Het Urantia Boek in het Engels is sinds 2006 wereldwijd Public Domain.
Vertalingen: © 1997 De Stichting Urantia
Verhandeling 80. De expansie der Andieten in het Westen |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 82. De evolutie van het huwelijk |
DEVELOPMENT OF MODERN CIVILIZATION
DE ONTWIKKELING VAN DE MODERNE CIVILISATIE
1955 81:0.1 REGARDLESS of the ups and downs of the miscarriage of the plans for world betterment projected in the missions of Caligastia and Adam, the basic organic evolution of the human species continued to carry the races forward in the scale of human progress and racial development. Evolution can be delayed but it cannot be stopped.
1997 81:0.1 ONGEACHT de wisselvalligheden door het mislukken der plannen voor de verbetering van de wereld die met de zendingen van Caligastia en Adam waren beoogd, bleef de fundamentele organische evolutie van het mensdom de volken omhoogbrengen op de ladder van de menselijke vooruitgang en de raciale ontwikkeling. De evolutie kan worden vertraagd, doch zij kan niet worden tegengehouden.
1955 81:0.2 The influence of the violet race, though in numbers smaller than had been planned, produced an advance in civilization which, since the days of Adam, has far exceeded the progress of mankind throughout its entire previous existence of almost a million years.
1997 81:0.2 De invloed van het violette ras, hoewel dit kleiner in aantallen was dan voorzien, bracht een ontwikkeling in de civilisatie teweeg, die sinds de dagen van Adam de vooruitgang van de mensheid gedurende haar gehele eerdere bestaan van bijna een miljoen jaar ver heeft overtroffen.
1. THE CRADLE OF CIVILIZATION
1. DE BAKERMAT DER BESCHAVING
1955 81:1.1 For about thirty-five thousand years after the days of Adam, the cradle of civilization was in southwestern Asia, extending from the Nile valley eastward and slightly to the north across northern Arabia, through Mesopotamia, and on into Turkestan. And climate was the decisive factor in the establishment of civilization in that area.
1997 81:1.1 Ongeveer vijfendertigduizend jaar lang na de dagen van Adam lag de bakermat der beschaving in Zuidwest-Azië; zij strekte zich van het Nijldal uit in oostelijke en enigszins noordelijke richting, dwars door het noorden van Arabië en door Mesopotamië tot in Turkestan. En het klimaat was de beslissende factor bij het tot stand komen van de civilisatie in dat gebied.
1955 81:1.2 It was the great climatic and geologic changes in northern Africa and western Asia that terminated the early migrations of the Adamites, barring them from Europe by the expanded Mediterranean and diverting the stream of migration north and east into Turkestan. By the time of the completion of these land elevations and associated climatic changes, about 15,000 B.C., civilization had settled down to a world-wide stalemate except for the cultural ferments and biologic reserves of the Andites still confined by mountains to the east in Asia and by the expanding forests in Europe to the west.
1997 81:1.2 Het waren de grote klimatologische en geologische veranderingen in het noorden van Afrika en het westen van Azië die een einde maakten aan de eerste migraties der Adamieten, want hierdoor werd hun de weg naar Europa versperd door de groter geworden Middellandse Zee en werd de stroom van de volksverhuizing in noordelijke en oostelijke richting verlegd naar Turkestan. Tegen de tijd dat deze landverheffingen en de daarmee gepaard gaande klimaatveranderingen ten einde waren gekomen, ongeveer 15.000 v. Chr., had de civilisatie over de gehele wereld een dood punt bereikt, met uitzondering van de culturele zuurdesem en de biologische reserves der Andieten, die in het oosten, in Azië, nog door bergen werden tegengehouden en in het westen, in Europa, door de zich uitbreidende wouden.
1955 81:1.3 Climatic evolution is now about to accomplish what all other efforts had failed to do, that is, to compel Eurasian man to abandon hunting for the more advanced callings of herding and farming. Evolution may be slow, but it is terribly effective.
1997 81:1.3 De evolutie van het klimaat bereikt nu wat alle andere pogingen niet teweeg hebben kunnen brengen, namelijk dat de Eurazische mens wordt gedwongen de jacht op te geven ten gunste van de meer gevorderde bezigheden van veehouder en landbouwer. De evolutie moge langzaam gaan, maar zij is vreselijk doeltreffend.
1955 81:1.4 Since slaves were so generally employed by the earlier agriculturists, the farmer was formerly looked down on by both the hunter and the herder. For ages it was considered menial to till the soil; wherefore the idea that soil toil is a curse, whereas it is the greatest of all blessings. Even in the days of Cain and Abel the sacrifices of the pastoral life were held in greater esteem than the offerings of agriculture.
1997 81:1.4 Aangezien de eerste landbouwers op zeer algemene schaal slaven gebruikten, zag zowel de jager als de veehouder vroeger op de boer neer. Eeuwenlang werd het bewerken van de grond als slavenwerk beschouwd; vandaar de gedachte dat het bewerken der aarde een vloek is, terwijl het de grootste van alle zegeningen is[1]. Zelfs in de dagen van Kaïn en Abel werden de offeranden van het herdersleven hoger geacht dan die van de landbouw[2].
1955 81:1.5 Man ordinarily evolved into a farmer from a hunter by transition through the era of the herder, and this was also true among the Andites, but more often the evolutionary coercion of climatic necessity would cause whole tribes to pass directly from hunters to successful farmers. But this phenomenon of passing immediately from hunting to agriculture only occurred in those regions where there was a high degree of race mixture with the violet stock.
1997 81:1.5 Gewoonlijk evolueert de mens van jager tot landbouwer via een overgangstijdperk waarin hij veehouder is, zoals ook het geval was bij de Andieten, maar vaker zagen hele stammen zich onder de evolutionaire dwang van het klimaat genoodzaakt om direct van jagers in geslaagde landbouwers te veranderen. Dit verschijnsel van directe overgang van de jacht naar de landbouw kwam echter alleen in die streken voor waar een hoge graad van vermenging met het violette ras had plaatsgevonden.
1955 81:1.6 The evolutionary peoples (notably the Chinese) early learned to plant seeds and to cultivate crops through observation of the sprouting of seeds accidentally moistened or which had been put in graves as food for the departed. But throughout southwest Asia, along the fertile river bottoms and adjacent plains, the Andites were carrying out the improved agricultural techniques inherited from their ancestors, who had made farming and gardening the chief pursuits within the boundaries of the second garden.
1997 81:1.6 De evolutionaire volken (met name de Chinezen) leerden al vroeg zaden te planten en gewassen te verbouwen doordat ze hadden waargenomen hoe zaden die per ongeluk vochtig waren geworden of als voedsel voor de gestorvenen in graven waren gelegd, ontsproten. Maar in heel Zuidwest-Azië, op de vruchtbare riviergronden en de aangrenzende vlakten, pasten de Andieten de verbeterde landbouwtechnieken toe welke zij hadden geërfd van hun voorvaderen die binnen de grenzen van de tweede hof van land- en tuinbouw hun belangrijkste bezigheid hadden gemaakt.
1955 81:1.7 For thousands of years the descendants of Adam had grown wheat and barley, as improved in the Garden, throughout the highlands of the upper border of Mesopotamia. The descendants of Adam and Adamson here met, traded, and socially mingled.
1997 81:1.7 Duizenden jaren lang hadden de nakomelingen van Adam in alle hooglanden in het noordelijk grensgebied van Mesopotamië de in de Hof verbeterde tarwe en gerst verbouwd. Hier troffen de afstammelingen van Adam en Adamszoon elkaar, dreven zij handel, en hadden zij sociale contacten met elkaar.
