte van Maleachi dat Elia zou wederkomen, dat Johannes ervan werd weerhouden er op uit te gaan om over het komende koninkrijk te prediken en zijn Joodse volksgenoten te vermanen de in aantocht zijnde toorn te ontvlieden. Johannes was eraan toe de boodschap van het komende koninkrijk te verkondigen, maar deze verwachting van de komst van Elia weerhield hem meer dan twee jaar lang. Hij wist dat hij niet Elia was. Wat bedoelde Maleachi? Was de profetie letterlijk of figuurlijk? Hoe kon hij weten wat waar was? Ten slotte waagde hij het er op te denken dat, aangezien de eerste der profeten Elia heette, de laatste uiteindelijk onder dezelfde naam bekend zou staan. Niettemin had hij zijn twijfels, twijfels die sterk genoeg waren om te voorkomen dat hij zichzelf ooit Elia noemde.
1955 135:4.5 It was the influence of Elijah that caused John to adopt his methods of direct and blunt assault upon the sins and vices of his contemporaries. He sought to dress like Elijah, and he endeavored to talk like Elijah; in every outward aspect he was like the olden prophet. He was just such a stalwart and picturesque child of nature, just such a fearless and daring preacher of righteousness. John was not illiterate, he did well know the Jewish sacred writings, but he was hardly cultured. He was a clear thinker, a powerful speaker, and a fiery denunciator. He was hardly an example to his age, but he was an eloquent rebuke.
1997 135:4.5 Het was de invloed van Elia die Johannes ertoe bracht diens methoden van het rechtstreekse, ongezouten aanvallen van de zonden en ondeugden van zijn tijdgenoten over te nemen. Hij trachtte zich te kleden als Elia en trachtte te spreken als Elia; in geheel zijn uiterlijk was hij zoals de profeet van vroeger. Hij was net zulk een stoer, schilderachtig kind der natuur, net zo’n onbevreesde, vermetele prediker van rechtvaardigheid. Johannes was niet ongeletterd, hij kende de Joodse heilige geschriften zeer goed, doch kon moeilijk gecultiveerd genoemd worden. Hij had een helder verstand, was een indrukwekkend spreker en een vurig aanklager. Hij kon moeilijk een voorbeeld voor zijn tijd genoemd worden, maar hij was een welsprekende berisper.
1955 135:4.6 At last he thought out the method of proclaiming the new age, the kingdom of God; he settled that he was to become the herald of the Messiah; he swept aside all doubts and departed from Engedi one day in March of A.D. 25 to begin his short but brilliant career as a public preacher.
1997 135:4.6 Ten slotte bedacht hij de methode om het nieuwe tijdperk te verkondigen, het koninkrijk van God: hij nam de beslissing dat hij de voorbode van de Messias zou worden. Hij schudde alle twijfel van zich af en vertrok op een dag in maart a.d.25 uit Engedi, om zijn korte maar schitterende loopbaan als openbaar prediker aan te vangen.
5. THE KINGDOM OF GOD
5. HET KONINKRIJK GODS
1955 135:5.1 In order to understand John’s message, account should be taken of the status of the Jewish people at the time he appeared upon the stage of action. For almost one hundred years all Israel had been in a quandary; they were at a loss to explain their continuous subjugation to gentile overlords. Had not Moses taught that righteousness was always rewarded with prosperity and power? Were they not God’s chosen people? Why was the throne of David desolate and vacant? In the light of the Mosaic doctrines and the precepts of the prophets the Jews found it difficult to explain their long-continued national desolation.
1997 135:5.1 Om de boodschap van Johannes te kunnen verstaan, moet ge rekening houden met de status van het Joodse volk toen hij ten tonele verscheen. Bijna honderd jaar lang had heel Israel in verwarring verkeerd; niemand kon verklaren waarom zij voortdurend onderworpen waren aan heidense overheersers. Had Mozes niet geleerd dat rechtschapenheid altijd beloond werd met welvaart en macht? Waren zij niet Gods uitverkoren volk? Waarom was de troon van David verlaten en ledig? In het licht van de Mozaïsche leer en de voorschriften der profeten viel het de Joden moeilijk hun reeds zo lang durende toestand van nationale ontreddering te verklaren.
1955 135:5.2 About one hundred years before the days of Jesus and John a new school of religious teachers arose in Palestine, the apocalyptists. These new teachers evolved a system of belief that accounted for the sufferings and humiliation of the Jews on the ground that they were paying the penalty for the nation’s sins. They fell back onto the well-known reasons assigned to explain the Babylonian and other captivities of former times. But, so taught the apocalyptists, Israel should take heart; the days of their affliction were almost over; the discipline of God’s chosen people was about finished; God’s patience with the gentile foreigners was about exhausted. The end of Roman rule was synonymous with the end of the age and, in a certain sense, with the end of the world. These new teachers leaned heavily on the predictions of Daniel, and they consistently taught that creation was about to pass into its final stage; the kingdoms of this world were about to become the kingdom of God. To the Jewish mind of that day this was the meaning of that phrase—the kingdom of heaven—which runs throughout the teachings of both John and Jesus. To the Jews of Palestine the phrase “kingdom of heaven” had but one meaning: an absolutely righteous state in which God (the Messiah) would rule the nations of earth in perfection of power just as he ruled in heaven—“Your will be done on earth as in heaven.”
1997 135:5.2 Ongeveer honderd jaar vóór de dagen van Jezus en Johannes was er een nieuwe school van godsdienstleraren opgestaan in Palestina, de apocalyptici. Deze nieuwe leraren ontwikkelden een geloofsstelsel dat een verklaring gaf voor het lijden en de vernedering van de Joden op grond van de stelling dat zij moesten boeten voor de zonden van de natie. Zij vielen terug op de welbekende redenen die gegeven waren om de Babylonische en andere ballingschappen van vroeger te verklaren. Maar, zo leerden de apocalyptici, Israel moest moed scheppen, de dagen van hun beproeving waren bijna voorbij, de tuchtiging van Gods uitverkoren volk was bijna geëindigd, Gods geduld met de heidense vreemdelingen was bijna uitgeput. Het einde van de Romeinse heerschappij was synoniem met het einde van het tijdperk en, in zekere zin, met het einde van de wereld. Deze nieuwe leraren leunden zwaar op de voorzeggingen van Daniël, en zij leerden consequent dat de schepping op het punt stond zijn laatste fase in te gaan; de koninkrijken dezer wereld zouden heel spoedig het koninkrijk van God worden. Voor het Joodse denken van die tijd was dit de betekenis van de uitdrukking ‘het koninkrijk des hemels,’ die steeds terugkomt in alle onderricht van zowel Johannes als Jezus. Voor de Joden van Palestina had de uitdrukking ‘koninkrijk des hemels’ maar één betekenis: een absoluut rechtvaardige staat waarin God (de Messias) de natiën op aarde met volmaakte macht zou regeren, precies zoals hij in de hemel regeerde — ’Uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel[14].’
1955 135:5.3 In the days of John all Jews were expectantly asking, “How soon will the kingdom come?” There was a general feeling that the end of the rule of the gentile nations was drawing near. There was present throughout all Jewry a lively hope and a keen expectation that the consummation of the desire of the ages would occur during the lifetime of that generation.
1997 135:5.3 In de dagen van Johannes vroegen alle Joden vol verwachting: ‘Hoe spoedig zal het koninkrijk komen?’ Het gevoel dat het einde van de heerschappij der heidense volken naderbij kwam, was algemeen. In het ganse Jodendom heerste een levendige hoop en sterke verwachting dat de vervulling van het eeuwenoude verlangen tijdens het leven van deze generatie zou plaatsvinden.
1955 135:5.4 While the Jews differed greatly in their estimates of the nature of the coming kingdom, they were alike in their belief that the event was impending, near at hand, even at the door. Many who read the Old Testament literally looked expectantly for a new king in Palestine, for a regenerated Jewish nation delivered from its enemies and presided over by the successor of King David, the Messiah who would quickly be acknowledged as the rightful and righteous ruler of all the world. Another, though smaller, group of devout Jews held a vastly different view of this kingdom of God. They taught that the coming kingdom was not of this world, that the world was approaching its certain end, and that “a new heaven and a new earth” were to usher in the establishment of the kingdom of God; that this kingdom was to be an everlasting dominion, that sin was to be ended, and that the citizens of the new kingdom were to become immortal in their enjoyment of this endless bliss.
