Het Urantia Boek in het Engels is sinds 2006 wereldwijd Public Domain.
Vertalingen: © 1997 De Stichting Urantia
Verhandeling 81. De ontwikkeling van de moderne civilisatie |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 83. Het huwelijk als instituut |
THE EVOLUTION OF MARRIAGE
DE EVOLUTIE VAN HET HUWELIJK
1955 82:0.1 MARRIAGE—mating—grows out of bisexuality. Marriage is man’s reactional adjustment to such bisexuality, while the family life is the sum total resulting from all such evolutionary and adaptative adjustments. Marriage is enduring; it is not inherent in biologic evolution, but it is the basis of all social evolution and is therefore certain of continued existence in some form. Marriage has given mankind the home, and the home is the crowning glory of the whole long and arduous evolutionary struggle.
1997 82:0.1 HET huwelijk — de paarvorming — komt voort uit het feit er twee geslachten bestaan. Het huwelijk is ’s mensen reactie op en regeling van dit bestaan der twee geslachten, terwijl het gezinsleven het eindresultaat is van al deze evolutionaire en adaptieve harmonisering. Het huwelijk is duurzaam; het is niet inherent aan de biologische evolutie maar het is de basis van alle sociale evolutie en zal daarom ongetwijfeld in een of andere vorm blijven bestaan. Het huwelijk heeft de mensheid het huisgezin geschonken en het huisgezin is de kroon op de ganse lange en zware evolutionaire worsteling.
1955 82:0.2 While religious, social, and educational institutions are all essential to the survival of cultural civilization, the family is the master civilizer. A child learns most of the essentials of life from his family and the neighbors.
1997 82:0.2 Hoewel godsdienstige, sociale en educatieve instellingen alle van essentiëel belang zijn voor het voortbestaan van de culturele civilisatie, is het gezin de voornaamste civiliseerder. Een kind leert de meeste dingen die van wezenlijk belang zijn in het leven van zijn familie en de buren.
1955 82:0.3 The humans of olden times did not possess a very rich social civilization, but such as they had they faithfully and effectively passed on to the next generation. And you should recognize that most of these civilizations of the past continued to evolve with a bare minimum of other institutional influences because the home was effectively functioning. Today the human races possess a rich social and cultural heritage, and it should be wisely and effectively passed on to succeeding generations. The family as an educational institution must be maintained.
1997 82:0.3 De mensen in de oudheid bezaten geen zeer rijke sociale civilisatie, doch wat zij hadden, gaven zij getrouw en doeltreffend door aan de volgende generatie. En ge dient u rekenschap te geven van het feit dat de meeste van deze civilisaties uit het verleden zich bij slechts een minimum aan andere institutionele invloeden bleven ontwikkelen, omdat het gezin doeltreffend functioneerde. Tegenwoordig zijn de mensenrassen in het bezit van een rijke sociale en culturele erfenis, en deze dient met wijsheid en doeltreffendheid te worden doorgegeven aan de volgende generaties. Het gezin moet als opvoedende sociale instelling in stand worden gehouden.
1. THE MATING INSTINCT
1. HET PARINGSINSTINCT
1955 82:1.1 Notwithstanding the personality gulf between men and women, the sex urge is sufficient to insure their coming together for the reproduction of the species. This instinct operated effectively long before humans experienced much of what was later called love, devotion, and marital loyalty. Mating is an innate propensity, and marriage is its evolutionary social repercussion.
1997 82:1.1 Ondanks de kloof tussen de persoonlijkheidsstructuren van mannen en vrouwen, is de geslachtsdrift voldoende sterk om hun samenkomen ten behoeve van de voortplanting van de soort te garanderen. Dit instinct werkte reeds doeltreffend, lang voordat de mensen iets ervoeren van wat later liefde, toewijding en huwelijkstrouw werd genoemd. De voortplanting is een aangeboren neiging en het huwelijk is daarvan de evolutionaire, sociale weerslag.
1955 82:1.2 Sex interest and desire were not dominating passions in primitive peoples; they simply took them for granted. The entire reproductive experience was free from imaginative embellishment. The all-absorbing sex passion of the more highly civilized peoples is chiefly due to race mixtures, especially where the evolutionary nature has been stimulated by the associative imagination and beauty appreciation of the Nodites and Adamites. But this Andite inheritance was absorbed by the evolutionary races in such limited amounts as to fail to provide sufficient self-control for the animal passions thus quickened and aroused by the endowment of keener sex consciousness and stronger mating urges. Of the evolutionary races, the red man had the highest sex code.
1997 82:1.2 Seksuele belangstelling en verlangen waren bij de primitieve volken geen dominerende passies; voor hen waren deze eenvoudig vanzelfsprekend. De gehele reproductieve ervaring was vrij van fantasierijke verfraaiing. De alles overheersende seksuele passie van de meer geciviliseerde volken is hoofdzakelijk te danken aan de vermenging der rassen, vooral waar de evolutionaire natuur gestimuleerd werd door de associatieve verbeeldingskracht en de waardering voor schoonheid van de Nodieten en Adamieten. Doch deze Anditische erfenis werd door de evolutionaire rassen in zulke beperkte hoeveelheden geabsorbeerd, dat zij te weinig zelfbeheersing verschafte voor de dierlijke hartstochten die waren aangewakkerd en geprikkeld door deze begiftiging met een scherper seksueel besef en sterkere paringsdrift. Van de evolutionaire rassen had de rode mens de hoogste seksuele normen.
1997 82:1.3 Het reguleren van de seksualiteit met betrekking tot het huwelijk geeft aan:
1955 82:1.4 1. The relative progress of civilization. Civilization has increasingly demanded that sex be gratified in useful channels and in accordance with the mores.
1997 82:1.4 1. De relatieve vooruitgang der beschaving. De beschaving heeft in toenemende mate geëist dat de bevrediging van seksuele verlangens op nuttige wijze wordt gerealiseerd, en in overeenstemming met de zeden.
1955 82:1.5 2. The amount of Andite stock in any people. Among such groups sex has become expressive of both the highest and the lowest in both the physical and emotional natures.
1997 82:1.5 2. De hoeveelheid Anditisch bloed in een volk. Bij alle groepen met Anditisch bloed is de seksualiteit het uitdrukkingsmiddel geworden van zowel het hoogste als het laagste in de lichamelijke en de emotionele natuur van de mens.
1955 82:1.6 The Sangik races had normal animal passion, but they displayed little imagination or appreciation of the beauty and physical attractiveness of the opposite sex. What is called sex appeal is virtually absent even in present-day primitive races; these unmixed peoples have a definite mating instinct but insufficient sex attraction to create serious problems requiring social control.
1997 82:1.6 De Sangik-rassen kenden de normale dierlijke passie, maar zij toonden weinig verbeeldingskracht of appreciatie voor de schoonheid en fysieke aantrekkingskracht van het andere geslacht. Wat seksuele aantrekkingskracht wordt genoemd komt zelfs bij hedendaagse primitieve volken praktisch niet voor; deze ongemengde volken kennen een duidelijk paringsinstinct, maar onvoldoende seksuele aantrekkingskracht om ernstige problemen te creëren die om sociale controle vragen.