1955 81:1.8 It was these enforced changes in living conditions which caused such a large proportion of the human race to become omnivorous in dietetic practice. And the combination of the wheat, rice, and vegetable diet with the flesh of the herds marked a great forward step in the health and vigor of these ancient peoples.
1997 81:1.8 En door deze gedwongen veranderingen in de levensomstandigheden werd een groot deel van het mensdom omnivoor in de praktijk van hun dagelijkse voeding. De combinatie van tarwe, rijst en groenten met het vlees van de kudden, betekende een grote stap voorwaarts voor de gezondheid en kracht van deze oude volken.
2. THE TOOLS OF CIVILIZATION
2. DE WERKTUIGEN DER CIVILISATIE
1955 81:2.1 The growth of culture is predicated upon the development of the tools of civilization. And the tools which man utilized in his ascent from savagery were effective just to the extent that they released man power for the accomplishment of higher tasks.
1997 81:2.1 De ontwikkeling van cultuur is gebaseerd op de ontwikkeling van de werktuigen der civilisatie. En de werktuigen die de mens gebruikte in zijn opkomst uit de primitiviteit, waren in zoverre doeltreffend, dat zij mankracht vrijmaakten voor het volbrengen van hogere taken.
1955 81:2.2 You who now live amid latter-day scenes of budding culture and beginning progress in social affairs, who actually have some little spare time in which to think about society and civilization, must not overlook the fact that your early ancestors had little or no leisure which could be devoted to thoughtful reflection and social thinking.
1997 81:2.2 Gij die nu leeft in de moderne omstandigheden van ontluikende cultuur en beginnende vooruitgang in sociale aangelegenheden, die werkelijk een weinig vrije tijd tot uw beschikking hebt waarin ge kunt denken over de samenleving en de civilisatie, moet niet over het hoofd zien dat uw vroege voorouders weinig of geen vrije tijd hadden die besteed kon worden aan bezonnen overwegingen en het nadenken over de samenleving.
1955 81:2.3 The first four great advances in human civilization were:
1997 81:2.3 De eerste vier grote ontwikkelingen in de menselijke civilisatie waren:
1955 81:2.8 While fire, the first great discovery, eventually unlocked the doors of the scientific world, it was of little value in this regard to primitive man. He refused to recognize natural causes as explanations for commonplace phenomena.
1997 81:2.8 Hoewel het vuur, de eerste grote ontdekking, uiteindelijk de deuren van de wetenschappelijke wereld heeft geopend, had het in dit opzicht voor de primitieve mens weinig waarde. Hij weigerde natuurlijke oorzaken te erkennen als verklaringen voor gewone verschijnselen.
1955 81:2.9 When asked where fire came from, the simple story of Andon and the flint was soon replaced by the legend of how some Prometheus stole it from heaven. The ancients sought a supernatural explanation for all natural phenomena not within the range of their personal comprehension; and many moderns continue to do this. The depersonalization of so-called natural phenomena has required ages, and it is not yet completed. But the frank, honest, and fearless search for true causes gave birth to modern science: It turned astrology into astronomy, alchemy into chemistry, and magic into medicine.
1997 81:2.9 Op de vraag waar het vuur vandaan kwam, werd het eenvoudige verhaal van Andon en de vuursteen al spoedig vervangen door de legende over een zekere Prometheus die het vuur uit de hemel stal. De ouden zochten een bovennatuurlijke verklaring voor alle natuurlijke verschijnselen die zij niet persoonlijk konden begrijpen, en vele hedendaagse mensen doen dit nog steeds. De depersonalisatie van zogenoemd natuurlijke verschijnselen heeft eeuwen gevergd en is nog steeds niet voltooid. Het oprechte, eerlijke en onbevreesde zoeken naar werkelijke oorzaken heeft echter de moderne wetenschap doen ontstaan. Het heeft de astrologie veranderd in astronomie, alchemie in chemie en magie in geneeskunde.
1955 81:2.10 In the premachine age the only way in which man could accomplish work without doing it himself was to use an animal. Domestication of animals placed in his hands living tools, the intelligent use of which prepared the way for both agriculture and transportation. And without these animals man could not have risen from his primitive estate to the levels of subsequent civilization.
1997 81:2.10 In de tijd vóór het gebruik van machines was de enige manier waarop de mens werk kon volbrengen zonder het zelf te doen, het gebruikmaken van een dier. Door het domesticeren van dieren kreeg hij levende werktuigen in handen, en het verstandig gebruik daarvan baande de weg voor zowel landbouw als vervoer. Zonder deze dieren zou de mens niet uit zijn primitieve staat tot de niveaus van de latere beschaving hebben kunnen stijgen.
1955 81:2.11 Most of the animals best suited to domestication were found in Asia, especially in the central to southwest regions. This was one reason why civilization progressed faster in that locality than in other parts of the world. Many of these animals had been twice before domesticated, and in the Andite age they were retamed once again. But the dog had remained with the hunters ever since being adopted by the blue man long, long before.
1997 81:2.11 De meeste dieren die zich het best leenden om gedomesticeerd te worden, werden in Azië aangetroffen, vooral in de centrale en zuidelijke gebieden. Dit was een van de redenen waarom de beschaving in dat deel van de wereld sneller vorderde dan in andere delen. Veel van deze dieren waren reeds tweemaal eerder gedomesticeerd geweest en in de tijd van de Andieten werden zij opnieuw getemd. Maar de hond was steeds bij de jagers gebleven sinds hij, zeer lang voordien, door de blauwe mens was geadopteerd.
1955 81:2.12 The Andites of Turkestan were the first peoples to extensively domesticate the horse, and this is another reason why their culture was for so long predominant. By 5000 B.C. the Mesopotamian, Turkestan, and Chinese farmers had begun the raising of sheep, goats, cows, camels, horses, fowls, and elephants. They employed as beasts of burden the ox, camel, horse, and yak. Man was himself at one time the beast of burden. One ruler of the blue race once had one hundred thousand men in his colony of burden bearers.
1997 81:2.12 De Andieten van Turkestan waren de eerste mensen die op grote schaal paarden temden, en dit is een tweede reden waarom hun cultuur zolang heeft overheerst. Tegen 5000 v. Chr. waren de Mesopotamische, Turkestaanse en Chinese boeren begonnen schapen, geiten, koeien, kamelen, paarden, gevogelte en olifanten te fokken. Als lastdieren gebruikten zij de os, de kameel, het paard en de jak. Op een bepaald moment was de mens zelf lastdier. Eén heerser van het blauwe ras had eens honderdduizend mensen in zijn kolonie van lastdragers.
1955 81:2.13 The institutions of slavery and private ownership of land came with agriculture. Slavery raised the master’s standard of living and provided more leisure for social culture.
1997 81:2.13 De instellingen van slavernij en particulier landbezit ontstonden samen met de landbouw. Slavernij verhoogde het levenspeil van de eigenaar en verschafte meer vrije tijd voor sociale cultuur.
1955 81:2.14 The savage is a slave to nature, but scientific civilization is slowly conferring increasing liberty on mankind. Through animals, fire, wind, water, electricity, and other undiscovered sources of energy, man has liberated, and will continue to liberate, himself from the necessity for unremitting toil. Regardless of the transient trouble produced by the prolific invention of machinery, the ultimate benefits to be derived from such mechanical inventions are inestimable. Civilization can never flourish, much less be established, until man has leisure to think, to plan, to imagine new and better ways of doing things.
