Het Urantia Boek in het Engels is sinds 2006 wereldwijd Public Domain.
Vertalingen: © 1997 De Stichting Urantia
Verhandeling 146. De eerste prediktocht door Galilea |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 148. Het opleiden van evangelisten in Betsaïda |
THE INTERLUDE VISIT TO JERUSALEM
HET TUSSENTIJDSE BEZOEK AAN JERUZALEM
1955 147:0.1 JESUS and the apostles arrived in Capernaum on Wednesday, March 17, and spent two weeks at the Bethsaida headquarters before they departed for Jerusalem. These two weeks the apostles taught the people by the seaside while Jesus spent much time alone in the hills about his Father’s business. During this period Jesus, accompanied by James and John Zebedee, made two secret trips to Tiberias, where they met with the believers and instructed them in the gospel of the kingdom.
1997 147:0.1 JEZUS en de apostelen kwamen woensdag 17 maart te Kafarnaüm aan en brachten twee weken door in hun hoofdkwartier te Betsaïda alvorens naar Jeruzalem te vertrekken. Deze twee weken onderrichtten de apostelen het volk aan de oever van het meer, terwijl Jezus veel tijd alleen in de heuvels doorbracht, bezig met de dingen zijns Vaders. Gedurende deze periode maakte Jezus, vergezeld door Jakobus en Johannes Zebedeüs, in het geheim twee tochten naar Tiberias, waar ze de gelovigen ontmoetten en onderricht gaven in het evangelie van het koninkrijk.
1955 147:0.2 Many of the household of Herod believed in Jesus and attended these meetings. It was the influence of these believers among Herod’s official family that had helped to lessen that ruler’s enmity toward Jesus. These believers at Tiberias had fully explained to Herod that the “kingdom” which Jesus proclaimed was spiritual in nature and not a political venture. Herod rather believed these members of his own household and therefore did not permit himself to become unduly alarmed by the spreading abroad of the reports concerning Jesus’ teaching and healing. He had no objections to Jesus’ work as a healer or religious teacher. Notwithstanding the favorable attitude of many of Herod’s advisers, and even of Herod himself, there existed a group of his subordinates who were so influenced by the religious leaders at Jerusalem that they remained bitter and threatening enemies of Jesus and the apostles and, later on, did much to hamper their public activities. The greatest danger to Jesus lay in the Jerusalem religious leaders and not in Herod. And it was for this very reason that Jesus and the apostles spent so much time and did most of their public preaching in Galilee rather than at Jerusalem and in Judea.
1997 147:0.2 Velen van de hofhouding van Herodes geloofden in Jezus en woonden deze bijeenkomsten bij. Het was de invloed van deze gelovigen onder de officiële familie van Herodes die ertoe had bijgedragen de vijandschap van die regeerder jegens Jezus te verminderen. Deze gelovigen in Tiberias hadden het Herodes volkomen duidelijk gemaakt dat het ‘koninkrijk’ dat Jezus verkondigde geestelijk van aard was en niet een politieke onderneming. Herodes stelde nogal wat vertrouwen in deze leden van zijn eigen hofhouding en daarom liet hij zich niet al te zeer verontrusten door de berichten die zich door het land verspreidden inzake het onderricht en het genezingswerk van Jezus. Hij had geen bezwaren tegen het werk van Jezus als genezer of godsdienstleraar. Ondanks de welwillende instelling van vele adviseurs van Herodes, en zelfs van Herodes zelf, was er echter ook een groepering onder zijn ondergeschikten die zo beïnvloed was door de godsdienstige leiders in Jeruzalem, dat zij bittere en bedreigende vijanden bleven van Jezus en de apostelen, en er later veel toe bijdroegen dat zijn activiteiten in het openbaar werden belemmerd. De godsdienstige leiders in Jeruzalem vormden echter het grootste gevaar voor Jezus, en niet Herodes. Dit nu was de reden dat Jezus en de apostelen zoveel tijd doorbrachten in Galilea en daar hun meeste openbare prediking verrichtten, liever dan in Jeruzalem en Judea.
1. THE CENTURION’S SERVANT
1. DE DIENAAR VAN DE HOOFDMAN OVER HONDERD
1955 147:1.1 On the day before they made ready to go to Jerusalem for the feast of the Passover, Mangus, a centurion, or captain, of the Roman guard stationed at Capernaum, came to the rulers of the synagogue, saying: “My faithful orderly is sick and at the point of death. Would you, therefore, go to Jesus in my behalf and beseech him to heal my servant?” The Roman captain did this because he thought the Jewish leaders would have more influence with Jesus. So the elders went to see Jesus and their spokesman said: “Teacher, we earnestly request you to go over to Capernaum and save the favorite servant of the Roman centurion, who is worthy of your notice because he loves our nation and even built us the very synagogue wherein you have so many times spoken.”
1997 147:1.1 De dag voordat zij zich gereedmaakten om naar Jeruzalen te gaan voor het Paasfeest, ging Mangus, een hoofdman over honderd, ofwel kapitein, van het Romeinse garnizoen dat te Kafarnaüm was gelegerd, naar de oversten van de synagoge en zei: ‘Mijn trouwe oppasser is ziek en is op het punt te sterven. Zoudt gij daarom voor mij naar Jezus willen gaan en hem smeken mijn dienaar te willen genezen?’ De Romeinse kapitein deed dit omdat hij dacht dat de Joodse leiders meer invloed zouden hebben op Jezus[1]. De oudsten gingen dus naar Jezus en hun woordvoerder sprak: ‘Leraar, wij verzoeken u ernstig naar Kafarnaüm te komen en de geliefde dienaar van de Romeinse hoofdman over honderd te redden; deze hoofdman is uw aandacht waard want hij heeft ons volk lief en heeft zelfs de synagoge voor ons gebouwd, waar gij zo dikwijls hebt gesproken.’
1955 147:1.2 And when Jesus had heard them, he said, “I will go with you.” And as he went with them over to the centurion’s house, and before they had entered his yard, the Roman soldier sent his friends out to greet Jesus, instructing them to say: “Lord, trouble not yourself to enter my house, for I am not worthy that you should come under my roof. Neither did I think myself worthy to come to you; wherefore I sent the elders of your own people. But I know that you can speak the word where you stand and my servant will be healed. For I am myself under the orders of others, and I have soldiers under me, and I say to this one go, and he goes; to another come, and he comes, and to my servants do this or do that, and they do it.”
1997 147:1.2 Toen Jezus hen had aangehoord zei hij: ‘Ik zal met u meegaan.’ En terwijl hij met hen meeging naar het huis van de hoofdman over honderd, nog voordat zij diens erf hadden betreden, zond de Romeinse militair zijn vrienden naar buiten om Jezus te begroeten en droeg hun op om te zeggen: ‘Heer, neem niet de moeite mijn huis binnen te gaan, want ik ben niet waardig dat ge onder mijn dak komt. En evenmin achtte ik mijzelf waardig om bij u te komen, daarom zond ik de oudsten van uw eigen volk. Maar ik weet dat ge het woord kunt spreken waar ge nu staat, en dat mijn dienaar zal genezen. Want zelf sta ik ook onder bevel van anderen, en ik heb soldaten onder mij, en ik zeg tegen de één ga, en hij gaat; tegen een ander kom, en hij komt, en tegen mijn dienaren, doe dit of doe dat, en zij doen het[2].’
1955 147:1.3 And when Jesus heard these words, he turned and said to his apostles and those who were with them: “I marvel at the belief of the gentile. Verily, verily, I say to you, I have not found so great faith, no, not in Israel.” Jesus, turning from the house, said, “Let us go hence.” And the friends of the centurion went into the house and told Mangus what Jesus had said. And from that hour the servant began to mend and was eventually restored to his normal health and usefulness.
1997 147:1.3 Toen Jezus deze woorden hoorde, wendde hij zich tot zijn apostelen en degenen die bij hen waren, en zei: ‘Ik verbaas mij over het geloof van deze niet-Joodse man. Voorwaar, voorwaar zeg ik u, in Israel heb ik zulk een groot geloof nog nooit aangetroffen[3].’ Jezus wendde zich af van het huis en zei: ‘Laten wij hier weggaan.’ En de vrienden van de hoofdman gingen het huis binnen en vertelden Mangus wat Jezus gezegd had. En vanaf dat uur begon de dienaar te herstellen en uiteindelijk genas hij geheel, zodat hij weer zijn normale werk kon doen[4].
1955 147:1.4 But we never knew just what happened on this occasion. This is simply the record, and as to whether or not invisible beings ministered healing to the centurion’s servant, was not revealed to those who accompanied Jesus. We only know of the fact of the servant’s complete recovery.
1997 147:1.4 Maar wij hebben nooit geweten wat er nu precies gebeurde bij deze gelegenheid. Dit is eenvoudig het verslag, en of onzichtbare wezens al dan niet genezing brachten aan de dienaar van de hoofdman werd niet geopenbaard aan hen die Jezus vergezelden. Wij kennen slechts het feit van het volledige herstel van de oppasser.
