Het Urantia Boek in het Engels is sinds 2006 wereldwijd Public Domain.
Vertalingen: © 1997 De Stichting Urantia
Verhandeling 151. Het verblijf en onderricht aan de oever van het meer |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 153. De crisis in Kafarnaüm |
EVENTS LEADING UP TO THE CAPERNAUM CRISIS
DE GEBEURTENISSEN DIE TOT DE CRISIS IN KAFARNAÜM LEIDDEN
1955 152:0.1 THE story of the cure of Amos, the Kheresa lunatic, had already reached Bethsaida and Capernaum, so that a great crowd was waiting for Jesus when his boat landed that Tuesday forenoon. Among this throng were the new observers from the Jerusalem Sanhedrin who had come down to Capernaum to find cause for the Master’s apprehension and conviction. As Jesus spoke with those who had assembled to greet him, Jairus, one of the rulers of the synagogue, made his way through the crowd and, falling down at his feet, took him by the hand and besought that he would hasten away with him, saying: “Master, my little daughter, an only child, lies in my home at the point of death. I pray that you will come and heal her.” When Jesus heard the request of this father, he said: “I will go with you.”
1997 152:0.1 HET verhaal van de genezing van Amos, de krankzinnige uit Keresa, had Betsaïda en Kafarnaüm reeds bereikt, zodat een grote menigte Jezus stond op te wachten toen zijn boot die dinsdagmorgen aankwam. Onder deze menigte bevonden zich ook de nieuwe waarnemers van het Sanhedrin te Jeruzalem, die naar Kafarnaüm waren gekomen om gronden te vinden om de Meester in hechtenis te kunnen nemen en te kunnen veroordelen. Terwijl Jezus met de mensen sprak die waren toegestroomd om hem te begroeten, baande Jaïrus, een van de oversten van de synagoge, zich een weg door de menigte, viel aan de voeten van Jezus neer, greep zijn hand en smeekte hem vlug met hem mee te komen, zeggende: ‘Meester, mijn dochtertje, mijn enig kind, ligt thuis op sterven. Ik smeek u mee te komen en haar te genezen.’ Toen Jezus het verzoek van de vader hoorde, zei hij: ‘Ik zal met u meegaan.’
1955 152:0.2 As Jesus went along with Jairus, the large crowd which had heard the father’s request followed on to see what would happen. Shortly before they reached the ruler’s house, as they hastened through a narrow street and as the throng jostled him, Jesus suddenly stopped, exclaiming, “Someone touched me.” And when those who were near him denied that they had touched him, Peter spoke up: “Master, you can see that this crowd presses you, threatening to crush us, and yet you say ‘someone has touched me.’ What do you mean?” Then Jesus said: “I asked who touched me, for I perceived that living energy had gone forth from me.” As Jesus looked about him, his eyes fell upon a near-by woman, who, coming forward, knelt at his feet and said: “For years I have been afflicted with a scourging hemorrhage. I have suffered many things from many physicians; I have spent all my substance, but none could cure me. Then I heard of you, and I thought if I may but touch the hem of his garment, I shall certainly be made whole. And so I pressed forward with the crowd as it moved along until, standing near you, Master, I touched the border of your garment, and I was made whole; I know that I have been healed of my affliction.”
1997 152:0.2 Terwijl Jezus met Jaïrus meeliep, werden zij gevolgd door een grote menigte toeschouwers die het verzoek van de vader had gehoord en wilde zien wat er zou gaan gebeuren. Kort voordat zij het huis van de overste bereikten, terwijl zij zich door een smalle straat haastten en de menigte om hem heen drong, stond Jezus plotseling stil en riep uit: ‘Iemand heeft mij aangeraakt.’ En toen degenen die dichtbij hem waren, ontkenden dat zij hem hadden aangeraakt, sprak Petrus op luide toon: ‘Meester, u ziet toch zelf hoe deze menigte u dringt en ons onder de voet dreigt te lopen, en nog zegt u “iemand heeft mij aangeraakt.” Wat bedoelt u?’ Daarop zei Jezus: ‘Ik vroeg wie mij heeft aangeraakt, want ik merkte dat er levende energie van mij uitging.’ Terwijl Jezus om zich heen keek, viel zijn oog op een vrouw dichtbij hem, die naar voren kwam, aan zijn voeten knielde en zei: ‘Jarenlang ben ik geteisterd door bloedingen. Ik heb veel geleden door veel dokters; ik heb al mijn geld uitgegeven, maar niemand heeft mij kunnen genezen. Toen hoorde ik van u en ik dacht, als ik maar de zoom van zijn kleed mag aanraken, zal ik zeker genezen worden. En dus drong ik vooruit in de menigte die achter u aan liep, totdat ik vlak bij u was, Meester, en de zoom van uw kleed kon aanraken, en ik werd gezond; ik weet dat ik van mijn kwaal genezen ben[1].’
1955 152:0.3 When Jesus heard this, he took the woman by the hand and, lifting her up, said: “Daughter, your faith has made you whole; go in peace.” It was her faith and not her touch that made her whole. And this case is a good illustration of many apparently miraculous cures which attended upon Jesus’ earth career, but which he in no sense consciously willed. The passing of time demonstrated that this woman was really cured of her malady. Her faith was of the sort that laid direct hold upon the creative power resident in the Master’s person. With the faith she had, it was only necessary to approach the Master’s person. It was not at all necessary to touch his garment; that was merely the superstitious part of her belief. Jesus called this woman, Veronica of Caesarea-Philippi, into his presence to correct two errors which might have lingered in her mind, or which might have persisted in the minds of those who witnessed this healing: He did not want Veronica to go away thinking that her fear in attempting to steal her cure had been honored, or that her superstition in associating the touch of his garment with her healing had been effective. He desired all to know that it was her pure and living faith that had wrought the cure.
1997 152:0.3 Toen Jezus dit hoorde, nam hij de vrouw bij de hand, liet haar opstaan en zei: ‘Dochter, uw geloof heeft u gezond gemaakt, ga heen in vrede.’ Het was haar geloof, en niet de aanraking die haar gezond maakte[2]. Dit geval is dan ook een goede illustratie van vele schijnbaar wonderbaarlijke genezingen die Jezus’ aardse loopbaan vergezelden, maar die hij geenszins bewust wilde. Na verloop van tijd bleek dat de vrouw werkelijk van haar ziekte was genezen. Haar geloof was van de soort die rechtstreeks haar voordeel deed met de scheppende kracht die aanwezig was in de persoon van de Meester. Met het geloof dat zij had, was het alleen maar nodig om dichtbij de persoon van de Meester te komen. Het was in het geheel niet nodig zijn kleed aan te raken: dit was niet anders dan het bijgelovige onderdeel van haar geloof. Jezus riep deze vrouw, Veronica van Caesarea-Filippi, bij zich om twee dwalingen te corrigeren die in haar bewustzijn zouden kunnen blijven hangen, of in het denken van hen die getuige waren van deze genezing: hij wilde niet dat Veronica heen zou gaan met de gedachte dat haar vrees, toen zij probeerde haar genezing te stelen, was beloond, noch dat haar bijgeloof, dat de aanraking van zijn kleed verband had gehad met haar genezing, resultaat had gehad. Hij verlangde dat allen zouden weten dat het haar zuivere, levende geloof was, dat de genezing had bewerkstelligd.