1997 81:2.14 De primitieve mens is een slaaf van de natuur, maar de natuurwetenschappelijke civilisatie schenkt de mensheid langzaam aan steeds meer vrijheid. Door dieren, vuur, wind, water, elektriciteit en andere nog niet ontdekte energiebronnen, heeft de mens zichzelf bevrijd van de noodzaak om niet aflatende zware arbeid te verrichten, en hij zal voortgaan zich hiervan te bevrijden. Ongeacht de voorbijgaande moeilijkheden die voortkomen uit de overvloedige uitvinding van machines, zijn de uiteindelijke voordelen van deze mechanische uitvindingen van onschatbare waarde. De civilisatie kan nooit tot bloei komen, en zeker niet bestendig worden, zolang de mens geen vrije tijd heeft om na te denken, plannen te maken en nieuwe, betere methoden te bedenken om de dingen te doen.
1955 81:2.15 Man first simply appropriated his shelter, lived under ledges or dwelt in caves. Next he adapted such natural materials as wood and stone to the creation of family huts. Lastly he entered the creative stage of home building, learned to manufacture brick and other building materials.
1997 81:2.15 De mens eigende zich eerst eenvoudigweg zijn beschutting toe, leefde onder uitstekende rotsen of woonde in grotten. Vervolgens maakte hij natuurlijke materialen, zoals hout en steen, geschikt om er familie-hutten mee te maken. Tenslotte begon hij aan het creatieve stadium van het bouwen van huizen en leerde hij baksteen en andere bouwmaterialen te vervaardigen.
1955 81:2.16 The peoples of the Turkestan highlands were the first of the more modern races to build their homes of wood, houses not at all unlike the early log cabins of the American pioneer settlers. Throughout the plains human dwellings were made of brick; later on, of burned bricks.
1997 81:2.16 De volkeren in de Turkestaanse hooglanden waren de eerste van de modernere rassen die huizen van hout bouwden, huizen die sterk leken op de vroegere blokhutten van de Amerikaanse kolonisten. Op alle vlakten werden de woningen van mensen eerst van tichelsteen en later van baksteen gebouwd.
1955 81:2.17 The older river races made their huts by setting tall poles in the ground in a circle; the tops were then brought together, making the skeleton frame for the hut, which was interlaced with transverse reeds, the whole creation resembling a huge inverted basket. This structure could then be daubed over with clay and, after drying in the sun, would make a very serviceable weatherproof habitation.
1997 81:2.17 De oudere volken langs de rivieren bouwden hun hutten door lange palen in een cirkel in de grond te plaatsen; de toppen van de palen werden vervolgens bijeengebracht, waardoor er een geraamte voor de hut ontstond, dat onderling verbonden werd met dwarse rietstengels waardoor de gehele creatie een enorme omgekeerde mand leek. Deze structuur kon dan bepleisterd worden met leem en vormde, na door de zon gedroogd te zijn, een zeer bruikbare, weerbestendige woonruimte.
1955 81:2.18 It was from these early huts that the subsequent idea of all sorts of basket weaving independently originated. Among one group the idea of making pottery arose from observing the effects of smearing these pole frameworks with moist clay. The practice of hardening pottery by baking was discovered when one of these clay-covered primitive huts accidentally burned. The arts of olden days were many times derived from the accidental occurrences attendant upon the daily life of early peoples. At least, this was almost wholly true of the evolutionary progress of mankind up to the coming of Adam.
1997 81:2.18 Uit het maken van deze vroege hutten ontwikkelde zich het latere idee voor allerlei soorten mandenvlechtwerk dat zich zelfstandig ontwikkelde. Bij één groep ontstond het idee om aardewerk te maken doordat men het resultaat zag van het insmeren van het paalgeraamte met vochtig leem. De praktijk van het verharden van potten door ze te bakken werd ontdekt toen een van deze met klei bedekte primitieve hutten per ongeluk afbrandde. De vaardigheden die mensen in lang vervlogen tijd bezaten, waren dikwijls afgeleid van de toevallige gebeurtenissen die in het dagelijks leven van deze oude volken voorkwamen. Dit gold althans vrijwel geheel voor de evolutionaire ontwikkeling van de mensheid tot de komst van Adam.
1955 81:2.19 While pottery had been first introduced by the staff of the Prince about one-half million years ago, the making of clay vessels had practically ceased for over one hundred and fifty thousand years. Only the gulf coast pre-Sumerian Nodites continued to make clay vessels. The art of pottery making was revived during Adam’s time. The dissemination of this art was simultaneous with the extension of the desert areas of Africa, Arabia, and central Asia, and it spread in successive waves of improving technique from Mesopotamia out over the Eastern Hemisphere.
1997 81:2.19 Hoewel aardewerk ongeveer een halfmiljoen jaar geleden voor het eerst door de staf van de Vorst was ingevoerd, was de vervaardiging van vaatwerk van klei meer dan honderdvijftigduizend jaar bijna geheel opgehouden. Alleen de pre-Sumerische Nodieten die aan de kust van de golf woonden, bleven aarden vaatwerk maken. De vaardigheid van het pottenbakken kwam weer tot leven in de tijd van Adam. De verspreiding van deze vaardigheid viel samen met de uitbreiding van de woestijngebieden van Afrika, Arabië en Centraal Azië, en zij verbreidde zich vanuit Mesopotamië over het gehele Oostelijk Halfrond in opeenvolgende golven van steeds betere techniek.
1955 81:2.20 These civilizations of the Andite age cannot always be traced by the stages of their pottery or other arts. The smooth course of human evolution was tremendously complicated by the regimes of both Dalamatia and Eden. It often occurs that the later vases and implements are inferior to the earlier products of the purer Andite peoples.
1997 81:2.20 Deze civilisaties uit de tijd van de Andieten kunnen niet altijd worden getraceerd aan de hand van de stadia van hun aardewerk of andere vaardigheden. De gelijkmatige loop van de menselijke evolutie werd uitermate gecompliceerd door de regimes van zowel Dalamatia als van Eden. Het komt dikwijls voor dat de vazen en werktuigen uit latere tijd minder goed zijn dan de vroegere voortbrengselen van de zuiverder Andonieten.
3. CITIES, MANUFACTURE, AND COMMERCE
3. STEDEN, INDUSTRIE EN HANDEL
1955 81:3.1 The climatic destruction of the rich, open grassland hunting and grazing grounds of Turkestan, beginning about 12,000 B.C., compelled the men of those regions to resort to new forms of industry and crude manufacturing. Some turned to the cultivation of domesticated flocks, others became agriculturists or collectors of water-borne food, but the higher type of Andite intellects chose to engage in trade and manufacture. It even became the custom for entire tribes to dedicate themselves to the development of a single industry. From the valley of the Nile to the Hindu Kush and from the Ganges to the Yellow River, the chief business of the superior tribes became the cultivation of the soil, with commerce as a side line.
1997 81:3.1 De vernietiging door klimatologische veranderingen van de rijke, open graslanden, de jacht- en weidegebieden van Turkestan, die ongeveer 12.000 v. Chr. begon, dwong de mensen in die gebieden hun toevlucht te nemen tot nieuwe vormen van nijverheid en primitieve productieprocessen. Sommigen gingen over tot het cultiveren van gedomensticeerde kudden, anderen werden landbouwer of verzamelden voedsel uit het water, maar de hoger ontwikkelde Andieten verkozen zich bezig te houden met handel en nijverheid. Het werd zelfs de gewoonte dat hele stammen zich toelegden op de ontwikkeling van één enkele bedrijvigheid. Van het Nijldal tot de Hindoekoesj en van de Ganges tot de Gele Rivier, werd de ontginning van het land de voornaamste bedrijvigheid van de superieure stammen, met handel als nevenactiviteit.