2. THE JOURNEY TO JERUSALEM
2. DE REIS NAAR JERUZALEM
1955 147:2.1 Early on the morning of Tuesday, March 30, Jesus and the apostolic party started on their journey to Jerusalem for the Passover, going by the route of the Jordan valley. They arrived on the afternoon of Friday, April 2, and established their headquarters, as usual, at Bethany. Passing through Jericho, they paused to rest while Judas made a deposit of some of their common funds in the bank of a friend of his family. This was the first time Judas had carried a surplus of money, and this deposit was left undisturbed until they passed through Jericho again when on that last and eventful journey to Jerusalem just before the trial and death of Jesus.
1997 147:2.1 Vroeg in de morgen van dinsdag 30 maart gingen Jezus en de groep der apostelen op reis naar Jeruzalem voor het Paasfeest, langs de weg door het Jordaandal. Ze arriveerden op vrijdagmiddag, 2 april, en sloegen zoals gewoonlijk hun hoofdkwartier op te Betanië. Toen ze door Jericho kwamen, hielden ze rust terwijl Judas een bepaald bedrag van hun gemeenschappelijk geld in deposito gaf bij een bank van een vriend van zijn familie. Dit was de eerste keer dat Judas overtollig geld bij zich had, en dit deposito werd onaangeroerd gelaten totdat ze weer door Jericho kwamen op hun laatste veelbewogen reis naar Jeruzalem, vlak voor de berechting en dood van Jezus.
1955 147:2.2 The party had an uneventful trip to Jerusalem, but they had hardly got themselves settled at Bethany when from near and far those seeking healing for their bodies, comfort for troubled minds, and salvation for their souls, began to congregate, so much so that Jesus had little time for rest. Therefore they pitched tents at Gethsemane, and the Master would go back and forth from Bethany to Gethsemane to avoid the crowds which so constantly thronged him. The apostolic party spent almost three weeks at Jerusalem, but Jesus enjoined them to do no public preaching, only private teaching and personal work.
1997 147:2.2 De tocht van de groep naar Jeruzalem was rustig, maar nauwelijks waren ze op orde gekomen in Betanië, of van heinde en ver begonnen er mensen toe te stromen die genezing zochten voor hun lichaam, troost voor hun verwarde bewustzijn, en verlossing voor hun ziel, zozeer dat Jezus weinig tijd vergund werd om te rusten. Daarom sloegen ze tenten op in Getsemane, en de Meester trok heen en weer van Betanië naar Getsemane om de menigten die hem voortdurend omstuwden, te vermijden. De groep der apostelen bracht bijna drie weken te Jeruzalem door, maar Jezus droeg hun op niet in het openbaar te prediken, alleen maar persoonlijk onderricht te geven en persoonlijk werk te doen.
1955 147:2.3 At Bethany they quietly celebrated the Passover. And this was the first time that Jesus and all of the twelve partook of the bloodless Passover feast. The apostles of John did not eat the Passover with Jesus and his apostles; they celebrated the feast with Abner and many of the early believers in John’s preaching. This was the second Passover Jesus had observed with his apostles in Jerusalem.
1997 147:2.3 In Betanië vierden zij rustig het Pascha. Dit was de eerste maal dat Jezus en alle twaalf apostelen een Paasmaal aten waarvoor geen bloed was vergoten. De apostelen van Johannes gebruikten het Paasmaal niet met Jezus en diens apostelen: zij vierden het feest met Abner en velen van de groep der eerste gelovigen in Johannes’ prediking. Dit was het tweede Paasfeest dat Jezus met zijn apostelen te Jeruzalem vierde.
1955 147:2.4 When Jesus and the twelve departed for Capernaum, the apostles of John did not return with them. Under the direction of Abner they remained in Jerusalem and the surrounding country, quietly laboring for the extension of the kingdom, while Jesus and the twelve returned to work in Galilee. Never again were the twenty-four all together until a short time before the commissioning and sending forth of the seventy evangelists. But the two groups were co-operative, and notwithstanding their differences of opinion, the best of feelings prevailed.
1997 147:2.4 Toen Jezus en de twaalf naar Kafarnaüm vertrokken, keerden de apostelen van Johannes niet met hen terug. Onder de leiding van Abner bleven zij te Jeruzalem en in het omliggende land, waar zij onopvallend werkten voor de uitbreiding van het koninkrijk, terwijl Jezus en de twaalf teruggingen om in Galilea te arbeiden. De vierentwintig kwamen pas weer allen bij elkaar vlak voor de aanstelling en uitzending van de zeventig evangelisten. Maar er bestond een goede samenwerking tussen de twee groepen, en ondanks hun verschillen van inzicht koesterden ze de beste gevoelens voor elkaar.
3. AT THE POOL OF BETHESDA
3. BIJ HET BAD BETESDA
1955 147:3.1 The afternoon of the second Sabbath in Jerusalem, as the Master and the apostles were about to participate in the temple services, John said to Jesus, “Come with me, I would show you something.” John conducted Jesus out through one of the Jerusalem gates to a pool of water called Bethesda. Surrounding this pool was a structure of five porches under which a large group of sufferers lingered in quest of healing. This was a hot spring whose reddish-tinged water would bubble up at irregular intervals because of gas accumulations in the rock caverns underneath the pool. This periodic disturbance of the warm waters was believed by many to be due to supernatural influences, and it was a popular belief that the first person who entered the water after such a disturbance would be healed of whatever infirmity he had.
1997 147:3.1 In de namiddag van de tweede Sabbat te Jeruzalem, toen de Meester en de apostelen op het punt stonden deel te gaan nemen aan de tempeldiensten, zei Johannes tot Jezus: ‘Kom met mij mee, ik zou u graag iets willen laten zien.’ Johannes bracht Jezus door een van de poorten van Jeruzalem naar buiten, naar een bad dat Betesda genoemd werd[5]. Om dit bad heen was een bouwsel van vijf overdekte gangen waaronder zich een grote groep zieken ophield die genezing zocht. Dit bad was een warme bron welks enigszins rood gekleurde water met onregelmatige tussenpozen begon op te borrelen, hetgeen veroorzaakt werd door gasbellen in de rotsholten onder het bad. Velen geloofden dat deze onregelmatig optredende beroering van het warme water veroorzaakt werd door bovennatuurlijke invloeden, en het volk geloofde dat de eerste mens die het water in ging na zulk een beroering, genezen zou worden van iedere kwaal die hij ook mocht hebben.
1955 147:3.2 The apostles were somewhat restless under the restrictions imposed by Jesus, and John, the youngest of the twelve, was especially restive under this restraint. He had brought Jesus to the pool thinking that the sight of the assembled sufferers would make such an appeal to the Master’s compassion that he would be moved to perform a miracle of healing, and thereby would all Jerusalem be astounded and presently be won to believe in the gospel of the kingdom. Said John to Jesus: “Master, see all of these suffering ones; is there nothing we can do for them?” And Jesus replied: “John, why would you tempt me to turn aside from the way I have chosen? Why do you go on desiring to substitute the working of wonders and the healing of the sick for the proclamation of the gospel of eternal truth? My son, I may not do that which you desire, but gather together these sick and afflicted that I may speak words of good cheer and eternal comfort to them.”
1997 147:3.2 De apostelen waren wat ongedurig onder de beperkingen die Jezus hun had opgelegd, en Johannes, de jongste van de twaalf, voelde zich speciaal rusteloos onder deze beperking. Hij had Jezus naar het bad gebracht met de gedachte dat de aanblik van de daar verzamelde lijdende mensen zulk een beroep zou doen op het medelijden van de Meester, dat deze erdoor bewogen zou worden een wonder van genezing te verrichten, waardoor geheel Jeruzalem versteld zou staan en spoedig gewonnen zou worden voor het geloof in het evangelie van het koninkrijk. Johannes zei tegen Jezus: ‘Meester, zie al deze lijdende mensen; is er niets dat we voor hen kunnen doen?’ Jezus antwoordde: ‘Johannes, waarom wil je mij verleiden om af te wijken van de weg die ik gekozen heb? Waarom blijf je verlangen om de verkondiging van het evangelie van eeuwige waarheid te vervangen door het verrichten van wonderen en het genezen van de zieken? Waarom blijf je maar steeds begeren het verrichten van wonderen en het genezen van zieken de plaats te laten innemen van de verkondiging van het evangelie der eeuwige waarheid? Zoon, ik mag niet doen wat je verlangt, maar breng deze zieken en lijdenden bij elkaar, zodat ik woorden van bemoediging en eeuwige vertroosting tot hen kan spreken.’
1955 147:3.3 In speaking to those assembled, Jesus said: “Many of you are here, sick and afflicted, because of your many years of wrong living. Some suffer from the accidents of time, others as a result of the mistakes of their forebears, while some of you struggle under the handicaps of the imperfect conditions of your temporal existence. But my Father works, and I would work, to improve your earthly state but more especially to insure your eternal estate. None of us can do much to change the difficulties of life unless we discover the Father in heaven so wills. After all, we are all beholden to do the will of the Eternal. If you could all be healed of your physical afflictions, you would indeed marvel, but it is even greater that you should be cleansed of all spiritual disease and find yourselves healed of all moral infirmities. You are all God’s children; you are the sons of the heavenly Father. The bonds of time may seem to afflict you, but the God of eternity loves you. And when the time of judgment shall come, fear not, you shall all find, not only justice, but an abundance of mercy. Verily, verily, I say to you: He who hears the gospel of the kingdom and believes in this teaching of sonship with God, has eternal life; already are such believers passing from judgment and death to light and life. And the hour is coming in which even those who are in the tombs shall hear the voice of the resurrection.”