1997 135:5.4 Hoewel de Joden zeer verschilden in hun opvattingen over de aard van het komende koninkrijk, stemden zij allen overeen in het geloof dat deze gebeurtenis aanstaande was, vlakbij, dat hij zelfs voor de deur stond. Velen die het Oude Testament letterlijk namen, keken vol verwachting uit naar een nieuwe koning in Palestina, naar een herboren Joodse natie die bevrijd zou zijn van haar vijanden, met aan het hoofd de opvolger van Koning David, de Messias, die snel zou worden erkend als de rechtmatige, rechtvaardige heerser over de ganse wereld. Een andere, ofschoon kleinere groep vrome Joden hield er een geheel andere zienswijze aangaande dit koninkrijk Gods op na. Zij leerden dat het komende koninkrijk niet van deze wereld was, dat de wereld haar zekere einde naderde, en dat ‘een nieuwe hemel en een nieuwe aarde’ de oprichting van het koninkrijk Gods zouden inluiden; dat dit koninkrijk een eeuwigdurende heerschappij zou zijn, dat er een einde zou komen aan de zonde, en dat de burgers van dit nieuwe koninkrijk onsterfelijk zouden worden, terwijl zij deze gelukzaligheid eindeloos zouden genieten[15].
1955 135:5.5 All were agreed that some drastic purging or purifying discipline would of necessity precede the establishment of the new kingdom on earth. The literalists taught that a world-wide war would ensue which would destroy all unbelievers, while the faithful would sweep on to universal and eternal victory. The spiritists taught that the kingdom would be ushered in by the great judgment of God which would relegate the unrighteous to their well-deserved judgment of punishment and final destruction, at the same time elevating the believing saints of the chosen people to high seats of honor and authority with the Son of Man, who would rule over the redeemed nations in God’s name. And this latter group even believed that many devout gentiles might be admitted to the fellowship of the new kingdom.
1997 135:5.5 Allen waren het er over eens dat de een of andere drastische zuivering of reinigende tucht noodzakelijkerwijze aan de vestiging van het nieuwe koninkrijk op aarde zou voorafgaan. Zij die dit alles letterlijk opvatten, leerden dat er een de gehele wereld omvattende oorlog zou volgen, die alle ongelovigen zou vernietigen, terwijl de gelovigen zouden voortspoeden naar een volledige, universele, en eeuwige overwinning. De geestelijk ingestelden leerden dat het koninkrijk zou worden ingeluid door het grote oordeel Gods waardoor de onrechtvaardigen zouden worden overgeleverd aan hun welverdiende straf en finale vernietiging, waardoor de gelovige heiligen van het uitverkoren volk tegelijkertijd zouden worden verheven tot hoge zetels van eer en gezag bij de Zoon des Mensen, die over de verloste volken zou regeren in de naam van God. Deze laatste groep geloofde zelfs dat vele vrome niet-Joden toegelaten zouden kunnen worden tot de gemeenschap van het nieuwe koninkrijk.
1955 135:5.6 Some of the Jews held to the opinion that God might possibly establish this new kingdom by direct and divine intervention, but the vast majority believed that he would interpose some representative intermediary, the Messiah. And that was the only possible meaning the term Messiah could have had in the minds of the Jews of the generation of John and Jesus. Messiah could not possibly refer to one who merely taught God’s will or proclaimed the necessity for righteous living. To all such holy persons the Jews gave the title of prophet. The Messiah was to be more than a prophet; the Messiah was to bring in the establishment of the new kingdom, the kingdom of God. No one who failed to do this could be the Messiah in the traditional Jewish sense.
1997 135:5.6 Sommigen van de Joden waren de mening toegedaan dat God dit nieuwe koninkrijk wellicht door middel van een rechtstreekse goddelijke interventie zou oprichten, maar de grote meerderheid geloofde dat hij gebruik zou maken van een vertegenwoordiger die een bemiddelende functie zou hebben, de Messias. En dit was de enig mogelijke betekenis die de term Messias in het denken van de Joden van de generatie van Johannes en Jezus zou kunnen hebben gehad. De term Messias kon met geen mogelijkheid betrekking hebben op iemand die alleen maar de wil van God onderrichtte of de noodzaak verkondigde van een rechtschapen leven. Aan al zulke heilige personen kenden de Joden de titel van profeet toe. De Messias moest meer zijn dan een profeet: de Messias zou de vestiging van het nieuwe koninkrijk, het koninkrijk van God moeten instellen. Iemand die dit niet deed, kon in de zin van de Joodse traditie niet de Messias zijn.
1955 135:5.7 Who would this Messiah be? Again the Jewish teachers differed. The older ones clung to the doctrine of the son of David. The newer taught that, since the new kingdom was a heavenly kingdom, the new ruler might also be a divine personality, one who had long sat at God’s right hand in heaven. And strange as it may appear, those who thus conceived of the ruler of the new kingdom looked upon him not as a human Messiah, not as a mere man, but as “the Son of Man”—a Son of God—a heavenly Prince, long held in waiting thus to assume the rulership of the earth made new. Such was the religious background of the Jewish world when John went forth proclaiming: “Repent, for the kingdom of heaven is at hand!”
1997 135:5.7 Wie zou deze Messias zijn? Op dit punt verschilden de Joodse leraren opnieuw van mening. De ouderen hielden vast aan de leerstelling van de zoon van David. De nieuweren leerden dat, aangezien het nieuwe koninkrijk een hemels koninkrijk was, de nieuwe regeerder ook een goddelijke persoonlijkheid zou kunnen zijn, iemand die lang in de hemel aan Gods rechterhand gezeten had. En hoe vreemd het ook moge lijken, zij die zich de regeerder van het nieuwe koninkrijk zo voorstelden, zagen hem niet als een menselijke Messias, niet alleen maar als een mens, maar als ‘de Zoon des Mensen’ — een Zoon van God — een hemelse Vorst die allang klaar had gestaan om de heerschappij over de nieuwe aarde op zich te nemen[16]. Zo was de religieuze achtergrond van de Joodse wereld toen Johannes uitging om te verkondigen: ‘Hebt berouw, want het koninkrijk des hemels is nabij!’[17]
1955 135:5.8 It becomes apparent, therefore, that John’s announcement of the coming kingdom had not less than half a dozen different meanings in the minds of those who listened to his impassioned preaching. But no matter what significance they attached to the phrases which John employed, each of these various groups of Jewish-kingdom expectants was intrigued by the proclamations of this sincere, enthusiastic, rough-and-ready preacher of righteousness and repentance, who so solemnly exhorted his hearers to “flee from the wrath to come.”
1997 135:5.8 Het wordt derhalve duidelijk dat de aankondiging van Johannes van het komende koninkrijk wel een half dozijn verschillende betekenissen had in het denken van hen die naar zijn hartstochtelijke prediking luisterden[18]. Maar welke betekenis zij ook mochten geven aan de zinswendingen die Johannes gebruikte, elk van deze verschillende groeperingen van degenen die het Joodse koninkrijk verwachtten, werd geboeid door de verkondiging van deze oprechte, enthousiaste, primitieve maar doeltreffende prediker van rechtvaardigheid en berouw, die zijn toehoorders zo indrukwekkend vermaande om ‘te vlieden voor de komende toorn[19].’
6. JOHN BEGINS TO PREACH
6. JOHANNES BEGINT TE PREDIKEN
1955 135:6.1 Early in the month of March, A.D. 25, John journeyed around the western coast of the Dead Sea and up the river Jordan to opposite Jericho, the ancient ford over which Joshua and the children of Israel passed when they first entered the promised land; and crossing over to the other side of the river, he established himself near the entrance to the ford and began to preach to the people who passed by on their way back and forth across the river. This was the most frequented of all the Jordan crossings.
1997 135:6.1 In het begin van de maand maart, a.d[20]. 25, trok Johannes langs de westelijke kust van de Dode Zee en de rivier de Jordaan tot aan een plek tegenover Jericho, waar zich de oude voorde bevond waar Jozua en de kinderen Israels doortrokken toen zij voor de eerste keer het beloofde land binnengingen; toen Johannes de rivier was overgestoken, koos hij deze plek bij de ingang van de voorde als standplaats en begon hij te prediken tot het volk dat passeerde op weg naar en van de rivier. Dit was de drukste voorde van alle oversteekplaatsen van de Jordaan.
1955 135:6.2 It was apparent to all who heard John that he was more than a preacher. The great majority of those who listened to this strange man who had come up from the Judean wilderness went away believing that they had heard the voice of a prophet. No wonder the souls of these weary and expectant Jews were deeply stirred by such a phenomenon. Never in all Jewish history had the devout children of Abraham so longed for the “consolation of Israel” or more ardently anticipated “the restoration of the kingdom.” Never in all Jewish history could John’s message, “the kingdom of heaven is at hand,” have made such a deep and universal appeal as at the very time he so mysteriously appeared on the bank of this southern crossing of the Jordan.