1955 81:3.2 The increase in trade and in the manufacture of raw materials into various articles of commerce was directly instrumental in producing those early and semipeaceful communities which were so influential in spreading the culture and the arts of civilization. Before the era of extensive world trade, social communities were tribal—expanded family groups. Trade brought into fellowship different sorts of human beings, thus contributing to a more speedy cross-fertilization of culture.
1997 81:3.2 De toename van de handel en van de bewerking van ruwe grondstoffen tot verscheidene handelsartikelen droeg direct bij tot het ontstaan van deze vroege, half vreedzame gemeenschappen, die zo sterk hebben bijgedragen tot de verspreiding van de cultuur en kunstvaardigheden der civilisatie. Vóór de tijd dat de wereldhandel zich op grote schaal had uitgebreid, droegen de sociale gemeenschappen een stamkarakter — het waren uitgegroeide familiegroepen. De handel bracht verschillende soorten mensen tot omgang met elkaar, en droeg zo bij tot een snellere culturele kruisbestuiving.
1955 81:3.3 About twelve thousand years ago the era of the independent cities was dawning. And these primitive trading and manufacturing cities were always surrounded by zones of agriculture and cattle raising. While it is true that industry was promoted by the elevation of the standards of living, you should have no misconception regarding the refinements of early urban life. The early races were not overly neat and clean, and the average primitive community rose from one to two feet every twenty-five years as the result of the mere accumulation of dirt and trash. Certain of these olden cities also rose above the surrounding ground very quickly because their unbaked mud huts were short-lived, and it was the custom to build new dwellings directly on top of the ruins of the old.
1997 81:3.3 Ongeveer twaalfduizend jaar geleden brak het tijdvak van de onafhankelijke steden aan. Deze primitieve steden van handels- en ambachtslieden werden altijd omringd door gebieden met landbouw en veeteelt. Hoewel het juist is dat de industrie werd bevorderd door de verhoging van het levenspeil, moet ge geen onjuist beeld hebben van de verfijning van het vroege stedelijk leven. De oude volken waren niet overmatig netjes en zindelijk en de gemiddelde primitieve gemeenschap kwam iedere vijfentwintig jaar tussen dertig en zestig centimeter hoger te liggen, alleen als gevolg van de opstapeling van vuil en afval. Bepaalde oude steden rezen ook zeer spoedig boven de omliggende gebieden uit omdat hun hutten van ongebakken leem een korte levensduur hadden, en het was de gewoonte om nieuwe woningen direct op de ruïnes van de oude te bouwen.
1955 81:3.4 The widespread use of metals was a feature of this era of the early industrial and trading cities. You have already found a bronze culture in Turkestan dating before 9000 B.C., and the Andites early learned to work in iron, gold, and copper, as well. But conditions were very different away from the more advanced centers of civilization. There were no distinct periods, such as the Stone, Bronze, and Iron Ages; all three existed at the same time in different localities.
1997 81:3.4 Het wijdverbreide gebruik van metalen was kenmerkend voor dit tijdperk van de eerste industrie- en handelssteden. Ge hebt in Turkestan reeds een bronzen cultuur aangetroffen die dateert van voor 9000 v. Chr., en de Andieten leerden reeds vroeg om ijzer, goud en ook koper te bewerken. De omstandigheden in afgelegen gebieden waren echter heel anders dan die in de meer ontwikkelde beschavingscentra. Er waren duidelijk onderscheiden perioden zoals het Stenen, Bronzen en IJzeren Tijdperk; alledrie bestonden tegelijkertijd op verschillende plaatsen.
1955 81:3.5 Gold was the first metal to be sought by man; it was easy to work and, at first, was used only as an ornament. Copper was next employed but not extensively until it was admixed with tin to make the harder bronze. The discovery of mixing copper and tin to make bronze was made by one of the Adamsonites of Turkestan whose highland copper mine happened to be located alongside a tin deposit.
1997 81:3.5 Goud was het eerste metaal dat door de mens werd gezocht; het was gemakkelijk te bewerken en werd aanvankelijk alleen als versiering gebruikt. Daarna werd er gebruik gemaakt van koper, maar pas op grote schaal toen het werd gemengd met tin om het hardere brons te maken. De ontdekking dat koper en tin vermengd konden worden tot brons, werd gedaan door een van de Adamszonieten in Turkestan, wiens kopermijn in de hoogvlakte toevallig naast een tinader lag.
1955 81:3.6 With the appearance of crude manufacture and beginning industry, commerce quickly became the most potent influence in the spread of cultural civilization. The opening up of the trade channels by land and by sea greatly facilitated travel and the mixing of cultures as well as the blending of civilizations. By 5000 B.C. the horse was in general use throughout civilized and semicivilized lands. These later races not only had the domesticated horse but also various sorts of wagons and chariots. Ages before, the wheel had been used, but now vehicles so equipped became universally employed both in commerce and war.
1997 81:3.6 Met de opkomst van primitieve nijverheid en het begin van industrie werd de handel al spoedig de krachtigste invloed in de verspreiding der culturele civilisatie. Het openen van handelsroutes te land en ter zee vergemakkelijkte het reizen en de vermenging van culturen zeer, evenals het in elkaar overgaan van beschavingen. Tegen 5000 v. Chr. werd het paard in alle geciviliseerde beschaafde en halfgeciviliseerde landstreken algemeen gebruikt. Deze latere volken hadden niet alleen getemde paarden, maar ook verscheidene soorten vrachtkarren en strijdwagens. Reeds eeuwen daarvoor was het wiel in gebruik geweest, maar nu werden de met wielen uitgeruste voertuigen algemeen gebruikt, zowel voor de handel als in de oorlog.
1955 81:3.7 The traveling trader and the roving explorer did more to advance historic civilization than all other influences combined. Military conquests, colonization, and missionary enterprises fostered by the later religions were also factors in the spread of culture; but these were all secondary to the trading relations, which were ever accelerated by the rapidly developing arts and sciences of industry.
1997 81:3.7 De reizende handelsman en de zwervende verkenner deden meer voor de bevordering van de historische civilisatie dan alle andere invloeden tezamen. Militaire veroveringen, kolonisatie en het door de latere religies bevorderde zendingswerk waren ook factoren in de verspreiding van cultuur; deze waren echter allen van minder betekenis dan de handelsbetrekkingen die zich steeds sneller uitbreidden door de zich in vlug tempo ontwikkelende kunstvaardigheden en wetenschappen van de nijverheid.
1955 81:3.8 Infusion of the Adamic stock into the human races not only quickened the pace of civilization, but it also greatly stimulated their proclivities toward adventure and exploration to the end that most of Eurasia and northern Africa was presently occupied by the rapidly multiplying mixed descendants of the Andites.
1997 81:3.8 De toevoeging van het Adamische erfelijk materiaal aan de menselijke rassen versnelde niet alleen het tempo van de civilisatie, doch stimuleerde ook in belangrijke mate hun drang tot avontuur en onderzoek, zodat het grootste deel van Eurazië en Noord-Afrika weldra werd bewoond door de zich snel vermenigvuldigende nazaten der Andieten.