1997 147:3.3 Toen hij de verzamelde mensen toesprak, zei Jezus: ‘Velen uwer zijn hier, ziek en lijdend, vanwege de vele jaren dat ge verkeerd geleefd hebt. Sommigen lijden door de ongevallen in de tijd, anderen ten gevolge van de fouten van hun voorouders, terwijl enigen onder u een zwaar leven lijden door de nadelen van de onvolmaakte omstandigheden van uw bestaan in de tijd. Maar mijn Vader arbeidt, en ik wil graag arbeiden, om uw aardse staat te verbeteren, en speciaal om uw eeuwige staat te verzekeren. Niemand van ons kan veel doen om de moeilijkheden in het leven te veranderen, tenzij wij ontdekken dat de Vader in de hemel dat wil. Per slot van rekening zijn wij allen verplicht om de wil van de Eeuwige te doen. Indien ge allen genezen zoudt kunnen worden van uw lichamelijke kwalen, zoudt ge u inderdaad verwonderen, maar het is nog belangrijker dat ge gereinigd wordt van alle geestelijke ziekte en merkt dat ge genezen zijt van alle morele zwakheden. Ge zijt allen Gods kinderen: ge zijt zonen van de hemelse Vader. De ketenen van de tijd mogen u lijken te kwellen, maar de God der eeuwigheid heeft u lief. En wanneer het tijdstip van het oordeel zal komen, vrees dan niet, ge zult allen niet alleen gerechtigheid, maar ook een overvloed aan barmhartigheid ondervinden. Voorwaar, voorwaar zeg ik u: hij die het evangelie van het koninkrijk hoort en gelooft in dit onderricht van zijn zoonschap bij God, heeft het eeuwige leven; zulke gelovigen gaan reeds over van het oordeel en de dood naar het licht en het leven. En het uur komt waarin zelfs zij die in het graf zijn de stem van de opstanding zullen horen[6].’
1955 147:3.4 And many of those who heard believed the gospel of the kingdom. Some of the afflicted were so inspired and spiritually revivified that they went about proclaiming that they had also been cured of their physical ailments.
1997 147:3.4 En velen uit het gehoor geloofden het evangelie van het koninkrijk. Sommigen van degenen die kwalen hadden werden zo geïnspireerd en geestelijk tot nieuw leven gewekt, dat ze rondgingen en verkondigden dat ze ook genezen waren van hun lichamelijke kwalen.
1955 147:3.5 One man who had been many years downcast and grievously afflicted by the infirmities of his troubled mind, rejoiced at Jesus’ words and, picking up his bed, went forth to his home, even though it was the Sabbath day. This afflicted man had waited all these years for somebody to help him; he was such a victim of the feeling of his own helplessness that he had never once entertained the idea of helping himself which proved to be the one thing he had to do in order to effect recovery—take up his bed and walk.
1997 147:3.5 Een man die vele jaren terneergeslagen was geweest en veel geleden had tengevolge van de zwakheden van zijn verontruste bewustzijn, verheugde zich over de woorden van Jezus, nam zijn bed op en ging heen naar zijn huis, ook al was het de Sabbatdag. Deze zwaar beproefde man had al deze jaren op iemand gewacht om hem te helpen; hij was zulk een slachtoffer van zijn gevoel van eigen hulpeloosheid dat de gedachte nooit bij hem was opgekomen om zichzelf te helpen en dit bleek nu juist wat hij moest doen om zijn genezing te bewerkstelligen — zijn bed opnemen en lopen[7].
1955 147:3.6 Then said Jesus to John: “Let us depart ere the chief priests and the scribes come upon us and take offense that we spoke words of life to these afflicted ones.” And they returned to the temple to join their companions, and presently all of them departed to spend the night at Bethany. But John never told the other apostles of this visit of himself and Jesus to the pool of Bethesda on this Sabbath afternoon.
1997 147:3.6 Daarop zei Jezus tegen Johannes: ‘Laten we weggaan voordat de overpriesters en de schriftgeleerden ons hier aantreffen en er aanstoot aan nemen dat wij woorden des levens gesproken hebben tot deze lijdende mensen[8].’ Zij keerden dan ook terug naar de tempel om zich bij hun metgezellen te voegen, en kort daarna vertrokken ze allen naar Betanië om daar de nacht door te brengen. Maar Johannes heeft de andere apostelen nooit verteld over dit bezoek van hemzelf en Jezus aan het bad Betesda op deze Sabbatmiddag.
4. THE RULE OF LIVING
4. DE LEVENSREGEL
1955 147:4.1 On the evening of this same Sabbath day, at Bethany, while Jesus, the twelve, and a group of believers were assembled about the fire in Lazarus’s garden, Nathaniel asked Jesus this question: “Master, although you have taught us the positive version of the old rule of life, instructing us that we should do to others as we wish them to do to us, I do not fully discern how we can always abide by such an injunction. Let me illustrate my contention by citing the example of a lustful man who thus wickedly looks upon his intended consort in sin. How can we teach that this evil-intending man should do to others as he would they should do to him?”
1997 147:4.1 De avond van deze zelfde Sabbatdag, toen Jezus, de twaalf en een groep gelovigen zich te Betanië verzameld hadden rond het vuur in de tuin van Lazarus, richtte Natanael de volgende vraag tot Jezus: ‘Meester, hoewel ge ons de positieve versie van de oude levensregel hebt geleerd, en ons hebt opgedragen om anderen te behandelen zoals wij wensen dat zij ons zouden behandelen, is het mij niet helemaal duidelijk hoe wij ons altijd aan zulk een gebod kunnen houden. Laat mij mijn standpunt toelichten door het voorbeeld aan te halen van een wellustige man die aldus met boze bedoelingen zijn aanstaande partner in de zonde beschouwt. Hoe kunnen wij nu onderrichten dat deze kwaad-willende man anderen moet behandelen zoals hij door hen behandeld zou willen worden?’[9]
1955 147:4.2 When Jesus heard Nathaniel’s question, he immediately stood upon his feet and, pointing his finger at the apostle, said: “Nathaniel, Nathaniel! What manner of thinking is going on in your heart? Do you not receive my teachings as one who has been born of the spirit? Do you not hear the truth as men of wisdom and spiritual understanding? When I admonished you to do to others as you would have them do to you, I spoke to men of high ideals, not to those who would be tempted to distort my teaching into a license for the encouragement of evil-doing.”
1997 147:4.2 Toen Jezus de vraag van Natanael had gehoord, stond hij ogenblikkelijk op, wees naar de apostel en zei: ‘Natanael, Natanael! Wat voor soort gedachten gaan er om in je hart? Neem je mijn leringen niet aan als iemand die uit de geest geboren is? Horen jullie je de waarheid niet als mensen met wijsheid en geestelijk begrip? Toen ik jullie aanspoorde om anderen te behandelen zoals jullie wilt dat zij jullie zullen behandelen, sprak ik tot mannen met hoge idealen, niet tot mensen die zich zouden laten verleiden om mijn onderricht te verdraaien tot een vrijbrief ter aanmoediging om kwaad te doen.’
1955 147:4.3 When the Master had spoken, Nathaniel stood up and said: “But, Master, you should not think that I approve of such an interpretation of your teaching. I asked the question because I conjectured that many such men might thus misjudge your admonition, and I hoped you would give us further instruction regarding these matters.” And then when Nathaniel had sat down, Jesus continued speaking: “I well know, Nathaniel, that no such idea of evil is approved in your mind, but I am disappointed in that you all so often fail to put a genuinely spiritual interpretation upon my commonplace teachings, instruction which must be given you in human language and as men must speak. Let me now teach you concerning the differing levels of meaning attached to the interpretation of this rule of living, this admonition to ‘do to others that which you desire others to do to you’:
1997 147:4.3 Toen de Meester had gesproken, ging Natanael staan en zei: ‘Maar Meester, u moet niet denken dat ik het eens zou zijn met zo’n interpretatie van uw leer. Ik stelde deze vraag omdat ik vermoedde dat vele mannen van dit soort uw aansporing op deze verkeerde wijze zouden opvatten, en ik hoopte dat u ons verder onderricht wilde geven over deze zaken.’ En toen Natanael weer was gaan zitten, sprak Jezus verder, zeggende: ‘Ik weet heel goed, Natanael, dat je niet zo’n idee van slechtheid goedkeurt in je denken, maar ik ben teleurgesteld omdat jullie allen zo dikwijls geen echt geestelijke interpretatie toevoegt aan mijn alledaagse onderricht, onderricht dat jullie gegeven moet worden in menselijke taal en zoals mensen moeten spreken. Ik zal jullie nu onderrichten inzake de verschillende niveaus van betekenis die inherent zijn aan de interpretatie van de levensregel, deze aansporing om ’jegens anderen te handelen zoals gij wenst dat anderen u behan- dele’:
1955 147:4.4 “1. The level of the flesh. Such a purely selfish and lustful interpretation would be well exemplified by the supposition of your question.
