Het Urantia Boek in het Engels is sinds 2006 wereldwijd Public Domain.
Vertalingen: © 1997 De Stichting Urantia
Verhandeling 152. De gebeurtenissen die tot de crisis in Kafarnaüm leidden |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 154. De laatste dagen in Kafarnaüm |
THE CRISIS AT CAPERNAUM
DE CRISIS IN KAFARNAÜM
1955 153:0.1 ON FRIDAY evening, the day of their arrival at Bethsaida, and on Sabbath morning, the apostles noticed that Jesus was seriously occupied with some momentous problem; they were cognizant that the Master was giving unusual thought to some important matter. He ate no breakfast and but little at noontide. All of Sabbath morning and the evening before, the twelve and their associates were gathered together in small groups about the house, in the garden, and along the seashore. There was a tension of uncertainty and a suspense of apprehension resting upon all of them. Jesus had said little to them since they left Jerusalem.
1997 153:0.1 IN de avond van vrijdag, de dag van hun aankomst in te Betsaïda, en op de ochtend van de Sabbat, merkten de apostelen dat Jezus zeer in beslag werd genomen door een ernstig probleem: ze waren zich bewust dat de Meester ongewoon serieus nadacht over een belangrijke zaak. Hij ontbeet niet en at maar weinig bij het middagmaal. De hele Sabbatochtend en de avond daarvoor, waren de twaalf en hun medewerkers in kleine groepjes bijeen in het huis, in de tuin en langs de oever van het meer. Ze verkeerden allen in onzekere spanning en hadden het gevoel dat er onheil dreigde. Jezus had weinig tot hen gezegd sinds ze Jeruzalem hadden verlaten.
1955 153:0.2 Not in months had they seen the Master so preoccupied and uncommunicative. Even Simon Peter was depressed, if not downcast. Andrew was at a loss to know what to do for his dejected associates. Nathaniel said they were in the midst of the “lull before the storm.” Thomas expressed the opinion that “something out of the ordinary is about to happen.” Philip advised David Zebedee to “forget about plans for feeding and lodging the multitude until we know what the Master is thinking about.” Matthew was putting forth renewed efforts to replenish the treasury. James and John talked over the forthcoming sermon in the synagogue and speculated much as to its probable nature and scope. Simon Zelotes expressed the belief, in reality a hope, that “the Father in heaven may be about to intervene in some unexpected manner for the vindication and support of his Son,” while Judas Iscariot dared to indulge the thought that possibly Jesus was oppressed with regrets that “he did not have the courage and daring to permit the five thousand to proclaim him king of the Jews.”
1997 153:0.2 In geen maanden hadden ze de Meester zo gepreoccupeerd en weinig mededeelzaam gezien. Zelfs Simon Petrus was bedrukt, zo niet terneergeslagen. Andreas wist niet wat hij voor zijn neerslachtige metgezellen kon doen. Natanael zei dat ze midden in ‘de stilte voor de storm’ zaten. Tomas meende dat er iets ‘buitengewoons stond te gebeuren.’ Filippus gaf David Zebedeüs de raad om ‘maar geen plannen meer te maken voor het eten en onderdak van de menigte tot wij weten waar de Meester over denkt.’ Matteüs deed nieuwe pogingen om de kas aan te vullen. Jakobus en Johannes spraken over de komende preek in de synagoge en overpeinsden ernstig de waarschijnlijke aard en strekking ervan. Simon Zelotes sprak het geloof, in werkelijkheid de hoop, uit, dat ‘de Vader in de hemel misschien op een onverwachte manier tussenbeide zal komen om zijn Zoon te rechtvaardigen en te steunen,’ terwijl Judas Iskariot de gedachte durfde te koesteren dat Jezus mogelijkerwijs bedrukt was door gevoelens van spijt omdat ‘hij niet de moed en durf had gehad om de vijfduizend hem tot koning der Joden te laten uitroepen.’
1955 153:0.3 It was from among such a group of depressed and disconsolate followers that Jesus went forth on this beautiful Sabbath afternoon to preach his epoch-making sermon in the Capernaum synagogue. The only word of cheerful greeting or well-wishing from any of his immediate followers came from one of the unsuspecting Alpheus twins, who, as Jesus left the house on his way to the synagogue, saluted him cheerily and said: “We pray the Father will help you, and that we may have bigger multitudes than ever.”
1997 153:0.3 Vanuit deze groep terneergeslagen, troosteloze volgelingen, ging Jezus op deze mooie Sabbatmiddag uit om in de synagoge in Kafarnaüm zijn prediking te houden die een nieuw tijdperk zou inluiden[1]. De enige van zijn naaste volgelingen die hem opgewekt het beste wenste, was een van de nietsvermoedende Alfeüs-tweelingen die, toen Jezus het huis uitging op weg naar de synagoge, hem vrolijk groette en zei: ‘Wij bidden dat de Vader u mag helpen en dat we grotere menigten dan ooit krijgen.’
1. THE SETTING OF THE STAGE
1. DE INRICHTING VAN HET TONEEL
1955 153:1.1 A distinguished congregation greeted Jesus at three o’clock on this exquisite Sabbath afternoon in the new Capernaum synagogue. Jairus presided and handed Jesus the Scriptures to read. The day before, fifty-three Pharisees and Sadducees had arrived from Jerusalem; more than thirty of the leaders and rulers of the neighboring synagogues were also present. These Jewish religious leaders were acting directly under orders from the Sanhedrin at Jerusalem, and they constituted the orthodox vanguard which had come to inaugurate open warfare on Jesus and his disciples. Sitting by the side of these Jewish leaders, in the synagogue seats of honor, were the official observers of Herod Antipas, who had been directed to ascertain the truth concerning the disturbing reports that an attempt had been made by the populace to proclaim Jesus the king of the Jews, over in the domains of his brother Philip.
1997 153:1.1 Een aanzienlijke gemeente begroette Jezus op die heerlijke Sabbatmiddag om drie uur in de nieuwe synagoge van Kafarnaüm. Jaïrus had de leiding en overhandigde Jezus de Schriftrol om voor te lezen. De dag tevoren waren er drieënvijftig Farizeeën en Sadduceeën uit Jeruzalem gearriveerd, bovendien waren er bovendien meer dan dertig leiders en oversten van de naburige synagogen aanwezig. Deze Joodse godsdienstige leiders handelden op rechtstreeks bevel van het Sanhedrin in Jeruzalem, en zij vormden de orthodoxe voorhoede die was gekomen om de openlijke oorlogvoering tegen Jezus en zijn discipelen in te luiden. Naast deze Joodse leiders zaten op de ereplaatsen in de synagoge de officiële waarnemers van Herodes Antipas, die de opdracht hadden zich te vergewissen van de waarheid inzake de verontrustende berichten dat het gewone volk, aan de overkant van het meer in het domein van zijn broeder Filippus, een poging had gedaan Jezus uit te roepen tot koning der Joden.
1955 153:1.2 Jesus comprehended that he faced the immediate declaration of avowed and open warfare by his increasing enemies, and he elected boldly to assume the offensive. At the feeding of the five thousand he had challenged their ideas of the material Messiah; now he chose again openly to attack their concept of the Jewish deliverer. This crisis, which began with the feeding of the five thousand, and which terminated with this Sabbath afternoon sermon, was the outward turning of the tide of popular fame and acclaim. Henceforth, the work of the kingdom was to be increasingly concerned with the more important task of winning lasting spiritual converts for the truly religious brotherhood of mankind. This sermon marks the crisis in the transition from the period of discussion, controversy, and decision to that of open warfare and final acceptance or final rejection.
1997 153:1.2 Jezus begreep dat hij oog in oog stond met de openlijke en als zodanig erkende oorlogsverklaring van zijn vijanden, die steeds in aantal toenamen, en hij verkoos stoutmoedig om in het offensief te gaan. Bij de spijziging van de vijfduizend had hij hun ideeën over de materiële Messias betwist; nu besloot hij hun voorstelling van de Joodse bevrijder openlijk aan te vallen. Deze crisis, die begon met de spijziging van de vijfduizend en eindigde met deze preek op de Sabbatmiddag, vormde het keerpunt waarop het getij van zijn faam en de bijval onder het volk begon terug te lopen. Voortaan zou het werk van het koninkrijk zich steeds meer richten op de belangrijker opgave om blijvende geestelijke bekeerlingen te winnen voor de waarlijk religieuze broederschap der mensheid. Deze preek markeert de crisis in de overgang van de periode van discussie, controverse en beslissingen, naar de periode van openlijke oorlogvoering en definitieve aanvaarding of definitieve verwerping.