1997 135:6.2 Voor allen die Johannes hoorden spreken, was het duidelijk dat hij meer was dan een prediker. Verreweg de meesten van hen die naar deze zonderlinge man uit de wildernis van Judea luisterden, gingen huns weegs met het gevoel dat zij de stem van een profeet hadden gehoord. Geen wonder dat de vermoeide, verwachtingsvolle ziel van deze Joden diep bewogen werd door zulk een verschijnsel. Nimmer tevoren in heel de Joodse geschiedenis hadden de vrome kinderen van Abraham zo verlangd naar de ‘vertroosting Israels’ of vuriger ‘het herstel van het koninkrijk’ tegemoet gezien[21][22]. Nooit eerder in de hele Joodse geschiedenis kon de boodschap van Johannes, ‘het koninkrijk des hemels is nabij’ zulk een algemene en diepe indruk hebben gemaakt als juist op het tijdstip toen hij op zulk een mysterieuze wijze aan de oever van deze zuidelijke voorde van de Jordaan was verschenen[23].
1955 135:6.3 He came from the herdsmen, like Amos. He was dressed like Elijah of old, and he thundered his admonitions and poured forth his warnings in the “spirit and power of Elijah.” It is not surprising that this strange preacher created a mighty stir throughout all Palestine as the travelers carried abroad the news of his preaching along the Jordan.
1997 135:6.3 Hij kwam van de herders, zoals Amos. Hij was gekleed zoals Elia van weleer en met donderende stem sprak hij zijn vermaningen en stortte hij zijn waarschuwingen uit in ‘de geest en kracht van Elia[24].’ Het is niet verwonderlijk dat deze vreemde prediker een geweldige beroering in geheel Palestina teweegbracht toen de reizigers het nieuws van zijn prediking langs de Jordaan verspreidden.
1955 135:6.4 There was still another and a new feature about the work of this Nazarite preacher: He baptized every one of his believers in the Jordan “for the remission of sins.” Although baptism was not a new ceremony among the Jews, they had never seen it employed as John now made use of it. It had long been the practice thus to baptize the gentile proselytes into the fellowship of the outer court of the temple, but never had the Jews themselves been asked to submit to the baptism of repentance. Only fifteen months intervened between the time John began to preach and baptize and his arrest and imprisonment at the instigation of Herod Antipas, but in this short time he baptized considerably over one hundred thousand penitents.
1997 135:6.4 Er was nog iets anders en iets nieuws dat het werk van deze Nazireïsche prediker kenmerkte: hij doopte ieder van degenen die in hem geloofden in de Jordaan, ‘ter vergeving der zonden[25].’ Ofschoon de doop bij de Joden geen nieuwe ceremonie was, hadden zij deze nog nimmer zien toepassen zoals Johannes dit nu deed. Het was sinds lang gebruikelijk geweest om de niet-Joodse bekeerlingen op te nemen in de gemeenschap van de buitenste voorhof van de tempel door hen op deze wijze te dopen, maar nog nooit was de Joden zelf gevraagd zich te onderwerpen aan de doop der boetvaardigheid. Tussen het tijdstip waarop Johannes begon te prediken en te dopen, en zijn arrestatie en gevangenschap op instigatie van Herodes Antipas, lagen slechts vijftien maanden, maar in deze korte tijd doopte hij veel meer dan honderdduizend boetvaardigen.
1955 135:6.5 John preached four months at Bethany ford before starting north up the Jordan. Tens of thousands of listeners, some curious but many earnest and serious, came to hear him from all parts of Judea, Perea, and Samaria. Even a few came from Galilee.
1997 135:6.5 Johannes bleef vier maanden prediken bij de voorde te Betanië, voordat hij langs de Jordaan verder naar het noorden trok[26]. Tienduizenden, sommigen nieuwsgierig maar ook velen ernstig en oprecht, kwamen naar hem luisteren uit alle delen van Judea, Perea en Samaria. Er kwamen zelfs enkelen uit Galilea.
1955 135:6.6 In May of this year, while he still lingered at Bethany ford, the priests and Levites sent a delegation out to inquire of John whether he claimed to be the Messiah, and by whose authority he preached. John answered these questioners by saying: “Go tell your masters that you have heard ‘the voice of one crying in the wilderness,’ as spoken by the prophet, saying, ‘make ready the way of the Lord, make straight a highway for our God. Every valley shall be filled, and every mountain and hill shall be brought low; the uneven ground shall become a plain, while the rough places shall become a smooth valley; and all flesh shall see the salvation of God.’”
1997 135:6.6 In mei van dat jaar, toen Johannes zich nog bij de rivierovergang te Betanië ophield, stuurden de priesters en Levieten een delegatie om hem te vragen of hij er aanspraak op maakte de Messias te zijn, en op wiens gezag hij predikte[27]. Johannes beantwoordde deze vragen met de woorden: ‘Ga naar uw meesters en zeg hen dat gij de stem gehoord hebt van iemand “die roept in de woestijn”, zoals gesproken is door de profeet met de woorden, “bereidt de weg des Heren, maakt recht zijn paden. Alle kloof zal gevuld worden en alle berg en heuvel zal geslecht worden, en de krommingen zullen recht en de oneffen wegen vlak worden, en alle vlees zal het heil Gods zien.”’[28]
1955 135:6.7 John was a heroic but tactless preacher. One day when he was preaching and baptizing on the west bank of the Jordan, a group of Pharisees and a number of Sadducees came forward and presented themselves for baptism. Before leading them down into the water, John, addressing them as a group said: “Who warned you to flee, as vipers before the fire, from the wrath to come? I will baptize you, but I warn you to bring forth fruit worthy of sincere repentance if you would receive the remission of your sins. Tell me not that Abraham is your father. I declare that God is able of these twelve stones here before you to raise up worthy children for Abraham. And even now is the ax laid to the very roots of the trees. Every tree that brings not forth good fruit is destined to be cut down and cast into the fire.” (The twelve stones to which he referred were the reputed memorial stones set up by Joshua to commemorate the crossing of the “twelve tribes” at this very point when they first entered the promised land.)
1997 135:6.7 Johannes was een heldhaftige doch tactloze prediker[29]. Op zekere dag, toen hij op de westelijke oever van de Jordaan aan het prediken en dopen was, kwam een groepje Farizeeën en een aantal Sadduceeën naar voren, die verzochten gedoopt te worden. Voordat Johannes hen in het water liet afdalen, sprak hij hen als groep toe en zei: ‘Wie heeft u gewaarschuwd de komende gramschap te ontvluchten, zoals adders het vuur? Ik zal u dopen, maar ik waarschuw u de vruchten voort te brengen die een oprecht berouw waardig zijn, indien ge de vergeving van uw zonden wilt ontvangen. Vertel mij niet dat Abraham uw vader is. Ik zeg u dat God in staat is uit deze twaalf stenen, hier vóór u, waardige kinderen voor Abraham te verwekken. En nu, op dit ogenblik, ligt de bijl gereed bij de wortels van de bomen. Iedere boom die geen goede vrucht voortbrengt, is voorbestemd om omgehakt en in het vuur geworpen te worden[30].’ (De twaalf stenen waarop hij doelde waren de befaamde herdenkingsstenen, door Jozua opgericht om de overtocht op deze plaats van de ‘twaalf stammen’ te gedenken, toen zij voor het eerst het beloofde land binnentrokken[31].)
1955 135:6.8 John conducted classes for his disciples, in the course of which he instructed them in the details of their new life and endeavored to answer their many questions. He counseled the teachers to instruct in the spirit as well as the letter of the law. He instructed the rich to feed the poor; to the tax gatherers he said: “Extort no more than that which is assigned you.” To the soldiers he said: “Do no violence and exact nothing wrongfully—be content with your wages.” While he counseled all: “Make ready for the end of the age—the kingdom of heaven is at hand.”