1997 147:4.4 ‘1. Het niveau van het vlees. Zulk een puur zelfzuchtige en wellustige interpretatie wordt goed geïllustreerd door de onderstelling in jouw vraag.
1955 147:4.5 “2. The level of the feelings. This plane is one level higher than that of the flesh and implies that sympathy and pity would enhance one’s interpretation of this rule of living.
1997 147:4.5 ‘2. Het niveau van de gevoelens. Dit vlak is één niveau hoger dan dat van het vlees en houdt in dat sympathie en medelijden iemands interpretatie van deze leefregel verdiept.
1955 147:4.6 “3. The level of mind. Now come into action the reason of mind and the intelligence of experience. Good judgment dictates that such a rule of living should be interpreted in consonance with the highest idealism embodied in the nobility of profound self-respect.
1997 147:4.6 ‘3. Het niveau van het denken. Nu komen de rede van het denken en de intelligentie van de ervaring in actie. Goed doorzicht dicteert dat zulk een levensregel geïnterpreteerd dient te worden in overeenstemming met het hoogste idealisme, belichaamd in de adeldom van diep zelfrespect.
1955 147:4.7 “4. The level of brotherly love. Still higher is discovered the level of unselfish devotion to the welfare of one’s fellows. On this higher plane of wholehearted social service growing out of the consciousness of the fatherhood of God and the consequent recognition of the brotherhood of man, there is discovered a new and far more beautiful interpretation of this basic rule of life.
1997 147:4.7 ‘4. Het niveau van de broederlijke liefde. Nog hoger wordt het niveau ontdekt van onbaatzuchtige toewijding aan het welzijn van de medemens. Op dit hogere vlak van oprechte sociale dienstbaarheid, voortspruitend uit het zich bewust zijn van het vaderschap van God en de daaruit voortvloeiende erkenning van de broederschap der mensen, ontdek je een nieuwe, veel schonere interpretatie van deze fundamentele levensregel.
1955 147:4.8 “5. The moral level. And then when you attain true philosophic levels of interpretation, when you have real insight into the rightness and wrongness of things, when you perceive the eternal fitness of human relationships, you will begin to view such a problem of interpretation as you would imagine a high-minded, idealistic, wise, and impartial third person would so view and interpret such an injunction as applied to your personal problems of adjustment to your life situations.
1997 147:4.8 ‘5. Het ethische niveau. En wanneer je dan ware filosofische interpretatie-niveaus bereikt, wanneer je werkelijk inzicht hebt in het goede en het verkeerde van de dingen, wanneer je de eeuwige betamelijkheid van menselijke verhoudingen bespeurt, zul je zulk een probleem van intepretatie gaan beschouwen zoals je je voorstelt dat een hoogstaande, idealistische, wijze en onpartijdige derde zulk een gebod zou beschouwen en interpreteren, wanneer het wordt toegepast op jouw persoonlijke problemen van aanpassing aan de situaties in je leven.
1955 147:4.9 “6. The spiritual level. And then last, but greatest of all, we attain the level of spirit insight and spiritual interpretation which impels us to recognize in this rule of life the divine command to treat all men as we conceive God would treat them. That is the universe ideal of human relationships. And this is your attitude toward all such problems when your supreme desire is ever to do the Father’s will. I would, therefore, that you should do to all men that which you know I would do to them in like circumstances.”
1997 147:4.9 ‘6. Het geestelijke niveau. En dan, als laatste maar allergrootste, bereiken wij het niveau van geest-inzicht en geestelijke interpretatie, dat ons dwingt in deze levensregel het goddelijke bevel te onderkennen om alle mensen te behandelen zoals wij ons indenken dat God hen zou behandelen. Dit is het universum-ideaal van menselijke verhoudingen. En dit is jullie instelling tegenover al deze problemen wanneer het je allerhoogste verlangen is om steeds de wil van de Vader te doen. Daarom zou ik willen dat jullie jegens alle mensen zo zoudt handelen zoals je weet dat ik in gelijke omstandigheden jegens hen zou handelen.’
1955 147:4.10 Nothing Jesus had said to the apostles up to this time had ever more astonished them. They continued to discuss the Master’s words long after he had retired. While Nathaniel was slow to recover from his supposition that Jesus had misunderstood the spirit of his question, the others were more than thankful that their philosophic fellow apostle had had the courage to ask such a thought-provoking question.
1997 147:4.10 Niets dat Jezus tot aan dit moment tot de apostelen had gezegd had hun ooit meer verbaasd. Lang nadat de Meester zich had teruggetrokken, bleven zij over zijn woorden praten. Hoewel Natanael zich maar moeilijk kon herstellen van zijn onderstelling dat Jezus de geest van zijn vraag verkeerd had opgevat, waren de anderen meer dan dankbaar dat hun filosofische mede-apostel de moed had gehad om zo’n diepzinnige vraag te stellen.
5. VISITING SIMON THE PHARISEE
5. OP BEZOEK BIJ SIMON DE FARIZEEËR
1955 147:5.1 Though Simon was not a member of the Jewish Sanhedrin, he was an influential Pharisee of Jerusalem. He was a halfhearted believer, and notwithstanding that he might be severely criticized therefor, he dared to invite Jesus and his personal associates, Peter, James, and John, to his home for a social meal. Simon had long observed the Master and was much impressed with his teachings and even more so with his personality.
1997 147:5.1 Ofschoon Simon geen lid was van het Joodse Sanhedrin, was hij wel een invloedrijke Farizeeër in Jeruzalem[10]. Hij was een weifelende gelovige, en niettegenstaande dat hij er ernstig om gekritiseerd zou kunnen worden, had hij het aangedurfd om Jezus en diens persoonlijke metgezellen, Petrus, Jakobus en Johannes bij zich thuis uit te nodigen voor een gezellige maaltijd. Simon had de Meester lange tijd geobserveerd en was zeer onder de indruk gekomen van zijn onderricht en nog meer van zijn persoonlijkheid.
1955 147:5.2 The wealthy Pharisees were devoted to almsgiving, and they did not shun publicity regarding their philanthropy. Sometimes they would even blow a trumpet as they were about to bestow charity upon some beggar. It was the custom of these Pharisees, when they provided a banquet for distinguished guests, to leave the doors of the house open so that even the street beggars might come in and, standing around the walls of the room behind the couches of the diners, be in position to receive portions of food which might be tossed to them by the banqueters.
1997 147:5.2 De welgestelde Farizeeën waren verknocht aan het geven van aalmoezen, en zij waren bepaald niet afkerig van publiciteit ten aanzien van hun filantropie. Soms bliezen ze zelfs op een trompet wanneer ze op het punt stonden een aalmoes te geven aan een bedelaar. Het was de gewoonte van deze Farizeeëen om wanneer ze een maaltijd aanrichtten voor voorname gasten, de deuren van het huis open te laten staan, zodat zelfs de bedelaars van de straat konden binnenkomen en zich konden opstellen langs de wanden van het vertrek achter de banken van de dinerenden, waar ze op de juiste plek stonden om de stukjes voedsel op te vangen die de gasten hen misschien zouden toewerpen.
1955 147:5.3 On this particular occasion at Simon’s house, among those who came in off the street was a woman of unsavory reputation who had recently become a believer in the good news of the gospel of the kingdom. This woman was well known throughout all Jerusalem as the former keeper of one of the so-called high-class brothels located hard by the temple court of the gentiles. She had, on accepting the teachings of Jesus, closed up her nefarious place of business and had induced the majority of the women associated with her to accept the gospel and change their mode of living; notwithstanding this, she was still held in great disdain by the Pharisees and was compelled to wear her hair down—the badge of harlotry. This unnamed woman had brought with her a large flask of perfumed anointing lotion and, standing behind Jesus as he reclined at meat, began to anoint his feet while she also wet his feet with her tears of gratitude, wiping them with the hair of her head. And when she had finished this anointing, she continued weeping and kissing his feet.
1997 147:5.3 Bij deze gelegenheid ten huize van Simon was er onder degenen die van de straat binnenkwamen een vrouw met een onverkwikkelijke reputatie, die sinds kort tot geloof was gekomen in het goede nieuws van het koninkrijk. Iedereen in Jeruzalem kende deze vrouw als de vroegere houdster van een van de zogenaamde eersteklas bordelen vlak bij de tempel-voorhof voor de niet-Joden. Toen zij de leer van Jezus had aanvaard, had zij haar beruchte pand gesloten en de meeste vrouwen die voor haar werkten ertoe gebracht ook het evangelie te aanvaarden en hun levenswijze te veranderen; desniettegenstaande werd zij nog steeds zeer veracht door de Farizeeën en was zij verplicht haar haar los te laten hangen — het symbool van hoererij. Deze niet met name genoemde vrouw had een grote fles geparfumeerde zalfolie meegebracht en staande achter Jezus, terwijl deze aan de maaltijd aanlag, begon zij zijn voeten te zalven, terwijl zij zijn voeten ook bevochtigde door haar tranen van dankbaarheid die ze wegveegde met haar haren. En toen ze klaar was met deze zalving, bleef ze wenen en zijn voeten kussen[11].