1955 153:1.3 The Master well knew that many of his followers were slowly but surely preparing their minds finally to reject him. He likewise knew that many of his disciples were slowly but certainly passing through that training of mind and that discipline of soul which would enable them to triumph over doubt and courageously to assert their full-fledged faith in the gospel of the kingdom. Jesus fully understood how men prepare themselves for the decisions of a crisis and the performance of sudden deeds of courageous choosing by the slow process of the reiterated choosing between the recurring situations of good and evil. He subjected his chosen messengers to repeated rehearsals in disappointment and provided them with frequent and testing opportunities for choosing between the right and the wrong way of meeting spiritual trials. He knew he could depend on his followers, when they met the final test, to make their vital decisions in accordance with prior and habitual mental attitudes and spirit reactions.
1997 153:1.3 De Meester wist heel goed dat velen van zijn volgelingen zich mentaal langzaam maar zeker voorbereidden om hem definitief te verlaten. Hij wist eveneens dat velen van zijn discipelen langzaam maar zeker die training van het bewustzijn en disciplinering van de ziel ontvingen, die hen in staat zou stellen te triomferen over twijfel, en moedig op te komen voor hun volgroeide geloof in het evangelie van het koninkrijk. Jezus begreep volkomen dat mensen zich voorbereiden op beslissingen in crisissituaties en plotselinge, moedige daden van keuze, door het langzame proces van het herhaaldelijk kiezen tussen de terugkerende situaties van goed en kwaad. Hij onderwierp zijn uitgekozen boodschappers aan herhaalde oefeningen in teleurstelling, en verschafte hun vaak de gelegenheid om zichzelf te toetsen door hun de keuze te geven tussen de juiste en onjuiste manier om geestelijke beproevingen tegemoet te treden. Hij wist dat hij er zich op kon verlaten dat wanneer zijn volgelingen de definitieve test zouden moeten ondergaan, zij hun essentiële beslissingen zouden nemen overeenkomstig voorafgaande, tot gewoonte geworden mentale instellingen en geest-reacties.
1955 153:1.4 This crisis in Jesus’ earth life began with the feeding of the five thousand and ended with this sermon in the synagogue; the crisis in the lives of the apostles began with this sermon in the synagogue and continued for a whole year, ending only with the Master’s trial and crucifixion.
1997 153:1.4 Deze crisis in het leven van Jezus op aarde begon met de spijziging van de vijfduizend en eindigde met deze predikatie in de synagoge; de crisis in het leven van de apostelen begon met deze preek in de synagoge en duurde een heel jaar, om pas te eindigen bij het proces en de kruisiging van de Meester.
1955 153:1.5 As they sat there in the synagogue that afternoon before Jesus began to speak, there was just one great mystery, just one supreme question, in the minds of all. Both his friends and his foes pondered just one thought, and that was: “Why did he himself so deliberately and effectively turn back the tide of popular enthusiasm?” And it was immediately before and immediately after this sermon that the doubts and disappointments of his disgruntled adherents grew into unconscious opposition and eventually turned into actual hatred. It was after this sermon in the synagogue that Judas Iscariot entertained his first conscious thought of deserting. But he did, for the time being, effectively master all such inclinations.
1997 153:1.5 Zoals zij daar die middag zaten, voordat Jezus in de synagoge begon te spreken, werden alle aanwezigen beziggehouden door maar één groot mysterie, één kwestie van het allergrootste gewicht. Zowel zijn vrienden als zijn vijanden overpeinsden slechts één gedachte: ‘Waarom heeft hij zelf zo welbewust en doeltreffend het getij van enthousiasme onder het volk doen keren?’ Het was onmiddellijk voor deze preek en onmiddellijk erna, dat de twijfel en teleurstellingen van zijn ontevreden aanhangers verkeerden in onbewuste oppositie, en uiteindelijk in echte haat. Na deze preek in de synagoge kwam bij Judas Iskariot de eerste bewuste gedachte aan desertie op. Maar vooralsnog wist hij al zulke neigingen doeltreffend de baas te blijven.
1955 153:1.6 Everyone was in a state of perplexity. Jesus had left them dumfounded and confounded. He had recently engaged in the greatest demonstration of supernatural power to characterize his whole career. The feeding of the five thousand was the one event of his earth life which made the greatest appeal to the Jewish concept of the expected Messiah. But this extraordinary advantage was immediately and unexplainedly offset by his prompt and unequivocal refusal to be made king.
1997 153:1.6 Iedereen was in een staat van opperste verwarring. Jezus had hen versteld en verbijsterd doen staan. Kortgeleden had hij de grootste demonstratie van bovennatuurlijke kracht in zijn hele loopbaan gegeven. Het spijzigen van de vijfduizend was de gebeurtenis in zijn leven op aarde die het sterkste beroep deed op de Joodse opvatting van de verwachte Messias. Dit buitengewone voordeel kreeg echter een ogenblikkelijk en onverklaarbaar tegenwicht door zijn prompte, ondubbelzinnige weigering om zich tot koning te laten uitroepen.
1955 153:1.7 On Friday evening, and again on Sabbath morning, the Jerusalem leaders had labored long and earnestly with Jairus to prevent Jesus’ speaking in the synagogue, but it was of no avail. Jairus’s only reply to all this pleading was: “I have granted this request, and I will not violate my word.”
1997 153:1.7 Op de vrijdagavond, en opnieuw op zaterdagmorgen, hadden de leiders uit Jeruzalem zich bij Jaïrus lang en ernstig ingespannen om te verhinderen dat Jezus in de synagoge zou spreken, maar dit was zonder succes gebleven. Het enige antwoord dat Jaïrus op al hun betogen gaf, was: ‘Ik heb dit verzoek ingewilligd en ik wil mijn woord niet breken.’
2. THE EPOCHAL SERMON
2. DE EPOCHALE PREDIKATIE
1955 153:2.1 Jesus introduced this sermon by reading from the law as found in Deuteronomy: “But it shall come to pass, if this people will not hearken to the voice of God, that the curses of transgression shall surely overtake them. The Lord shall cause you to be smitten by your enemies; you shall be removed into all the kingdoms of the earth. And the Lord shall bring you and the king you have set up over you into the hands of a strange nation. You shall become an astonishment, a proverb, and a byword among all nations. Your sons and your daughters shall go into captivity. The strangers among you shall rise high in authority while you are brought very low. And these things shall be upon you and your seed forever because you would not hearken to the word of the Lord. Therefore shall you serve your enemies who shall come against you. You shall endure hunger and thirst and wear this alien yoke of iron. The Lord shall bring against you a nation from afar, from the end of the earth, a nation whose tongue you shall not understand, a nation of fierce countenance, a nation which will have little regard for you. And they shall besiege you in all your towns until the high fortified walls wherein you have trusted come down; and all the land shall fall into their hands. And it shall come to pass that you will be driven to eat the fruit of your own bodies, the flesh of your sons and daughters, during this time of siege, because of the straitness wherewith your enemies shall press you.”
1997 153:2.1 Jezus leidde deze predikatie in door te lezen uit de wet volgens Deuteronomium: ‘Maar het zal geschieden dat indien dit volk niet wil luisteren naar de stem van God, de vervloekingen der overtreding zekerlijk over hen zullen komen. De Heer zal u doen verslaan door uw vijanden; gij zult weggevoerd worden naar alle koninkrijken der aarde. En de Heer zal u en de koning die gij over u gesteld hebt, overgeven in de handen van een vreemd volk. Gij zult worden tot een volk waarover men zich verbaast, tot een spreekwoord, en tot een spotwoord onder alle volken[2]. Uw zonen en dochters zullen in gevangenschap gevoerd worden[3]. De vreemdelingen onder u zullen grote macht krijgen, terwijl gij diep vernederd zult worden[4]. En dit zal voor immer het lot zijn van u en uw zaad, omdat gij niet hebt willen luisteren naar het woord des Heren[5]. Daarom zult gij dienstbaar zijn aan de vijanden die tegen u zullen optrekken. Gij zult honger en dorst lijden en dit ijzeren juk van vreemden dragen. De Heer zal een volk van verre, van het einde der aarde, tegen u doen optrekken, een volk waarvan gij de taal niet zult verstaan, een hardvochtig volk, een volk dat weinig respect voor u zal hebben. En zij zullen u in al uw steden belegeren, totdat de hoge, versterkte muren waarop ge vertrouwd hebt, neergehaald zullen worden; en het ganse land zal hun in handen vallen. En het zal geschieden dat gij ertoe gedreven zult worden de vrucht van uw eigen lichaam te eten, het vlees van uw zonen en dochters, gedurende de tijd van dit beleg, vanwege de benauwenis waarmede uw vijanden druk op u zullen uitoefenen.’