1955 82:1.7 The mating instinct is one of the dominant physical driving forces of human beings; it is the one emotion which, in the guise of individual gratification, effectively tricks selfish man into putting race welfare and perpetuation high above individual ease and personal freedom from responsibility.
1997 82:1.7 Het paringsinstinct is een van de dominante fysieke drijvende krachten van menselijke we- zens; het is de enige emotie die, onder het mom van bevrediging van het individu, de zelfzuchtige mens er doeltreffend toe verleidt het welzijn en de bestendiging van de soort ver boven het gemak van het individu en de persoonlijke vrijheid van verantwoordelijkheid te stellen.
1955 82:1.8 As an institution, marriage, from its early beginnings down to modern times, pictures the social evolution of the biologic propensity for self-perpetuation. The perpetuation of the evolving human species is made certain by the presence of this racial mating impulse, an urge which is loosely called sex attraction. This great biologic urge becomes the impulse hub for all sorts of associated instincts, emotions, and usages—physical, intellectual, moral, and social.
1997 82:1.8 Als instelling geeft het huwelijk, van zijn vroegste ontstaan tot aan de huidige tijd, de sociale evolutie weer van de biologische neiging tot zelfbestendiging. De bestendiging van de evoluerende menselijke soort wordt verzekerd door de aanwezigheid van deze paringsimpuls van de soort, een drang die losweg seksuele aantrekkingskracht wordt genoemd. Deze sterke biologische drang wordt de centrale impuls voor allerlei ermee verbonden instincten, emoties en gebruiken — fysiek, verstandelijk, moreel en sociaal.
1955 82:1.9 With the savage, the food supply was the impelling motivation, but when civilization insures plentiful food, the sex urge many times becomes a dominant impulse and therefore ever stands in need of social regulation. In animals, instinctive periodicity checks the mating propensity, but since man is so largely a self-controlled being, sex desire is not altogether periodic; therefore does it become necessary for society to impose self-control upon the individual.
1997 82:1.9 Bij de primitieve mens was de voedselvoorziening de dwingende motivering, maar wanneer de civilisatie een overvloed aan voedsel zeker stelt, wordt de seksuele drang heel vaak een domi- nante impuls en heeft daarom steeds sociale regulering nodig. Bij dieren beteugelt de periodiciteit van de instincten de neiging tot paring, maar omdat de mens in zo hoge mate een wezen is dat zichzelf in toom houdt, is het seksuele verlangen niet geheel periodiek; daarom wordt het voor de samenleving inderdaad noodzakelijk om het individu zelfbeheersing op te leggen.
1955 82:1.10 No human emotion or impulse, when unbridled and overindulged, can produce so much harm and sorrow as this powerful sex urge. Intelligent submission of this impulse to the regulations of society is the supreme test of the actuality of any civilization. Self-control, more and more self-control, is the ever-increasing demand of advancing mankind. Secrecy, insincerity, and hypocrisy may obscure sex problems, but they do not provide solutions, nor do they advance ethics.
1997 82:1.10 Wanneer zij niet wordt beteugeld en er teveel aan wordt toegegeven, kan geen enkele menselijke emotie of impuls zoveel kwaad en verdriet veroorzaken als deze krachtige seksuele drift. De intelligente onderwerping van deze impuls aan de regelingen van de samenleving is de vuurproef voor de realiteit van iedere civilisatie. Zelfbeheersing, meer en meer zelfbeheersing, is de eis die de voortschrijdende mensheid steeds dwingender stelt. Heimelijkheid, onoprechtheid en schijnheiligheid kunnen seksuele problemen versluieren, maar zij verschaffen geen oplossingen, noch brengen zij de ethiek vooruit.
2. THE RESTRICTIVE TABOOS
2. DE BEPERKENDE TABOES
1955 82:2.1 The story of the evolution of marriage is simply the history of sex control through the pressure of social, religious, and civil restrictions. Nature hardly recognizes individuals; it takes no cognizance of so-called morals; it is only and exclusively interested in the reproduction of the species. Nature compellingly insists on reproduction but indifferently leaves the consequential problems to be solved by society, thus creating an ever-present and major problem for evolutionary mankind. This social conflict consists in the unending war between basic instincts and evolving ethics.
1997 82:2.1 Het verhaal van de evolutie van het huwelijk is eenvoudig de geschiedenis van het beheersen van de seksualiteit onder de druk van sociale, godsdienstige en burgerlijke beperkingen. De natuur erkent bijna geen individuen; zij neemt geen kennis van de zogenaamde seksuele normen; zij is alleen en uitsluitend geïnteresseerd in de voortplanting van de soort. De natuur staat op dwingende wijze op voortplanting, maar laat de oplossing van de hieruit voortvloeiende problemen onverschillig over aan de samenleving, en schept zo een altijd aanwezige, grote opgave voor de evolutionaire mensheid. Dit sociale conflict bestaat uit de eindeloze strijd tussen fundamentele instincten en evoluerende ethiek.
1955 82:2.2 Among the early races there was little or no regulation of the relations of the sexes. Because of this sex license, no prostitution existed. Today, the Pygmies and other backward groups have no marriage institution; a study of these peoples reveals the simple mating customs followed by primitive races. But all ancient peoples should always be studied and judged in the light of the moral standards of the mores of their own times.
1997 82:2.2 Bij de oude rassen bestond er weinig of geen regulering van de betrekkingen tussen de geslachten. Door deze seksuele ongebondenheid bestond er geen prostitutie. Tegenwoordig kennen de Pygmeeën en andere achtergebleven groepen geen huwelijksinstelling; de bestudering van deze volken onthult de eenvoudige paringsgebruiken die door de primitieve volken werden gevolgd. Maar alle oude volken moeten altijd bestudeerd en beoordeeld worden in het licht van de morele normen der zeden van hun eigen tijd.
1955 82:2.3 Free love, however, has never been in good standing above the scale of rank savagery. The moment societal groups began to form, marriage codes and marital restrictions began to develop. Mating has thus progressed through a multitude of transitions from a state of almost complete sex license to the twentieth-century standards of relatively complete sex restriction.
1997 82:2.3 De vrije liefde is echter nooit gerespecteerd geweest boven het niveau van grove primitiviteit. Zodra zich maatschappelijke groepen begonnen te vormen, begonnen zich huwelijkscodes en beperkingen te ontwikkelen. Het paren heeft zich zo, via een veelheid van overgangen, ontwikkeld uit een toestand van bijna volledige seksuele losbandigheid, tot de normen van de verhoudingsgewijs volledige beperking van de seksuele omgang van de twintigste eeuw.
1955 82:2.4 In the earliest stages of tribal development the mores and restrictive taboos were very crude, but they did keep the sexes apart—this favored quiet, order, and industry—and the long evolution of marriage and the home had begun. The sex customs of dress, adornment, and religious practices had their origin in these early taboos which defined the range of sex liberties and thus eventually created concepts of vice, crime, and sin. But it was long the practice to suspend all sex regulations on high festival days, especially May Day.