1955 147:5.4 When Simon saw all this, he said to himself: “This man, if he were a prophet, would have perceived who and what manner of woman this is who thus touches him; that she is a notorious sinner.” And Jesus, knowing what was going on in Simon’s mind, spoke up, saying: “Simon, I have something which I would like to say to you.” Simon answered, “Teacher, say on.” Then said Jesus: “A certain wealthy moneylender had two debtors. The one owed him five hundred denarii and the other fifty. Now, when neither of them had wherewith to pay, he forgave them both. Which of them do you think, Simon, would love him most?” Simon answered, “He, I suppose, whom he forgave the most.” And Jesus said, “You have rightly judged,” and pointing to the woman, he continued: “Simon, take a good look at this woman. I entered your house as an invited guest, yet you gave me no water for my feet. This grateful woman has washed my feet with tears and wiped them with the hair of her head. You gave me no kiss of friendly greeting, but this woman, ever since she came in, has not ceased to kiss my feet. My head with oil you neglected to anoint, but she has anointed my feet with precious lotions. And what is the meaning of all this? Simply that her many sins have been forgiven, and this has led her to love much. But those who have received but little forgiveness sometimes love but little.” And turning around toward the woman, he took her by the hand and, lifting her up, said: “You have indeed repented of your sins, and they are forgiven. Be not discouraged by the thoughtless and unkind attitude of your fellows; go on in the joy and liberty of the kingdom of heaven.”
1997 147:5.4 Toen Simon dit alles zag, zei hij bij zichzelf: ‘Als deze man een profeet was, zou hij gezien hebben wie en welk soort vrouw het is die hem op deze wijze aanraakt: dat zij een beruchte zondares is.’ Jezus, die wist wat er in het hoofd van Simon omging, verhief zijn stem en zei: ‘Simon, er is iets dat ik u graag zou willen zeggen.’ Simon antwoordde: ‘Leraar, zeg het.’ Toen zei Jezus: ‘Een zekere rijke geldschieter had twee schuldenaren. De een was hem vijfhonderd zilverlingen schuldig en de andere vijftig. Toen nu geen van beiden hem kon betalen, schold hij beiden hun schuld kwijt. Wat denkt ge, Simon, wie van hen zou hem nu het meeste liefhebben?’ Simon antwoordde: ‘Ik denk degene wie hij het meeste had kwijtgescholden[12].’ En Jezus zei: ‘Ge hebt juist geoordeeld’, en wijzende op de vrouw vervolgde hij: ‘Simon, kijk eens goed naar deze vrouw. Ik ben uw huis binnengegaan als een uitgenodigde gast, en toch hebt ge me geen water voor mijn voeten gegeven. Deze dankbare vrouw heeft mijn voeten met tranen gewassen en die afgedroogd met het haar van haar hoofd. Gij hebt me geen kus van vriendschappelijke begroeting gegeven, maar deze vrouw heeft, sinds zij is binnengekomen onophoudelijk mijn voeten gekust. Gij hebt nagelaten mijn hoofd met olie te zalven, naar zij heeft mijn voeten gezalfd met kostbare oliën. En wat is nu de betekenis van dit alles? Eenvoudig dat haar vele zonden haar zijn vergeven, en dit heeft haar ertoe gebracht om veel lief te hebben. Maar zij die maar weinig vergeving hebben ontvangen, hebben soms ook maar weinig lief.’ En zich omwendend naar de vrouw, nam hij haar bij de hand, richtte haar op en zei: ‘Ge hebt daadwerkelijk berouw gevoeld over uw zonden, en zij zijn vergeven. Wees niet ontmoedigd door de gedachteloze, onvriendelijke houding van uw medemensen; ga verder in de vreugde en de vrijheid van het koninkrijk des hemels.’
1955 147:5.5 When Simon and his friends who sat at meat with him heard these words, they were the more astonished, and they began to whisper among themselves, “Who is this man that he even dares to forgive sins?” And when Jesus heard them thus murmuring, he turned to dismiss the woman, saying, “Woman, go in peace; your faith has saved you.”
1997 147:5.5 Toen Simon en zijn vrienden die met hem aan tafel zaten, deze woorden hoorden, waren ze nog verbaasder en ze begonnen onder elkaar te fluisteren, ‘Wie is deze man dat hij zelfs zonden durft te vergeven?’ En toen Jezus hen zo hoorde mompelen, wendde hij zich naar de vrouw om haar heen te laten gaan, en zei: ‘Vrouw ga heen in vrede, uw geloof heeft u behouden[13].’
1955 147:5.6 As Jesus arose with his friends to leave, he turned to Simon and said: “I know your heart, Simon, how you are torn betwixt faith and doubts, how you are distraught by fear and troubled by pride; but I pray for you that you may yield to the light and may experience in your station in life just such mighty transformations of mind and spirit as may be comparable to the tremendous changes which the gospel of the kingdom has already wrought in the heart of your unbidden and unwelcome guest. And I declare to all of you that the Father has opened the doors of the heavenly kingdom to all who have the faith to enter, and no man or association of men can close those doors even to the most humble soul or supposedly most flagrant sinner on earth if such sincerely seek an entrance.” And Jesus, with Peter, James, and John, took leave of their host and went to join the rest of the apostles at the camp in the garden of Gethsemane.
1997 147:5.6 Toen Jezus en zijn vrienden opstonden om te vertrekken, wendde hij zich tot Simon en zei: ‘Ik ken uw hart, Simon, hoe ge wordt verscheurd tussen geloof en twijfel, hoe ge door vrees wordt verontrust en door trots wordt gekweld; maar ik bid voor u dat ge u moogt overgeven aan het licht en in uw positie in het leven even machtige transformaties van bewustzijn en geest moogt ervaren als de enorme veranderingen die het evangelie van het koninkrijk reeds teweeg heeft gebracht in het hart van uw ongenode en onwelkome gast. En ik zeg u allen dat de Vader de deuren van het hemelse koninkrijk heeft geopend voor allen die het geloof hebben om binnen te gaan, en geen mens of vereniging van mensen kan deze deuren sluiten, zelfs niet voor de nederigste ziel of schijnbaar ergste zondaar op aarde, indien deze oprecht tracht binnen te gaan.’ En Jezus, Petrus, Jakobus en Johannes namen afscheid van hun gastheer en gingen heen om zich bij de andere apostelen te voegen in het kamp in de hof van Getsemane[14].
1955 147:5.7 That same evening Jesus made the long-to-be-remembered address to the apostles regarding the relative value of status with God and progress in the eternal ascent to Paradise. Said Jesus: “My children, if there exists a true and living connection between the child and the Father, the child is certain to progress continuously toward the Father’s ideals. True, the child may at first make slow progress, but the progress is none the less sure. The important thing is not the rapidity of your progress but rather its certainty. Your actual achievement is not so important as the fact that the direction of your progress is Godward. What you are becoming day by day is of infinitely more importance than what you are today.
1997 147:5.7 Diezelfde avond hield Jezus de toespraak tot de apostelen die hen nog lang zou bijblijven en handelde over de relatieve waarde van status bij God en vooruitgang op de eeuwige weg omhoog naar het Paradijs. Jezus sprak: ‘Kinderen, indien er een echte en levende verbinding bestaat tussen het kind en de Vader, zal het kind zich zeker voortdurend ontwikkelen in de richting van de idealen van de Vader. Weliswaar maakt het kind misschien in het eerst maar langzaam vooruitgang, maar zijn vooruitgang is niettemin zeker. Het belangrijke is niet de snelheid van jullie vooruitgang, maar veeleer de zekerheid ervan. Wat jullie daadwerkelijk bereikt is niet zo belangrijk als het feit dat jullie vooruitgang naar God is gericht. Wat jullie van dag tot dag worden is van oneindig meer belang dat wat je vandaag bent.
1955 147:5.8 “This transformed woman whom some of you saw at Simon’s house today is, at this moment, living on a level which is vastly below that of Simon and his well-meaning associates; but while these Pharisees are occupied with the false progress of the illusion of traversing deceptive circles of meaningless ceremonial services, this woman has, in dead earnest, started out on the long and eventful search for God, and her path toward heaven is not blocked by spiritual pride and moral self-satisfaction. The woman is, humanly speaking, much farther away from God than Simon, but her soul is in progressive motion; she is on the way toward an eternal goal. There are present in this woman tremendous spiritual possibilities for the future. Some of you may not stand high in actual levels of soul and spirit, but you are making daily progress on the living way opened up, through faith, to God. There are tremendous possibilities in each of you for the future. Better by far to have a small but living and growing faith than to be possessed of a great intellect with its dead stores of worldly wisdom and spiritual unbelief.”