1997 135:6.8 Johannes gaf lessen aan zijn discipelen waarin hij hen onderrichtte in de bijzonderheden van hun nieuwe leven en trachtte hun vele vragen te beantwoorden[32]. Hij raadde de leraren om zowel naar de geest als naar de letter van de wet les te geven. Hij droeg de rijken op de armen te voeden; tot de belastinggaarders zei hij: ‘Eis niet meer op dan wat u toekomt.’ Tot de soldaten zei hij: ‘Pleeg geen geweld en vorder niets onrechtmatig op — wees tevreden met uw soldij[33].’ En iedereen raadde hij: ‘Maak u gereed voor het einde der dagen — het koninkrijk des hemels is nabij[34].’[35]
7. JOHN JOURNEYS NORTH
7. JOHANNES REIST NOORDWAARTS
1955 135:7.1 John still had confused ideas about the coming kingdom and its king. The longer he preached the more confused he became, but never did this intellectual uncertainty concerning the nature of the coming kingdom in the least lessen his conviction of the certainty of the kingdom’s immediate appearance. In mind John might be confused, but in spirit never. He was in no doubt about the coming kingdom, but he was far from certain as to whether or not Jesus was to be the ruler of that kingdom. As long as John held to the idea of the restoration of the throne of David, the teachings of his parents that Jesus, born in the City of David, was to be the long-expected deliverer, seemed consistent; but at those times when he leaned more toward the doctrine of a spiritual kingdom and the end of the temporal age on earth, he was sorely in doubt as to the part Jesus would play in such events. Sometimes he questioned everything, but not for long. He really wished he might talk it all over with his cousin, but that was contrary to their expressed agreement.
1997 135:7.1 Johannes had nog steeds verwarde ideeën aangaande het komende koninkrijk en zijn koning[36]. Hoe langer hij predikte, hoe verwarder hij werd, maar deze intellectuele onzekerheid over de natuur van het komende koninkrijk deed niet de minste afbreuk aan zijn overtuiging dat de komst van het koninkrijk vast en zeker ophanden was. In zijn denken mocht Johannes dan wel verward zijn, maar geestelijk nooit. Hij twijfelde geen moment aan de komst van het koninkrijk, maar hij was er allerminst zeker van of Jezus al dan niet de regeerder van dat koninkrijk zou zijn. Zolang Johannes vasthield aan het idee van het herstel van de troon van David, scheen het onderricht van zijn ouders dat Jezus, geboren in de Stad Davids, de lang verwachte bevrijder zou zijn, te kloppen; maar op momenten dat hij meer overhelde naar de leer van een geestelijk koninkrijk en het einde van het wereldlijk tijdperk op aarde, voelde hij zich zeer onzeker over de rol die Jezus in deze gebeurtenissen zou spelen. Soms trok hij alles in twijfel, maar nooit lang. Hij wenste echt dat hij alles eens met zijn neef kon bespreken, maar dat was in strijd met hun uitdrukkelijke afspraak.
1955 135:7.2 As John journeyed north, he thought much about Jesus. He paused at more than a dozen places as he traveled up the Jordan. It was at Adam that he first made reference to “another one who is to come after me” in answer to the direct question which his disciples asked him, “Are you the Messiah?” And he went on to say: “There will come after me one who is greater than I, whose sandal straps I am not worthy to stoop down and unloose. I baptize you with water, but he will baptize you with the Holy Spirit. And his shovel is in his hand thoroughly to cleanse his threshing floor; he will gather the wheat into his garner, but the chaff will he burn up with the judgment fire.”
1997 135:7.2 Toen Johannes naar het noorden trok, dacht hij veel over Jezus na. Hij onderbrak zijn tocht langs de Jordaan op meer dan een dozijn plaatsen. Het was te Adam dat hij voor het eerst sprak over ‘een ander die na mij komen zal’, in antwoord op de rechtstreekse vraag die zijn discipelen hem stelden: ‘Zijt gij de Messias?’ En hij vervolgde: ‘Er zal iemand na mij komen die groter is dan ik, wiens schoenriemen ik niet waardig ben los te maken[37]. Ik doop u met water, maar hij zal u met de Heilige Geest dopen. En de wan is in zijn hand om zijn dorsvloer grondig te zuiveren en het graan in zijn schuur bijeen te brengen, maar het kaf zal hij verbranden met het vuur des oordeels.’[38]
1955 135:7.3 In response to the questions of his disciples John continued to expand his teachings, from day to day adding more that was helpful and comforting compared with his early and cryptic message: “Repent and be baptized.” By this time throngs were arriving from Galilee and the Decapolis. Scores of earnest believers lingered with their adored teacher day after day.
1997 135:7.3 In respons op de vragen van zijn discipelen ging Johannes door zijn leer uit te breiden; van dag tot dag voegde hij er meer aan toe dat helpend en bemoedigend was vergeleken met zijn eerdere, duistere boodschap: ‘Hebt berouw en laat u dopen[39].’ Tegen deze tijd kwamen er hele scharen uit Galilea en de Dekapolis aan. Tientallen ernstige gelovigen bleven dagenlang bij hun vereerde leraar.
8. MEETING OF JESUS AND JOHN
8. DE ONTMOETING TUSSEN JEZUS EN JOHANNES
1955 135:8.1 By December of A.D. 25, when John reached the neighborhood of Pella in his journey up the Jordan, his fame had extended throughout all Palestine, and his work had become the chief topic of conversation in all the towns about the lake of Galilee. Jesus had spoken favorably of John’s message, and this had caused many from Capernaum to join John’s cult of repentance and baptism. James and John the fishermen sons of Zebedee had gone down in December, soon after John took up his preaching position near Pella, and had offered themselves for baptism. They went to see John once a week and brought back to Jesus fresh, firsthand reports of the evangelist’s work.
1997 135:8.1 Tegen december van het jaar 25 n[40].Chr., toen Johannes op zijn reis langs de Jordaan in de buurt van Pella was aangekomen, had zijn faam zich door geheel Palestina verbreid en was zijn werk het voornaamste onderwerp van gesprek geworden in alle steden rond het meer van Galilea. Jezus had zich in gunstige zin uitgelaten over de boodschap van Johannes en dit had velen uit Kafarnaüm ertoe gebracht zich aan te sluiten bij de sekte van Johannes, die berouw en doop voorstond. Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs, die vissers waren, waren in december naar Johannes gegaan, kort nadat deze zijn standplaats als prediker nabij Pella had ingenomen, en waren naar voren gekomen om gedoopt te worden. Eens per week gingen zij Johannes opzoeken en brachten Jezus uit de eerste hand het laatste nieuws over het werk van de evangelist.
1955 135:8.2 Jesus’ brothers James and Jude had talked about going down to John for baptism; and now that Jude had come over to Capernaum for the Sabbath services, both he and James, after listening to Jesus’ discourse in the synagogue, decided to take counsel with him concerning their plans. This was on Saturday night, January 12, A.D. 26. Jesus requested that they postpone the discussion until the following day, when he would give them his answer. He slept very little that night, being in close communion with the Father in heaven. He had arranged to have noontime lunch with his brothers and to advise them concerning baptism by John. That Sunday morning Jesus was working as usual in the boatshop. James and Jude had arrived with the lunch and were waiting in the lumber room for him, as it was not yet time for the midday recess, and they knew that Jesus was very regular about such matters.
1997 135:8.2 Jakobus en Judas, de broers van Jezus, hadden erover gesproken om ook naar Johannes te gaan om zich te laten dopen en nu Judas was overgekomen naar Kafarnaüm om de Sabbatvieringen bij te wonen, besloten hij en Jakobus samen, toen ze de toespraak van Jezus in de synagoge beluisterd hadden, hem raad te vragen met betrekking tot hun plannen. Dit vond plaats op zaterdagavond, 12 januari a.d. 26. Jezus verzocht hun de bespreking tot de volgende dag uit te stellen, wanneer hij hun zijn antwoord zou geven. Hij sliep die nacht heel weinig, en was in intiem gesprek met de Vader in de hemel. Hij had het zo geregeld dat hij het middagmaal samen met zijn broers zou gebruiken en hun dan zou raden met betrekking tot het zich laten dopen door Johannes. Die zondagmorgen was Jezus, zoals gewoonlijk, aan het werk op de werf. Jakobus en Judas waren aangekomen met hun middagmaal en wachtten op hem in de houtopslagplaats, want het was nog niet tijd voor de middagpauze en zij wisten dat Jezus zich in zulke zaken stipt aan de regels hield.
1955 135:8.3 Just before the noon rest, Jesus laid down his tools, removed his work apron, and merely announced to the three workmen in the room with him, “My hour has come.” He went out to his brothers James and Jude, repeating, “My hour has come—let us go to John.” And they started immediately for Pella, eating their lunch as they journeyed. This was on Sunday, January 13. They tarried for the night in the Jordan valley and arrived on the scene of John’s baptizing about noon of the next day.