1955 153:2.2 And when Jesus had finished this reading, he turned to the Prophets and read from Jeremiah: “‘If you will not hearken to the words of my servants the prophets whom I have sent you, then will I make this house like Shiloh, and I will make this city a curse to all the nations of the earth.’ And the priests and the teachers heard Jeremiah speak these words in the house of the Lord. And it came to pass that, when Jeremiah had made an end of speaking all that the Lord had commanded him to speak to all the people, the priests and teachers laid hold of him, saying, ‘You shall surely die.’ And all the people crowded around Jeremiah in the house of the Lord. And when the princes of Judah heard these things, they sat in judgment on Jeremiah. Then spoke the priests and the teachers to the princes and to all the people, saying: ‘This man is worthy to die, for he has prophesied against our city, and you have heard him with your own ears.’ Then spoke Jeremiah to all the princes and to all the people: ‘The Lord sent me to prophesy against this house and against this city all the words which you have heard. Now, therefore, amend your ways and reform your doings and obey the voice of the Lord your God that you may escape the evil which has been pronounced against you. As for me, behold I am in your hands. Do with me as seems good and right in your eyes. But know you for certain that, if you put me to death, you shall bring innocent blood upon yourselves and upon this people, for of a truth the Lord has sent me to speak all these words in your ears.’
1997 153:2.2 En toen Jezus aan het einde van deze voorlezing gekomen was, sloeg hij de Profeten op en las uit Jeremia: ‘“Indien gij niet hoort naar de woorden van mijn knechten, de profeten die ik tot u zond, dan zal ik dit huis gelijk maken aan Silo, en ik zal deze stad maken tot een vloek voor alle volkeren der aarde.” En de priesters en de leraren hoorden Jeremia deze woorden spreken in het huis des Heren. En het geschiedde, toen Jeremia alles gesproken had wat de Heer hem bevolen had tot het ganse volk te spreken, dat de priesters en leraren hem vastgrepen en zeiden: “Sterven moet gij.” En alle mensen drongen om Jeremia heen in het huis des Heren. En toen de vorsten van Juda van dit alles hoorden, lieten ze Jeremia voor het gerecht komen. Toen spraken de priesters en de leraren tot de vorsten en tot al het volk, zeggende: “Deze man is des doods schuldig, omdat hij heeft geprofeteerd tegen onze stad, zoals gij met uw eigen oren hebt gehoord.” Toen sprak Jeremia tot alle vorsten en tot het ganse volk: “De Heer heeft mij gezonden om tegen dit huis en tegen deze stad te profeteren alle woorden die gij gehoord hebt. Nu dan, betert uw handel en wandel en bekeert u van uw daden en gehoorzaamt de stem van de Heer uw God, opdat ge het kwaad dat u is aangezegd moogt ontgaan. Wat mij betreft, zie ik ben in uw handen. Doe met mij zoals recht is in uw ogen. Maar weet wel, dat gij, als ge mij doodt, onschuldig bloed brengt over uzelf en over dit volk, want in waarheid, de Heer heeft mij gezonden om al deze woorden tot u te spreken.”[6]
1955 153:2.3 “The priests and teachers of that day sought to kill Jeremiah, but the judges would not consent, albeit, for his words of warning, they did let him down by cords in a filthy dungeon until he sank in mire up to his armpits. That is what this people did to the Prophet Jeremiah when he obeyed the Lord’s command to warn his brethren of their impending political downfall. Today, I desire to ask you: What will the chief priests and religious leaders of this people do with the man who dares to warn them of the day of their spiritual doom? Will you also seek to put to death the teacher who dares to proclaim the word of the Lord, and who fears not to point out wherein you refuse to walk in the way of light which leads to the entrance to the kingdom of heaven?
1997 153:2.3 ‘De priesters en de leraren van die tijd trachtten Jeremia te doden, doch de rechters wilden geen toestemming geven, ofschoon zij hem vanwege zijn waarschuwende woorden aan touwen in een smerige kerker lieten zakken, totdat hij tot zijn oksels in het slijk was gezonken. Dit is wat dit volk de profeet Jeremia aandeed toen hij gehoorzaamde aan het bevel van de Heer om zijn broeders te waarschuwen voor hun politieke ondergang die ophanden was[7]. Vandaag wil ik u vragen: wat zullen de overpriesters en de godsdienstige leiders van dit volk doen met de man die het waagt hen te waarschuwen voor de dag van hun geestelijke ondergang? Zult ook gij de leraar ter dood brengen die het aandurft het woord des Heren te verkondigen en niet bevreesd is aan te geven waar gij weigert te wandelen op de weg van het licht, die leidt naar de ingang van het koninkrijk des hemels?
1955 153:2.4 “What is it you seek as evidence of my mission on earth? We have left you undisturbed in your positions of influence and power while we preached glad tidings to the poor and the outcast. We have made no hostile attack upon that which you hold in reverence but have rather proclaimed new liberty for man’s fear-ridden soul. I came into the world to reveal my Father and to establish on earth the spiritual brotherhood of the sons of God, the kingdom of heaven. And notwithstanding that I have so many times reminded you that my kingdom is not of this world, still has my Father granted you many manifestations of material wonders in addition to more evidential spiritual transformations and regenerations.
1997 153:2.4 ‘Welk bewijs zoekt ge voor mijn zending op aarde? Wij hebben u ongemoeid gelaten in uw invloedrijke, machtige posities, terwijl wij de blijde boodschap predikten aan de armen en verworpenen. Wij hebben geen vijandelijke aanval gedaan op datgene wat gij in ere houdt, maar veeleer een nieuwe vrijheid verkondigd voor ’s mensen door vrees bevangen ziel. Ik ben in de wereld gekomen om mijn Vader te openbaren en om op aarde de geestelijke broederschap van de zonen Gods op te richten, het koninkrijk des hemels[8][9]. En ofschoon ik u er menigmaal aan heb herinnerd dat mijn koninkrijk niet van deze wereld is, heeft mijn Vader u toch vele blijken van materiële wonderen vergund, naast bewijskrachtiger geestelijke transformaties en regeneraties[10].
1955 153:2.5 “What new sign is it that you seek at my hands? I declare that you already have sufficient evidence to enable you to make your decision. Verily, verily, I say to many who sit before me this day, you are confronted with the necessity of choosing which way you will go; and I say to you, as Joshua said to your forefathers, ‘choose you this day whom you will serve.’ Today, many of you stand at the parting of the ways.
1997 153:2.5 ‘Welk nieuw teken verlangt gij van mij? Ik zeg u dat gij reeds voldoende bewijs hebt om uw beslissing te kunnen nemen. Voorwaar, voorwaar, ik zeg tot velen van u die hier vandaag voor mij zitten, dat ge voor de noodzaak gesteld zijt te kiezen welke weg ge wilt gaan; en ik zeg hetzelfde tot u als Jozua tot uw voorvaderen zei: “Kiest u heden wie gij wilt dienen.” Heden staan velen van u op het punt waar de wegen zich scheiden[11].
1955 153:2.6 “Some of you, when you could not find me after the feasting of the multitude on the other side, hired the Tiberias fishing fleet, which a week before had taken shelter near by during a storm, to go in pursuit of me, and what for? Not for truth and righteousness or that you might the better know how to serve and minister to your fellow men! No, but rather that you might have more bread for which you had not labored. It was not to fill your souls with the word of life, but only that you might fill the belly with the bread of ease. And long have you been taught that the Messiah, when he should come, would work those wonders which would make life pleasant and easy for all the chosen people. It is not strange, then, that you who have been thus taught should long for the loaves and the fishes. But I declare to you that such is not the mission of the Son of Man. I have come to proclaim spiritual liberty, teach eternal truth, and foster living faith.