1997 147:5.8 ‘Deze getransformeerde vrouw die enkelen van jullie vandaag ten huize van Simon hebben gezien, leeft nu, op dit moment, op een niveau dat ver beneden dat van Simon en zijn welmenende metgezellen ligt; maar terwijl deze Farizeeën bezig zijn met de valse vooruitgang van de illusie waarin zij misleidende cirkels van betekenisloze ceremoniële diensten doorlopen, is deze vrouw doodernstig begonnen aan de lange, veelbewogen zoektocht naar God, en haar pad naar de hemel is niet versperd door geestelijke trots en morele zelfvoldaanheid. Deze vrouw is, menselijkerwijs gesproken, veel verder van God verwijderd dan Simon, maar haar ziel is in progressieve beweging: zij is op weg naar een eeuwig doel. Er schuilen in deze vrouw geweldige geestelijke mogelijkheden voor de toekomst. Sommigen van jullie staan misschien niet zo hoog wat betreft de daadwerkelijke niveaus van jullie ziel en geest, maar jullie maken dagelijks vooruitgang op de levende weg die, door geloof, is opengegaan naar God. In ieder van jullie schuilen enorme mogelijkheden voor de toekomst. Het is veel beter om een klein, maar levend en groeiend geloof te hebben, dan in het bezit te zijn van een groot intellect met zijn dode voorraden van wereldse wijsheid en geestelijk ongeloof.’[15]
1955 147:5.9 But Jesus earnestly warned his apostles against the foolishness of the child of God who presumes upon the Father’s love. He declared that the heavenly Father is not a lax, loose, or foolishly indulgent parent who is ever ready to condone sin and forgive recklessness. He cautioned his hearers not mistakenly to apply his illustrations of father and son so as to make it appear that God is like some overindulgent and unwise parents who conspire with the foolish of earth to encompass the moral undoing of their thoughtless children, and who are thereby certainly and directly contributing to the delinquency and early demoralization of their own offspring. Said Jesus: “My Father does not indulgently condone those acts and practices of his children which are self-destructive and suicidal to all moral growth and spiritual progress. Such sinful practices are an abomination in the sight of God.”
1997 147:5.9 Jezus waarschuwde zijn apostelen echter ernstig tegen de dwaasheid van het kind van God dat misbruik maakt van de liefde van de Vader. Hij verklaarde dat de hemelse Vader geen onachtzame, lichtzinnige, of dwaas toegeeflijke ouder is, die altijd maar bereid is om zonde door de vingers te zien en onverschillige zorgeloosheid te vergeven. Hij waarschuwde zijn toehoorders om zijn vader en zoon -illustraties niet op de verkeerde wijze toe te passen, zodat God zou schijnen te lijken op sommige al te toegeeflijke en onverstandige ouders die samenspannen met de dwazen op aarde om de morele ondergang van hun onnadenkende kinderen te veroorzaken, en die daardoor zeker en rechtstreeks bijdragen aan de jeugdcriminaliteit en vroegtijdige demoralisatie van hun eigen nakomelingen. Jezus zei: ‘Mijn Vader vergoelijkt zeker niet uit toegeeflijkheid de daden en praktijken van zijn kinderen die tot zelfvernietiging leiden en dodelijk zijn voor alle morele groei en geestelijke vooruitgang. Zulke zondige praktijken zijn een gruwel in Gods ogen.’
1955 147:5.10 Many other semiprivate meetings and banquets did Jesus attend with the high and the low, the rich and the poor, of Jerusalem before he and his apostles finally departed for Capernaum. And many, indeed, became believers in the gospel of the kingdom and were subsequently baptized by Abner and his associates, who remained behind to foster the interests of the kingdom in Jerusalem and thereabouts.
1997 147:5.10 Jezus had nog vele andere, min of meer vertrouwelijke ontmoetingen en maaltijden in Jeruzalem met mensen van hoge en lage stand, met rijken en armen, voordat hij en zijn apostelen tenslotte naar Kafarnaüm vertrokken. En velen kwamen inderdaad tot het geloof in het evangelie van het koninkrijk en werden daarna gedoopt door Abner en diens medewerkers, die achter-bleven om de belangen van het koninkrijk in Jeruzalem en omgeving te behartigen.
6. RETURNING TO CAPERNAUM
6. DE TERUGREIS NAAR KAFARNAÜM
1955 147:6.1 The last week of April, Jesus and the twelve departed from their Bethany headquarters near Jerusalem and began their journey back to Capernaum by way of Jericho and the Jordan.
1997 147:6.1 In de laatste week van april vertrokken Jezus en de twaalf uit hun hoofdkwartier te Betanië nabij Jeruzalem en begonnen aan hun terugreis naar Kafarnaüm, via Jericho en de Jordaan.
1955 147:6.2 The chief priests and the religious leaders of the Jews held many secret meetings for the purpose of deciding what to do with Jesus. They were all agreed that something should be done to put a stop to his teaching, but they could not agree on the method. They had hoped that the civil authorities would dispose of him as Herod had put an end to John, but they discovered that Jesus was so conducting his work that the Roman officials were not much alarmed by his preaching. Accordingly, at a meeting which was held the day before Jesus’ departure for Capernaum, it was decided that he would have to be apprehended on a religious charge and be tried by the Sanhedrin. Therefore a commission of six secret spies was appointed to follow Jesus, to observe his words and acts, and when they had amassed sufficient evidence of lawbreaking and blasphemy, to return to Jerusalem with their report. These six Jews caught up with the apostolic party, numbering about thirty, at Jericho and, under the pretense of desiring to become disciples, attached themselves to Jesus’ family of followers, remaining with the group up to the time of the beginning of the second preaching tour in Galilee; whereupon three of them returned to Jerusalem to submit their report to the chief priests and the Sanhedrin.
1997 147:6.2 De overpriesters en godsdienstige leiders van de Joden belegden vele geheime vergaderingen om te besluiten wat ze met Jezus moesten doen. Ze waren het er allen over eens dat er iets gedaan moest worden om een einde te maken aan zijn optreden als leraar, maar ze konden het niet eens worden over de methode. Ze hadden gehoopt dat de burgerlijke autoriteiten met hem zouden afrekenen zoals Herodes dat met Johannes had gedaan, maar kwamen tot de ontdekking dat Jezus zijn werk zo verrichtte, dat de Romeinse officiële instanties niet erg verontrust raakten door zijn prediken. Dientengevolge werd besloten in een vergadering die een dag voor het vertrek van Jezus naar Kafarnaüm plaatsvond, dat hij gearresteerd moest worden op grond van een godsdienstige aanklacht en dat hij terecht moest staan voor het Sanhedrin. Er werd daarom een commissie van zes geheime spionnen benoemd, die Jezus moesten volgen, zijn woorden moesten beluisteren en zijn daden moesten observeren, en naar Jeruzalem moesten terugkeren met hun verslag zodra zij voldoende bewijsmateriaal hadden verzameld dat hij de wet overtreed en zich schuldig maakte aan godslastering. Deze zes Joden haalden het apostolische gezelschap, dat uit ongeveer dertig man bestond, te Jericho in en onder het voorwendsel dat zij discipelen wilden worden, sloten zij zich aan bij de kring der volgelingen van Jezus; zij bleven bij de groep tot aan het begin van de tweede prediktocht in Galilea, toen drie van hen naar Jeruzalem terugkeerden om hun rapport over te leggen aan de overpriesters en het Sanhedrin.
1955 147:6.3 Peter preached to the assembled multitude at the crossing of the Jordan, and the following morning they moved up the river toward Amathus. They wanted to proceed straight on to Capernaum, but such a crowd gathered here they remained three days, preaching, teaching, and baptizing. They did not move toward home until early Sabbath morning, the first day of May. The Jerusalem spies were sure they would now secure their first charge against Jesus—that of Sabbath breaking—since he had presumed to start his journey on the Sabbath day. But they were doomed to disappointment because, just before their departure, Jesus called Andrew into his presence and before them all instructed him to proceed for a distance of only one thousand yards, the legal Jewish Sabbath day’s journey.
1997 147:6.3 Petrus predikte tot de verzamelde menigte bij de oversteekplaats van de Jordaan en de volgende morgen gingen ze stroomopwaarts langs de rivier naar Amathus. Ze wilden meteen doorreizen naar Kafarnaüm, maar er verzamelde zich hier zulk een menigte dat ze drie dagen bleven prediken, onderrichten en dopen. Ze sloegen pas in de vroege morgen van de Sabbat, de eerste mei, de weg naar huis in. De spionnen uit Jeruzalem waren er nu zeker van dat ze hun eerste grond voor een aanklacht tegen Jezus zouden bemachtigen — het schenden van de Sabbat — daar hij het zich had veroorloofd zijn reis op de Sabbat te beginnen. Maar ze waren tot teleurstelling gedoemd, want juist voor hun vertrek riep Jezus Andreas bij zich en gaf hem in het bijzijn van allen opdracht om niet meer dan een kleine duizend meter af te leggen, de reis die volgens de Joodse wet op de Sabbat geoorloofd was.