1997 82:2.4 In de vroegste fasen van de ontwikkeling van stammen waren de zeden en restrictieve taboes zeer primitief, maar zij hielden de seksen wel van elkaar gescheiden — dit bevorderde de rust, orde en vlijt — en zo begon de lange evolutie van het huwelijk en het huisgezin. De gebruiken op seksueel gebied inzake kleding, versiering en godsdienstige praktijken, hadden hun oorsprong in deze oude taboes, die het terrein waar seksuele vrijheden geoorloofd waren, afbakenden en zo uiteindelijk opvattingen schiepen ten aanzien van ondeugd, misdaad en zonde. Het was evenwel lang de gewoonte alle seksuele regulering op te schorten tijdens hoge feestdagen, vooral op de eerste dag in Mei[1].
1955 82:2.5 Women have always been subject to more restrictive taboos than men. The early mores granted the same degree of sex liberty to unmarried women as to men, but it has always been required of wives that they be faithful to their husbands. Primitive marriage did not much curtail man’s sex liberties, but it did render further sex license taboo to the wife. Married women have always borne some mark which set them apart as a class by themselves, such as hairdress, clothing, veil, seclusion, ornamentation, and rings.
1997 82:2.5 Vrouwen zijn altijd aan meer restrictieve taboes onderworpen geweest dan mannen. Onder de oude zeden hadden ongehuwde vrouwen dezelfde mate van seksuele vrijheid als mannen, maar van gehuwde vrouwen is altijd geëist dat zij hun echtgenoten trouw bleven. Het primitieve huwelijk beknotte de seksuele vrijheid van de man niet sterk, maar het maakte seksuele ongebondenheid voor de vrouw in het vervolg taboe. Gehuwde vrouwen hebben altijd een bepaald kenteken gedragen dat hen als een op zichzelf staande klasse onderscheidde, zoals de haardracht, kleding, een sluier, afzondering, versiering en ringen.
3. EARLY MARRIAGE MORES
3. VROEGE HUWELIJKSZEDEN
1955 82:3.1 Marriage is the institutional response of the social organism to the ever-present biologic tension of man’s unremitting urge to reproduction—self-propagation. Mating is universally natural, and as society evolved from the simple to the complex, there was a corresponding evolution of the mating mores, the genesis of the marital institution. Wherever social evolution has progressed to the stage at which mores are generated, marriage will be found as an evolving institution.
1997 82:3.1 Het huwelijk is de institutionele reactie van het sociale organisme op de steeds aanwezige biologische spanning tengevolge van de constante voortplantingsdrift van de mens — het continueren van zichzelf. Het paren is universeel natuurlijk, en naarmate de samenleving zich van een eenvoudig tot een gecompliceerd geheel ontwikkelde, vond er een overeenkomstige evolutie van de paringszeden plaats — de wording van het huwelijksinstituut. Overal waar de sociale evolutie voortging zich te ontwikkelen tot het niveau waarop zeden ontstaan, wordt het huwelijk aangetroffen als een evoluerend instituut.
1955 82:3.2 There always have been and always will be two distinct realms of marriage: the mores, the laws regulating the external aspects of mating, and the otherwise secret and personal relations of men and women. Always has the individual been rebellious against the sex regulations imposed by society; and this is the reason for this agelong sex problem: Self-maintenance is individual but is carried on by the group; self-perpetuation is social but is secured by individual impulse.
1997 82:3.2 Het huwelijk heeft altijd twee onderscheiden gebieden gekend, die ook altijd zullen blijven bestaan: de zeden, de wetten die de uiterlijke aspecten van het paren reguleren, en anderzijds de verborgen, persoonlijke verhoudingen tussen mannen en vrouwen. Het individu is altijd in opstand gekomen tegen de door de samenleving opgelegde regulering van het seksuele gedrag. Dit is ook de reden voor het eeuwenoude seksuele probleem: het zelfbehoud is individueel, doch wordt uitgevoerd door de groep; het zich voortplanten is sociaal, maar wordt verzekerd door de aandriften van het individu.
1955 82:3.3 The mores, when respected, have ample power to restrain and control the sex urge, as has been shown among all races. Marriage standards have always been a true indicator of the current power of the mores and the functional integrity of the civil government. But the early sex and mating mores were a mass of inconsistent and crude regulations. Parents, children, relatives, and society all had conflicting interests in the marriage regulations. But in spite of all this, those races which exalted and practiced marriage naturally evolved to higher levels and survived in increased numbers.
1997 82:3.3 Indien de zeden worden gerespecteerd, hebben zij ruim voldoende kracht om de seksuele drang aan banden te leggen en te beheersen, zoals bij alle volken wordt aangetoond. Huwelijksnormen zijn altijd betrouwbare aanwijzingen geweest van de kracht der zeden van het moment en van de integriteit waarmee de burgerlijke overheid functioneert. Maar de oude zeden ten aanzien van het seksuele gedrag en de voortplanting bestonden uit een massa onsamenhangende, primitieve regelingen. Ouders, kinderen, verwanten en de samenleving hadden allen tegenstrijdige belangen bij de huwelijksregelingen. Ondanks dit alles echter, evolueerden de volken die het huwelijk verhieven en het in praktijk brachten, op natuurlijke wijze tot hogere niveaus en overleefden in grotere getale.
1955 82:3.4 In primitive times marriage was the price of social standing; the possession of a wife was a badge of distinction. The savage looked upon his wedding day as marking his entrance upon responsibility and manhood. In one age, marriage has been looked upon as a social duty; in another, as a religious obligation; and in still another, as a political requirement to provide citizens for the state.
1997 82:3.4 In de primitieve tijden was het huwelijk de prijs die betaald moest worden voor sociale status; het bezit van een vrouw was een ereteken[2]. Voor de primitieve man werd zijn intrede in de levensfase van eigen verantwoordelijkheid en volwassen mannelijkheid gemarkeerd door zijn huwelijksdag. In het ene tijdperk werd het huwelijk beschouwd als een sociale plicht; in het andere als een godsdienstige verplichting en in weer andere als een politieke eis om burgers te schenken aan de staat.
1955 82:3.5 Many early tribes required feats of stealing as a qualification for marriage; later peoples substituted for such raiding forays, athletic contests and competitive games. The winners in these contests were awarded the first prize—choice of the season’s brides. Among the head-hunters a youth might not marry until he possessed at least one head, although such skulls were sometimes purchasable. As the buying of wives declined, they were won by riddle contests, a practice that still survives among many groups of the black man.
1997 82:3.5 Vele vroege stammen eisten wapenfeiten van diefstal als bewijs van geschiktheid voor het huwelijk; latere volken vervingen deze rooftochten door atletische krachtproeven en wedstrijden. De winnaars van deze krachtmetingen kregen de eerste prijs — een keuze uit de bruiden van het seizoen. Bij de koppensnellers mocht een jonge man niet trouwen voordat hij op zijn minst één hoofd bezat, hoewel zulke schedels soms ook te koop waren. Toen het kopen van vrouwen in ongebruik raakte, werden zij verworven door raadselwedstrijden, een praktijk die nog steeds bij vele stammen van de zwarte mens bestaat.
1955 82:3.6 With advancing civilization, certain tribes put the severe marriage tests of male endurance in the hands of the women; they thus were able to favor the men of their choice. These marriage tests embraced skill in hunting, fighting, and ability to provide for a family. The groom was long required to enter the bride’s family for at least one year, there to live and labor and prove that he was worthy of the wife he sought.