1997 153:2.6 ‘Toen sommigen van u mij niet konden vinden na de spijziging van de schare aan de overzijde, huurden zij de vissersvloot van Tiberias die een week tevoren tijdens een storm daar dichtbij een schuilplaats had gevonden, om achter mij aan te gaan, en waarvoor? Niet om waarheid en rechtvaardigheid of om uw medemensen beter te leren dienen en helpen! Neen, veeleer om meer brood te krijgen waarvoor ge niet gearbeid had[12]. Het ging u er niet om uw ziel te verzadigen met het brood des levens, maar alleen om uw buik te verzadigen met het brood van gemak[13]. Lange tijd heeft men u ook onderricht dat de Messias, wanneer hij zou komen, die wonderen zou verrichten die het leven voor alle uitverkoren mensen prettig en gemakkelijk zouden maken. Het is dan ook niet vreemd dat gij die zo onderricht zijt, verlangt naar de broden en de vissen. Maar ik zeg u, dat dit niet de missie is van de Zoon des Mensen. Ik ben gekomen om geestelijke vrijheid te verkondigen, eeuwige waarheid te onderrichten en levend geloof te kweken.
1955 153:2.7 “My brethren, hanker not after the meat which perishes but rather seek for the spiritual food that nourishes even to eternal life; and this is the bread of life which the Son gives to all who will take it and eat, for the Father has given the Son this life without measure. And when you asked me, ‘What must we do to perform the works of God?’ I plainly told you: ‘This is the work of God, that you believe him whom he has sent.’”
1997 153:2.7 ‘Broeders, hunkert niet naar de spijze die vergaat, maar zoekt veeleer naar het geestelijke voedsel dat voedt, ja tot het eeuwig leven; en dit is het brood des levens dat de Zoon aan allen geeft die het willen aannemen en eten, want de Vader heeft dit leven in onbeperkte mate aan de Zoon gegeven[14]. En toen ge aan mij vroeg: “Wat moeten wij doen om Gods werken te doen?” heb ik u ronduit gezegd: “Dit is het werk van God, dat ge hem gelooft die hij gezonden heeft[15].”’
1955 153:2.8 And then said Jesus, pointing up to the device of a pot of manna which decorated the lintel of this new synagogue, and which was embellished with grape clusters: “You have thought that your forefathers in the wilderness ate manna—the bread of heaven—but I say to you that this was the bread of earth. While Moses did not give your fathers bread from heaven, my Father now stands ready to give you the true bread of life. The bread of heaven is that which comes down from God and gives eternal life to the men of the world. And when you say to me, Give us this living bread, I will answer: I am this bread of life. He who comes to me shall not hunger, while he who believes me shall never thirst. You have seen me, lived with me, and beheld my works, yet you believe not that I came forth from the Father. But to those who do believe—fear not. All those led of the Father shall come to me, and he who comes to me shall in nowise be cast out.
1997 153:2.8 En toen zei Jezus, terwijl hij omhoog wees naar het embleem van een pot manna, dat de latei van deze nieuwe synagoge versierde en verfraaid was met druiventrossen: ‘Gij hebt gemeend dat uw voorvaderen in de wildernis manna aten — het brood des hemels — maar ik zeg u dat dit het aardse brood was[16][17]. Daar waar Mozes uw vaderen niet het brood uit de hemel gaf, staat mijn Vader nu klaar om u het ware brood des levens te geven. Het brood uit de hemel is dat wat neerdaalt van God en het eeuwige leven geeft aan de mensen in de wereld. En wanneer ge tot mij zegt, Geef ons dit levende brood, zal ik antwoorden: Ik ben dit brood des levens[18]. Hij die tot mij komt, zal niet hongeren, terwijl hij die mij gelooft nooit zal dorsten. Gij hebt mij gezien, met mij geleefd en mijn werken aanschouwd, en toch gelooft ge niet dat ik van de Vader ben uitgegaan. Maar gij die dit wel gelooft — vreest niet. Allen die zich door de Vader laten leiden, zullen tot mij komen, en hij die tot mij komt zal geenszins worden verstoten.
1955 153:2.9 “And now let me declare to you, once and for all time, that I have come down upon the earth, not to do my own will, but the will of Him who sent me. And this is the final will of Him who sent me, that of all those he has given me I should not lose one. And this is the will of the Father: That every one who beholds the Son and who believes him shall have eternal life. Only yesterday did I feed you with bread for your bodies; today I offer you the bread of life for your hungry souls. Will you now take the bread of the spirit as you then so willingly ate the bread of this world?”
1997 153:2.9 ‘En laat mij u nu voor eens en altijd, zeggen dat ik op aarde ben neergedaald, niet om mijn eigen wil te doen, maar de wil van Hem die mij heeft gezonden. En dit is de finale wil van Hem die mij gezonden heeft, dat ik van allen die hij mij gegeven heeft, niemand zal verliezen[19]. En dit is de wil van de Vader: dat iedereen die de Zoon aanschouwt en hem gelooft, het eeuwige leven zal hebben[20]. Gisteren nog voedde ik u met het brood voor uw lichaam; vandaag bied ik u het brood des levens voor uw hongerige ziel. Wilt gij nu het brood van de geest aannemen, zoals ge gisteren zo gaarne het brood van deze wereld at?’
1955 153:2.10 As Jesus paused for a moment to look over the congregation, one of the teachers from Jerusalem (a member of the Sanhedrin) rose up and asked: “Do I understand you to say that you are the bread which comes down from heaven, and that the manna which Moses gave to our fathers in the wilderness did not?” And Jesus answered the Pharisee, “You understood aright.” Then said the Pharisee: “But are you not Jesus of Nazareth, the son of Joseph, the carpenter? Are not your father and mother, as well as your brothers and sisters, well known to many of us? How then is it that you appear here in God’s house and declare that you have come down from heaven?”
1997 153:2.10 Toen Jezus een ogenblik pauzeerde om de gemeente te overzien, stond een van de leraren uit Jeruzalem (een lid van het Sanhedrin) op en vroeg: ‘Versta ik goed dat gij zegt dat ge het brood des levens zijt, dat neerdaalt uit de hemel, en dat het manna dat Mozes aan onze vaderen in de woestijn gaf, dit niet was?’ En Jezus antwoordde de Farizeeër: ‘Ge hebt het goed verstaan.’ Daarop zei de Farizeeër: ‘Maar zijt ge niet Jezus van Nazaret, de zoon van Jozef, de timmerman? Zijn uw vader en moeder, en ook uw broers en zusters, niet aan velen van ons goed bekend? Hoe kan het dan zijn dat gij hier in Gods huis verschijnt en verklaart dat ge neergedaald zijt uit de hemel?’[21]
1955 153:2.11 By this time there was much murmuring in the synagogue, and such a tumult was threatened that Jesus stood up and said: “Let us be patient; the truth never suffers from honest examination. I am all that you say but more. The Father and I are one; the Son does only that which the Father teaches him, while all those who are given to the Son by the Father, the Son will receive to himself. You have read where it is written in the Prophets, ‘You shall all be taught by God,’ and that ‘Those whom the Father teaches will hear also his Son.’ Every one who yields to the teaching of the Father’s indwelling spirit will eventually come to me. Not that any man has seen the Father, but the Father’s spirit does live within man. And the Son who came down from heaven, he has surely seen the Father. And those who truly believe this Son already have eternal life.
1997 153:2.11 Ondertussen was er veel gemurmureer in de synagoge ontstaan, en er dreigde zo’n tumult, dat Jezus opstond en zei: ‘Laten we ons geduld bewaren; de waarheid heeft er nooit onder te lijden als zij eerlijk wordt onderzocht. Ik ben alles wat ge zegt, maar meer. De Vader en ik zijn één; de Zoon doet slechts wat de Vader hem leert, terwijl allen die door de Vader aan de Zoon zijn gegeven, door de Zoon tot zich zullen worden genomen[22][23]. Ge hebt gelezen wat er geschreven staat in de Profeten: “Gij zult allen door God geleerd zijn,” en dat “Zij die door de Vader onderricht worden, ook zijn Zoon zullen willen horen[24].” Een ieder die luistert naar het onderricht van de inwonende geest van de Vader, zal uiteindelijk tot mij komen. Niet dat enige mens de Vader heeft gezien, maar de geest van de Vader woont werkelijk in de mens. En de Zoon die neergedaald is uit de hemel, die heeft zeker de Vader gezien. En zij die waarlijk deze Zoon geloven, hebben reeds het eeuwig leven[25].