1955 147:6.4 But the spies did not have long to wait for their opportunity to accuse Jesus and his associates of Sabbath breaking. As the company passed along the narrow road, the waving wheat, which was just then ripening, was near at hand on either side, and some of the apostles, being hungry, plucked the ripe grain and ate it. It was customary for travelers to help themselves to grain as they passed along the road, and therefore no thought of wrongdoing was attached to such conduct. But the spies seized upon this as a pretext for assailing Jesus. When they saw Andrew rub the grain in his hand, they went up to him and said: “Do you not know that it is unlawful to pluck and rub the grain on the Sabbath day?” And Andrew answered: “But we are hungry and rub only sufficient for our needs; and since when did it become sinful to eat grain on the Sabbath day?” But the Pharisees answered: “You do no wrong in eating, but you do break the law in plucking and rubbing out the grain between your hands; surely your Master would not approve of such acts.” Then said Andrew: “But if it is not wrong to eat the grain, surely the rubbing out between our hands is hardly more work than the chewing of the grain, which you allow; wherefore do you quibble over such trifles?” When Andrew intimated that they were quibblers, they were indignant, and rushing back to where Jesus walked along, talking to Matthew, they protested, saying: “Behold, Teacher, your apostles do that which is unlawful on the Sabbath day; they pluck, rub, and eat the grain. We are sure you will command them to cease.” And then said Jesus to the accusers: “You are indeed zealous for the law, and you do well to remember the Sabbath day to keep it holy; but did you never read in the Scripture that, one day when David was hungry, he and they who were with him entered the house of God and ate the showbread, which it was not lawful for anyone to eat save the priests? and David also gave this bread to those who were with him. And have you not read in our law that it is lawful to do many needful things on the Sabbath day? And shall I not, before the day is finished, see you eat that which you have brought along for the needs of this day? My good men, you do well to be zealous for the Sabbath, but you would do better to guard the health and well-being of your fellows. I declare that the Sabbath was made for man and not man for the Sabbath. And if you are here present with us to watch my words, then will I openly proclaim that the Son of Man is lord even of the Sabbath.”
1997 147:6.4 Doch de spionnen hoefden niet lang te wachten op een geschikt moment om Jezus en zijn metgezellen te kunnen beschuldigen van het schenden van de Sabbat. Terwijl het gezelschap langs de smalle weg liep, stond de wuivende tarwe, die toen juist rijp werd, aan beide zijden vlak langs de weg en enigen van de apostelen die honger hadden, plukten van het rijpe graan en aten het. Het was de gewoonte dat reizigers zonder vragen graan plukten terwijl ze ze langs de weg gingen, en derhalve riep deze handelwijze bij niemand het idee van een overtreding op. Maar de spionnen grepen dit aan als een voorwendsel om Jezus aan te vallen. Toen ze zagen dat Andreas het graan tussen zijn handen wreef, gingen ze naar hem toe en zeiden: ‘Weet ge niet dat het tegen de wet is om het graan op de Sabbatdag te plukken en los te wrijven?’ Andreas antwoordde: ‘Maar wij hebben honger en wrijven alleen maar zoveel schoon als we nodig hebben; en sinds wanneer is het een zonde geworden om graan te eten op de Sabbatdag?’ De Farizeeën antwoordden echter: ‘Dat ge eet is niet verkeerd, maar ge overtreedt de wet met het plukken en het tussen uw handen wrijven van het graan; uw Meester zou zulk een handelwijze zeker niet goedkeuren[16].’ Hierop zei Andreas: ‘Maar indien het niet verkeerd is om het graan te eten, dan is het loswrijven van het graan tussen onze handen toch zeker nauwelijks meer werk dan het kauwen van het graan, dat ge toestaat; waarom maakt ge chicanes over zulke kleinigheden?’ Toen Andreas suggereerde dat ze chicaneurs waren, waren ze verontwaardigd en liepen haastig terug naar Jezus, die onder het gaan met Matteüs praatte, en ze maakten bezwaren, zeggende: ‘Zie eens, Leraar, uw apostelen doen wat ongeoorloofd is op de Sabbatdag; zij plukken, wrijven, en eten het graan. Wij zijn er zeker van dat u hun zult gebieden daarmee op te houden.’ En toen zei Jezus tot de aanklagers: ‘Ge ijvert inderdaad voor de wet en ge doet er goed aan de Sabbatdag te gedenken en die te heiligen; maar hebt ge nooit in de Schrift gelezen dat David op een dag toen hij honger had, met zijn metgezellen het huis Gods binnenging en het toonbrood at, terwijl het niemand, behalve de priesters, geoorloofd was dit te eten? en David gaf dit brood ook aan degenen die met hem waren. En hebt ge niet in onze wet gelezen dat het toegestaan is om vele noodzakelijke dingen te doen op de Sabbatdag? En zal ik u niet, voordat de dag voorbij is, het voedsel zien eten dat ge meegebracht hebt voor de behoeften van vandaag? Beste mensen, ge doet er goed aan te ijveren voor de Sabbat, maar ge zoudt er nog beter aan doen om te waken voor de gezondheid en het welzijn van uw medemensen. Ik zeg u dat de Sabbat gemaakt is voor de mens en niet de mens voor de Sabbat. En indien ge hier bij ons zijt om op mijn woorden te letten, dan wil ik u openlijk verkondigen dat de Zoon des Mensen zelfs heer is over de Sabbat.’[17]
1955 147:6.5 The Pharisees were astonished and confounded by his words of discernment and wisdom. For the remainder of the day they kept by themselves and dared not ask any more questions.
1997 147:6.5 De Farizeeën waren verbaasd en van hun stuk gebracht door zijn scherpzinnige en wijze woorden. De rest van de dag hielden ze zich apart en durfden ze geen vragen meer te stellen.
1955 147:6.6 Jesus’ antagonism to the Jewish traditions and slavish ceremonials was always positive. It consisted in what he did and in what he affirmed. The Master spent little time in negative denunciations. He taught that those who know God can enjoy the liberty of living without deceiving themselves by the licenses of sinning. Said Jesus to the apostles: “Men, if you are enlightened by the truth and really know what you are doing, you are blessed; but if you know not the divine way, you are unfortunate and already breakers of the law.”
1997 147:6.6 De tegenstand van Jezus tegen de Joodse tradities en het slaafse ceremonieel was altijd positief. Deze tegenstand bestond uit wat hij deed en wat hij bevestigde. De Meester besteedde niet veel tijd aan negatieve hekeling. Hij leerde dat zij die God kennen, in het leven de vrijheid kunnen genieten zonder zichzelf te bedriegen met de losbandigheid van de zonde. Jezus zei tegen de apostelen: ‘Mannen, indien jullie verlicht zijn door de waarheid en werkelijk weet wat je doet, ben je gezegend; maar als jullie de goddelijke weg niet kennen, zijn jullie ongelukkigen, en overtreden jullie de wet nu reeds.’
7. BACK IN CAPERNAUM
7. TERUG IN KAFARNAÜM
1955 147:7.1 It was around noon on Monday, May 3, when Jesus and the twelve came to Bethsaida by boat from Tarichea. They traveled by boat in order to escape those who journeyed with them. But by the next day the others, including the official spies from Jerusalem, had again found Jesus.
1997 147:7.1 Op maandag 3 mei, omstreeks het middaguur, kwamen Jezus en de twaalf per boot uit Tarichea te Betsaïda aan. Ze reisden per boot om zich te bevrijden van degenen die met hen meereisden. Doch reeds de volgende dag hadden de anderen, waaronder ook de officiële spionnen uit Jeruzalem, Jezus weer gevonden.
1955 147:7.2 On Tuesday evening Jesus was conducting one of his customary classes of questions and answers when the leader of the six spies said to him: “I was today talking with one of John’s disciples who is here attending upon your teaching, and we were at a loss to understand why you never command your disciples to fast and pray as we Pharisees fast and as John bade his followers.” And Jesus, referring to a statement by John, answered this questioner: “Do the sons of the bridechamber fast while the bridegroom is with them? As long as the bridegroom remains with them, they can hardly fast. But the time is coming when the bridegroom shall be taken away, and during those times the children of the bridechamber undoubtedly will fast and pray. To pray is natural for the children of light, but fasting is not a part of the gospel of the kingdom of heaven. Be reminded that a wise tailor does not sew a piece of new and unshrunk cloth upon an old garment, lest, when it is wet, it shrink and produce a worse rent. Neither do men put new wine into old wine skins, lest the new wine burst the skins so that both the wine and the skins perish. The wise man puts the new wine into fresh wine skins. Therefore do my disciples show wisdom in that they do not bring too much of the old order over into the new teaching of the gospel of the kingdom. You who have lost your teacher may be justified in fasting for a time. Fasting may be an appropriate part of the law of Moses, but in the coming kingdom the sons of God shall experience freedom from fear and joy in the divine spirit.” And when they heard these words, the disciples of John were comforted while the Pharisees themselves were the more confounded.