1997 135:8.3 Vlak voor de middagpauze legde Jezus zijn gereedschap neer, deed zijn voorschoot af, en meldde de drie werklieden die bij hem in het vertrek waren alleen: ‘Mijn uur is aangebroken.’ Hij ging naar buiten, naar zijn broers Jakobus en Judas en herhaalde: ‘Mijn uur is aangebroken — laten wij naar Johannes gaan.’ Zij gingen meteen op weg naar Pella en aten hun middagmaal onderweg. Dit gebeurde op zondag, 13 januari. Zij brachten de nacht door in het Jordaandal en kwamen omstreeks het middaguur van de volgende dag op de plaats aan waar Johannes doopte[41].
1955 135:8.4 John had just begun baptizing the candidates for the day. Scores of repentants were standing in line awaiting their turn when Jesus and his two brothers took up their positions in this line of earnest men and women who had become believers in John’s preaching of the coming kingdom. John had been inquiring about Jesus of Zebedee’s sons. He had heard of Jesus’ remarks concerning his preaching, and he was day by day expecting to see him arrive on the scene, but he had not expected to greet him in the line of baptismal candidates.
1997 135:8.4 Johannes was juist begonnen de kandidaten van die dag te dopen. Tientallen boetvaardigen stonden hun beurt af te wachten, toen Jezus en zijn twee broers zich aansloten bij deze rij van ernstige mannen en vrouwen die waren gaan geloven in de prediking van Johannes over het komende koninkrijk. Johannes had naar Jezus gevraagd bij de zonen van Zebedeüs. Hij had gehoord wat Jezus gezegd had over zijn prediking en hij had iedere dag verwacht dat Jezus zou komen opdagen, maar niet dat hij hem zou begroeten in de rij van kandidaten die gedoopt wilden worden.
1955 135:8.5 Being engrossed with the details of rapidly baptizing such a large number of converts, John did not look up to see Jesus until the Son of Man stood in his immediate presence. When John recognized Jesus, the ceremonies were halted for a moment while he greeted his cousin in the flesh and asked, “But why do you come down into the water to greet me?” And Jesus answered, “To be subject to your baptism.” John replied: “But I have need to be baptized by you. Why do you come to me?” And Jesus whispered to John: “Bear with me now, for it becomes us to set this example for my brothers standing here with me, and that the people may know that my hour has come.”
1997 135:8.5 Daar Johannes zeer in beslag werd genomen door de details van het snel dopen van zo’n groot aantal bekeerlingen, zag hij Jezus pas toen de Zoon des Mensen reeds vlak voor hem stond. Johannes herkende Jezus en onderbrak de ceremoniën een ogenblik terwijl hij zijn bloedverwant begroette en vroeg: ‘Maar waarom daal je in het water af om mij te begroeten?’ En Jezus antwoordde: ‘Om jouw doop te ondergaan.’ Johannes antwoordde: ‘Maar ik heb van node dat jij mij doopt. Waarom kom je tot mij?’ Jezus fluisterde Johannes toe: ‘Laat mij nu geworden, want het betaamt ons dit voorbeeld te geven aan mijn broers die hier bij mij staan, en ook opdat het volk moge weten dat mijn uur is aangebroken[42].’
1955 135:8.6 There was a tone of finality and authority in Jesus’ voice. John was atremble with emotion as he made ready to baptize Jesus of Nazareth in the Jordan at noon on Monday, January 14, A.D. 26. Thus did John baptize Jesus and his two brothers James and Jude. And when John had baptized these three, he dismissed the others for the day, announcing that he would resume baptisms at noon the next day. As the people were departing, the four men still standing in the water heard a strange sound, and presently there appeared for a moment an apparition immediately over the head of Jesus, and they heard a voice saying, “This is my beloved Son in whom I am well pleased.” A great change came over the countenance of Jesus, and coming up out of the water in silence he took leave of them, going toward the hills to the east. And no man saw Jesus again for forty days.
1997 135:8.6 Er klonk een toon van beslistheid en gezag in Jezus’ stem. Johannes trilde van emotie toen hij zich gereedmaakte om Jezus van Nazaret op maandag, 14 januari, a.d. 26, in de Jordaan te dopen. Aldus werden Jezus en zijn beide broers, Jakobus en Judas, door Johannes gedoopt[43]. Toen Johannes deze drie had gedoopt, zond hij de anderen heen voor die dag en kondigde aan dat hij de volgende dag op het middaguur het dopen zou hervatten. Terwijl de mensen heengingen, hoorden de vier mannen die nog steeds in het water stonden een vreemd geluid, en direct daarop werd er vlak boven het hoofd van Jezus gedurende een ogenblik een verschijning zichtbaar, en zij hoorden een stem die sprak: ‘Dit is mijn geliefde Zoon in wie Ik mijn welbehagen heb[44].’ Een grote verandering voltrok zich in het gelaat van Jezus, en terwijl hij zwijgend uit het water kwam, nam hij afscheid van hen en ging op weg naar de heuvels in het oosten. En niemand zag Jezus terug voordat er veertig dagen verstreken waren.
1955 135:8.7 John followed Jesus a sufficient distance to tell him the story of Gabriel’s visit to his mother ere either had been born, as he had heard it so many times from his mother’s lips. He allowed Jesus to continue on his way after he had said, “Now I know of a certainty that you are the Deliverer.” But Jesus made no reply.
1997 135:8.7 Johannes vergezelde Jezus een eindweegs, voldoende om hem het verhaal te vertellen van Gabriëls bezoek aan zijn moeder nog vóór een van hen beiden geboren was, zoals hij het zo dikwijls uit de mond van zijn eigen moeder had gehoord[45]. Hij liet Jezus zijn weg vervolgen nadat hij gezegd had: ‘Nu weet ik zeker dat jij de Verlosser bent[46].’ Maar Jezus antwoordde niet.
9. FORTY DAYS OF PREACHING
9. VEERTIG DAGEN VAN PREDIKING
1955 135:9.1 When John returned to his disciples (he now had some twenty-five or thirty who abode with him constantly), he found them in earnest conference, discussing what had just happened in connection with Jesus’ baptism. They were all the more astonished when John now made known to them the story of the Gabriel visitation to Mary before Jesus was born, and also that Jesus spoke no word to him even after he had told him about this. There was no rain that evening, and this group of thirty or more talked long into the starlit night. They wondered where Jesus had gone, and when they would see him again.
1997 135:9.1 Toen Johannes bij zijn discipelen terugkwam (hij had nu tussen de vijfentwintig en dertig leerlingen die constant bij hem bleven) trof hij hen in ernstige discussie aan, sprekend over wat er zojuist gebeurd was in verband met de doop van Jezus. Zij waren nog verbaasder toen Johannes hen nu het verhaal vertelde van het bezoek van Gabriël aan Maria vóór de geboorte van Jezus, en hen ook zei dat Jezus geen woord tegen hem gezegd had, zelfs niet nadat hij hem dit medegedeeld had[47]. Het regende die avond niet, en deze groep van dertig of meer personen sprak nog lang met elkaar onder de met sterren bezaaide hemel. Zij vroegen zich af waar Jezus was heen gegaan, en wanneer ze hem zouden terugzien.
1955 135:9.2 After the experience of this day the preaching of John took on new and certain notes of proclamation concerning the coming kingdom and the expected Messiah. It was a tense time, these forty days of tarrying, waiting for the return of Jesus. But John continued to preach with great power, and his disciples began at about this time to preach to the overflowing throngs which gathered around John at the Jordan.
1997 135:9.2 Na wat hij deze dag had meegemaakt, klonk er in Johannes’ prediking een nieuwe, zekere toon van verkondiging ten aanzien van het komende koninkrijk en de verwachte Messias. Het was een tijd van spanning, deze veertig dagen gedurende welke zij in afwachting verkeerden van de terugkomst van Jezus. Maar Johannes bleef met grote kracht prediken, en zijn discipelen begonnen omstreeks deze tijd te prediken tot de overvloedige scharen die zich bij de Jordaan rond hem verzamelden.
1955 135:9.3 In the course of these forty days of waiting, many rumors spread about the countryside and even to Tiberias and Jerusalem. Thousands came over to see the new attraction in John’s camp, the reputed Messiah, but Jesus was not to be seen. When the disciples of John asserted that the strange man of God had gone to the hills, many doubted the entire story.
1997 135:9.3 In de loop van deze veertig dagen van afwachting deden vele geruchten de ronde in het land, en bereikten zelfs Tiberias en Jeruzalem. Duizenden kwamen opdagen om de nieuwe attractie, de vermeende Messias, in het kamp van Johannes te zien, maar Jezus was nergens te vinden. Toen de discipelen van Johannes verzekerden dat de vreemde man van God naar de heuvels was gegaan, betwijfelden velen het hele verhaal.