1997 82:3.6 Met de vooruitgang der beschaving legden bepaalde stammen de zware huwelijksproeven van mannelijk uithoudingsvermogen in handen van de vrouwen; de vrouwen waren zo in staat de mannen van hun keus te begunstigen. Deze huwelijksproeven omvatten vaardigheid in het jagen en vechten, en het vermogen een gezin te onderhouden. Het was lang de gewoonte dat de bruidegom tenminste een jaar deel moest zijn van de familie van de bruid, om daar te leven en te werken, en te bewijzen dat hij de vrouw die hij zocht, waard was.
1955 82:3.7 The qualifications of a wife were the ability to perform hard work and to bear children. She was required to execute a certain piece of agricultural work within a given time. And if she had borne a child before marriage, she was all the more valuable; her fertility was thus assured.
1997 82:3.7 Een echtgenote moest in staat zijn hard te werken en kinderen te krijgen. Er werd van haar verlangd om een bepaalde hoeveelheid werk op het land binnen een vastgestelde tijd te verrichten. En als zij vóór het huwelijk een kind had voortgebracht, was zij des te meer waard: haar vruchtbaarheid was zo gewaarborgd.
1955 82:3.8 The fact that ancient peoples regarded it as a disgrace, or even a sin, not to be married, explains the origin of child marriages; since one must be married, the earlier the better. It was also a general belief that unmarried persons could not enter spiritland, and this was a further incentive to child marriages even at birth and sometimes before birth, contingent upon sex. The ancients believed that even the dead must be married. The original matchmakers were employed to negotiate marriages for deceased individuals. One parent would arrange for these intermediaries to effect the marriage of a dead son with a dead daughter of another family.
1997 82:3.8 Het feit dat oude volken het als een schande of zelfs als zonde beschouwden om niet getrouwd te zijn, verklaart het ontstaan van kinderhuwelijken; als men beslist getrouwd moest zijn, dan ook hoe eerder hoe beter. Er heerste ook een algemeen geloof dat ongehuwde personen het geestenrijk niet konden binnengaan, en dit was een bijkomend motief voor kinderhuwelijken al direct bij de geboorte en soms zelfs vóór de geboorte, afhankelijk van het geslacht. De ouden geloofden dat zelfs de gestorvenen gehuwd moesten zijn. De oorspronkelijke koppelaars werden in dienst genomen om te onderhandelen over huwelijken van gestorvenen. Een van de ouders placht ervoor te zorgen dat deze bemiddelaars een huwelijk tussen een dode zoon en een dode dochter van een andere familie tot stand brachten.
1955 82:3.9 Among later peoples, puberty was the common age of marriage, but this has advanced in direct proportion to the progress of civilization. Early in social evolution peculiar and celibate orders of both men and women arose; they were started and maintained by individuals more or less lacking normal sex urge.
1997 82:3.9 Onder latere volken was de puberteit de gebruikelijke leeftijd om te huwen, doch deze is in directe verhouding tot de vooruitgang van de beschaving vooruitgeschoven. Reeds vroeg in de sociale evolutie verschenen er speciale celibataire orden van mannen en vrouwen; zij werden gesticht en in stand gehouden door mensen die het min of meer mate aan normale seksuele drift ontbrak.
1955 82:3.10 Many tribes allowed members of the ruling group to have sex relations with the bride just before she was to be given to her husband. Each of these men would give the girl a present, and this was the origin of the custom of giving wedding presents. Among some groups it was expected that a young woman would earn her dowry, which consisted of the presents received in reward for her sex service in the bride’s exhibition hall.
1997 82:3.10 Vele stammen stonden leden van de heersende groep toe om seksuele omgang met de bruid te hebben kort voordat zij aan haar echtgenoot werd gegeven. Ieder van deze mannen placht het meisje een geschenk te geven, en dit was de oorsprong van de gewoonte om huwelijksgeschenken te geven. Bij sommige groepen werd van een jonge vrouw verwacht dat zij haar bruidsschat verdiende; deze bestond uit de geschenken die zij als beloning ontving voor haar seksuele diensten in de ruimte waar de bruid vertoond werd.
1955 82:3.11 Some tribes married the young men to the widows and older women and then, when they were subsequently left widowers, would allow them to marry the young girls, thus insuring, as they expressed it, that both parents would not be fools, as they conceived would be the case if two youths were allowed to mate. Other tribes limited mating to similar age groups. It was the limitation of marriage to certain age groups that first gave origin to ideas of incest. (In India there are even now no age restrictions on marriage.)
1997 82:3.11 Sommige stammen lieten de jonge mannen met weduwen en oudere vrouwen trouwen, en als zij vervolgens als weduwnaars achterbleven, stonden zij hun toe om de jonge meisjes te trouwen; hierdoor werd, naar zij betoogden, gewaarborgd dat niet beide ouders onbezonnen zouden zijn, zoals naar hun mening het geval zou zijn als twee jonge mensen werd toegestaan te huwen. Andere stammen beperkten de paarvorming tot groepen van dezelfde leeftijd. Het was door de beperking van het huwelijk tot bepaalde leeftijdsgroepen dat er voor het eerst ideeën van incest ontstonden. (In India bestaan zelfs nu nog geen leeftijdsbeperkingen voor het huwelijk.)
1955 82:3.12 Under certain mores widowhood was greatly to be feared, widows being either killed or allowed to commit suicide on their husbands’ graves, for they were supposed to go over into spiritland with their spouses. The surviving widow was almost invariably blamed for her husband’s death. Some tribes burned them alive. If a widow continued to live, her life was one of continuous mourning and unbearable social restriction since remarriage was generally disapproved.
1997 82:3.12 Onder bepaalde zeden was het weduwschap een zeer vreeswekkende staat, omdat weduwen òf gedood werden, òf toestemming kregen zelfmoord te plegen op het graf van hun echtgenoot, want zij behoorden samen met hun mannen over te gaan naar het geestenrijk. De overlevende weduwe werd bijna altijd schuldig geacht aan de dood van haar echtgenoot. Bij sommige stammen werden weduwen levend verbrand. Indien een weduwe in leven bleef, bestond dat leven uit voortdurende rouw en ondraaglijke sociale beperkingen, daar tweede huwelijken algemeen werden afgekeurd.
1955 82:3.13 In olden days many practices now regarded as immoral were encouraged. Primitive wives not infrequently took great pride in their husbands’ affairs with other women. Chastity in girls was a great hindrance to marriage; the bearing of a child before marriage greatly increased a girl’s desirability as a wife since the man was sure of having a fertile companion.
1997 82:3.13 Oudtijds werden vele praktijken die thans als immoreel worden beschouwd, aangemoedigd. Primitieve vrouwen waren vaak zeer trots op de verhoudingen van hun echtgenoten met andere vrouwen. Kuisheid was voor meisjes een grote hinderpaal voor een huwelijk; door het baren van een kind voor het huwelijk werd de begeerlijkheid van een meisje als vrouw sterk verhoogd, omdat de man er zeker van kon zijn een vruchtbare partner te hebben.