1. AT JAIRUS’S HOUSE
1. IN HET HUIS VAN JAÏRUS
1955 152:1.1 Jairus was, of course, terribly impatient of this delay in reaching his home; so they now hastened on at quickened pace. Even before they entered the ruler’s yard, one of his servants came out, saying: “Trouble not the Master; your daughter is dead.” But Jesus seemed not to heed the servant’s words, for, taking with him Peter, James, and John, he turned and said to the grief-stricken father: “Fear not; only believe.” When he entered the house, he found the flute-players already there with the mourners, who were making an unseemly tumult; already were the relatives engaged in weeping and wailing. And when he had put all the mourners out of the room, he went in with the father and mother and his three apostles. He had told the mourners that the damsel was not dead, but they laughed him to scorn. Jesus now turned to the mother, saying: “Your daughter is not dead; she is only asleep.” And when the house had quieted down, Jesus, going up to where the child lay, took her by the hand and said, “Daughter, I say to you, awake and arise!” And when the girl heard these words, she immediately rose up and walked across the room. And presently, after she had recovered from her daze, Jesus directed that they should give her something to eat, for she had been a long time without food.
1997 152:1.1 Door dit oponthoud onderweg naar zijn huis werd Jaïrus natuurlijk vreselijk ongeduldig, daarom spoedden ze zich nu in versnelde pas voort. Zelfs nog voor zij het erf van de overste hadden betreden, kwam een van diens dienaren naar buiten en zei: ‘Val de Meester niet lastig; uw dochter is dood.’ Doch Jezus scheen geen acht te slaan op de woorden van de dienaar, want Petrus, Jakobus en Johannes met zich meenemend, wendde hij zich om en zei tot de door smart getroffen vader: ‘Vrees niet; geloof alleen.’ Toen hij het huis binnenging, vond hij daar reeds de fluitspelers en de rouwklagers die luid misbaar maakten, terwijl de familieleden huilden en weeklaagden. Nadat hij alle rouwenden de kamer had doen verlaten, ging hij met de vader en de moeder en zijn drie apostelen naar binnen. Hij had tegen de rouwenden gezegd dat het jonge meisje niet dood was, maar zij lachten hem smalend uit. Jezus wendde zich nu tot de moeder en zei: ‘Uw dochter is niet dood; zij slaapt slechts.’ En toen het rustig was geworden in het huis, ging hij naar het bed van het kind, nam haar bij de hand en zei: ‘Dochter, ik zeg je, word wakker en sta op!’ Toen het meisje deze woorden hoorde, stond zij onmiddellijk op en liep door de kamer. En kort nadat zij zich van haar flauwte had hersteld, gebood Jezus dat haar iets te eten gegeven zou worden, want zij was lange tijd zonder voedsel ge-weest[3].
1955 152:1.2 Since there was much agitation in Capernaum against Jesus, he called the family together and explained that the maiden had been in a state of coma following a long fever, and that he had merely aroused her, that he had not raised her from the dead. He likewise explained all this to his apostles, but it was futile; they all believed he had raised the little girl from the dead. What Jesus said in explanation of many of these apparent miracles had little effect on his followers. They were miracle-minded and lost no opportunity to ascribe another wonder to Jesus. Jesus and the apostles returned to Bethsaida after he had specifically charged all of them that they should tell no man.
1997 152:1.2 Aangezien er in Kafarnaüm veel agitatie tegen Jezus gaande was, riep hij de familie bijeen en legde hun uit dat het meisje in coma was geweest na een lange koortsperiode, en dat hij haar alleen daaruit had gewekt en dat hij haar niet uit de dood had opgewekt. Zo legde hij dit alles ook uit aan zijn apostelen, doch het mocht niet baten; zij geloofden allen dat hij het meisje uit de dood had opgewekt. Wat Jezus zelf zei om een groot aantal van zulke schijnbare wonderen uit te leggen, had weinig effect op zijn volgelingen. Ze waren belust op wonderen en lieten geen gelegenheid voorbijgaan om weer een wonder aan Jezus te kunnen toeschrijven. Jezus en zijn apostelen keerden naar Betsaïda terug, nadat hij hun allen nadrukkelijk had opgedragen er met niemand over te spreken[4].
1955 152:1.3 When he came out of Jairus’s house, two blind men led by a dumb boy followed him and cried out for healing. About this time Jesus’ reputation as a healer was at its very height. Everywhere he went the sick and the afflicted were waiting for him. The Master now looked much worn, and all of his friends were becoming concerned lest he continue his work of teaching and healing to the point of actual collapse.
1997 152:1.3 Toen hij het huis van Jaïrus uitkwam, werd hij gevolgd door twee blinden die geleid werden door een jongen die stom was, en de blinden vroegen luidkeels om genezing[5]. De reputatie van Jezus als genezer stond omstreeks deze tijd op haar hoogtepunt. Overal waar hij heenging, stonden de zieken en lijdenden hem op te wachten[6]. De Meester zag er nu zeer afgemat uit, en al zijn vrienden maakten zich zorgen dat hij met zijn werk van onderricht en genezen zo lang door zou gaan, tot hij er daadwerkelijk bij neer zou vallen.
1955 152:1.4 Jesus’ apostles, let alone the common people, could not understand the nature and attributes of this God-man. Neither has any subsequent generation been able to evaluate what took place on earth in the person of Jesus of Nazareth. And there can never occur an opportunity for either science or religion to check up on these remarkable events for the simple reason that such an extraordinary situation can never again occur, either on this world or on any other world in Nebadon. Never again, on any world in this entire universe, will a being appear in the likeness of mortal flesh, at the same time embodying all the attributes of creative energy combined with spiritual endowments which transcend time and most other material limitations.
1997 152:1.4 De apostelen van Jezus, laat staan het gewone volk, konden de natuur en eigenschappen van deze God-mens niet begrijpen. En ook geen enkele volgende generatie is in staat geweest om naar waarde te schatten wat er in de persoon van Jezus van Nazaret op aarde plaatsgreep. Bovendien kan er zich voor de wetenschap en de religie geen gelegenheid meer voordoen om deze merkwaardige gebeurtenissen na te gaan, om de eenvoudige reden dat zulk een buitengewone situatie zich nooit opnieuw kan voordoen, noch op deze wereld, noch op enige andere wereld in Nebadon. Er zal op geen enkele wereld in dit hele universum ooit weer een wezen verschijnen in de gelijkenis van het sterfelijke vlees, dat alle attributen van de scheppende energie tezelfdertijd belichaamt, in combinatie met geestelijke gaven die de tijd en de meeste andere materiële beperkingen te boven gaan.
1955 152:1.5 Never before Jesus was on earth, nor since, has it been possible so directly and graphically to secure the results attendant upon the strong and living faith of mortal men and women. To repeat these phenomena, we would have to go into the immediate presence of Michael, the Creator, and find him as he was in those days—the Son of Man. Likewise, today, while his absence prevents such material manifestations, you should refrain from placing any sort of limitation on the possible exhibition of his spiritual power. Though the Master is absent as a material being, he is present as a spiritual influence in the hearts of men. By going away from the world, Jesus made it possible for his spirit to live alongside that of his Father which indwells the minds of all mankind.
1997 152:1.5 Nooit vóór de tijd dat Jezus op aarde was, noch daarna, is het ons mogelijk geweest zo direct en treffend de resultaten vast te stellen waarmee een sterk en levend geloof van sterfelijke mannen en vrouwen gepaard gaat. Om deze verschijnselen te herhalen zouden wij tot in de onmiddellijke tegenwoordigheid van Michael, de Schepper, moeten gaan en hem moeten aantreffen zoals hij in die dagen was — als de Zoon des Mensen. En al verhindert zijn afwezigheid deze materiële manifestaties vandaag, dient gij evenmin beperkingen van enige soort te stellen aan de mogelijke manifestatie van zijn geestelijke kracht. Ofschoon de Meester afwezig is als materieel wezen, is hij aanwezig als een geestelijke invloed in de harten der mensen. Door van deze wereld heen te gaan heeft Jezus het mogelijk gemaakt dat zijn geest naast de geest van zijn Vader in het bewustzijn van alle mensen woont.