1955 135:9.4 About three weeks after Jesus had left them, there arrived on the scene at Pella a new deputation from the priests and Pharisees at Jerusalem. They asked John directly if he was Elijah or the prophet that Moses promised; and when John said, “I am not,” they made bold to ask, “Are you the Messiah?” and John answered, “I am not.” Then said these men from Jerusalem: “If you are not Elijah, nor the prophet, nor the Messiah, then why do you baptize the people and create all this stir?” And John replied: “It should be for those who have heard me and received my baptism to say who I am, but I declare to you that, while I baptize with water, there has been among us one who will return to baptize you with the Holy Spirit.”
1997 135:9.4 Ongeveer drie weken nadat Jezus hen verlaten had, verscheen te Pella opnieuw een deputatie van de priesters en Farizeeën uit Jeruzalem. Zij vroegen Johannes rechtstreeks of hij Elia was of de profeet die door Mozes was beloofd; en toen Johannes dit ontkende, verstoutten zij zich om te vragen: ‘Zijt gij de Messias?’, en Johannes antwoordde: ‘Dat ben ik niet[48].’ Daarop spraken deze mannen uit Jeruzalem: ‘Indien gij niet Elia zijt, noch de profeet, noch de Messias, waarom doopt ge het volk dan en verwekt ge al deze beroering?’ En Johannes antwoordde: ‘Zij die mij gehoord hebben en mijn doop hebben ondergaan, zouden moeten zeggen wie ik ben, maar ik zeg u dat, terwijl ik met water doop, er iemand bij ons is geweest die zal terugkomen om u met de Heilige Geest te dopen.’
1955 135:9.5 These forty days were a difficult period for John and his disciples. What was to be the relation of John to Jesus? A hundred questions came up for discussion. Politics and selfish preferment began to make their appearance. Intense discussions grew up around the various ideas and concepts of the Messiah. Would he become a military leader and a Davidic king? Would he smite the Roman armies as Joshua had the Canaanites? Or would he come to establish a spiritual kingdom? John rather decided, with the minority, that Jesus had come to establish the kingdom of heaven, although he was not altogether clear in his own mind as to just what was to be embraced within this mission of the establishment of the kingdom of heaven.
1997 135:9.5 Deze veertig dagen waren een moeilijke periode voor Johannes en zijn discipelen. Wat zou de verhouding worden tussen Johannes en Jezus? Tientallen vragen dienden zich aan om besproken te worden. Intriges en het zelfzuchtig streven naar voorrang begonnen reeds aan de dag te treden. Er begonnen emotionele discussies te ontstaan over de verschillende ideeën en begrippen van de Messias. Zou hij een militaire leider worden en een Davidische koning? Zou hij de Romeinse legers verslaan zoals Jozua de Kanaänieten? Of zou hij komen om een geestelijk koninkrijk op te richten? Johannes kwam vrijwel tot de beslissing, waarin hij door een minderheid werd gevolgd, dat Jezus was gekomen om het koninkrijk des hemels te vestigen, ofschoon hij voor zichzelf nog niet niet precies wist wat deze missie om het koninkrijk des hemels te vestigen, nu wel zou inhouden[49].
1955 135:9.6 These were strenuous days in John’s experience, and he prayed for the return of Jesus. Some of John’s disciples organized scouting parties to go in search of Jesus, but John forbade, saying: “Our times are in the hands of the God of heaven; he will direct his chosen Son.”
1997 135:9.6 Het waren inspannende dagen die Johannes doormaakte, en hij bad om de terugkomst van Jezus. Enkele discipelen van Johannes organiseerden groepjes die Jezus moesten gaan zoeken, doch Johannes verbood dit met de woorden: ‘Onze dagen zijn in de handen van de God des hemels; hij zal zijn uitverkoren Zoon geleiden.’
1955 135:9.7 It was early on the morning of Sabbath, February 23, that the company of John, engaged in eating their morning meal, looked up toward the north and beheld Jesus coming to them. As he approached them, John stood upon a large rock and, lifting up his sonorous voice, said: “Behold the Son of God, the deliverer of the world! This is he of whom I have said, ‘After me there will come one who is preferred before me because he was before me.’ For this cause came I out of the wilderness to preach repentance and to baptize with water, proclaiming that the kingdom of heaven is at hand. And now comes one who shall baptize you with the Holy Spirit. And I beheld the divine spirit descending upon this man, and I heard the voice of God declare, ‘This is my beloved Son in whom I am well pleased.’”
1997 135:9.7 Vroeg in de Sabbatmorgen van 23 februari zag het gezelschap van Johannes tijdens het ochtendmaal Jezus vanuit het noorden naar zich toe komen. Toen Jezus hen naderde, ging Johannes op een groot rotsblok staan en riep met zijn welluidende stem: ‘Zie de Zoon van God, de verlosser van de wereld! Dit is degene van wie ik gezegd heb: “Na mij zal iemand komen die verkoren is boven mij, omdat hij vóór mij bestond.” Om deze reden ben ik uit de wildernis gekomen om boetvaardigheid te prediken en met water te dopen, en te verkondigen dat het koninkrijk des hemels nabij is. En nu komt iemand die u met de Heilige Geest zal dopen. En ik zag de goddelijke geest op deze man neerdalen en hoorde de stem Gods zeggen: “Dit is mijn geliefde Zoon, in wie ik mijn welbehagen heb.”’[50]
1955 135:9.8 Jesus bade them return to their food while he sat down to eat with John, his brothers James and Jude having returned to Capernaum.
1997 135:9.8 Jezus verzocht hun door te gaan met de maaltijd, terwijl hij bij Johannes ging zitten om met hem te ontbijten, want zijn broers Jakobus en Judas waren teruggegaan naar Kafarnaüm.
1955 135:9.9 Early in the morning of the next day he took leave of John and his disciples, going back to Galilee. He gave them no word as to when they would again see him. To John’s inquiries about his own preaching and mission Jesus only said, “My Father will guide you now and in the future as he has in the past.” And these two great men separated that morning on the banks of the Jordan, never again to greet each other in the flesh.
1997 135:9.9 De volgende dag nam hij ’s morgens vroeg afscheid van Johannes en diens discipelen, en keerde terug naar Galilea[51]. Hij zei hun niet wanneer zij hem terug zouden zien. Op de vragen van Johannes over diens eigen prediking en zending zei Jezus slechts: ‘Mijn Vader zal je nu en in de toekomst leiden zoals hij dat in het verleden heeft gedaan.’ En deze twee grote mannen gingen die morgen uiteen aan de oevers van de Jordaan om elkaar nooit weer in het vlees te begroeten.
10. JOHN JOURNEYS SOUTH
10. JOHANNES REIST ZUIDWAARTS
1955 135:10.1 Since Jesus had gone north into Galilee, John felt led to retrace his steps southward. Accordingly, on Sunday morning, March 3, John and the remainder of his disciples began their journey south. About one quarter of John’s immediate followers had meantime departed for Galilee in quest of Jesus. There was a sadness of confusion about John. He never again preached as he had before baptizing Jesus. He somehow felt that the responsibility of the coming kingdom was no longer on his shoulders. He felt that his work was almost finished; he was disconsolate and lonely. But he preached, baptized, and journeyed on southward.
1997 135:10.1 Aangezien Jezus in noordelijke richting Galilea was ingegaan, voelde Johannes zich geroepen op zijn schreden terug te keren en zuidwaarts te gaan. Aldus aanvaardde Johannes op zondagmorgen, 3 maart, samen met zijn overgebleven discipelen de tocht naar het zuiden. Ongeveer een kwart van de naaste volgelingen van Johannes was intussen naar Galilea vertrokken op zoek naar Jezus. Er hing een droefheid van verwarring om Johannes heen. Hij predikte nooit meer zoals vóór de doop van Jezus. Op de een of andere manier voelde hij dat de verantwoordelijkheid voor het komende koninkrijk niet langer op zijn schouders rustte. Hij voelde dat zijn werk bijna ten einde was: hij was troosteloos en eenzaam. Maar hij predikte, doopte en trok door in zuidelijke richting.
1955 135:10.2 Near the village of Adam, John tarried for several weeks, and it was here that he made the memorable attack upon Herod Antipas for unlawfully taking the wife of another man. By June of this year (A.D. 26) John was back at the Bethany ford of the Jordan, where he had begun his preaching of the coming kingdom more than a year previously. In the weeks following the baptism of Jesus the character of John’s preaching gradually changed into a proclamation of mercy for the common people, while he denounced with renewed vehemence the corrupt political and religious rulers.