1955 82:3.14 Many primitive tribes sanctioned trial marriage until the woman became pregnant, when the regular marriage ceremony would be performed; among other groups the wedding was not celebrated until the first child was born. If a wife was barren, she had to be redeemed by her parents, and the marriage was annulled. The mores demanded that every pair have children.
1997 82:3.14 Veel primitieve stammen stonden een proefhuwelijk toe totdat de vrouw zwanger werd, waarna de gebruikelijke huwelijksceremonie werd voltrokken; bij andere groepen werd het huwelijk pas gevierd als het eerste kind was geboren. Indien een vrouw onvruchtbaar was, moest zij door haar ouders teruggekocht worden en werd het huwelijk nietig verklaard. De zeden eisten dat ieder paar kinderen kreeg.
1955 82:3.15 These primitive trial marriages were entirely free from all semblance of license; they were simply sincere tests of fecundity. The contracting individuals married permanently just as soon as fertility was established. When modern couples marry with the thought of convenient divorce in the background of their minds if they are not wholly pleased with their married life, they are in reality entering upon a form of trial marriage and one that is far beneath the status of the honest adventures of their less civilized ancestors.
1997 82:3.15 Deze primitieve proefhuwelijken waren totaal vrij van iedere schijn van losbandigheid; het waren eenvoudig oprechte toetsen van vruchtbaarheid. De contracterende personen sloten een blijvend huwelijk zodra de vruchtbaarheid was vastgesteld. Wanneer hedendaagse paren trouwen met in hun achterhoofd de gedachte van een gemakkelijk te realiseren scheiding voor het geval zij niet geheel tevreden mochten zijn met hun huwelijksleven, gaan zij in werkelijkheid een soort proefhuwelijk aan, en een proefhuwelijk ver beneden de status van de eerzame avonturen van hun minder geciviliseerde voorouders.
4. MARRIAGE UNDER THE PROPERTY MORES
4. HET HUWELIJK ONDER DE EIGENDOMSZEDEN
1955 82:4.1 Marriage has always been closely linked with both property and religion. Property has been the stabilizer of marriage; religion, the moralizer.
1997 82:4.1 Het huwelijk is altijd nauw verbonden geweest met zowel eigendom als de religie. Eigendom heeft het huwelijk gestabiliseerd; de godsdienst heeft het in moreel opzicht gevormd.
1955 82:4.2 Primitive marriage was an investment, an economic speculation; it was more a matter of business than an affair of flirtation. The ancients married for the advantage and welfare of the group; wherefore their marriages were planned and arranged by the group, their parents and elders. And that the property mores were effective in stabilizing the marriage institution is borne out by the fact that marriage was more permanent among the early tribes than it is among many modern peoples.
1997 82:4.2 Het primitieve huwelijk was een investering, economische speculatie; het was meer een zakelijke aangelegenheid dan een kwestie van hofmakerij. De mensen uit de oudheid trouwden ter wille van het voordeel en het welzijn van de groep, en daarom werden huwelijken gesmeed en geregeld door de groep, hun ouders en de oudsten. Dat de eigendomszeden en gebruiken doeltreffend waren voor het stabiliseren van de huwelijksinstelling, wordt bevestigd door het feit dat het huwelijk bij de oude stammen bestendiger was dan bij vele hedendaagse volken.
1955 82:4.3 As civilization advanced and private property gained further recognition in the mores, stealing became the great crime. Adultery was recognized as a form of stealing, an infringement of the husband’s property rights; it is not therefore specifically mentioned in the earlier codes and mores. Woman started out as the property of her father, who transferred his title to her husband, and all legalized sex relations grew out of these pre-existent property rights. The Old Testament deals with women as a form of property; the Koran teaches their inferiority. Man had the right to lend his wife to a friend or guest, and this custom still obtains among certain peoples.
1997 82:4.3 Naargelang de civilisatie voortschreed en het persoonlijke eigendom meer erkenning kreeg in de mores, werd diefstal de ernstigste misdaad. Overspel werd als een vorm van diefstal beschouwd, een inbreuk op de eigendomsrechten van de echtgenoot, daarom wordt het niet specifiek in de oude wetten en zeden genoemd. De vrouw begon haar leven als bezit van haar vader die zijn eigendomsrecht overdroeg aan haar echtgenoot, en alle gelegaliseerde verhoudingen tussen de geslachten kwamen voort uit deze al eerder bestaande eigendomsrechten. In het Oude Testament worden vrouwen als een vorm van eigendom behandeld; de Koran onderricht hun ondergeschiktheid. De man had het recht zijn vrouw aan een vriend of gast uit te lenen, en deze gewoonte bestaat bij bepaalde volken nog steeds.
1955 82:4.4 Modern sex jealousy is not innate; it is a product of the evolving mores. Primitive man was not jealous of his wife; he was just guarding his property. The reason for holding the wife to stricter sex account than the husband was because her marital infidelity involved descent and inheritance. Very early in the march of civilization the illegitimate child fell into disrepute. At first only the woman was punished for adultery; later on, the mores also decreed the chastisement of her partner, and for long ages the offended husband or the protector father had the full right to kill the male trespasser. Modern peoples retain these mores, which allow so-called crimes of honor under the unwritten law.
1997 82:4.4 De hedendaagse seksuele jaloersheid is niet aangeboren, ze is ontstaan uit de evoluerende zeden. De primitieve man was niet jaloers ten aanzien van zijn vrouw: hij bewaakte eenvoudig zijn bezit. De reden waarom de vrouw aan striktere seksuele regels was gebonden dan haar echtgenoot, was dat haar huwelijkse ontrouw te maken had met de nakomelingschap en met de erflating. Reeds zeer vroeg in de loop der civilisatie kwam het onwettige kind in een slechte reuk te staan. Aanvankelijk werd alleen de vrouw voor overspel gestraft; later verordineerden de zeden ook de bestraffing van haar partner, en vele eeuwen lang had de bedrogen echtgenoot of de beschermende vader het volste recht de mannelijke overtreder te doden. Moderne volken houden nog vast aan deze zeden, die onder de ongeschreven wet nog zogenoemde erezaken toestaan.
1955 82:4.5 Since the chastity taboo had its origin as a phase of the property mores, it applied at first to married women but not to unmarried girls. In later years, chastity was more demanded by the father than by the suitor; a virgin was a commercial asset to the father—she brought a higher price. As chastity came more into demand, it was the practice to pay the father a bride fee in recognition of the service of properly rearing a chaste bride for the husband-to-be. When once started, this idea of female chastity took such hold on the races that it became the practice literally to cage up girls, actually to imprison them for years, in order to assure their virginity. And so the more recent standards and virginity tests automatically gave origin to the professional prostitute classes; they were the rejected brides, those women who were found by the grooms’ mothers not to be virgins.