2. FEEDING THE FIVE THOUSAND
2. HET SPIJZIGEN VAN DE VIJFDUIZEND
1955 152:2.1 Jesus continued to teach the people by day while he instructed the apostles and evangelists at night. On Friday he declared a furlough of one week that all his followers might go home or to their friends for a few days before preparing to go up to Jerusalem for the Passover. But more than one half of his disciples refused to leave him, and the multitude was daily increasing in size, so much so that David Zebedee desired to establish a new encampment, but Jesus refused consent. The Master had so little rest over the Sabbath that on Sunday morning, March 27, he sought to get away from the people. Some of the evangelists were left to talk to the multitude while Jesus and the twelve planned to escape, unnoticed, to the opposite shore of the lake, where they proposed to obtain much needed rest in a beautiful park south of Bethsaida-Julias. This region was a favorite resorting place for Capernaum folks; they were all familiar with these parks on the eastern shore.
1997 152:2.1 Jezus bleef overdag het volk onderrichten, terwijl hij ’s avonds de apostelen en de evangelisten onderwees. Die vrijdag kondigde hij een verlof van één week aan, zodat al zijn volgelingen een paar dagen naar huis of naar hun vrienden konden gaan, voordat ze zich moesten gereedmaken om naar Jeruzalem te reizen voor het Paasfeest. Maar meer dan de helft van zijn discipelen weigerde hem te verlaten en de menigte werd met de dag groter, zozeer zelfs dat David Zebedeüs een nieuw kamp wilde inrichten, maar Jezus weigerde hiervoor toestemming te geven. De Meester had tijdens de Sabbat zo weinig rust, dat hij op zondagmorgen, 27 maart, trachtte bij de mensen vandaan te komen. Sommigen van de evangelisten werden achtergelaten om met de menigte te spreken, terwijl Jezus en de twaalf van plan waren ongemerkt te ontsnappen naar de overzijde van het meer, waar ze zich voorstelden hun hoognodige rust te vinden in een mooi park ten zuiden van Betsaïda-Julias. Deze streek was een geliefd ontspanningsoord voor de mensen uit Kafarnaüm: allen kenden deze parken op de oostelijke oever.
1955 152:2.3 By late afternoon more than a thousand persons had located the Master in one of the parks, and he spoke to them briefly, being followed by Peter. Many of these people had brought food with them, and after eating the evening meal, they gathered about in small groups while Jesus’ apostles and disciples taught them.
1997 152:2.3 Laat die middag hadden meer dan duizend mensen Jezus opgespoord in een van de parken, en hij sprak hen kort toe, waarna Petrus hetzelfde deed. Velen van deze mensen hadden voedsel meegebracht, en nadat ze hun avondmaal hadden genoten, verzamelden zij zich rondom in kleine groepjes, terwijl Jezus’ apostelen en discipelen hen onderricht gaven.
1955 152:2.4 Monday afternoon the multitude had increased to more than three thousand. And still—way into the evening—the people continued to flock in, bringing all manner of sick folks with them. Hundreds of interested persons had made their plans to stop over at Capernaum to see and hear Jesus on their way to the Passover, and they simply refused to be disappointed. By Wednesday noon about five thousand men, women, and children were assembled here in this park to the south of Bethsaida-Julias. The weather was pleasant, it being near the end of the rainy season in this locality.
1997 152:2.4 ‘s Maandagsmiddags was de menigte aangegroeid tot meer dan drieduizend. En nog steeds — ver in de avond — bleven de mensen binnenstromen, waarbij zij allerlei soorten zieken meebrachten. Honderden belangstellenden hadden het plan opgevat om op weg naar het Pascha in Kafarnaüm te overnachten om Jezus te horen en te zien en zij weigerden eenvoudig hierin teleurgesteld te worden. Tegen twaalf uur die woensdag hadden zich ongeveer vijfduizend mannen, vrouwen, en kinderen hier in dit park ten zuiden van Betsaïda-Julias verzameld. Het weer was aangenaam, want de regentijd in deze streek liep ten einde.
1955 152:2.5 Philip had provided a three days’ supply of food for Jesus and the twelve, which was in the custody of the Mark lad, their boy of all chores. By afternoon of this, the third day for almost half of this multitude, the food the people had brought with them was nearly exhausted. David Zebedee had no tented city here to feed and accommodate the crowds. Neither had Philip made food provision for such a multitude. But the people, even though they were hungry, would not go away. It was being quietly whispered about that Jesus, desiring to avoid trouble with both Herod and the Jerusalem leaders, had chosen this quiet spot outside the jurisdiction of all his enemies as the proper place to be crowned king. The enthusiasm of the people was rising every hour. Not a word was said to Jesus, though, of course, he knew all that was going on. Even the twelve apostles were still tainted with such notions, and especially the younger evangelists. The apostles who favored this attempt to proclaim Jesus king were Peter, John, Simon Zelotes, and Judas Iscariot. Those opposing the plan were Andrew, James, Nathaniel, and Thomas. Matthew, Philip, and the Alpheus twins were noncommittal. The ringleader of this plot to make him king was Joab, one of the young evangelists.
1997 152:2.5 Filippus had voor Jezus en de twaalf voedsel voor drie dagen verzorgd, dat onder de hoede was van de jonge Marcus, hun manusje van alles. Tegen de namiddag van deze dag, de derde dag voor bijna de helft van de menigte, was het voedsel dat de mensen hadden meegebracht haast geheel op. David Zebedeüs had hier geen tentenkamp om de menigten te kunnen voeden en onderdak te geven. Evenmin had Filippus voor zulk een grote menigte voedsel ingeslagen. Maar de mensen wilden niet weggaan, ook al waren ze hongerig. Er werd in stilte gefluisterd dat Jezus, om moeilijkheden zowel met Herodes als de leiders in Jeruzalem te vermijden, deze stille plek buiten het rechtsgebied van al zijn vijanden had uitgekozen als de geschikte plaats om tot koning gekroond te worden. Het enthousiasme van het volk steeg met het uur. Er werd geen woord over gerept tegen Jezus, ofschoon hij natuurlijk alles wist wat er gaande was. Zelfs de twaalf apostelen waren nog besmet met zulke denkbeelden, en vooral de jongere evangelisten. De apostelen die deze poging om Jezus tot koning uit te roepen steunden, waren Petrus, Johannes, Simon Zelotes en Judas Iskariot. Degenen die tegen dit plan gekant waren, waren Andreas, Jakobus, Natanael en Tomas. Matteüs, Filippus en de tweeling Alfeüs spraken zich niet uit. De aanstichter van deze samenzwering om hem tot koning uit te roepen was Joab, een van de jongere evangelisten.
1955 152:2.6 This was the stage setting about five o’clock on Wednesday afternoon, when Jesus asked James Alpheus to summon Andrew and Philip. Said Jesus: “What shall we do with the multitude? They have been with us now three days, and many of them are hungry. They have no food.” Philip and Andrew exchanged glances, and then Philip answered: “Master, you should send these people away so that they may go to the villages around about and buy themselves food.” And Andrew, fearing the materialization of the king plot, quickly joined with Philip, saying: “Yes, Master, I think it best that you dismiss the multitude so that they may go their way and buy food while you secure rest for a season.” By this time others of the twelve had joined the conference. Then said Jesus: “But I do not desire to send them away hungry; can you not feed them?” This was too much for Philip, and he spoke right up: “Master, in this country place where can we buy bread for this multitude? Two hundred denarii worth would not be enough for lunch.”