1955 153:2.12 “I am this bread of life. Your fathers ate manna in the wilderness and are dead. But this bread which comes down from God, if a man eats thereof, he shall never die in spirit. I repeat, I am this living bread, and every soul who attains the realization of this united nature of God and man shall live forever. And this bread of life which I give to all who will receive is my own living and combined nature. The Father in the Son and the Son one with the Father—that is my life-giving revelation to the world and my saving gift to all nations.”
1997 153:2.12 ‘Ik ben dit brood des levens[26]. Uw vaderen hebben manna gegeten in de woestijn en zijn dood. Maar dit brood dat neerdaalt van God, indien een mens daarvan eet, zal hij in de geest nooit sterven[27]. Ik herhaal, ik ben dit levende brood, en iedere ziel die tot het besef komt van deze verenigde natuur van God en mens, zal eeuwig leven. En dit brood des levens, dat ik allen geef die het willen ontvangen, is mijn eigen levende, gecombineerde natuur. De Vader in de Zoon en de Zoon één met de Vader — dit is mijn levenschenkende openbaring aan de wereld en mijn reddende gave aan alle naties.’
1955 153:2.13 When Jesus had finished speaking, the ruler of the synagogue dismissed the congregation, but they would not depart. They crowded up around Jesus to ask more questions while others murmured and disputed among themselves. And this state of affairs continued for more than three hours. It was well past seven o’clock before the audience finally dispersed.
1997 153:2.13 Toen Jezus zijn toespraak had beëindigd zond de overste der synagoge de gemeente heen, maar de toehoorders wilden niet weggaan. Ze drongen op rond Jezus om meer vragen te stellen, terwijl anderen murmureerden en onder elkaar redetwistten[28]. Deze toestand hield meer dan drie uur aan. Het was reeds ver na zevenen toen het gehoor ten slotte uiteenging.
3. THE AFTER MEETING
3. HET VERVOLG VAN DE BIJEENKOMST
1955 153:3.1 Many were the questions asked Jesus during this after meeting. Some were asked by his perplexed disciples, but more were asked by caviling unbelievers who sought only to embarrass and entrap him.
1997 153:3.1 De vragen die Jezus gedurende deze nabespreking werden gesteld, waren vele. Enkele werden gesteld door zijn verbijsterde discipelen, maar meer door haarklovende ongelovigen die trachtten hem in verlegenheid te brengen en in de val te laten lopen.
1955 153:3.2 One of the visiting Pharisees, mounting a lampstand, shouted out this question: “You tell us that you are the bread of life. How can you give us your flesh to eat or your blood to drink? What avail is your teaching if it cannot be carried out?” And Jesus answered this question, saying: “I did not teach you that my flesh is the bread of life nor that my blood is the water thereof. But I did say that my life in the flesh is a bestowal of the bread of heaven. The fact of the Word of God bestowed in the flesh and the phenomenon of the Son of Man subject to the will of God, constitute a reality of experience which is equivalent to the divine sustenance. You cannot eat my flesh nor can you drink my blood, but you can become one in spirit with me even as I am one in spirit with the Father. You can be nourished by the eternal word of God, which is indeed the bread of life, and which has been bestowed in the likeness of mortal flesh; and you can be watered in soul by the divine spirit, which is truly the water of life. The Father has sent me into the world to show how he desires to indwell and direct all men; and I have so lived this life in the flesh as to inspire all men likewise ever to seek to know and do the will of the indwelling heavenly Father.”
1997 153:3.2 Een van de Farizeeën die op bezoek waren gekomen, klom op een verhoging waar een lamp stond en schreeuwde de vraag: ‘Gij zegt ons dat ge het brood des levens zijt. Hoe kunt ge ons uw vlees te eten geven of uw bloed te drinken? Wat voor nut heeft uw leer als ze niet in praktijk kan worden gebracht?’ Jezus beantwoordde deze vraag met de woorden: ‘Ik heb u niet onderricht dat mijn vlees het brood des levens is, noch dat mijn bloed het water des levens is. Maar wel heb ik gezegd dat mijn leven in het vlees een schenking is van het brood des hemels[29]. Het feit van het Woord van God geschonken in het vlees en het fenomeen van de Zoon des Mensen onderworpen aan de wil van God, vormt een ervaringswerkelijkheid die het equivalent is van het goddelijke levensonderhoud[30]. Ge kunt mijn vlees niet eten, noch mijn bloed drinken, maar ge kunt in de geest één met mij worden, evenals ik in de geest één ben met de Vader. Ge kunt gevoed worden door het eeuwige woord van God, dat inderdaad het brood des levens is en dat u is geschonken in de gelijkenis van het sterfelijk vlees, en uw ziel kan gelaafd worden door de goddelijke geest die waarlijk het water des levens is. De Vader heeft mij in de wereld gezonden om te tonen dat hij verlangt in te wonen bij alle mensen en hen allen wil leiden, en ik heb dit leven in het vlees zo geleid opdat ik alle mensen eveneens moge inspireren om altijd te streven de wil van de inwonende hemelse Vader te kennen en te doen.’
1955 153:3.3 Then one of the Jerusalem spies who had been observing Jesus and his apostles, said: “We notice that neither you nor your apostles wash your hands properly before you eat bread. You must well know that such a practice as eating with defiled and unwashed hands is a transgression of the law of the elders. Neither do you properly wash your drinking cups and eating vessels. Why is it that you show such disrespect for the traditions of the fathers and the laws of our elders?” And when Jesus heard him speak, he answered: “Why is it that you transgress the commandments of God by the laws of your tradition? The commandment says, ‘Honor your father and your mother,’ and directs that you share with them your substance if necessary; but you enact a law of tradition which permits undutiful children to say that the money wherewith the parents might have been assisted has been ‘given to God.’ The law of the elders thus relieves such crafty children of their responsibility, notwithstanding that the children subsequently use all such monies for their own comfort. Why is it that you in this way make void the commandment by your own tradition? Well did Isaiah prophesy of you hypocrites, saying: ‘This people honors me with their lips, but their heart is far from me. In vain do they worship me, teaching as their doctrines the precepts of men.’
1997 153:3.3 Daarop zei een van de spionnen uit Jeruzalem die Jezus en zijn apostelen had geobserveerd: ‘Wij zien dat gij, noch uw apostelen, uw handen wast zoals het behoort voordat ge brood eet[31]. Ge dient toch heel goed te weten dat zulk een handelwijze als het eten met vuile en ongewassen handen een overtreding is van de wet der vaderen. Ook reinigt ge uw drinkbekers en vaatwerk niet op de voorgeschreven wijze. Waarom legt gij zulk een minachting aan de dag voor de tradities van de vaderen en de wetten van onze ouderen?’ Toen Jezus hem dit hoorde zeggen, antwoordde hij: ‘Waarom overtreedt gij de geboden van God door de wetten van uw overlevering? Het gebod luidt, “Eert uw vader en uw moeder,” en schrijft voor dat ge, indien nodig, uw bezit met hen deelt; doch gij maakt een traditie-wet waardoor het kinderen die hun plicht niet nakomen, mogelijk wordt gemaakt om te zeggen dat het geld, dat tot bijstand aan de ouders had kunnen dienen, “aan God gegeven is[32].” Op deze wijze ontheft de wet der vaderen dergelijke listige kinderen van hun verantwoordelijkheid, ondanks het feit dat die kinderen vervolgens al dat geld voor hun eigen gemak aanwenden. Waarom maakt gij het gebod ongeldig door uw eigen instellingen? Hoe juist heeft Jesaja over u, schijnheiligen, geprofeteerd, toen hij sprak: “Dit volk eert mij met hun lippen, maar hun hart is verre van mij. Tevergeefs aanbidden zij mij, terwijl zij als hun leerstellingen voorschriften van mensen leren[33].”