1997 82:4.5 Aangezien het kuisheidstaboe ontstond als een fase van de eigendomszeden, gold het aanvankelijk wel voor gehuwde vrouwen maar niet voor ongetrouwde meisjes. In latere jaren eiste de vader kuisheid, veeleer dan de huwelijkskandidaat: een maagd was voor de vader een commerciëel bezit — zij bracht een hogere prijs op. Naarmate er meer vraag kwam naar kuisheid, werd het de gewoonte de vader een bruidsschat te betalen als dank voor de dienst dat hij een maagdelijke bruid naar behoren had grootgebracht voor de aanstaande echtgenoot. Toen het eenmaal was ontstaan, kreeg dit idee van de vrouwelijke kuisheid zo’n sterke greep op de volken, dat het gebruikelijk werd de meisjes letterlijk in een kooi op te sluiten, om hen in feite jarenlang gevangen te houden om hun maagdelijkheid te waarborgen. En zo deden de meer recente normen en kuisheidsproeven automatisch de klassen der professionele prostituees ontstaan; dit waren de verworpen bruiden, de vrouwen die door de moeders van de bruidegommen niet maagd waren bevonden.
5. ENDOGAMY AND EXOGAMY
5. ENDOGAMIE EN EXOGAMIE
1955 82:5.1 Very early the savage observed that race mixture improved the quality of the offspring. It was not that inbreeding was always bad, but that outbreeding was always comparatively better; therefore the mores tended to crystallize in restriction of sex relations among near relatives. It was recognized that outbreeding greatly increased the selective opportunity for evolutionary variation and advancement. The outbred individuals were more versatile and had greater ability to survive in a hostile world; the inbreeders, together with their mores, gradually disappeared. This was all a slow development; the savage did not consciously reason about such problems. But the later and advancing peoples did, and they also made the observation that general weakness sometimes resulted from excessive inbreeding.
1997 82:5.1 Al zeer vroeg merkte de primitieve mens dat vermenging van rassen de kwaliteit van het nageslacht verbeterde. Het was niet zozeer dat inteelt altijd slecht was, maar nageslacht dat buiten het familieverband was verwekt, was altijd relatief beter; daarom neigden de zeden ertoe te stollen als de beperking van seksuele relaties tussen nauwe verwanten. Men zag in dat voortplanting buiten familieverband de selectieve gelegenheid tot het scheppen van evolutionaire verscheidenheid en vooruitgang sterk vergrootte. Buiten het familieverband voortgebrachte individuen waren veelzijdiger en beter in staat in een vijandige wereld te overleven; de families die onder elkaar trouwden, alsmede hun zeden, verdwenen geleidelijk. Dit alles was een langzame ontwikkeling: de primitieve mens redeneerde over zulke problemen niet bewust. Doch de volken die vooruit gingen, deden dit wel en bemerkten ook dat algemene zwakheid soms voortvloeide uit overmatige inteelt.
1955 82:5.2 While the inbreeding of good stock sometimes resulted in the upbuilding of strong tribes, the spectacular cases of the bad results of the inbreeding of hereditary defectives more forcibly impressed the mind of man, with the result that the advancing mores increasingly formulated taboos against all marriages among near relatives.
1997 82:5.2 Hoewel de inteelt van goede geslachten soms de opbouw van sterke stammen tot gevolg had, maakten de spectaculaire gevallen van kwade gevolgen van de inteelt van mensen met erfelijke gebreken sterkere indruk op het denken van de mens, met als gevolg dat de zich ontwikkelende zeden steeds meer taboes formuleerden tegen alle huwelijken tussen nauwe verwanten.
1955 82:5.3 Religion has long been an effective barrier against outmarriage; many religious teachings have proscribed marriage outside the faith. Woman has usually favored the practice of in-marriage; man, outmarriage. Property has always influenced marriage, and sometimes, in an effort to conserve property within a clan, mores have arisen compelling women to choose husbands within their fathers’ tribes. Rulings of this sort led to a great multiplication of cousin marriages. In-mating was also practiced in an effort to preserve craft secrets; skilled workmen sought to keep the knowledge of their craft within the family.
1997 82:5.3 De godsdienst is lang een effectieve hinderpaal geweest voor het trouwen buiten de stam; door veel godsdiensten is het huwelijk buiten het eigen geloofsverband verboden. De vrouw gaf er gewoonlijk de voorkeur aan binnen de familie te trouwen, en de man erbuiten. De eigendom heeft altijd een rol gespeeld in het huwelijk, en soms zijn er, in een poging het bezit binnen de familie te houden, regels ontstaan die vrouwen dwongen echtgenoten te kiezen binnen de stam van hun vaders. Dit soort bepalingen leidde tot een sterke toename van huwelijken tussen verwanten. Huwelijken binnen de familie werden ook toegepast als een poging om vakgeheimen te bewaren; bedreven ambachtslieden trachtten hun vakkennis binnen de familie te houden.
1955 82:5.4 Superior groups, when isolated, always reverted to consanguineous mating. The Nodites for over one hundred and fifty thousand years were one of the great in-marriage groups. The later-day in-marriage mores were tremendously influenced by the traditions of the violet race, in which, at first, matings were, perforce, between brother and sister. And brother and sister marriages were common in early Egypt, Syria, Mesopotamia, and throughout the lands once occupied by the Andites. The Egyptians long practiced brother and sister marriages in an effort to keep the royal blood pure, a custom which persisted even longer in Persia. Among the Mesopotamians, before the days of Abraham, cousin marriages were obligatory; cousins had prior marriage rights to cousins. Abraham himself married his half sister, but such unions were not allowed under the later mores of the Jews.
1997 82:5.4 Superieure groepen keerden, als zij geïsoleerd raakten, altijd terug tot het huwelijk met bloedverwanten. De Nodieten waren meer dan honderdvijftigduizend jaar lang een van de belangrijkste groepen bij wie binnen de stam werd gehuwd. De latere zeden inzake het huwelijk binnen de groep werden geweldig beïnvloed door de tradities van het violette ras, waarbij aanvankelijk, noodgewongen, huwelijken tussen broer en zuster plaatsvonden. Huwelijken tussen broer en zuster kwamen ook algemeen voor in het oude Egypte, Syrië, Mesopotamië en overal in de landstreken die eens door de Andieten bezet waren. De Egyptenaren praktizeerden lang het huwelijk tussen broer en zuster in een poging om het koninklijk bloed zuiver te houden, een gewoonte die in Perzië zelfs nog langer standhield. Bij de Mesopotamiërs waren, voor de dagen van Abraham, huwelijken tussen verwanten verplicht: neven hadden prioriteitsrechten op huwelijken met nichten. Abraham zelf huwde zijn halfzuster, doch zulke verbintenissen waren onder de latere zeden der Joden niet toegestaan[3][4].
1955 82:5.5 The first move away from brother and sister marriages came about under the plural-wife mores because the sister-wife would arrogantly dominate the other wife or wives. Some tribal mores forbade marriage to a dead brother’s widow but required the living brother to beget children for his departed brother. There is no biologic instinct against any degree of in-marriage; such restrictions are wholly a matter of taboo.
1997 82:5.5 De eerste maatregelen tegen het huwelijk tussen broer en zuster ontstonden onder invloed van de zeden der veelwijverij, omdat de zuster-vrouw op arrogante wijze de andere vrouw, of vrouwen, wenste te overheersen[5]. Sommige stamzeden verboden het huwelijk met de weduwe van een overleden broer, maar verlangden wel dat de levende broer voor zijn gestorven broer kinderen verwekte[6]. Er is geen biologisch instinct tegen inteelt van welke graad dan ook; dergelijke beperkingen zijn geheel een zaak van taboes.