1997 147:7.2 Op dinsdagavond gaf Jezus een van zijn gebruikelijke lessen van vragen en antwoorden, toen de leider van de zes spionnen tegen hem zei: ‘Ik had vandaag een gesprek met een van de discipelen van Johannes die hier is om uw onderricht te volgen, en het was ons volkomen onbegrijpelijk waarom u uw discipelen nooit opdraagt te vasten en te bidden zoals wij Farizeeën vasten en zoals Johannes dat ook van zijn volgelingen vroeg.’ Verwijzend naar een uitspraak van Johannes, antwoordde Jezus deze vraagsteller: ‘Vasten de vrienden van de bruidegom terwijl de bruidegom bij hen is? Zolang de bruidegom bij hen blijft, kunnen ze moeilijk vasten. De tijd zal echter aanbreken dat de bruidegom bij hen weggenomen zal worden, en in die tijd zullen zij ongetwijfeld vasten en bidden. Bidden is natuurlijk voor de kinderen des lichts, maar vasten behoort niet tot het evangelie van het koninkrijk des hemels[18]. Ik moge u in gedachten brengen dat een verstandige kleermaker niet een nieuw, nog niet gekrompen stuk stof op een oud kledingstuk naait, want als het nat zou worden en zou krimpen, zou het een ergere scheur veroorzaken. Evenmin doen mensen nieuwe wijn in oude wijnzakken, want de nieuwe wijn zou de leren zakken doen barsten, met het gevolg dat zowel de wijn als de zakken verloren zouden gaan. Een verstandig man doet nieuwe wijn in nieuwe leren wijnzakken. Derhalve leggen mijn discipelen wijsheid aan de dag wanneer zij niet teveel van de oude orde naar de nieuwe leer van het evangelie van het koninkrijk overbrengen. U die uw leraar verloren hebt, doet er wellicht goed aan om een tijd te vasten. Vasten moge een passend onderdeel zijn van de wet van Mozes, maar in het komende koninkrijk zullen de zonen van God vrijheid van vrees ervaren en vreugde in de goddelijke geest[19].’ En toen de discipelen van Johannes deze woorden hoorden werden zij vertroost, terwijl de Farizeeën zelf des te meer in verwarring werden gebracht.
1955 147:7.3 Then the Master proceeded to warn his hearers against entertaining the notion that all olden teaching should be replaced entirely by new doctrines. Said Jesus: “That which is old and also true must abide. Likewise, that which is new but false must be rejected. But that which is new and also true, have the faith and courage to accept. Remember it is written: ‘Forsake not an old friend, for the new is not comparable to him. As new wine, so is a new friend; if it becomes old, you shall drink it with gladness.’”
1997 147:7.3 Daarna waarschuwde de Meester zijn toehoorders dat zij niet moesten denken dat alle oude onderricht in zijn geheel vervangen moest worden door nieuwe leerstellingen. Jezus sprak: ‘Dat wat oud is en ook waar, moet blijven. Evenzo moet hetgeen nieuw is doch onjuist, worden verworpen. Ge moet echter het geloof en de moed hebben om hetgeen nieuw is en ook waar, te aanvaarden. Herinner u dat er geschreven staat: “Verzaak niet een oude vriend, want de nieuwe valt niet met hem te vergelijken. Zoals nieuwe wijn, zo is ook een nieuwe vriend: wanneer hij oud wordt, zult ge hem met vreugde drinken.”’[20]
8. THE FEAST OF SPIRITUAL GOODNESS
8. HET FEEST VAN GEESTELIJKE GOEDHEID
1955 147:8.1 That night, long after the usual listeners had retired, Jesus continued to teach his apostles. He began this special instruction by quoting from the Prophet Isaiah:
1997 147:8.1 Lang nadat de gewone toehoorders zich hadden teruggetrokken, ging Jezus die avond voort met het onderrichten van zijn apostelen. Hij begon dit speciale onderricht met een aanhaling uit de Profeet Jesaja:
1955 147:8.2 “‘Why have you fasted? For what reason do you afflict your souls while you continue to find pleasure in oppression and to take delight in injustice? Behold, you fast for the sake of strife and contention and to smite with the fist of wickedness. But you shall not fast in this way to make your voices heard on high.
1997 147:8.2 ‘“Waarom hebt gij gevast? Waarom kwelt gij uw ziel terwijl gij genoegen blijft vinden in verdrukking en behagen blijft scheppen in ongerechtigheid? Zie, tot twist en tot strijd vast gij en om te slaan met snode vuist. Maar gij zult niet op deze manier vasten om uw stem in den hoge te doen horen[21].
1955 147:8.3 “‘Is it such a fast that I have chosen—a day for a man to afflict his soul? Is it to bow down his head like a bulrush, to grovel in sackcloth and ashes? Will you dare to call this a fast and an acceptable day in the sight of the Lord? Is not this the fast I should choose: to loose the bonds of wickedness, to undo the knots of heavy burdens, to let the oppressed go free, and to break every yoke? Is it not to share my bread with the hungry and to bring those who are homeless and poor to my house? And when I see those who are naked, I will clothe them.
1997 147:8.3 ‘“Is dit het vasten dat ik heb verkozen — een dag voor een mens om zijn ziel te kwellen? Is het om zijn hoofd neder te buigen als een bieze, om in het stof te kruipen in zak en as? Zult ge dit een vasten durven noemen en een dag die de Here welgevallig is? Is niet dit het vasten dat ik zou wensen: de boeien der goddeloosheid te ontbinden, de knopen van zware lasten los te maken, de verdrukten vrij heen te laten gaan, en ieder juk te verbreken? Is het niet om mijn brood met de hongerigen te delen en arme zwervelingen in mijn huis te brengen? En wanneer ik een naakte zie, zal ik hem kleden[22].
1955 147:8.4 “‘Then shall your light break forth as the morning while your health springs forth speedily. Your righteousness shall go before you while the glory of the Lord shall be your rear guard. Then will you call upon the Lord, and he shall answer; you will cry out, and he shall say—Here am I. And all this he will do if you refrain from oppression, condemnation, and vanity. The Father rather desires that you draw out your heart to the hungry, and that you minister to the afflicted souls; then shall your light shine in obscurity, and even your darkness shall be as the noonday. Then shall the Lord guide you continually, satisfying your soul and renewing your strength. You shall become like a watered garden, like a spring whose waters fail not. And they who do these things shall restore the wasted glories; they shall raise up the foundations of many generations; they shall be called the rebuilders of broken walls, the restorers of safe paths in which to dwell.’”
1997 147:8.4 ‘“Dan zal uw licht doorbreken als de morgen, terwijl uw gezondheid snel aan de dag zal treden. Uw rechtvaardigheid zal voor u uit gaan terwijl de heerlijkheid des Heren uw achterhoede zal zijn. Dan zult ge de Heer aanroepen en hij zal antwoorden; gij zult roepen en hij zal zeggen: Hier ben ik. En dit alles zal hij doen indien gij u weerhoudt van verdrukking, veroordeling, en ijdelheid. De Vader verlangt veeleer dat uw hart uitga naar de hongerige en dat gij de gekwelde zielen behulpzaam zijt; dan zal uw licht schijnen in het donker en zelfs uw duisternis zal zijn als de volle middag. Dan zal de Heer u voortdurend leiden, uw ziel bevredigen, en uw kracht vernieuwen. Gij zult worden als een welbesproeide tuin, als een bron die nimmer zonder water is. En zij die deze dingen doen, zullen de verwoeste heerlijkheden herstellen; zij zullen de fundamenten leggen voor vele generaties; zij zullen de herbouwers van gebroken muren genaamd worden, de herstellers van veilige paden waarop men gaan kan[23].”’
1955 147:8.5 And then long into the night Jesus propounded to his apostles the truth that it was their faith that made them secure in the kingdom of the present and the future, and not their affliction of soul nor fasting of body. He exhorted the apostles at least to live up to the ideas of the prophet of old and expressed the hope that they would progress far beyond even the ideals of Isaiah and the older prophets. His last words that night were: “Grow in grace by means of that living faith which grasps the fact that you are the sons of God while at the same time it recognizes every man as a brother.”
1997 147:8.5 Vervolgens hield Jezus tot ver in de nacht zijn apostelen de waarheid voor dat het hun geloof was dat hun veiligheid gaf in het koninkrijk van de tegenwoordige en de toekomende tijd, en niet de kwelling van hun ziel of lichamelijk vasten. Hij riep zijn apostelen op om althans in overeenstemming met de gedachten van de profeet uit de oudheid te leven en drukte de hoop uit dat zij veel verder zouden komen dan zelfs de idealen van Jesaja en de oude profeten. Zijn laatste woorden die nacht waren: ‘Groei in genade door middel van dat levende geloof dat het feit vastgrijpt dat jullie zonen van God zijn, terwijl het tezelfdertijd iedere mens als broeder erkent[24].’
1955 147:8.6 It was after two o’clock in the morning when Jesus ceased speaking and every man went to his place for sleep.
1997 147:8.6 Het was na tweeën in de vroege ochtend toen Jezus ophield met spreken en iedereen zich ter ruste begaf.
Verhandeling 146. De eerste prediktocht door Galilea |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 148. Het opleiden van evangelisten in Betsaïda |