4. THE MIXED RACES
4. DE GEMENGDE RASSEN
1955 81:4.1 As contact is made with the dawn of historic times, all of Eurasia, northern Africa, and the Pacific Islands is overspread with the composite races of mankind. And these races of today have resulted from a blending and reblending of the five basic human stocks of Urantia.
1997 81:4.1 Wanneer wij bij de dageraad der historische tijden belanden, zijn geheel Eurazië, Noord-Afrika en de eilanden van de Grote Oceaan overdekt met de gemengde rassen der mensheid. En deze hedendaagse rassen zijn voortgekomen uit het herhaaldelijk vermengen van de vijf oorspronkelijke menselijke geslachten van Urantia.
1955 81:4.2 Each of the Urantia races was identified by certain distinguishing physical characteristics. The Adamites and Nodites were long-headed; the Andonites were broad-headed. The Sangik races were medium-headed, with the yellow and blue men tending to broad-headedness. The blue races, when mixed with the Andonite stock, were decidedly broad-headed. The secondary Sangiks were medium- to long-headed.
1997 81:4.2 Ieder ras van Urantia werd gekarakteriseerd door bepaalde lichamelijke kenmerken. De Adamieten en Nodieten waren langhoofdig; de Andonieten waren breedhoofdig. De schedelvorm van de Sangik-rassen hield het midden daartussen, terwijl de gele en blauwe mensen neigden naar breedhoofdigheid. Na hun vermenging met het Andonisch geslacht waren de blauwe volken uitgesproken breedhoofdig. De secundaire Sangiks hadden gemiddelde tot lange schedels.
1955 81:4.3 Although these skull dimensions are serviceable in deciphering racial origins, the skeleton as a whole is far more dependable. In the early development of the Urantia races there were originally five distinct types of skeletal structure:
1997 81:4.3 Hoewel deze schedelafmetingen dienstig zijn om de oorsprong van een ras te ontraadselen, is het gehele skelet veel betrouwbaarder. In de vroege ontwikkeling der rassen van Urantia bestonden er oorspronkelijk vijf aparte typen skeletstructuren:
1955 81:4.4 1. Andonic, Urantia aborigines.
1997 81:4.4 1. Andonisch, de oorspronkelijke bewoners van Urantia;
1955 81:4.5 2. Primary Sangik, red, yellow, and blue.
1997 81:4.5 2. Primair Sangik, rood, geel en blauw;
1955 81:4.6 3. Secondary Sangik, orange, green, and indigo.
1997 81:4.6 3. Secundair Sangik, oranje, groen en indigo;
1997 81:4.7 4. Nodieten, afstammelingen van de Dalamatiërs;
1955 81:4.8 5. Adamites, the violet race.
1997 81:4.8 5. Adamieten, het violette ras.
1955 81:4.9 As these five great racial groups extensively intermingled, continual mixture tended to obscure the Andonite type by Sangik hereditary dominance. The Lapps and the Eskimos are blends of Andonite and Sangik-blue races. Their skeletal structures come the nearest to preserving the aboriginal Andonic type. But the Adamites and the Nodites have become so admixed with the other races that they can be detected only as a generalized Caucasoid order.
1997 81:4.9 Toen deze vijf grote rassengroepen zich op grote schaal onderling vermengden, neigde het Andonische type bij gestadige vermenging te vervagen door het dominante erfelijk materiaal der Sangiks. De Lappen en Eskimo’s zijn vermengingen van Andonische en de blauwe Sangik-volken. Hun skeletstructuur heeft het oorspronkelijke Andonische type het best bewaard. De Adamieten en Nodieten zijn echter zo vermengd met de andere rassen, dat zij slechts als een veralgemeende Kaukasoïde soort herkenbaar zijn.
1955 81:4.10 In general, therefore, as the human remains of the last twenty thousand years are unearthed, it will be impossible clearly to distinguish the five original types. Study of such skeletal structures will disclose that mankind is now divided into approximately three classes:
1997 81:4.10 In het algemeen zal het daarom, wanneer menselijke resten van de laatste twintigduizend jaar worden opgegraven, onmogelijk zijn de vijf oorspronkelijke typen duidelijk te onderscheiden. Het onderzoek van deze skeletstructuren zal aan het licht brengen dat het mensdom thans verdeeld is in ongeveer drie klassen:
1955 81:4.11 1. The Caucasoid—the Andite blend of the Nodite and Adamic stocks, further modified by primary and (some) secondary Sangik admixture and by considerable Andonic crossing. The Occidental white races, together with some Indian and Turanian peoples, are included in this group. The unifying factor in this division is the greater or lesser proportion of Andite inheritance.
1997 81:4.11 1. De Kaukasoïde klasse — de Anditische vermenging van de Noditische en Adamische geslachten, verder gemodificeerd door vermenging met primair en (enig) secundair Sangik-bloed en door aanzienlijke kruising met de Andonieten. De westerse blanke volken, alsmede enige Indiase en Toeranische volken, behoren tot deze groep. De verbindende factor binnen deze klasse is de grote of minder grote proportie Anditisch erfelijk materiaal.
1955 81:4.12 2. The Mongoloid—the primary Sangik type, including the original red, yellow, and blue races. The Chinese and Amerinds belong to this group. In Europe the Mongoloid type has been modified by secondary Sangik and Andonic mixture; still more by Andite infusion. The Malayan and other Indonesian peoples are included in this classification, though they contain a high percentage of secondary Sangik blood.
1997 81:4.12 2. De Mongoloïde klasse — het primaire Sangik-type, waaronder de oorspronkelijke rode, gele en blauwe rassen. De Chinezen en Amerikaanse Indianen behoren tot deze groep. In Europa is het Mongolo ï de type gemodificeerd door vermenging met secundaire Sangiks en Andonieten en meer nog door de toevoeging der Andieten. De Maleise en andere volken in Indonesië behoren tot deze klassificatie, hoewel zij een hoog percentage secundair Sangik-bloed hebben.
1955 81:4.13 3. The Negroid—the secondary Sangik type, which originally included the orange, green, and indigo races. This is the type best illustrated by the Negro, and it will be found through Africa, India, and Indonesia wherever the secondary Sangik races located.
1997 81:4.13 3. De Negroïde klasse — het secundaire Sangik-type dat oorspronkelijk de oranje, groene en indigo rassen omvatte. Het beste voorbeeld van dit type zijn de Negers, die worden aangetroffen in Afrika, India en Indonesië, overal waar de secundaire Sangik-rassen zich vestigden.
1955 81:4.14 In North China there is a certain blending of Caucasoid and Mongoloid types; in the Levant the Caucasoid and Negroid have intermingled; in India, as in South America, all three types are represented. And the skeletal characteristics of the three surviving types still persist and help to identify the later ancestry of present-day human races.
1997 81:4.14 In Noord-China komt er een zekere vermenging van de Kaukasoïde en Mongoloïde typen voor; in de Levant hebben de Kaukasoïde en Negro ï de typen zich vermengd; in India, evenals in Zuid-Amerika, zijn alle drie de typen vertegenwoordigd. En de skeletkenmerken van de drie overlevende typen bestaan nog steeds en zijn een hulpmiddel bij het identificeren van het latere voorgeslacht van de huidige volkeren.