1955 82:5.6 Outmarriage finally dominated because it was favored by the man; to get a wife from the outside insured greater freedom from in-laws. Familiarity breeds contempt; so, as the element of individual choice began to dominate mating, it became the custom to choose partners from outside the tribe.
1997 82:5.6 Het huwelijk buiten het familieverband overheerste uiteindelijk, aangezien de man dit prefereerde: een vrouw van buiten verzekerde grotere vrijheid van schoonfamilie[7]. Te zeer bekend maakt niet bemind; toen het element van de eigen keuzebepaling bij de paarvorming begon te overheersen, werd het dus de gewoonte om partners buiten de stam te kiezen.
1955 82:5.7 Many tribes finally forbade marriages within the clan; others limited mating to certain castes. The taboo against marriage with a woman of one’s own totem gave impetus to the custom of stealing women from neighboring tribes. Later on, marriages were regulated more in accordance with territorial residence than with kinship. There were many steps in the evolution of in-marriage into the modern practice of outmarriage. Even after the taboo rested upon in-marriages for the common people, chiefs and kings were permitted to marry those of close kin in order to keep the royal blood concentrated and pure. The mores have usually permitted sovereign rulers certain licenses in sex matters.
1997 82:5.7 Vele stammen verboden tenslotte de huwelijken binnen de clan; andere beperkten dit tot bepaalde kasten. Het taboe op het huwelijk met een vrouw van de eigen totemgroep zette aan tot de gewoonte vrouwen van naburige stammen te stelen. Later werden huwelijken meer geregeld naar het gebied waar men woonde dan naar verwantschap. De evolutie van het huwelijk binnen de familie tot de huidige praktijk van huwelijken buiten de stam kende vele fasen. Zelfs toen er voor gewone mensen een taboe rustte op huwelijken met familieleden, werd het opperhoofden en koningen toegestaan met nauwe verwanten te huwen, teneinde het koninklijk bloed onverdund en zuiver te houden. De zeden hebben gewoonlijk soevereine heersers bepaalde vrijheden in seksuele aangelegenheden toegestaan.
1955 82:5.8 The presence of the later Andite peoples had much to do with increasing the desire of the Sangik races to mate outside their own tribes. But it was not possible for out-mating to become prevalent until neighboring groups had learned to live together in relative peace.
1997 82:5.8 De aanwezigheid van de latere Anditische volken heeft veel invloed gehad op het verlangen der Sangik-rassen om buiten hun eigen stammen te huwen. Maar het huwelijk buiten de stam kon pas dominant worden toen naburige groepen geleerd hadden in betrekkelijke vrede samen te leven.
1955 82:5.9 Outmarriage itself was a peace promoter; marriages between the tribes lessened hostilities. Outmarriage led to tribal co-ordination and to military alliances; it became dominant because it provided increased strength; it was a nation builder. Outmarriage was also greatly favored by increasing trade contacts; adventure and exploration contributed to the extension of the mating bounds and greatly facilitated the cross-fertilization of racial cultures.
1997 82:5.9 Het huwen buiten de stam bevorderde op zichzelf de vrede: huwelijken tussen de stammen beperkten de vijandelijkheden. Het huwen buiten de stam leidde tot tribale coördinatie en tot militaire bondgenootschappen; het werd dominant omdat het tot grotere kracht leidde; het vormde naties. Trouwen buiten de stam werd ook zeer bevorderd door de uitbreiding van handelsbetrekkingen; avontuur en verkenningsreizen droegen bij tot uitbreiding van de grenzen waarbinnen men kon paren en bevorderden in hoge mate de bevruchtende wisselwerking van de culturen der verschillende rassen.
1955 82:5.10 The otherwise inexplicable inconsistencies of the racial marriage mores are largely due to this outmarriage custom with its accompanying wife stealing and buying from foreign tribes, all of which resulted in a compounding of the separate tribal mores. That these taboos respecting in-marriage were sociologic, not biologic, is well illustrated by the taboos on kinship marriages, which embraced many degrees of in-law relationships, cases representing no blood relation whatsoever.
1997 82:5.10 De overigens onverklaarbare inconsequenties van de huwelijkszeden van de rassen zijn vooral toe te schrijven aan deze gewoonten buiten de stam te trouwen, en de diefstal of aankoop van vrouwen uit vreemde stammen die daarmee gepaard ging; dit alles had een vermenging van de verschillende zeden der stammen tot gevolg. Dat deze taboes betreffende huwelijken binnen de familie van sociologische en niet van biologische aard waren, wordt duidelijk geïllustreerd door de taboes tegen huwelijken tussen familieleden van vele graden van aangetrouwde familie-verwantschap, gevallen waarbij geen enkele bloedrelatie bestaat.
6. RACIAL MIXTURES
6. RASSENVERMENGINGEN
1955 82:6.1 There are no pure races in the world today. The early and original evolutionary peoples of color have only two representative races persisting in the world, the yellow man and the black man; and even these two races are much admixed with the extinct colored peoples. While the so-called white race is predominantly descended from the ancient blue man, it is admixed more or less with all other races much as is the red man of the Americas.
1997 82:6.1 Tegenwoordig bestaan er in de wereld geen zuivere rassen meer. De vroege en oorspronkelijke evolutionaire gekleurde rassen worden door slechts twee rassen vertegenwoordigd die op aarde stand hebben gehouden, de gele en de zwarte mens, en zelfs deze twee zijn sterk vermengd met de niet meer bestaande gekleurde volken. Hoewel het zogenaamde blanke ras grotendeels afstamt van de vroege blauwe mens, is het min of meer vermengd met alle andere rassen, net als de rode mens van de beide Amerika’s.
1955 82:6.2 Of the six colored Sangik races, three were primary and three were secondary. Though the primary races—blue, red, and yellow—were in many respects superior to the three secondary peoples, it should be remembered that these secondary races had many desirable traits which would have considerably enhanced the primary peoples if their better strains could have been absorbed.
1997 82:6.2 Van de zes gekleurde Sangik-rassen waren drie primair en drie secundair. Hoewel de primaire rassen — blauw, rood en geel — in vele opzichten superieur waren aan de drie secundaire rassen, moet wel bedacht worden dat deze secundaire rassen vele wenselijke eigenschappen hadden die de primaire volken aanzienlijk zouden hebben versterkt, indien het betere erfelijke materiaal van deze secundaire rassen geabsorbeerd hadden kunnen worden.
1955 82:6.3 Present-day prejudice against “half-castes,” “hybrids,” and “mongrels” arises because modern racial crossbreeding is, for the greater part, between the grossly inferior strains of the races concerned. You also get unsatisfactory offspring when the degenerate strains of the same race intermarry.
1997 82:6.3 Het thans heersende vooroordeel tegen ‘halfbloeden,’ ‘kruisingen’ en ‘bastaarden’ doet zich voor omdat raskruisingen heden ten dage hoofdzakelijk voorkomen tussen uitgesproken inferieure takken van de betreffende rassen. Er onstaat ook onbevredigend nageslacht wanneer de gedegenereerde families van hetzelfde ras onderling trouwen.