1955 153:3.4 “You can see how it is that you desert the commandment while you hold fast to the tradition of men. Altogether willing are you to reject the word of God while you maintain your own traditions. And in many other ways do you dare to set up your own teachings above the law and the prophets.”
1997 153:3.4 ‘Ge kunt wel zien hoe het komt dat ge het gebod loslaat terwijl ge vasthoudt aan menselijke overleveringen. Ge zijt geheel bereid het woord van God te verwerpen, terwijl ge uw eigen instellingen in stand houdt. En op nog vele andere manieren waagt gij het uw eigen leringen te stellen boven de wet en de profeten.’
1955 153:3.5 Jesus then directed his remarks to all present. He said: “But hearken to me, all of you. It is not that which enters into the mouth that spiritually defiles the man, but rather that which proceeds out of the mouth and from the heart.” But even the apostles failed fully to grasp the meaning of his words, for Simon Peter also asked him: “Lest some of your hearers be unnecessarily offended, would you explain to us the meaning of these words?” And then said Jesus to Peter: “Are you also hard of understanding? Know you not that every plant which my heavenly Father has not planted shall be rooted up? Turn now your attention to those who would know the truth. You cannot compel men to love the truth. Many of these teachers are blind guides. And you know that, if the blind lead the blind, both shall fall into the pit. But hearken while I tell you the truth concerning those things which morally defile and spiritually contaminate men. I declare it is not that which enters the body by the mouth or gains access to the mind through the eyes and ears, that defiles the man. Man is only defiled by that evil which may originate within the heart, and which finds expression in the words and deeds of such unholy persons. Do you not know it is from the heart that there come forth evil thoughts, wicked projects of murder, theft, and adulteries, together with jealousy, pride, anger, revenge, railings, and false witness? And it is just such things that defile men, and not that they eat bread with ceremonially unclean hands.”
1997 153:3.5 Daarna richtte Jezus zijn opmerkingen tot alle aanwezigen. Hij zei: ‘Maar luistert allen naar mij[34]. Niet dat wat de mond ingaat, verontreinigt de mens geestelijk, maar veeleer dat wat uit de mond en uit het hart uitgaat.’ Maar zelfs de apostelen waren niet in staat de betekenis van zijn woorden te begrijpen, want ook Simon Petrus vroeg hem: ‘Zoudt u ons de betekenis van deze woorden willen uitleggen, zodat sommigen van uw toehoorders zich niet onnodig gekrenkt zullen voelen?’ Daarop zei Jezus tot Petrus: ‘Ben jij ook traag van begrip? Weet je niet dat iedere plant die mijn hemelse Vader niet heeft geplant, uitgegraven zal worden? Richt je aandacht van nu af aan op diegenen die de waarheid willen leren kennen. Je kunt de mensen niet dwingen de waarheid lief te hebben. Velen van deze leraren zijn blinde leidslieden[35]. En weet je niet dat als de blinde de blinde leidt, beiden in de kuil zullen vallen? Luister nu terwijl ik je de waarheid zeg over de dingen die de mensen moreel bezoedelen en geestelijk verontreinigen. Ik zeg je dat een mens niet wordt verontreinigd door hetgeen zijn lichaam door de mond binnengaat, of hetgeen zijn bewustzijn via zijn ogen of oren bereikt. De mens wordt alleen verontreinigd door het kwaad dat in zijn eigen hart kan opkomen en dat tot uitdrukking komt in de woorden en daden van zulke onheilige mensen. Weet je niet dat het hart de oorsprong is van kwade gedachten, boze plannen tot moord, diefstal en overspel, alsmede van afgunst, trots, toorn, wraak, gescheld en valse getuigenis? Zulke dingen zijn het die de mensen verontreinigen, en niet dat zij brood eten met ceremonieel onreine handen.’
1955 153:3.6 The Pharisaic commissioners of the Jerusalem Sanhedrin were now almost convinced that Jesus must be apprehended on a charge of blasphemy or on one of flouting the sacred law of the Jews; wherefore their efforts to involve him in the discussion of, and possible attack upon, some of the traditions of the elders, or so-called oral laws of the nation. No matter how scarce water might be, these traditionally enslaved Jews would never fail to go through with the required ceremonial washing of the hands before every meal. It was their belief that “it is better to die than to transgress the commandments of the elders.” The spies asked this question because it had been reported that Jesus had said, “Salvation is a matter of clean hearts rather than of clean hands.” But such beliefs, when they once become a part of one’s religion, are hard to get away from. Even many years after this day the Apostle Peter was still held in the bondage of fear to many of these traditions about things clean and unclean, only being finally delivered by experiencing an extraordinary and vivid dream. All of this can the better be understood when it is recalled that these Jews looked upon eating with unwashed hands in the same light as commerce with a harlot, and both were equally punishable by excommunication.
1997 153:3.6 De Farizeïsche zaakgelastigden van het Sanhedrin in Jeruzalem waren nu bijna overtuigd dat Jezus gearresteerd moest worden op beschuldiging van godslastering of op de aanklacht dat hij de heilige wetten van de Joden beschimpte; vandaar hun pogingen om hem te verwikkelen in een discussie over, en een mogelijke aanval op, sommige van de overleveringen der vaderen, de zogenaamde mondelinge wetten van de natie. Hoe schaars het water ook mocht zijn, deze door tradities geknechte Joden zouden nooit de vereiste ceremoniële handwassing voor iedere maaltijd achterwege laten. Zij geloofden dat ‘het beter is te sterven dan de geboden der vaderen te overtreden.’ De spionnen stelden deze vraag omdat er sprake van was dat Jezus gezegd had: ‘Verlossing is veeleer een zaak van reine harten dan van reine handen.’ Wanneer dergelijke overtuigingen eenmaal deel worden van iemands religie, kan men er moeilijk van af komen. Zelfs vele jaren later leefde de Apostel Petrus nog steeds in de knechtschap van vrees voor veel van deze overleveringen ten aanzien van reine en onreine zaken, en werd hier ten slotte pas van bevrijd door een buitengewone, levendige droom[36]. Dit alles wordt begrijpelijker wanneer men bedenkt dat deze Joden het eten met ongewassen handen in hetzelfde licht zagen als de omgang met een hoer, en beide wandaden werden gelijkelijk met excommunicatie bestraft.
1955 153:3.7 Thus did the Master elect to discuss and expose the folly of the whole rabbinic system of rules and regulations which was represented by the oral law—the traditions of the elders, all of which were regarded as more sacred and more binding upon the Jews than even the teachings of the Scriptures. And Jesus spoke out with less reserve because he knew the hour had come when he could do nothing more to prevent an open rupture of relations with these religious leaders.
1997 153:3.7 Op deze wijze verkoos de Meester de dwaasheid in discussie te brengen en aan de kaak te stellen van het hele rabbijnse stelsel van regels en voorschriften dat werd vertegenwoordigd door de mondelinge wet, de tradities der vaderen, en die alle zelfs als heiliger en meer bindend voor de Joden werden beschouwd dan de leer van de Schrift. En Jezus sprak vrijuit en met minder terughouding, omdat hij wist dat de tijd was aangebroken dat hij niets meer kon doen om een openlijke breuk in zijn verhouding met deze godsdienstige leiders te voorkomen.
4. LAST WORDS IN THE SYNAGOGUE
4. DE LAATSTE WOORDEN IN DE SYNAGOGE
1955 153:4.1 In the midst of the discussions of this after meeting, one of the Pharisees from Jerusalem brought to Jesus a distraught youth who was possessed of an unruly and rebellious spirit. Leading this demented lad up to Jesus, he said: “What can you do for such affliction as this? Can you cast out devils?” And when the Master looked upon the youth, he was moved with compassion and, beckoning for the lad to come to him, took him by the hand and said: “You know who I am; come out of him; and I charge one of your loyal fellows to see that you do not return.” And immediately the lad was normal and in his right mind. And this is the first case where Jesus really cast an “evil spirit” out of a human being. All of the previous cases were only supposed possession of the devil; but this was a genuine case of demoniac possession, even such as sometimes occurred in those days and right up to the day of Pentecost, when the Master’s spirit was poured out upon all flesh, making it forever impossible for these few celestial rebels to take such advantage of certain unstable types of human beings.