1997 152:2.6 Zo stonden de zaken er voor op woensdagmiddag, omstreeks vijf uur, toen Jezus aan Jakobus Alfeüs vroeg om Andreas en Filippus bij zich te laten komen. Jezus zei: ‘Wat zullen we met de menigte doen? Ze zijn nu drie dagen bij ons geweest, en velen van hen hebben honger. Ze hebben niets te eten[8].’ Filippus en Andreas keken elkaar aan, waarop Filippus antwoordde: ‘Meester, u moet deze mensen wegsturen naar de dorpen in de omtrek om voedsel voor zichzelf te kopen.’ Andreas, die bang was dat de samenzwering om Jezus tot koning uit te roepen tot uitvoering zou komen, viel Filippus haastig bij met de woorden: ‘Ja, Meester, ik geloof dat het’t beste is dat u de menigte wegstuurt, zodat ze hun eigen gang kunnen gaan en voedsel kunnen kopen, terwijl u een tijdje rust krijgt.’ Ook anderen van de twaalf waren er nu bij komen staan. Toen zei Jezus: ‘Maar ik wil hen niet hongerig wegsturen, kunnen jullie hen geen eten geven?’ Dit ging Filippus te ver en hij sprak op luide toon: ‘Meester, waar kunnen wij hier buiten brood kopen voor zo’n menigte? Voor tweehonderd denariën zou je nog geen middagmaal kunnen krijgen.’
1955 152:2.7 Before the apostles had an opportunity to express themselves, Jesus turned to Andrew and Philip, saying: “I do not want to send these people away. Here they are, like sheep without a shepherd. I would like to feed them. What food have we with us?” While Philip was conversing with Matthew and Judas, Andrew sought out the Mark lad to ascertain how much was left of their store of provisions. He returned to Jesus, saying: “The lad has left only five barley loaves and two dried fishes”—and Peter promptly added, “We have yet to eat this evening.”
1997 152:2.7 Voordat de apostelen de kans kregen hun mening te geven, wendde Jezus zich tot Andreas en Filippus en zei: ‘Ik wil deze mensen niet wegsturen. Hier zijn ze, als schapen zonder herder. Ik zou ze graag te eten willen geven. Wat voor voedsel hebben wij bij ons?’ Terwijl Filippus met Mattheüs en Judas overlegde, spoorde Andreas de jongen Marcus op, om te vragen hoeveel er nog over was van hun voorraad proviand. Hij kwam bij Jezus terug en zei: ‘De jongen heeft maar vijf gerstebroden en twee gedroogde vissen over’ — en Petrus voegde daar prompt aan toe: ‘Wij moeten vanavond ook nog eten[9].’
1955 152:2.8 For a moment Jesus stood in silence. There was a faraway look in his eyes. The apostles said nothing. Jesus turned suddenly to Andrew and said, “Bring me the loaves and fishes.” And when Andrew had brought the basket to Jesus, the Master said: “Direct the people to sit down on the grass in companies of one hundred and appoint a leader over each group while you bring all of the evangelists here with us.”
1997 152:2.8 Even stond Jezus daar in stilte. Zijn ogen hadden een afwezige blik. De apostelen hielden zich stil. Plotseling wendde Jezus zich tot Andreas en zei: ‘Breng mij de broden en de vissen.’ En toen Andreas de mand bij Jezus gebracht had, zei de Meester: ‘Zeg de mensen in het gras te gaan zitten in groepen van honderd en wijs een leider over elke groep aan, en laat alle evangelisten hier bij ons komen[10].’
1955 152:2.9 Jesus took up the loaves in his hands, and after he had given thanks, he broke the bread and gave to his apostles, who passed it on to their associates, who in turn carried it to the multitude. Jesus in like manner broke and distributed the fishes. And this multitude did eat and were filled. And when they had finished eating, Jesus said to the disciples: “Gather up the broken pieces that remain over so that nothing will be lost.” And when they had finished gathering up the fragments, they had twelve basketfuls. They who ate of this extraordinary feast numbered about five thousand men, women, and children.
1997 152:2.9 Jezus nam de broden in zijn handen en nadat hij gedankt had, brak hij het brood en gaf het aan zijn apostelen, die het doorgaven aan hun metgezellen, die het op hun beurt naar de menigte brachten. Evenzo brak en verdeelde Jezus de vissen. En deze menigte at en werd verzadigd. Toen ze klaar waren met eten, zei Jezus tot de discipelen: ‘Verzamel de brokstukken die overgebleven zijn, zodat niets verloren gaat.’ En toen ze alle resten bij elkaar hadden gebracht, waren het twaalf volle manden. Het aantal dat deelnam aan dit buitengewone feestmaal was ongeveer vijfduizend mannen, vrouwen en kinderen[11].
1955 152:2.10 And this is the first and only nature miracle which Jesus performed as a result of his conscious preplanning. It is true that his disciples were disposed to call many things miracles which were not, but this was a genuine supernatural ministration. In this case, so we were taught, Michael multiplied food elements as he always does except for the elimination of the time factor and the visible life channel.
1997 152:2.10 Dit nu is het eerste en enige natuurwonder dat Jezus verrichtte ingevolge een bewust vooraf gemaakt plan. Weliswaar waren zijn discipelen geneigd vele dingen wonderen te noemen die dat niet waren, maar dit was echte bovennatuurlijke bijstand. Ons werd onderricht dat in dit geval Michael de elementen van het voedsel vermenigvuldigde, zoals hij dit altijd doet, behalve dat de tijdsfactor en het zichtbare levenskanaal werden uitgeschakeld.
3. THE KING-MAKING EPISODE
3. DE EPISODE VAN ZIJN UITROEPING TOT KONING
1955 152:3.1 The feeding of the five thousand by supernatural energy was another of those cases where human pity plus creative power equaled that which happened. Now that the multitude had been fed to the full, and since Jesus’ fame was then and there augmented by this stupendous wonder, the project to seize the Master and proclaim him king required no further personal direction. The idea seemed to spread through the crowd like a contagion. The reaction of the multitude to this sudden and spectacular supplying of their physical needs was profound and overwhelming. For a long time the Jews had been taught that the Messiah, the son of David, when he should come, would cause the land again to flow with milk and honey, and that the bread of life would be bestowed upon them as manna from heaven was supposed to have fallen upon their forefathers in the wilderness. And was not all of this expectation now fulfilled right before their eyes? When this hungry, undernourished multitude had finished gorging itself with the wonder-food, there was but one unanimous reaction: “Here is our king.” The wonder-working deliverer of Israel had come. In the eyes of these simple-minded people the power to feed carried with it the right to rule. No wonder, then, that the multitude, when it had finished feasting, rose as one man and shouted, “Make him king!”
1997 152:3.1 Het voeden van de vijfduizend door bovennatuurlijke energie was opnieuw een van de gevallen waar menselijk medelijden plus creatieve kracht gelijk was aan wat er gebeurde. Nu de menigte geheel verzadigd was en Jezus’ faam eensklaps en ter plekke nog groter werd door dit ontzagwekkende wonder, behoefde het project om de Meester aan te grijpen en hem tot koning uit te roepen geen verdere persoonlijke aanwijzingen. De idee scheen zich door de menigte te verspreiden als een besmetting. De reactie van de menigte op deze plotselinge, spectaculaire voorziening in hun materiële behoeften was hevig en overweldigend. Al sinds lang was de Joden geleerd dat wanneer de Messias, de zoon van David, zou komen, hij het land weer zou doen overvloeien van melk en honing, en dat het brood des levens hun geschonken zou worden zoals de manna, die naar men dacht, uit de hemel was gevallen op hun voorvaderen in de wildernis. En was deze hele verwachting nu niet vlak voor hun ogen vervuld? Toen deze hongerige, ondervoede menigte ophield zichzelf vol te stoppen met het wondervoedsel, was er slechts één eenstemmige reactie: ‘Hier is onze koning[12].’ De bevrijder van Israel die wonderen kon doen, was gekomen. In de ogen van deze simpele mensen bracht de kracht om te voeden het recht om te regeren met zich mee. Het was dan ook geen wonder dat de menigte, toen zij klaar was met dit feestmaal, zich als één man verhief en luide riep: ‘Maak hem koning!’