1955 82:6.4 If the present-day races of Urantia could be freed from the curse of their lowest strata of deteriorated, antisocial, feeble-minded, and outcast specimens, there would be little objection to a limited race amalgamation. And if such racial mixtures could take place between the highest types of the several races, still less objection could be offered.
1997 82:6.4 Indien de huidige volken op Urantia bevrijd zouden kunnen worden van de vloek van hun onderste lagen gedegenereerde, asociale, zwakzinnige en uitgestoten takken, zou er weinig bezwaar bestaan tegen een beperkte vermenging der rassen. En indien zulke rasvermengingen plaats zouden kunnen vinden tussen de hoogste typen der verschillende rassen, zou er nog minder bezwaar kunnen worden aangevoerd.
1955 82:6.5 Hybridization of superior and dissimilar stocks is the secret of the creation of new and more vigorous strains. And this is true of plants, animals, and the human species. Hybridization augments vigor and increases fertility. Race mixtures of the average or superior strata of various peoples greatly increase creative potential, as is shown in the present population of the United States of North America. When such matings take place between the lower or inferior strata, creativity is diminished, as is shown by the present-day peoples of southern India.
1997 82:6.5 De kruising van superieur en ongelijksoortig erfelijke materiaal is het geheim van het scheppen van nieuwe, sterkere families. Dit geldt evenzeer voor planten en dieren als voor de menselijke soort. Kruising vergroot de kracht en verhoogt de vruchtbaarheid. Rasvermengingen tussen de gemiddelde of superieure lagen van verscheidene volken vermeerderen in hoge mate het creatieve vermogen, zoals blijkt bij de huidige bevolking van de Verenigde Staten van Noord-Amerika. Als zulke paarvorming plaatsvindt tussen de lagere of inferieure lagen, neemt de creativiteit af, zoals blijkt bij de huidige volken in Zuid-India.
1955 82:6.6 Race blending greatly contributes to the sudden appearance of new characteristics, and if such hybridization is the union of superior strains, then these new characteristics will also be superior traits.
1997 82:6.6 Rassenvermenging draagt veel bij tot het plotseling verschijnen van nieuwe eigenschappen, en indien zo’n kruising de vereniging is van superieur materiaal, dan zullen deze nieuwe kenmerken ook superieure eigenschappen zijn.
1955 82:6.7 As long as present-day races are so overloaded with inferior and degenerate strains, race intermingling on a large scale would be most detrimental, but most of the objections to such experiments rest on social and cultural prejudices rather than on biological considerations. Even among inferior stocks, hybrids often are an improvement on their ancestors. Hybridization makes for species improvement because of the role of the dominant genes. Racial intermixture increases the likelihood of a larger number of the desirable dominants being present in the hybrid.
1997 82:6.7 Zolang de hedendaagse volken zo overbelast zijn met inferieur en gedegenereerd erfelijke materiaal, zou rassenvermenging op grote schaal uiterst schadelijk zijn, maar de meeste bezwaren tegen proefnemingen op dit gebied berusten meer op sociale en culturele vooroordelen dan op biologische overwegingen. Zelfs bij inferieure geslachten zijn bastaarden dikwijls een verbetering ten opzichte van hun voorouders. Kruising bevordert de verbetering van de soort tengevolge van de rol der dominante genen. Rassenvermenging verhoogt de waarschijnlijkheid dat de bastaard een groter aantal wenselijke dominante genen zal hebben.
1955 82:6.8 For the past hundred years more racial hybridization has been taking place on Urantia than has occurred in thousands of years. The danger of gross disharmonies as a result of crossbreeding of human stocks has been greatly exaggerated. The chief troubles of “half-breeds” are due to social prejudices.
1997 82:6.8 In de laatste honderd jaar heeft er op Urantia meer kruising tussen de rassen plaatsgevonden dan in duizenden jaren daarvoor. Het gevaar van grove disharmonieën tengevolge van kruisingen tussen menselijke geslachten is sterk overdreven. De voornaamste moeilijkheden van ‘halfbloeden’ zijn te wijten aan sociale vooroordelen.
1955 82:6.9 The Pitcairn experiment of blending the white and Polynesian races turned out fairly well because the white men and the Polynesian women were of fairly good racial strains. Interbreeding between the highest types of the white, red, and yellow races would immediately bring into existence many new and biologically effective characteristics. These three peoples belong to the primary Sangik races. Mixtures of the white and black races are not so desirable in their immediate results, neither are such mulatto offspring so objectionable as social and racial prejudice would seek to make them appear. Physically, such white-black hybrids are excellent specimens of humanity, notwithstanding their slight inferiority in some other respects.
1997 82:6.9 Het experiment van Pitcairn met het mengen van blanke en Polynesische volken viel redelijk goed uit omdat de blanke mannen en de Polynesische vrouwen uit tamelijk goede raciale families kwamen. Kruising tussen de hoogste typen van de blanke, rode en gele volken zou onmiddellijk vele nieuwe, biologisch effectieve karakteristieken in het leven roepen. Deze drie volken behoren tot de primaire Sangik-rassen. Vermengingen van blanke en zwarte volken zijn om hun directe gevolgen niet zo wenselijk, maar deze mulatto- nakomelingen zijn ook niet zo bedenkelijk als sociale en raciale vooroordelen doen voorkomen. Fysiek zijn zulke blank-zwarte halfbloeden uitstekende menselijke individuen, ondanks hun lichte inferioriteit in sommige andere opzichten.
1955 82:6.10 When a primary Sangik race amalgamates with a secondary Sangik race, the latter is considerably improved at the expense of the former. And on a small scale—extending over long periods of time—there can be little serious objection to such a sacrificial contribution by the primary races to the betterment of the secondary groups. Biologically considered, the secondary Sangiks were in some respects superior to the primary races.
1997 82:6.10 Als een primair Sangik-ras zich vermengt met een secundair Sangik-ras, wordt het laatste aanmerkelijk verbeterd ten koste van het eerste. En indien dit op kleine schaal — over lange tijdsperioden uitgestrekt — plaatsvindt, kan er weinig ernstig bezwaar bestaan tegen zo’n opofferende bijdrage van de primaire rassen aan de verbetering van de secundaire groepen. Biologisch gezien waren de secundaire Sangiks in sommige opzichten superieur aan de primaire rassen.
1955 82:6.11 After all, the real jeopardy of the human species is to be found in the unrestrained multiplication of the inferior and degenerate strains of the various civilized peoples rather than in any supposed danger of their racial interbreeding.
1997 82:6.11 Per slot van rekening ligt het werkelijke gevaar voor de menselijke soort meer in de ongebreidelde vermenigvuldiging van het inferieure en gedegenereerde erfelijke materiaal der verschillende geciviliseerde volken, dan in enig verondersteld risico dat hun raciale kruising met zich mee zou brengen.
1997 82:6.12 [Aangeboden door het Hoofd der Serafijnen die op Urantia zijn gestationeerd.]
Verhandeling 81. De ontwikkeling van de moderne civilisatie |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 83. Het huwelijk als instituut |