5. CULTURAL SOCIETY
5. DE CULTURELE SAMENLEVING
1955 81:5.1 Biologic evolution and cultural civilization are not necessarily correlated; organic evolution in any age may proceed unhindered in the very midst of cultural decadence. But when lengthy periods of human history are surveyed, it will be observed that eventually evolution and culture become related as cause and effect. Evolution may advance in the absence of culture, but cultural civilization does not flourish without an adequate background of antecedent racial progression. Adam and Eve introduced no art of civilization foreign to the progress of human society, but the Adamic blood did augment the inherent ability of the races and did accelerate the pace of economic development and industrial progression. Adam’s bestowal improved the brain power of the races, thereby greatly hastening the processes of natural evolution.
1997 81:5.1 Biologische evolutie en culturele civilisatie staan niet noodzakelijkerwijs in onderling verband; de organische evolutie kan in ieder tijdperk ongehinderd voortgaan, temidden van culturele decadentie. Wanneer echter lange perioden van de geschiedenis der mensheid worden beschouwd, zal men bemerken dat evolutie en cultuur uiteindelijk als oorzaak en gevolg met elkaar gaan samenhangen. De evolutie kan voortgaan ook zonder cultuur, maar er komt geen culturele civilisatie tot bloei zonder de geschikte achtergrond van een daaraan voorafgaande raciale progressie. Adam en Eva voerden geen beschavingskunstvaardigheid in die irrelevant was voor de vooruitgang van de menselijke samenleving, maar het Adamisch bloed versterkte wel de eigen talenten van de rassen en versnelde het tempo van de economische ontwikkeling en de industriële voortgang. Adams zelfschenking verbeterde de hersencapaciteit der rassen, waardoor de processen van de natuurlijke evolutie zeer werden versneld.
1955 81:5.2 Through agriculture, animal domestication, and improved architecture, mankind gradually escaped the worst of the incessant struggle to live and began to cast about to find wherewith to sweeten the process of living; and this was the beginning of the striving for higher and ever higher standards of material comfort. Through manufacture and industry man is gradually augmenting the pleasure content of mortal life.
1997 81:5.2 Door de landbouw, het domesticeren van dieren en de verbeterde bouwkunst ontkwam de mensheid geleidelijk aan de ergste vormen van de aanhoudende strijd om in leven te blijven, en begon zij naarstig te zoeken naar zaken waarmee het levensproces kon worden veraangenaamd; dit nu was het begin van het streven naar een steeds hoger peil van materiële welstand. Door zijn nijverheid en industrie vergroot de mens geleidelijk de hoeveelheid genoegens in het sterfelijk leven.
1955 81:5.3 But cultural society is no great and beneficent club of inherited privilege into which all men are born with free membership and entire equality. Rather is it an exalted and ever-advancing guild of earth workers, admitting to its ranks only the nobility of those toilers who strive to make the world a better place in which their children and their children’s children may live and advance in subsequent ages. And this guild of civilization exacts costly admission fees, imposes strict and rigorous disciplines, visits heavy penalties on all dissenters and nonconformists, while it confers few personal licenses or privileges except those of enhanced security against common dangers and racial perils.
1997 81:5.3 Doch de culturele samenleving is niet een grote, liefdadige club van geërfde privileges waarvan alle mensen vanaf hun geboorte gratis en op voet van volkomen gelijkheid lid zijn. Het is veeleer een verheven en steeds voortschrijdend gilde van werkers op aarde, dat tot zijn gelederen slechts de besten toelaat van de zwoegers die ernaar streven de wereld tot een betere plaats te maken, waar hun kinderen en kindskinderen in latere tijden zullen kunnen leven en vooruit zullen kunnen komen. En dit gilde der civilisatie vraagt een hoge toegangsprijs, legt strikte, strenge disciplines op, en zware straffen aan allen die weigeren zich daarnaar te schikken en aan non-conformisten, terwijl het slechts weinige persoonlijke vrijheden of privileges verleent, behalve die van grotere beveiliging tegen gemeenschappelijke gevaren en tegen gevaren die de soort als zodanig bedreigen.
1955 81:5.4 Social association is a form of survival insurance which human beings have learned is profitable; therefore are most individuals willing to pay those premiums of self-sacrifice and personal-liberty curtailment which society exacts from its members in return for this enhanced group protection. In short, the present-day social mechanism is a trial-and-error insurance plan designed to afford some degree of assurance and protection against a return to the terrible and antisocial conditions which characterized the early experiences of the human race.
1997 81:5.4 Het aangaan van sociale verbanden is een soort verzekering voor overleving waarvan de mensen het nut hebben leren inzien; daarom zijn de meeste individuen in ruil voor deze verhoogde bescherming van de groep, wel bereid de premies van zelfopoffering en persoonlijke vrijheidsbeperking te betalen. welke de samenleving van haar leden vordert. Het huidige sociale mechanisme is kortweg een proefondervindelijk verzekeringsplan, bedoeld om een zekere mate van zekerheid en bescherming te bieden tegen een terugkeer naar de verschrikkelijke antisociale omstandigheden welke de eerste ervaringen van het menselijk ras kenmerkten.
1955 81:5.5 Society thus becomes a co-operative scheme for securing civil freedom through institutions, economic freedom through capital and invention, social liberty through culture, and freedom from violence through police regulation.
1997 81:5.5 Zo wordt de samenleving een collectief stelsel dat burgerlijke vrijheid garandeert door wetten, economische vrijheid door kapitaal en vindingrijkheid, sociale vrijheid door cultuur, en vrijwaring tegen geweld door politieverordeningen.
1955 81:5.6 Might does not make right, but it does enforce the commonly recognized rights of each succeeding generation. The prime mission of government is the definition of the right, the just and fair regulation of class differences, and the enforcement of equality of opportunity under the rules of law. Every human right is associated with a social duty; group privilege is an insurance mechanism which unfailingly demands the full payment of the exacting premiums of group service. And group rights, as well as those of the individual, must be protected, including the regulation of the sex propensity.
1997 81:5.6 Macht maakt geen recht, doch ziet er wel op toe dat de hand wordt gehouden aan de algemeen erkende rechten van iedere volgende generatie. De belangrijkste opdracht voor een regering is het definiëren van de juiste, de rechtvaardige en billijke regeling van klasseverschillen en de handhaving van gelijke kansen volgens de wet. Elk menselijk recht gaat gepaard met een sociale verplichting; het voorrecht tot een groep te behoren werkt als een verzekeringsmechanisme dat steevast volledige betaling verlangt van de zware premies van dienstverlening aan de groep. En groepsrechten, evenals de rechten van het individu, moeten beschermd worden, inclusief de regulering der seksuele neigingen.
1955 81:5.7 Liberty subject to group regulation is the legitimate goal of social evolution. Liberty without restrictions is the vain and fanciful dream of unstable and flighty human minds.
1997 81:5.7 Vrijheid die onderhevig is aan groepsregulering, is het legitieme doel van de sociale evolutie. Vrijheid zonder beperkingen is de ijdele, grillige droom van onevenwichtige, wispelturige mensen.
6. THE MAINTENANCE OF CIVILIZATION
6. DE INSTANDHOUDING VAN DE CIVILISATIE
1955 81:6.1 While biologic evolution has proceeded ever upward, much of cultural evolution went out from the Euphrates valley in waves, which successively weakened as time passed until finally the whole of the pure-line Adamic posterity had gone forth to enrich the civilizations of Asia and Europe. The races did not fully blend, but their civilizations did to a considerable extent mix. Culture did slowly spread throughout the world. And this civilization must be maintained and fostered, for there exist today no new sources of culture, no Andites to invigorate and stimulate the slow progress of the evolution of civilization.