1955 152:3.2 This mighty shout enthused Peter and those of the apostles who still retained the hope of seeing Jesus assert his right to rule. But these false hopes were not to live for long. This mighty shout of the multitude had hardly ceased to reverberate from the near-by rocks when Jesus stepped upon a huge stone and, lifting up his right hand to command their attention, said: “My children, you mean well, but you are shortsighted and material-minded.” There was a brief pause; this stalwart Galilean was there majestically posed in the enchanting glow of that eastern twilight. Every inch he looked a king as he continued to speak to this breathless multitude: “You would make me king, not because your souls have been lighted with a great truth, but because your stomachs have been filled with bread. How many times have I told you that my kingdom is not of this world? This kingdom of heaven which we proclaim is a spiritual brotherhood, and no man rules over it seated upon a material throne. My Father in heaven is the all-wise and the all-powerful Ruler over this spiritual brotherhood of the sons of God on earth. Have I so failed in revealing to you the Father of spirits that you would make a king of his Son in the flesh! Now all of you go hence to your own homes. If you must have a king, let the Father of lights be enthroned in the heart of each of you as the spirit Ruler of all things.”
1997 152:3.2 Deze machtige roep werd met enthousiasme verwelkomd door Petrus en diegenen van de apostelen die nog steeds hoopten te zien dat Jezus het recht tot regeren aan zich zou trekken. Doch deze valse verwachtingen was geen lang leven beschoren. De echo van deze machtige roep van de menigte was nog maar nauwelijks door de nabije rotsen teruggekaatst, of Jezus ging op een reusachtig rotsblok staan, hief zijn rechterhand op om de aandacht te vragen en zei: ‘Mijn kinderen, ge bedoelt het goed, maar ge zijt kortzichtig en materialistisch ingesteld[13].’ Er viel een korte pauze; deze stoere Galileeër stond daar majesteitelijk in de betoverende gloed van de oosterse schemering. Hij leek in alle opzichten een koning, toen hij voortging tot de ademloos toeluisterende schare te spreken: ‘Gij wilt mij koning maken, niet omdat uw zielen verlicht zijn door een grote waarheid, maar omdat uw magen gevuld zijn met brood. Hoevele malen heb ik u niet gezegd dat mijn koninkrijk niet van deze wereld is? Dit koninkrijk des hemels dat wij verkondigen is een geestelijke broederschap, en geen mens heerst daarover, zittend op een materiële troon[14]. Mijn Vader in de hemel is de alwijze en almachtige Regeerder over deze geestelijke broederschap van de zonen van God op aarde. Ben ik zo tekort geschoten in het openbaren van de Vader der geesten aan u, dat ge een koning zoudt willen maken van zijn Zoon in het vlees? Gaat nu allen van hier, naar uw eigen huis. Indien ge een koning moet hebben, laat dan in het hart van een ieder van u de Vader der lichten tronen als de geestelijke Regeerder over alle dingen[15].’
1955 152:3.3 These words of Jesus sent the multitude away stunned and disheartened. Many who had believed in him turned back and followed him no more from that day. The apostles were speechless; they stood in silence gathered about the twelve baskets of the fragments of food; only the chore boy, the Mark lad, spoke, “And he refused to be our king.” Jesus, before going off to be alone in the hills, turned to Andrew and said: “Take your brethren back to Zebedee’s house and pray with them, especially for your brother, Simon Peter.”
1997 152:3.3 Deze woorden van Jezus deden de menigte geschokt en verslagen heengaan. Velen die in hem hadden geloofd, keerden zich af en volgden hem na die dag niet meer. De apostelen waren sprakeloos. Zij stonden zwijgend bij de twaalf korven met de overgeschoten brokken van het voedsel; alleen de boodschappenjongen, de jonge Marcus, zei: ‘En hij weigerde onze koning te zijn[16].’ Voordat Jezus heenging om in de heuvels alleen te kunnen zijn, wendde hij zich tot Andreas en zei: ‘Breng je broeders terug naar het huis van Zebedeüs en bid met hen, in het bijzonder voor je broer Simon Petrus.’
4. SIMON PETER’S NIGHT VISION
4. HET NACHTELIJKE VISIOEN VAN PETRUS
1955 152:4.1 The apostles, without their Master—sent off by themselves—entered the boat and in silence began to row toward Bethsaida on the western shore of the lake. None of the twelve was so crushed and downcast as Simon Peter. Hardly a word was spoken; they were all thinking of the Master alone in the hills. Had he forsaken them? He had never before sent them all away and refused to go with them. What could all this mean?
1997 152:4.1 Zonder hun Meester — alleen weggestuurd — gingen de apostelen aan boord en begonnen zwijgend naar Betsaïda, op de westelijke oever van het meer, te roeien[17]. Geen van de twaalf was zo geschokt en terneergeslagen als Simon Petrus. Er werd nauwelijks een woord gesproken: ze dachten allen aan de Meester die daar nu alleen in de heuvels was. Had hij hen verlaten? Hij had hen nog nooit eerder allen weggestuurd en geweigerd met hen mee te gaan. Wat kon dit alles betekenen?
1955 152:4.2 Darkness descended upon them, for there had arisen a strong and contrary wind which made progress almost impossible. As the hours of darkness and hard rowing passed, Peter grew weary and fell into a deep sleep of exhaustion. Andrew and James put him to rest on the cushioned seat in the stern of the boat. While the other apostles toiled against the wind and the waves, Peter dreamed a dream; he saw a vision of Jesus coming to them walking on the sea. When the Master seemed to walk on by the boat, Peter cried out, “Save us, Master, save us.” And those who were in the rear of the boat heard him say some of these words. As this apparition of the night season continued in Peter’s mind, he dreamed that he heard Jesus say: “Be of good cheer; it is I; be not afraid.” This was like the balm of Gilead to Peter’s disturbed soul; it soothed his troubled spirit, so that (in his dream) he cried out to the Master: “Lord, if it really is you, bid me come and walk with you on the water.” And when Peter started to walk upon the water, the boisterous waves frightened him, and as he was about to sink, he cried out, “Lord, save me!” And many of the twelve heard him utter this cry. Then Peter dreamed that Jesus came to the rescue and, stretching forth his hand, took hold and lifted him up, saying: “O, you of little faith, wherefore did you doubt?”
1997 152:4.2 De duisternis overviel hen, want er was een sterke tegenwind opgestoken die het vrijwel onmogelijk maakte vooruit te komen. Naarmate de uren van duisternis en zwaar roeien verstreken, werd Petrus moe en viel van uitputting in een diepe slaap. Andreas en Jakobus legden hem ter ruste op de beklede bank in de achtersteven van de boot. Terwijl de andere apostelen tegen de wind en de golven in zwoegden, had Petrus een droom: hij zag een visioen van Jezus die lopend op het water tot hem kwam. Toen de Meester bij de boot verder scheen te lopen, riep Petrus uit: ‘Red ons, Meester, red ons.’ Zij die achter in de boot zaten, hoorden hem enkele van deze woorden zeggen. Toen deze nachtverschijning in het bewustzijn van Petrus bleef doorgaan, droomde hij dat hij Jezus hoorde zeggen: ‘Wees welgemoed, ik ben het, wees niet bevreesd.’ Dit was als de balsem van Gilead voor de verontruste ziel van Petrus; het kalmeerde zijn gekwelde geest, zodat hij (in zijn droom) tot de Meester riep: ‘Heer, indien u het werkelijk bent, beveel mij dan bij u te komen en met u op het water te lopen.’ En toen Petrus op het water begon te lopen, maakten de onstuimige golven hem bang, en toen hij op het punt stond te zinken, riep hij: ‘Heer, red mij!’ En velen van de twaalf hoorden hem dit uitroepen. Daarop droomde Petrus dat Jezus hem te hulp kwam, zijn hand uitstrekte, hem beetpakte en hem ophief met de woorden: ‘O, kleingelovige, waarom twijfelde je?’[18]
1955 152:4.3 In connection with the latter part of his dream Peter arose from the seat whereon he slept and actually stepped overboard and into the water. And he awakened from his dream as Andrew, James, and John reached down and pulled him out of the sea.