1997 135:10.2 Verscheidene weken bleef Johannes in de buurt van het dorp Adam, en hier deed hij zijn gedenkwaardige aanval op Herodes Antipas die onwettig de vrouw van een andere man had genomen[52]. Omstreeks juni van hetzelfde jaar ( a.d. 26 ), was Johannes weer terug bij dezelfde voorde van de Jordaan bij Betanië, waar hij meer dan een jaar tevoren met zijn prediking over het komende koninkrijk was begonnen. In de weken na de doop van Jezus veranderde de aard van Johannes’ prediking langzamerhand tot een verkondiging van genade voor de gewone mensen, terwijl hij met hernieuwde heftigheid de corrupte wereldlijke en godsdienstige heersers aanklaagde.
1955 135:10.3 Herod Antipas, in whose territory John had been preaching, became alarmed lest he and his disciples should start a rebellion. Herod also resented John’s public criticisms of his domestic affairs. In view of all this, Herod decided to put John in prison. Accordingly, very early in the morning of June 12, before the multitude arrived to hear the preaching and witness the baptizing, the agents of Herod placed John under arrest. As weeks passed and he was not released, his disciples scattered over all Palestine, many of them going into Galilee to join the followers of Jesus.
1997 135:10.3 Herodes Antipas, in wiens gebied Johannes predikte, begon ongerust te worden dat Johannes en zijn volgelingen een oproer zouden veroorzaken. Herodes was ook gebelgd over het feit dat Johannes publiekelijk zijn huiselijke omstandigheden had bekritiseerd. Bijgevolg werd Johannes in de vroege morgen van de twaalfde juni door de agenten van Herodes gearresteerd, nog voordat de menigte arriveerde om zijn prediking aan te horen en het dopen bij te wonen. Toen er weken voorbijgingen en hij niet werd vrijgelaten, verspreidden zijn volgelingen zich over geheel Palestina, waarbij velen van hen zich naar Galilea begaven om zich aan te sluiten bij de volgelingen van Jezus[53].
11. JOHN IN PRISON
11. JOHANNES IN DE GEVANGENIS
1955 135:11.1 John had a lonely and somewhat bitter experience in prison. Few of his followers were permitted to see him. He longed to see Jesus but had to be content with hearing of his work through those of his followers who had become believers in the Son of Man. He was often tempted to doubt Jesus and his divine mission. If Jesus were the Messiah, why did he do nothing to deliver him from this unbearable imprisonment? For more than a year and a half this rugged man of God’s outdoors languished in that despicable prison. And this experience was a great test of his faith in, and loyalty to, Jesus. Indeed, this whole experience was a great test of John’s faith even in God. Many times was he tempted to doubt even the genuineness of his own mission and experience.
1997 135:11.1 Johannes’ ervaringen in de gevangenis waren eenzaam en enigszins bitter. Slechts weinigen van zijn volgelingen mochten hem bezoeken. Hij verlangde ernaar Jezus te zien, maar moest zich tevreden stellen met wat hij hoorde over diens arbeid door diegenen van zijn volgelingen die in de Zoon des Mensen waren gaan geloven. Vaak kwam hij in de verleiding om aan Jezus en diens goddelijke zending te twijfelen. Indien Jezus de Messias was, waarom deed hij dan niets om hem uit deze ondraaglijke gevangenschap te bevrijden? Meer dan anderhalf jaar lang kwijnde deze ruige man uit Gods vrije natuur weg in deze verachtelijke gevangenis. En deze ervaring betekende een grote beproeving van zijn geloof in, en trouw aan Jezus. Deze hele ervaring was inderdaad een enorme beproeving van zijn geloof, zelfs in God. Vele malen kwam hij zelfs in de verleiding om aan de echtheid van zijn eigen missie en ervaring te twijfelen.
1955 135:11.2 After he had been in prison several months, a group of his disciples came to him and, after reporting concerning the public activities of Jesus, said: “So you see, Teacher, that he who was with you at the upper Jordan prospers and receives all who come to him. He even feasts with publicans and sinners. You bore courageous witness to him, and yet he does nothing to effect your deliverance.” But John answered his friends: “This man can do nothing unless it has been given him by his Father in heaven. You well remember that I said, ‘I am not the Messiah, but I am one sent on before to prepare the way for him.’ And that I did. He who has the bride is the bridegroom, but the friend of the bridegroom who stands near by and hears him rejoices greatly because of the bridegroom’s voice. This, my joy, therefore is fulfilled. He must increase but I must decrease. I am of this earth and have declared my message. Jesus of Nazareth comes down to the earth from heaven and is above us all. The Son of Man has descended from God, and the words of God he will declare to you. For the Father in heaven gives not the spirit by measure to his own Son. The Father loves his Son and will presently put all things in the hands of this Son. He who believes in the Son has eternal life. And these words which I speak are true and abiding.”
1997 135:11.2 Toen hij verscheidene maanden in de gevangenis had doorgebracht, kwamen enkele discipelen bij hem en zeiden, na verslag te hebben uitgebracht over de activiteiten van Jezus in het openbaar: ‘Zo ziet ge, Leraar, dat het hem die bij u was aan de bovenloop van de Jordaan, goed gaat en dat hij allen ontvangt die tot hem komen. Hij viert zelfs feest met belastinginners en zondaren. Ge hebt moedig van hem getuigd en toch doet hij niets om uw bevrijding te bewerkstelligen[54].’ Maar Johannes antwoordde zijn vrienden: ‘Deze mens kan niets doen tenzij het hem door zijn Vader in de hemel wordt gegeven. Ge zult u zeker herinneren dat ik gezegd heb: “Ik ben de Messias niet, maar ik ben iemand die voor hem is uitgezonden om voor hem de weg te bereiden.” En dat heb ik gedaan. Hij die de bruid heeft, is de bruidegom, maar de vriend van de bruidegom, die erbij staat en naar hem luistert, verblijdt zich zeer over de stem van de bruidegom. Mijn vreugde is daarom vervuld. Hij moet wassen, ik moet minder worden. Ik ben van deze aarde en heb mijn boodschap verkondigd. Jezus van Nazaret komt van de hemel neer tot de aarde en staat boven ons allen. De Zoon des Mensen is nedergedaald van God en hij zal u de woorden Gods bekend maken. Want de Vader in de hemel geeft zijn eigen Zoon de geest niet met mate. De Vader heeft zijn Zoon lief en zal weldra alles in handen van de Zoon geven. Hij die in de Zoon gelooft, heeft het eeuwige leven. En deze woorden die ik tot u spreek, zijn waar en bestendig.’
1955 135:11.3 These disciples were amazed at John’s pronouncement, so much so that they departed in silence. John was also much agitated, for he perceived that he had uttered a prophecy. Never again did he wholly doubt the mission and divinity of Jesus. But it was a sore disappointment to John that Jesus sent him no word, that he came not to see him, and that he exercised none of his great power to deliver him from prison. But Jesus knew all about this. He had great love for John, but being now cognizant of his divine nature and knowing fully the great things in preparation for John when he departed from this world and also knowing that John’s work on earth was finished, he constrained himself not to interfere in the natural outworking of the great preacher-prophet’s career.
1997 135:11.3 Deze discipelen waren verbaasd over de uitspraak van Johannes, zozeer zelfs dat zij zwijgend heengingen. Johannes zelf was ook zeer geëmotioneerd, want hij zag in dat hij een profetie had geuit. Hij zou de missie en goddelijkheid van Jezus nooit meer geheel in twijfel trekken. Maar het was een bittere teleurstelling voor Johannes dat Jezus niets van zich liet horen, dat hij hem niet kwam opzoeken, en dat hij zijn grote macht niet aanwendde om hem uit de gevangenis te bevrijden. Jezus evenwel was van dit alles geheel op de hoogte. Hij koesterde een grote liefde voor Johannes, maar omdat hij zich nu bewust was van zijn goddelijke natuur en ten volle wist welke grote dingen Johannes stonden te wachten wanneer hij van deze wereld zou zijn heengegaan, en ook omdat hij wist dat Johannes’ werk op aarde ten einde was, dwong hij zichzelf om niet tussenbeide te komen in de natuurlijke afloop van de loopbaan van de grote prediker en profeet.
1955 135:11.4 This long suspense in prison was humanly unbearable. Just a few days before his death John again sent trusted messengers to Jesus, inquiring: “Is my work done? Why do I languish in prison? Are you truly the Messiah, or shall we look for another?” And when these two disciples gave this message to Jesus, the Son of Man replied: “Go back to John and tell him that I have not forgotten but to suffer me also this, for it becomes us to fulfill all righteousness. Tell John what you have seen and heard—that the poor have good tidings preached to them—and, finally, tell the beloved herald of my earth mission that he shall be abundantly blessed in the age to come if he finds no occasion to doubt and stumble over me.” And this was the last word John received from Jesus. This message greatly comforted him and did much to stabilize his faith and prepare him for the tragic end of his life in the flesh which followed so soon upon the heels of this memorable occasion.