1997 153:4.1 Midden onder de discussies in deze na-vergadering, bracht een van de Farizeeën uit Jeruzalem een geestelijk gestoorde jongen tot Jezus, een jongen die bezeten was door een weerspannige, opstandige geest. Terwijl hij deze krankzinnige jongen naar Jezus bracht, zei hij: ‘Wat kunt gij doen voor zo’n kwaal? Kunt gij duivels uitwerpen?’ Toen de Meester de jongen aanzag, werd hij door erbarmen bewogen, wenkte de jongen naar zich toe, nam hem bij de hand en zei: ‘Ge weet wie ik ben, ga uit van hem, en ik geef een van uw getrouwe broeders opdracht erop toe te zien dat ge niet terugkeert.’ En ogenblikkelijk was de jongen normaal en hervond hij zijn volle verstand[37]. Dit nu is het eerste geval waarin Jezus werkelijk een ‘boze geest’ bij een mens uitwierp. Alle eerdere gevallen betroffen slechts vermeende bezetenheid door de duivel; dit was echter een echt geval van demonische bezetenheid zoals in die dagen soms voorkwam, tot de dag van Pinksteren toen de geest van de Meester werd uitgestort op alle vlees, hetgeen het deze enkele hemelse rebellen voor altijd onmogelijk heeft gemaakt om op zulk een wijze misbruik te maken van bepaalde labiele mensentypen.
1955 153:4.2 When the people marveled, one of the Pharisees stood up and charged that Jesus could do these things because he was in league with devils; that he admitted in the language which he employed in casting out this devil that they were known to each other; and he went on to state that the religious teachers and leaders at Jerusalem had decided that Jesus did all his so-called miracles by the power of Beelzebub, the prince of devils. Said the Pharisee: “Have nothing to do with this man; he is in partnership with Satan.”
1997 153:4.2 Toen het volk zich verwonderde, stond een van de Farizeeën op en beschuldigde Jezus ervan dit te kunnen doen omdat hij in bondgenootschap was met duivels; dat hij met de woorden die hij bezigde toen hij deze duivel uitwierp, had toegegeven dat zij elkaar kenden, en verder verklaarde hij dat de godsdienstige leraren en leiders te Jeruzalem beslist hadden dat Jezus al zijn zogenaamde wonderen deed door de macht van Beëlzebub, de vorst der duivels[38]. De Farizeeër zei: ‘Bemoei u niet met deze man, hij is in bondgenootschap met Satan.’
1955 153:4.3 Then said Jesus: “How can Satan cast out Satan? A kingdom divided against itself cannot stand; if a house be divided against itself, it is soon brought to desolation. Can a city withstand a siege if it is not united? If Satan casts out Satan, he is divided against himself; how then shall his kingdom stand? But you should know that no one can enter into the house of a strong man and despoil his goods except he first overpower and bind that strong man. And so, if I by the power of Beelzebub cast out devils, by whom do your sons cast them out? Therefore shall they be your judges. But if I, by the spirit of God, cast out devils, then has the kingdom of God truly come upon you. If you were not blinded by prejudice and misled by fear and pride, you would easily perceive that one who is greater than devils stands in your midst. You compel me to declare that he who is not with me is against me, while he who gathers not with me scatters abroad. Let me utter a solemn warning to you who would presume, with your eyes open and with premeditated malice, knowingly to ascribe the works of God to the doings of devils! Verily, verily, I say to you, all your sins shall be forgiven, even all of your blasphemies, but whosoever shall blaspheme against God with deliberation and wicked intention shall never obtain forgiveness. Since such persistent workers of iniquity will never seek nor receive forgiveness, they are guilty of the sin of eternally rejecting divine forgiveness.
1997 153:4.3 Daarop zei Jezus: ‘Hoe kan Satan Satan uitwerpen? Een koninkrijk dat tegen zichzelf is verdeeld kan geen stand houden; een huis dat tegen zichzelf is verdeeld komt spoedig tot verval[39]. Kan een stad een beleg doorstaan wanneer er geen eenheid is? Indien Satan Satan uitwerpt is hij tegen zichzelf verdeeld; hoe zal zijn koninkrijk dan stand kunnen houden? Doch ge hoorde te weten dat niemand het huis van een sterke man kan binnenkomen en zijn goederen kan roven, tenzij hij eerst die sterke man overmeestert en bindt. En indien ik door de macht van Beëlzebub duivels uitwerp, door wiens macht werpen uw zonen hen dan uit? Daarom zullen dezen over u oordelen. Indien ik echter door de geest van God duivels uitwerp, dan is het koninkrijk Gods waarlijk tot u gekomen. Indien ge niet verblind zoudt zijn door vooroordeel en misleid door vrees en trots, dan zoudt ge gemakkelijk kunnen zien dat iemand die groter is dan de duivels in uw midden staat. Gij dwingt mij ertoe te verklaren dat hij die niet met mij is, tegen mij is, en dat hij die niet met mij verzamelt, verstrooit. Laat ik u een ernstige waarschuwing geven, gij die u aanmatigt om met open ogen en met voorbedachten rade het werk Gods welbewust toe te schrijven aan het handelen van duivels! Voorwaar, voorwaar zeg ik u, al uw zonden zullen u worden vergeven, zelfs al uw godslasteringen, maar een ieder die met opzet en boze bedoelingen God lastert, zal nooit vergeving vinden. Aangezien zulke hardnekkige werkers van ongerechtigheid nimmer vergeving zullen zoeken of ontvangen, zijn zij schuldig aan de zonde dat zij de goddelijke vergeving eeuwig afwijzen.
1955 153:4.4 “Many of you have this day come to the parting of the ways; you have come to a beginning of the making of the inevitable choice between the will of the Father and the self-chosen ways of darkness. And as you now choose, so shall you eventually be. You must either make the tree good and its fruit good, or else will the tree become corrupt and its fruit corrupt. I declare that in my Father’s eternal kingdom the tree is known by its fruits. But some of you who are as vipers, how can you, having already chosen evil, bring forth good fruits? After all, out of the abundance of the evil in your hearts your mouths speak.”
1997 153:4.4 ‘Velen uwer zijn op deze dag bij de scheiding der wegen aangekomen; ge zijt op het punt waar ge de onvermijdelijke keuze tussen de wil van de Vader en zelfgekozen wegen van duisternis moet beginnen te maken[40]. En zoals ge nu kiest, zo zult ge uiteindelijk zijn. Ge moet òf de boom goed maken en de vrucht goed, of anders zal de boom rot worden en de vrucht rot. Ik zeg u dat in het eeuwige koninkrijk van mijn Vader de boom gekend wordt aan zijn vruchten[41]. Maar diegenen onder u die als adders zijt en reeds het kwaad gekozen hebt, hoe kunt gij goede vruchten voortbrengen? Per slot van rekening spreekt uw mond uit de overvloed van het kwaad in uw hart.’
1955 153:4.5 Then stood up another Pharisee, who said: “Teacher, we would have you give us a predetermined sign which we will agree upon as establishing your authority and right to teach. Will you agree to such an arrangement?” And when Jesus heard this, he said: “This faithless and sign-seeking generation seeks a token, but no sign shall be given you other than that which you already have, and that which you shall see when the Son of Man departs from among you.”
1997 153:4.5 Toen stond een andere Farizeeër op en zei: ‘Leraar, wij zouden willen dat u ons een teken geeft dat van te voren is afgesproken en waarvan we zullen overeenkomen dat het uw gezag en recht om te onderrichten bevestigt. Wilt ge instemmen met zulk een overeenkomst?’ Toen Jezus dit hoorde, zei hij: ‘Dit ongelovige geslacht dat tekenen zoekt, verlangt een teken, maar u zal geen ander teken gegeven worden dan wat ge reeds hebt, en wat ge zult zien wanneer de Zoon des Mensen van u heengaat[42].’
1955 153:4.6 And when he had finished speaking, his apostles surrounded him and led him from the synagogue. In silence they journeyed home with him to Bethsaida. They were all amazed and somewhat terror-stricken by the sudden change in the Master’s teaching tactics. They were wholly unaccustomed to seeing him perform in such a militant manner.