1997 152:4.3 En bij het laatste deel van zijn droom stond Petrus op van de bank waarop hij sliep en stapte werkelijk overboord, het water in. Hij ontwaakte uit zijn droom toen Andreas, Jakobus en Johannes zich over de rand van de boot bogen en hem uit het water trokken.
1955 152:4.4 To Peter this experience was always real. He sincerely believed that Jesus came to them that night. He only partially convinced John Mark, which explains why Mark left a portion of the story out of his narrative. Luke, the physician, who made careful search into these matters, concluded that the episode was a vision of Peter’s and therefore refused to give place to this story in the preparation of his narrative.
1997 152:4.4 Voor Petrus bleef deze ervaring altijd reëel. Hij geloofde oprecht dat Jezus die nacht tot hem was gekomen. Hij overtuigde Johannes Marcus maar ten dele, hetgeen verklaart waarom Marcus een deel van het verhaal uit zijn verslag heeft weggelaten. Lucas, de arts, die deze zaak zorgvuldig onderzocht, kwam tot de conclusie dat het voorval een visioen van Petrus was geweest en weigerde daarom dit verhaal op te nemen toen hij zijn verslag maakte.
5. BACK IN BETHSAIDA
5. TERUG IN BETSAÏDA
1955 152:5.1 Thursday morning, before daylight, they anchored their boat offshore near Zebedee’s house and sought sleep until about noontime. Andrew was first up and, going for a walk by the sea, found Jesus, in company with their chore boy, sitting on a stone by the water’s edge. Notwithstanding that many of the multitude and the young evangelists searched all night and much of the next day about the eastern hills for Jesus, shortly after midnight he and the Mark lad had started to walk around the lake and across the river, back to Bethsaida.
1997 152:5.1 Op donderdagochtend, nog voor de dag aanbrak, legden zij hun boot bij het huis van Zebedeüs aan de kust voor anker en probeerden nog wat te slapen tot het middaguur[19]. Andreas was het eerste op en toen hij een wandeling maakte langs het meer, vond hij Jezus, in gezelschap van hun boodschappenjongen, op een steen aan de waterkant zitten. Terwijl velen uit de menigte en van de jonge evangelisten de hele nacht en een groot gedeelte van de volgende dag in de oostelijke heuvels naar Jezus hadden gezocht, waren hij en de jongen Marcus kort na middernacht op weg gegaan en om het meer heen gelopen, de rivier overgestoken en zo naar Betsaïda teruggekeerd.
1955 152:5.2 Of the five thousand who were miraculously fed, and who, when their stomachs were full and their hearts empty, would have made him king, only about five hundred persisted in following after him. But before these received word that he was back in Bethsaida, Jesus asked Andrew to assemble the twelve apostles and their associates, including the women, saying, “I desire to speak with them.” And when all were ready, Jesus said:
1997 152:5.2 Van de vijfduizend die op wonderbare wijze gespijzigd waren en die, toen hun magen vol en hun harten leeg waren, hem tot koning wilden maken, bleven slechts vijfhonderd hem volgen. Maar voordat dezen hadden gehoord dat hij terug was in Betsaïda, vroeg Jezus aan Andreas om de apostelen en hun metgezellen, ook de vrouwen, bijeen te roepen, met de woorden: ‘Ik wens met hen te spreken.’ Toen allen gereed waren, sprak Jezus:
1955 152:5.3 “How long shall I bear with you? Are you all slow of spiritual comprehension and deficient in living faith? All these months have I taught you the truths of the kingdom, and yet are you dominated by material motives instead of spiritual considerations. Have you not even read in the Scriptures where Moses exhorted the unbelieving children of Israel, saying: ‘Fear not, stand still and see the salvation of the Lord’? Said the singer: ‘Put your trust in the Lord.’ ‘Be patient, wait upon the Lord and be of good courage. He shall strengthen your heart.’ ‘Cast your burden on the Lord, and he shall sustain you. Trust him at all times and pour out your heart to him, for God is your refuge.’ ‘He who dwells in the secret place of the Most High shall abide under the shadow of the Almighty.’ ‘It is better to trust the Lord than to put confidence in human princes.’
1997 152:5.3 ‘Hoe lang zal ik nog geduld met jullie hebben? Zijn jullie allen zo traag van geestelijk begrip en schieten jullie zo tekort in levend geloof? Al deze maanden heb ik jullie onderricht in de waarheden van het koninkrijk, en nòg laten jullie je leiden door materiële motieven in plaats van geestelijke overwegingen. Hebben jullie zelfs niet in de Schrift gelezen hoe Mozes de ongelovige kinderen Israels aanspoorde met de woorden: “Vrees niet, sta stil en zie de redding des Heren?” De psalmdichter zei: “stel uw vertrouwen op de Heer[20][21].” “Wees geduldig, wacht op de Heer en houd moed[22]. Hij zal uw hart versterken.” “Werp uw last op de Heer en hij zal u ondersteunen[23]. Vertrouw hem te allen tijde en stort uw hart bij hem uit, want God is uw toevlucht[24].” “Hij die in de schuilplaats des Allerhoogsten woont, zal in de schaduw van de Almachtige verblijven[25].” “Het is beter op de Heer te vertrouwen dan uw vertrouwen te stellen op de vorsten der mensen[26].”
1955 152:5.4 “And now do you all see that the working of miracles and the performance of material wonders will not win souls for the spiritual kingdom? We fed the multitude, but it did not lead them to hunger for the bread of life neither to thirst for the waters of spiritual righteousness. When their hunger was satisfied, they sought not entrance into the kingdom of heaven but rather sought to proclaim the Son of Man king after the manner of the kings of this world, only that they might continue to eat bread without having to toil therefor. And all this, in which many of you did more or less participate, does nothing to reveal the heavenly Father or to advance his kingdom on earth. Have we not sufficient enemies among the religious leaders of the land without doing that which is likely to estrange also the civil rulers? I pray that the Father will anoint your eyes that you may see and open your ears that you may hear, to the end that you may have full faith in the gospel which I have taught you.”
1997 152:5.4 ‘En zien jullie nu allen in dat het doen van wonderen en het verrichten van materiële wonderbaarlijke daden geen zielen voor het geestelijk koninkrijk zal winnen? Wij hebben de menigte gespijzigd, maar dat heeft hen er niet toe gebracht te hongeren naar het brood des levens, noch te dorsten naar het water der geestelijke gerechtigheid. Nadat hun honger gestild was, zochten ze geen toegang tot het koninkrijk der hemelen, maar trachtten veeleer de Zoon des Mensen tot koning uit te roepen, zoals dit met de koningen van deze wereld gebeurt, alleen maar om door te kunnen gaan brood te eten zonder er voor te hoeven arbeiden. En dit alles, waarin velen van jullie min of meer hebben deelgenomen, draagt er niets toe bij om de hemelse Vader te openbaren of zijn koninkrijk op aarde uit te breiden. Hebben wij al niet genoeg vijanden onder de godsdienstige leiders van het land zonder ook nog datgene te doen wat ook de burgerlijke regeerders waarschijnlijk van ons zal vervreemden? Ik bid dat de Vader jullie ogen moge zalven, zodat jullie kunt zien, en jullie oren moge openen, opdat jullie moogt horen, zodat jullie geheel moogt geloven in het evangelie dat ik jullie heb onderricht[27].’