1997 81:6.1 Terwijl de biologische evolutie in steeds stijgende lijn is voortgegaan, verspreidde veel van de culturele evolutie zich vanuit de vallei van de Eufraat in golven welke in de loop der tijd successievelijk zwakker werden, totdat tenslotte het gehele zuiver Adamische nageslacht was weggetrokken om de civilisaties van Azië en Europa te verrijken. De volken vermengden zich niet volledig, maar hun beschavingen raakten wel in belangrijke mate gemengd. Langzaam verspreidde er zich cultuur over de gehele wereld. En deze beschaving moet gehandhaafd en gecultiveerd worden, want er bestaan heden ten dage geen nieuwe cultuurbronnen, geen Andieten die de langzame voortgang van de evolutie der civilisatie kracht kunnen bijzetten en stimuleren.
1955 81:6.2 The civilization which is now evolving on Urantia grew out of, and is predicated on, the following factors:
1997 81:6.2 De civilisatie die zich thans op Urantia ontwikkelt, is ontstaan uit en gebaseerd op de volgende factoren:
1955 81:6.3 1. Natural circumstances. The nature and extent of a material civilization is in large measure determined by the natural resources available. Climate, weather, and numerous physical conditions are factors in the evolution of culture.
1997 81:6.3 1. De natuurlijke omstandigheden. De aard en omvang van een materiële beschaving worden in hoge mate bepaald door de beschikbare natuurlijke hulpbronnen. Het klimaat, het weer en talrijke fysische omstandigheden zijn factoren in de evolutie van de civilisatie.
1955 81:6.4 At the opening of the Andite era there were only two extensive and fertile open hunting areas in all the world. One was in North America and was overspread by the Amerinds; the other was to the north of Turkestan and was partly occupied by an Andonic-yellow race. The decisive factors in the evolution of a superior culture in southwestern Asia were race and climate. The Andites were a great people, but the crucial factor in determining the course of their civilization was the increasing aridity of Iran, Turkestan, and Sinkiang, which forced them to invent and adopt new and advanced methods of wresting a livelihood from their decreasingly fertile lands.
1997 81:6.4 Bij de aanvang van het tijdvak der Andieten bestonden er slechts twee uitgestrekte en vruchtbare open jachtgebieden in de gehele wereld. Het ene lag in Noord-Amerika en was het terrein van de Amerikaanse Indianen; het andere lag ten noorden van Turkestan en werd voor een deel bewoond door een Andonisch-geel volk. De beslissende factoren in de evolutie van een superieure cultuur in Zuidwest-Azië waren het ras en het klimaat. De Andieten waren een nobel volk, maar de cruciale factor die de loop van hun beschaving bepaalde, was de toenemende droogte in Iran, Turkestan en Singkiang, welke hen dwong nieuwe, geavanceerde methoden uit te denken en toe te passen om hun levensonderhoud aan het steeds minder vruchtbare land te ontworstelen.
1955 81:6.5 The configuration of continents and other land-arrangement situations are very influential in determining peace or war. Very few Urantians have ever had such a favorable opportunity for continuous and unmolested development as has been enjoyed by the peoples of North America—protected on practically all sides by vast oceans.
1997 81:6.5 De configuratie van continenten en andere omstandigheden die te maken hebben met de formatie van het land, bepalen in sterke mate of een gebied vrede of oorlog kent. Zeer weinig Urantianen hebben ooit zo’n gunstige gelegenheid gehad om zich ononderbroken en ongehinderd te ontwikkelen als de volken van Noord-Amerika — praktisch alle kanten beschermd door enorme oceanen.
1955 81:6.6 2. Capital goods. Culture is never developed under conditions of poverty; leisure is essential to the progress of civilization. Individual character of moral and spiritual value may be acquired in the absence of material wealth, but a cultural civilization is only derived from those conditions of material prosperity which foster leisure combined with ambition.
1997 81:6.6 2. Kapitaalgoederen. Cultuur komt nooit tot ontwikkeling in armoedige omstandigheden; vrije tijd is onmisbaar voor de vooruitgang van de civilisatie. Een individuele mens kan een moreel en geestelijk waardevol karakter verwerven zonder materiële rijkdom, maar een culturele beschaving kan alleen voortkomen uit omstandigheden van materiële voorspoed die bevorderlijk zijn voor vrije tijd in combinatie met ambitie.
1955 81:6.7 During primitive times life on Urantia was a serious and sober business. And it was to escape this incessant struggle and interminable toil that mankind constantly tended to drift toward the salubrious climate of the tropics. While these warmer zones of habitation afforded some remission from the intense struggle for existence, the races and tribes who thus sought ease seldom utilized their unearned leisure for the advancement of civilization. Social progress has invariably come from the thoughts and plans of those races that have, by their intelligent toil, learned how to wrest a living from the land with lessened effort and shortened days of labor and thus have been able to enjoy a well-earned and profitable margin of leisure.
1997 81:6.7 In primitieve tijden was het leven op Urantia een moeilijke en ernstige zaak. En om aan deze niet-aflatende strijd en dit eindeloos gezwoeg te ontkomen, had de mensheid steeds de neiging om naar het heilzame klimaat van de tropen af te zakken. Hoewel deze warmere woonstreken de intense strijd om het bestaan enigszins verlichtten, benutten de volken en stammen die op deze wijze verlichting zochten, zelden hun niet verdiende vrije tijd om de civilisatie vooruit te brengen. Sociale vooruitgang is onveranderlijk tot stand gebracht door de ideeën en plannen van die volken die door hun intelligente inspanningen leerden om met minder moeite en kortere werkdagen hun levensonderhoud aan de aarde te ontworstelen, en die zo in staat zijn geweest een welverdiende, nuttige marge van vrije tijd te genieten.
1955 81:6.8 3. Scientific knowledge. The material aspects of civilization must always await the accumulation of scientific data. It was a long time after the discovery of the bow and arrow and the utilization of animals for power purposes before man learned how to harness wind and water, to be followed by the employment of steam and electricity. But slowly the tools of civilization improved. Weaving, pottery, the domestication of animals, and metalworking were followed by an age of writing and printing.
1997 81:6.8 3. Wetenschappelijke kennis. De materiële aspecten van een civilisatie moeten altijd een zekere vermeerdering der wetenschappelijke gegevens afwachten. Lang na de ontdekking van pijl en boog en het gebruik van lastdieren, leerde de mens pas om gebruik te maken van wind en water, gevolgd door de toepassing van stoom en elektriciteit. Maar de werktuigen der civilisatie verbeterden wel langzaam. Het weven, het pottenbakken, het domesticeren van dieren en het bewerken van metalen werden gevolgd door een tijdperk van schrijf-en drukkunst.
1955 81:6.9 Knowledge is power. Invention always precedes the acceleration of cultural development on a world-wide scale. Science and invention benefited most of all from the printing press, and the interaction of all these cultural and inventive activities has enormously accelerated the rate of cultural advancement.
1997 81:6.9 Kennis is macht. Uitvindingen gaan altijd vooraf aan de versnelling van een wereldwijde culturele ontwikkeling. De wetenschap en de inventie profiteerden het allermeest van de drukpers, en de wisselwerking van al deze culturele en inventieve activiteiten heeft het tempo van de culturele ontwikkeling enorm opgevoerd.
1955 81:6.10 Science teaches man to speak the new language of mathematics and trains his thoughts along lines of exacting precision. And science also stabilizes philosophy through the elimination of error, while it purifies religion by the destruction of superstition.