1997 153:4.6 En toen hij was uitgesproken, omringden zijn apostelen hem en leidden hem de synagoge uit. Zwijgend gingen zij met hem naar huis, naar Betsaïda. Zij waren allen verbaasd en enigszins door schrik bevangen door de plotselinge verandering van tactiek in het onderricht van de Meester. Zij waren er in het geheel niet aan gewend hem op zulk een strijdlustige manier te zien optreden.
5. THE SATURDAY EVENING
5. DE ZATERDAGAVOND
1955 153:5.1 Time and again had Jesus dashed to pieces the hopes of his apostles, repeatedly had he crushed their fondest expectations, but no time of disappointment or season of sorrow had ever equaled that which now overtook them. And, too, there was now admixed with their depression a real fear for their safety. They were all surprisingly startled by the suddenness and completeness of the desertion of the populace. They were also somewhat frightened and disconcerted by the unexpected boldness and assertive determination exhibited by the Pharisees who had come down from Jerusalem. But most of all they were bewildered by Jesus’ sudden change of tactics. Under ordinary circumstances they would have welcomed the appearance of this more militant attitude, but coming as it did, along with so much that was unexpected, it startled them.
1997 153:5.1 Keer op keer had Jezus de hoop van zijn apostelen de bodem ingeslagen, herhaaldelijk had hij de verwachtingen die hun het dierbaarst waren verpletterd, maar geen moment van teleurstelling of periode van verdriet was ooit zo erg geweest als wat hen nu overviel. Bij deze terneergeslagenheid kwam nu ook nog dat ze werkelijk bevreesd werden voor hun veiligheid. Ze waren allen verwonderlijk gealarmeerd doordat het volk hen zo plotseling en volledig in de steek had gelaten[43]. Ze waren ook een beetje bevreesd en ontdaan door de onverwachte doortastendheid en zelfverzekerde beslistheid die de uit Jeruzalem gekomen Farizeeën aan de dag hadden gelegd. Doch het meest van alles waren ze van hun stuk door de plotselinge verandering van tactiek van Jezus. Onder normale omstandigheden zouden zij deze meer strijdlustige houding hebben verwelkomd, maar nu deze gepaard was gegaan met zoveel onverwachte gebeurtenissen, waren ze ervan geschrokken.
1955 153:5.2 And now, on top of all of these worries, when they reached home, Jesus refused to eat. For hours he isolated himself in one of the upper rooms. It was almost midnight when Joab, the leader of the evangelists, returned and reported that about one third of his associates had deserted the cause. All through the evening loyal disciples had come and gone, reporting that the revulsion of feeling toward the Master was general in Capernaum. The leaders from Jerusalem were not slow to feed this feeling of disaffection and in every way possible to seek to promote the movement away from Jesus and his teachings. During these trying hours the twelve women were in session over at Peter’s house. They were tremendously upset, but none of them deserted.
1997 153:5.2 En toen ze thuis waren, kwam bij al deze zorgen nog dat Jezus weigerde te eten. Urenlang zonderde hij zich af in een van de bovenkamers. Het was bijna middernacht toen Joab, de leider van de evangelisten, terugkeerde en hun het bericht bracht dat ongeveer een derde deel van Jezus’ metgezellen zijn zaak had opgegeven. De gehele avond door waren er al trouwe discipelen gekomen en gegaan om te berichten dat in Kafarnaüm de ommekeer van de gevoelens jegens de Meester algemeen was. De leiders uit Jeruzalem lieten er geen gras over groeien om dit gevoel van onvrede te voeden en trachtten op alle mogelijke manieren de beweging die zich van Jezus en diens leer afwendde, te versterken. In deze uren van beproeving zaten de twaalf vrouwen bij elkaar in het huis van Petrus. Ze waren geweldig overstuur, maar niemand van hen werd afvallig.
1955 153:5.3 It was a little after midnight when Jesus came down from the upper chamber and stood among the twelve and their associates, numbering about thirty in all. He said: “I recognize that this sifting of the kingdom distresses you, but it is unavoidable. Still, after all the training you have had, was there any good reason why you should stumble at my words? Why is it that you are filled with fear and consternation when you see the kingdom being divested of these lukewarm multitudes and these halfhearted disciples? Why do you grieve when the new day is dawning for the shining forth in new glory of the spiritual teachings of the kingdom of heaven? If you find it difficult to endure this test, what, then, will you do when the Son of Man must return to the Father? When and how will you prepare yourselves for the time when I ascend to the place whence I came to this world?
1997 153:5.3 Even na middernacht kwam Jezus uit de bovenkamer naar beneden en stelde zich op te midden van de twaalf en hun metgezellen, in totaal ongeveer dertig mannen. Hij zei: ‘Ik merk dat deze zifting van het koninkrijk jullie bedroeft en van streek maakt, maar zij is onvermijdelijk. Maar was er enige gegronde reden waarom jullie over mijn woorden struikelden, de hele opleiding die jullie hebt gehad in aanmerking genomen? Waarom zijn jullie vervuld van vrees en consternatie wanneer je ziet dat het koninkrijk wordt ontdaan van al deze lauwe menigten en deze halfhartige discipelen? Waarom hebben jullie verdriet wanneer de nieuwe dag aanbreekt waarop het geestelijke onderricht van het koninkrijk des hemels in nieuwe glorie zal stralen? Als jullie het moeilijk vinden om deze test te doorstaan, wat zullen jullie dan doen als de Zoon des Mensen moet terugkeren naar de Vader? Wanneer en hoe zullen jullie je voorbereiden op de tijd wanneer ik opvaar naar de plaats vanwaar ik naar deze wereld ben gekomen?[44][45]
1955 153:5.4 “My beloved, you must remember that it is the spirit that quickens; the flesh and all that pertains thereto is of little profit. The words which I have spoken to you are spirit and life. Be of good cheer! I have not deserted you. Many shall be offended by the plain speaking of these days. Already you have heard that many of my disciples have turned back; they walk no more with me. From the beginning I knew that these halfhearted believers would fall out by the way. Did I not choose you twelve men and set you apart as ambassadors of the kingdom? And now at such a time as this would you also desert? Let each of you look to his own faith, for one of you stands in grave danger.” And when Jesus had finished speaking, Simon Peter said: “Yes, Lord, we are sad and perplexed, but we will never forsake you. You have taught us the words of eternal life. We have believed in you and followed with you all this time. We will not turn back, for we know that you are sent by God.” And as Peter ceased speaking, they all with one accord nodded their approval of his pledge of loyalty.
1997 153:5.4 ‘Geliefden, jullie moet eraan denken dat het de geest is die levend maakt: het vlees en alles wat daarbij hoort is tot weinig nut. De woorden die ik tot jullie gesproken heb, zijn geest en leven. Wees welgemoed! Ik heb jullie niet verlaten[46]. Velen zullen zich ergeren aan de duidelijke taal van deze dagen. Jullie hebt reeds gehoord dat velen van mijn discipelen zich hebben afgekeerd: zij volgen mij niet meer. Vanaf het begin heb ik geweten dat deze halfhartige gelovigen onderweg zouden afvallen. Heb ik jullie, twaalf mannen, niet uitgekozen en bestemd tot ambassadeurs van het koninkrijk? En willen jullie op een ogenblik als dit ook afvallen? Laat ieder van jullie op zijn eigen geloof acht geven, want één van jullie loopt ernstig gevaar.’ En toen Jezus zijn woorden had beëindigd, zei Simon Petrus: ‘Ja, Heer, wij zijn verdrietig en ontsteld, maar wij zullen u nooit verlaten. U hebt ons de woorden van eeuwig leven geleerd. Wij hebben al deze tijd in u geloofd en zijn met u meegegaan. Wij gaan niet terug, want wij weten dat u door God gezonden bent.’ En toen Petrus zweeg, knikten allen eenstemmig als blijk van goedkeuring van zijn gelofte van trouw.
1955 153:5.5 Then said Jesus: “Go to your rest, for busy times are upon us; active days are just ahead.”
1997 153:5.5 Daarop zei Jezus: ‘Ga nu ter ruste, want er wacht ons een drukke tijd; dagen van grote activiteit staan voor de deur.’
Verhandeling 152. De gebeurtenissen die tot de crisis in Kafarnaüm leidden |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 154. De laatste dagen in Kafarnaüm |