1955 152:5.5 Jesus then announced that he wished to withdraw for a few days of rest with his apostles before they made ready to go up to Jerusalem for the Passover, and he forbade any of the disciples or the multitude to follow him. Accordingly they went by boat to the region of Gennesaret for two or three days of rest and sleep. Jesus was preparing for a great crisis of his life on earth, and he therefore spent much time in communion with the Father in heaven.
1997 152:5.5 Jezus kondigde daarop aan dat hij zich met zijn apostelen enkele dagen wilde terugtrekken om uit te rusten alvorens ze zich gereed zouden maken om naar Jeruzalem te gaan voor het Pascha, en hij verbood alle discipelen en ook de menigte om hem te volgen. Dienovereenkomstig gingen ze per boot naar het gebied van Gennesaret om daar enkele dagen te kunnen uitrusten en te slapen. Jezus bereidde zich voor op een grote crisis in zijn leven op aarde, en daarom bracht hij veel tijd door in gemeenschap met de Vader in de hemel.
1955 152:5.6 The news of the feeding of the five thousand and the attempt to make Jesus king aroused widespread curiosity and stirred up the fears of both the religious leaders and the civil rulers throughout all Galilee and Judea. While this great miracle did nothing to further the gospel of the kingdom in the souls of material-minded and halfhearted believers, it did serve the purpose of bringing to a head the miracle-seeking and king-craving proclivities of Jesus’ immediate family of apostles and close disciples. This spectacular episode brought an end to the early era of teaching, training, and healing, thereby preparing the way for the inauguration of this last year of proclaiming the higher and more spiritual phases of the new gospel of the kingdom—divine sonship, spiritual liberty, and eternal salvation.
1997 152:5.6 Het nieuws van de spijziging van de vijfduizend en de poging om Jezus tot koning te maken, maakte heinde en ver de nieuwsgierigheid wakker en bracht opnieuw vrees teweeg bij de godsdienstige leiders en de burgerlijke regeerders in heel Galilea en Judea. Terwijl dit grote wonder niets bijdroeg tot de vooruitgang van het evangelie van het koninkrijk in de zielen van materieel gezinde en halfslachtige gelovigen, diende het wel het doel dat het de zucht naar wonderen en de neiging om hem tot koning te maken, die bij de naaste kring der apostelen en bij de discipelen die hem na stonden aanwezig waren, tot een crisis bracht. Deze spectaculaire periode sloot het eerste tijdvak van onderricht, opleiding en genezing af, en bereidde zodoende de weg voor de inluiding van dit laatste jaar van de verkondiging der hogere, meer geestelijke fasen van het nieuwe evangelie van het koninkrijk, het goddelijke zoonschap, geestelijke vrijheid, en eeuwige redding.
6. AT GENNESARET
6. IN GENNESARET
1955 152:6.1 While resting at the home of a wealthy believer in the Gennesaret region, Jesus held informal conferences with the twelve every afternoon. The ambassadors of the kingdom were a serious, sober, and chastened group of disillusioned men. But even after all that had happened, and as subsequent events disclosed, these twelve men were not yet fully delivered from their inbred and long-cherished notions about the coming of the Jewish Messiah. Events of the preceding few weeks had moved too swiftly for these astonished fishermen to grasp their full significance. It requires time for men and women to effect radical and extensive changes in their basic and fundamental concepts of social conduct, philosophic attitudes, and religious convictions.
1997 152:6.1 Terwijl ze rust hielden ten huize van een welgestelde gelovige in de buurt van Gennesaret, had Jezus elke middag informele besprekingen met de twaalf. De ambassadeurs van het koninkrijk vormden een ernstige, ontnuchterde en gelouterde groep mannen die uit de droom geholpen waren. Maar zelfs na alles wat er was gebeurd, waren deze twaalf, zoals uit de latere gebeurtenissen bleek, nog niet geheel los van hun diepgewortelde, lang gekoesterde denkbeelden over de komst van de Joodse Messias. De gebeurtenissen van de voorgaande weken hadden zich voor deze verbaasde vissers te snel afgespeeld om de volle betekenis ervan te kunnen vatten. Mannen en vrouwen hebben tijd nodig om radicale, grote veranderingen te kunnen aanbrengen in hun basale, fundamentele denkbeelden ten aanzien van hun sociale gedrag, filosofische instelling en religieuze overtuigingen.
1955 152:6.2 While Jesus and the twelve were resting at Gennesaret, the multitudes dispersed, some going to their homes, others going on up to Jerusalem for the Passover. In less than one month’s time the enthusiastic and open followers of Jesus, who numbered more than fifty thousand in Galilee alone, shrank to less than five hundred. Jesus desired to give his apostles such an experience with the fickleness of popular acclaim that they would not be tempted to rely on such manifestations of transient religious hysteria after he should leave them alone in the work of the kingdom, but he was only partially successful in this effort.
1997 152:6.2 Terwijl Jezus en de twaalf rust hielden in Gennesaret, gingen de menigten uiteen, sommigen naar huis en anderen verder naar Jeruzalem voor het Pascha. In minder dan een maand tijds was het aantal enthousiaste, openlijke volgelingen van Jezus, dat alleen al in Galilea meer dan vijftigduizend was geweest, ingekrompen tot minder dan vijfhonderd. Jezus wenste zijn apostelen een dergelijke ervaring met de onbestendigheid van populaire bijval te geven, zodat zij niet in de verleiding zouden komen op zulke manifestaties van voorbijgaande religieuze hysterie te vertrouwen nadat hij hen alleen zou hebben gelaten in het werk van het koninkrijk, maar hij slaagde maar gedeeltelijk in deze poging.
1955 152:6.3 The second night of their sojourn at Gennesaret the Master again told the apostles the parable of the sower and added these words: “You see, my children, the appeal to human feelings is transitory and utterly disappointing; the exclusive appeal to the intellect of man is likewise empty and barren; it is only by making your appeal to the spirit which lives within the human mind that you can hope to achieve lasting success and accomplish those marvelous transformations of human character that are presently shown in the abundant yielding of the genuine fruits of the spirit in the daily lives of all who are thus delivered from the darkness of doubt by the birth of the spirit into the light of faith—the kingdom of heaven.”
1997 152:6.3 De tweede avond van hun verblijf in Gennesaret, vertelde Jezus de apostelen opnieuw de gelijkenis van de zaaier en voegde daar de volgende woorden aan toe: ‘Jullie zien, kinderen, het beroep op menselijke gevoelens maakt geen blijvende indruk en is uiterst teleurstellend; het uitsluitende beroep op het verstand van de mens is eveneens leeg en onvruchtbaar; alleen wanneer je een beroep doet op de geest die in het innerlijk van de mens woont, is er hoop dat je blijvend succes bereikt en die wonderbaarlijke transformaties in het menselijk karakter tot stand brengt, die al spoedig blijken uit de echte vruchten van de geest die in overvloed worden voortgebracht in het dagelijks leven van allen die aldus uit de duisternis van twijfel worden verlost, wanneer zij uit de geest worden geboren in het licht van het geloofsvertrouwen — het koninkrijk des hemels.’