1997 135:11.4 Deze lange onzekerheid in de gevangenis was menselijkerwijs ondraaglijk. Nog slechts enkele dagen voor zijn dood zond Johannes een paar vertrouwde boodschappers naar Jezus met de vraag: ‘Is mijn werk klaar? Waarom moet ik in de gevangenis wegkwijnen? Zijt ge waarlijk de Messias of moeten wij een ander verwachten?’ Toen de twee discipelen deze boodschap aan Jezus hadden overgebracht, antwoordde de Zoon des Mensen: ‘Ga terug naar Johannes en zeg hem dat ik hem niet ben vergeten, maar vraag hem mij ook dit te willen toestaan, want het betaamt ons alle rechtvaardigheid te vervullen[55]. Vertel aan Johannes alles wat ge gezien en gehoord hebt — dat aan de armen het goede nieuws wordt gepredikt — en vertel de geliefde heraut van mijn missie op aarde ten slotte dat hij rijkelijk gezegend zal worden in het komende tijdperk, indien hij geen grond vindt om aan mij te twijfelen of aanstoot aan mij te nemen.’ Dit was het laatste bericht dat Johannes van Jezus ontving. Deze boodschap was hem een grote vertroosting en hielp hem zeer zijn geloof te stabiliseren en zich voor te bereiden op het tragische einde van zijn leven in het vlees, dat zo snel op deze gedenkwaardige gebeurtenis zou volgen.
12. DEATH OF JOHN THE BAPTIST
12. DE DOOD VAN JOHANNES DE DOPER
1955 135:12.1 As John was working in southern Perea when arrested, he was taken immediately to the prison of the fortress of Machaerus, where he was incarcerated until his execution. Herod ruled over Perea as well as Galilee, and he maintained residence at this time at both Julias and Machaerus in Perea. In Galilee the official residence had been moved from Sepphoris to the new capital at Tiberias.
1997 135:12.1 Omdat Johannes in zuidelijk Perea arbeidde toen hij gearresteerd werd, werd hij onmiddellijk naar de gevangenis van de vesting Machaerus gebracht, waar hij tot aan zijn terechtstelling opgesloten bleef. Herodes regeerde over Perea en over Galilea beide, en resideerde in die tijd zowel te Julias als te Machaerus in Perea. De officiële residentie in Galilea was overgeplaatst van Sepforis naar de nieuwe hoofdstad Tiberias.
1955 135:12.2 Herod feared to release John lest he instigate rebellion. He feared to put him to death lest the multitude riot in the capital, for thousands of Pereans believed that John was a holy man, a prophet. Therefore Herod kept the Nazarite preacher in prison, not knowing what else to do with him. Several times John had been before Herod, but never would he agree either to leave the domains of Herod or to refrain from all public activities if he were released. And this new agitation concerning Jesus of Nazareth, which was steadily increasing, admonished Herod that it was no time to turn John loose. Besides, John was also a victim of the intense and bitter hatred of Herodias, Herod’s unlawful wife.
1997 135:12.2 Herodes was bevreesd Johannes vrij te laten, omdat hij misschien een opstand zou kunnen aanstichten[56]. Hij was ook bevreesd hem ter dood te brengen, omdat het volk in de hoofdstad dan misschien in oproer zou komen, want duizenden inwoners van Perea geloofden dat Johannes een heilig man, een profeet, was. Herodes hield de Nazireïsche prediker derhalve in hechtenis, want hij wist niet wat hij anders met hem moest aanvangen. Johannes was reeds verscheidene malen voor Herodes geleid, maar hij had er nimmer in willen toestemmen het gebied van Herodes te verlaten, dan wel zich te onthouden van alle publieke activiteiten indien hij zou worden vrijgelaten. En de nieuwe beroering om Jezus van Nazaret, die voortdurend toenam, was een waarschuwing voor Herodes dat de tijd niet rijp was om Johannes vrij te laten. Bovendien was Johannes ook het slachtoffer van de intense, bittere haat van Herodias, de onwettige vrouw van Herodes.
1955 135:12.3 On numerous occasions Herod talked with John about the kingdom of heaven, and while sometimes seriously impressed with his message, he was afraid to release him from prison.
1955 135:12.4 Since much building was still going on at Tiberias, Herod spent considerable time at his Perean residences, and he was partial to the fortress of Machaerus. It was a matter of several years before all the public buildings and the official residence at Tiberias were fully completed.
1997 135:12.4 Aangezien er in Tiberias nog veel gebouwd werd, bracht Herodes veel tijd door in zijn residenties in Perea, en hij had een voorliefde voor de vesting Machaerus. Het duurde nog verscheidene jaren voordat alle openbare gebouwen en de officiële residentie in Tiberias geheel gereed waren.
1955 135:12.5 In celebration of his birthday Herod made a great feast in the Machaerian palace for his chief officers and other men high in the councils of the government of Galilee and Perea. Since Herodias had failed to bring about John’s death by direct appeal to Herod, she now set herself to the task of having John put to death by cunning planning.
1997 135:12.5 Ter gelegenheid van zijn verjaardag richtte Herodes in het paleis te Machaerus een groot feest aan voor zijn hoogste officieren en andere hooggeplaatsten in de regering van Galilea en Perea[58]. Daar Herodias er niet in was geslaagd de dood van Johannes te bewerkstelligen door middel van een rechtstreeks verzoek aan Herodes, zette zij zich er nu toe Johannes door middel van een sluw plan ter dood te laten brengen.
1955 135:12.6 In the course of the evening’s festivities and entertainment, Herodias presented her daughter to dance before the banqueters. Herod was very much pleased with the damsel’s performance and, calling her before him, said: “You are charming. I am much pleased with you. Ask me on this my birthday for whatever you desire, and I will give it to you, even to the half of my kingdom.” And Herod did all this while well under the influence of his many wines. The young lady drew aside and inquired of her mother what she should ask of Herod. Herodias said, “Go to Herod and ask for the head of John the Baptist.” And the young woman, returning to the banquet table, said to Herod, “I request that you forthwith give me the head of John the Baptist on a platter.”
1997 135:12.6 In de loop van de festiviteiten en het vermaak van die avond, voerde Herodias haar dochter ten tonele om voor de feestgenoten te dansen. Herodes was zeer ingenomen met de voorstelling van de jongedame en nadat hij haar bij zich had geroepen, zei hij: ‘Je bent allerliefst. Ik ben erg tevreden over je. Vraag mij wat je maar wilt op deze dag, mijn verjaardag, en ik zal het je schenken, al ware het de helft van mijn koninkrijk.’ Herodes deed dit alles toen hij stevig onder de invloed van zijn vele wijnen was. De jongedame wendde zich terzijde en informeerde bij haar moeder wat ze van Herodes zou vragen. Herodias zei: ‘Ga naar Herodes en vraag om het hoofd van Johannes de Doper.’ En de jonge vrouw ging terug naar de feesttafel en zei: ‘Ik verlang dat gij mij onmiddellijk op een schotel het hoofd van Johannes de Doper geeft.’
1955 135:12.7 Herod was filled with fear and sorrow, but because of his oath and because of all those who sat at meat with him, he would not deny the request. And Herod Antipas sent a soldier, commanding him to bring the head of John. So was John that night beheaded in the prison, the soldier bringing the head of the prophet on a platter and presenting it to the young woman at the rear of the banquet hall. And the damsel gave the platter to her mother. When John’s disciples heard of this, they came to the prison for the body of John, and after laying it in a tomb, they went and told Jesus.
1997 135:12.7 Herodes raakte vervuld van vrees en droefheid, maar omdat hij een eed gezworen had, en ook vanwege al degenen die met hem aan tafel aanzaten, wilde hij het verzoek niet weigeren. En Herodes Antipas stuurde een soldaat met het bevel hem het hoofd van Johannes te brengen. Aldus werd Johannes die nacht in de gevangenis onthoofd, waarna de soldaat het hoofd van de profeet op een schotel binnenbracht en het de jonge vrouw aanbood, die achter in de feestzaal zat. De jongedame gaf de schotel aan haar moeder. Toen de discipelen van Johannes hiervan hoorden, gingen zij naar de gevangenis om het lichaam van Johannes op te halen, en nadat zij het in een graf hadden gelegd, gingen zij naar Jezus en vertelden hem dit.
Verhandeling 134. De overgangsjaren |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 136. De doop en de veertig dagen |