1955 152:6.4 Jesus taught the appeal to the emotions as the technique of arresting and focusing the intellectual attention. He designated the mind thus aroused and quickened as the gateway to the soul, where there resides that spiritual nature of man which must recognize truth and respond to the spiritual appeal of the gospel in order to afford the permanent results of true character transformations.
1997 152:6.4 Jezus onderrichtte het beroep op de emoties als de methode om de intellectuele aandacht te wekken en te concentreren. Het bewustzijn dat op deze wijze is wakkergeschud en gestimuleerd duidde hij aan als de poort naar de ziel, waar de geestelijke natuur van de mens zetelt die de waarheid moet herkennen en gehoor moet geven aan het geestelijke beroep van het evangelie, teneinde de blijvende resultaten van ware transformaties van het karakter te kunnen voortbrengen.
1955 152:6.5 Jesus thus endeavored to prepare the apostles for the impending shock—the crisis in the public attitude toward him which was only a few days distant. He explained to the twelve that the religious rulers of Jerusalem would conspire with Herod Antipas to effect their destruction. The twelve began to realize more fully (though not finally) that Jesus was not going to sit on David’s throne. They saw more fully that spiritual truth was not to be advanced by material wonders. They began to realize that the feeding of the five thousand and the popular movement to make Jesus king was the apex of the miracle-seeking, wonder-working expectance of the people and the height of Jesus’ acclaim by the populace. They vaguely discerned and dimly foresaw the approaching times of spiritual sifting and cruel adversity. These twelve men were slowly awaking to the realization of the real nature of their task as ambassadors of the kingdom, and they began to gird themselves for the trying and testing ordeals of the last year of the Master’s ministry on earth.
1997 152:6.5 Jezus spande zich in op deze wijze de apostelen voor te bereiden op de schok die hun te wachten stond — de crisis in de houding van het publiek ten opzichte van hem, die slechts enkele dagen later zou optreden. Hij maakte de twaalf duidelijk dat de godsdienstige oversten in Jeruzalem zouden samenzweren met Herodes Antipas om hun ondergang te bewerkstelligen. De twaalf begonnen duidelijker (ofschoon niet definitief) te beseffen, dat Jezus niet op de troon van David zou komen te zitten. Het werd hun helderder dat geestelijke waarheid niet kon worden bevorderd door materiële wonderen. Zij begonnen zich te realiseren dat de spijziging van de vijfduizend en de volksbeweging om Jezus tot koning te maken het toppunt waren van de wonderen zoekende, wonderen bewerkstelligende verwachting van de mensen en het hoogtepunt van de bijval voor Jezus van de kant van de massa. Zij voorzagen en voorvoelden vagelijk de tijden van geestelijke zifting en wrede tegenspoed die naderbij kwamen. Deze twaalf mannen kwamen langzamerhand tot het besef van de werkelijke natuur van hun taak als ambassadeurs van het koninkrijk, en zij begonnen zich aan te gorden voor de zware, veel vergende beproevingen die het laatste jaar van het optreden van de Meester op aarde met zich zou meebrengen.
1955 152:6.6 Before they left Gennesaret, Jesus instructed them regarding the miraculous feeding of the five thousand, telling them just why he engaged in this extraordinary manifestation of creative power and also assuring them that he did not thus yield to his sympathy for the multitude until he had ascertained that it was “according to the Father’s will.”
1997 152:6.6 Voordat zij Gennesaret verlieten, onderrichtte Jezus hen over de wonderbaarlijke spijziging van de vijfduizend, waarbij hij hun vertelde waarom hij precies deze buitengewone manifestatie van zijn creatieve kracht had verricht en hen ook verzekerde dat hij pas aldus had toegegeven aan zijn medegevoel met de menigte, toen hij zich ervan had vergewist dat dit ‘overeenkomstig de wil van de Vader’ was.
7. AT JERUSALEM
7. IN JERUZALEM
1955 152:7.1 Sunday, April 3, Jesus, accompanied only by the twelve apostles, started from Bethsaida on the journey to Jerusalem. To avoid the multitudes and to attract as little attention as possible, they journeyed by way of Gerasa and Philadelphia. He forbade them to do any public teaching on this trip; neither did he permit them to teach or preach while sojourning in Jerusalem. They arrived at Bethany, near Jerusalem, late on Wednesday evening, April 6. For this one night they stopped at the home of Lazarus, Martha, and Mary, but the next day they separated. Jesus, with John, stayed at the home of a believer named Simon, near the house of Lazarus in Bethany. Judas Iscariot and Simon Zelotes stopped with friends in Jerusalem, while the rest of the apostles sojourned, two and two, in different homes.
1997 152:7.1 Op zondag, 3 april, begon Jezus, alleen vergezeld door de twaalf apostelen, aan de tocht van Betsaïda naar Jeruzalem. Om de menigten te vermijden en zo weinig mogelijk aandacht te trekken, reisden ze via Gerasa en Filadelfia. Hij verbood hun gedurende deze tocht enig openbaar onderricht te geven en gaf hun evenmin toestemming om te onderrichten of te prediken terwijl ze in Jeruzalem verbleven. Zij kwamen laat in de avond op woensdag, 6 april, in Betanië aan, dichtbij Jeruzalem. Voor deze ene nacht bleven zij in het huis van Lazarus, Marta en Maria, maar de volgende dag gingen ze uit elkaar. Jezus logeerde met Johannes ten huize van een gelovige, Simon, dichtbij het huis van Lazarus in Betanië. Judas Isakariot en Simon Zelotes logeerden bij vrienden in Jeruzalem, terwijl de overige apostelen twee aan twee in verschillende huizen onderdak vonden.
1955 152:7.2 Jesus entered Jerusalem only once during this Passover, and that was on the great day of the feast. Many of the Jerusalem believers were brought out by Abner to meet Jesus at Bethany. During this sojourn at Jerusalem the twelve learned how bitter the feeling was becoming toward their Master. They departed from Jerusalem all believing that a crisis was impending.
1997 152:7.2 Jezus ging slechts eenmaal tijdens dit Pascha Jeruzalem binnen, en dit was op de grote feestdag. Velen van de gelovigen te Jeruzalem werden door Abner naar Betanië gebracht om Jezus daar te ontmoeten. Tijdens dit verblijf in Jeruzalem merkten de twaalf hoezeer de gevoelens jegens hun Meester verbitterd raakten. Toen zij uit Jeruzalem vertrokken, geloofden allen dat er een crisis op handen was.
1955 152:7.3 On Sunday, April 24, Jesus and the apostles left Jerusalem for Bethsaida, going by way of the coast cities of Joppa, Caesarea, and Ptolemais. Thence, overland they went by Ramah and Chorazin to Bethsaida, arriving on Friday, April 29. Immediately on reaching home, Jesus dispatched Andrew to ask of the ruler of the synagogue permission to speak the next day, that being the Sabbath, at the afternoon service. And Jesus well knew that that would be the last time he would ever be permitted to speak in the Capernaum synagogue.
1997 152:7.3 Op zondag, 24 april, gingen Jezus en de apostelen uit Jeruzalem weg naar Betsaïda, langs de kustweg via de steden Joppa, Caesarea en Ptolemaïs. Vandaar gingen zij het binnenland in via Rama en Chorazin naar Betsaïda, waar zij op vrijdag, 29 april, aankwamen. Direct nadat ze thuisgekomen waren, zond Jezus Andreas naar de overste van de synagoge om diens toestemming te vragen om de volgende dag, de Sabbat, in de middagdienst te spreken. En Jezus wist heel goed dat dit de laatste maal zou zijn dat hij ooit nog in de synagoge van Kafarnaüm zou mogen spreken.
Verhandeling 151. Het verblijf en onderricht aan de oever van het meer |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 153. De crisis in Kafarnaüm |