1997 81:6.10 De wetenschap leert de mens de nieuwe taal van de wiskunde te spreken en oefent zijn denken langs lijnen van veeleisende precisie. De wetenschap stabiliseert ook de filosofie door het elimineren van dwalingen, terwijl ze de religie zuivert door de vernietiging van bijge- loof.
1955 81:6.11 4. Human resources. Man power is indispensable to the spread of civilization. All things equal, a numerous people will dominate the civilization of a smaller race. Hence failure to increase in numbers up to a certain point prevents the full realization of national destiny, but there comes a point in population increase where further growth is suicidal. Multiplication of numbers beyond the optimum of the normal man-land ratio means either a lowering of the standards of living or an immediate expansion of territorial boundaries by peaceful penetration or by military conquest, forcible occupation.
1997 81:6.11 4. Menselijke hulpbronnen. Mankracht is onmisbaar bij de verspreiding van een civilisatie. Onder gelijke omstandigheden zal een talrijk volk de civilisatie van een kleiner volk overheersen. Wanneer een volk niet tot een bepaald punt in aantal toeneemt, zal het zijn bestemming dan ook niet volledig kunnen verwerkelijken, maar er komt een punt in de bevolkingstoename waar verdere groei zelfmoord betekent. Bevolkingsgroei waarbij het optimum van de evenredige verhouding tussen bevolking en grondgebied wordt overschreden, betekent òf een verlaging van de levensstandaard òf een onmiddellijke uitbreiding van de territoriale grenzen door middel van vreedzame penetratie, of door militaire verovering, gewelddadige bezetting.
1955 81:6.12 You are sometimes shocked at the ravages of war, but you should recognize the necessity for producing large numbers of mortals so as to afford ample opportunity for social and moral development; with such planetary fertility there soon occurs the serious problem of overpopulation. Most of the inhabited worlds are small. Urantia is average, perhaps a trifle undersized. The optimum stabilization of national population enhances culture and prevents war. And it is a wise nation which knows when to cease growing.
1997 81:6.12 Gij zijt soms geschokt door de verwoestingen die oorlogen teweegbrengen, maar ge dient in te zien dat het voortbrengen van grote aantallen stervelingen noodzakelijk is om ruime gelegenheid te scheppen voor sociale en morele ontwikkeling; en als er een dergelijke vruchtbaarheid op een planeet ontstaat, doet het ernstige probleem van overbevolking zich al snel voor. De meeste bewoonde werelden zijn klein. Urantia is middelgroot, misschien iets onder de normale grootte. Een optimale stabilisatie van het bevolkingsaantal van een natie verhoogt de cultuur en voorkomt oorlog. En een wijze natie weet wanneer de groei moet eindigen.
1955 81:6.13 But the continent richest in natural deposits and the most advanced mechanical equipment will make little progress if the intelligence of its people is on the decline. Knowledge can be had by education, but wisdom, which is indispensable to true culture, can be secured only through experience and by men and women who are innately intelligent. Such a people are able to learn from experience; they may become truly wise.
1997 81:6.13 Maar ook het continent dat het rijkst is aan natuurlijke afzettingen en de meest geavanceerde mechanische werktuigen, zal slechts weinig vooruitgang maken indien de intelligentie van zijn bevolking terugloopt. Kennis kan verkregen worden door onderwijs, maar wijsheid, die onmisbaar is voor werkelijke cultuur, kan slechts door ervaring worden verworven door mannen en vrouwen die van nature intelligent zijn. Zo’n volk is in staat door ervaring te leren; zo’n volk kan werkelijk wijs worden.
1955 81:6.14 5. Effectiveness of material resources. Much depends on the wisdom displayed in the utilization of natural resources, scientific knowledge, capital goods, and human potentials. The chief factor in early civilization was the force exerted by wise social masters; primitive man had civilization literally thrust upon him by his superior contemporaries. Well-organized and superior minorities have largely ruled this world.
1997 81:6.14 5. De effectiviteit der materiële hulpbronnen. Veel hangt af van de wijsheid die aan de dag wordt gelegd bij het gebruik van de natuurlijke hulpbronnen, van wetenschappelijke kennis, kapitaalgoederen en van menselijk potentiëel. De belangrijkste factor in de vroege civilisatie was de dwang die door wijze maatschappelijke meesters werd uitgeoefend; de primitieve mens kreeg de beschaving letterlijk door zijn superieure tijdgenoten opgedrongen. Goed georganiseerde en superieure minderheden hebben deze wereld grotendeels geregeeerd.
1955 81:6.15 Might does not make right, but might does make what is and what has been in history. Only recently has Urantia reached that point where society is willing to debate the ethics of might and right.
1997 81:6.15 Macht maakt geen recht, maar macht maakt wel uit wat bestaat en wat in de historie heeft bestaan. Eerst kortgeleden heeft Urantia het punt bereikt waarop de samenleving bereid is de ethiek van macht en recht te bespreken.
1955 81:6.16 6. Effectiveness of language. The spread of civilization must wait upon language. Live and growing languages insure the expansion of civilized thinking and planning. During the early ages important advances were made in language. Today, there is great need for further linguistic development to facilitate the expression of evolving thought.
1997 81:6.16 6. De effectiviteit van de taal. De verbreiding van de civilisatie moet wachten op de ontwikkeling van de taal. Door levende, groeiende talen worden de verbreiding van het geciviliseerde denken en plannen verzekerd. In de vroegste tijden werden er belangrijke vorderingen gemaakt in de taal. Momenteel is er een grote behoefte aan verdere taalontwikkeling, om het evoluerende denken voldoende uitdrukkingsmogelijkheden te geven.
1955 81:6.17 Language evolved out of group associations, each local group developing its own system of word exchange. Language grew up through gestures, signs, cries, imitative sounds, intonation, and accent to the vocalization of subsequent alphabets. Language is man’s greatest and most serviceable thinking tool, but it never flourished until social groups acquired some leisure. The tendency to play with language develops new words—slang. If the majority adopt the slang, then usage constitutes it language. The origin of dialects is illustrated by the indulgence in “baby talk” in a family group.
1997 81:6.17 De taal ontwikkelde zich uit groepsverbanden, waarbij iedere plaatselijke groep zijn eigen systeem van het uitwisselen van woorden had. De taal groeide op via gebaren, tekens, kreten, nabootsende geluiden, intonatie en accent tot aan vocaliseren van latere alfabetten. De taal is het belangrijkste en nuttigste hulpmiddel van het menselijke denken, maar zij kwam pas tot bloei toen de sociale groepen over enige vrije tijd beschikten. De neiging om met de taal te spelen doet nieuwe woorden ontstaan — slang. Als de meerderheid het slang overneemt, wordt het door het gebruik tot taal. De oorsprong van dialecten wordt verduidelijkt door het naar hartelust genieten van ‘babytaal’ binnen een familiegroep.
1955 81:6.18 Language differences have ever been the great barrier to the extension of peace. The conquest of dialects must precede the spread of a culture throughout a race, over a continent, or to a whole world. A universal language promotes peace, insures culture, and augments happiness. Even when the tongues of a world are reduced to a few, the mastery of these by the leading cultural peoples mightily influences the achievement of world-wide peace and prosperity.
1997 81:6.18 Taalverschillen zijn altijd de grote hinderpaal geweest voor de verbreiding van de vrede. De verbreiding van een cultuur in een heel volk, over een continent of over een hele wereld moet worden voorafgegaan door het bedwingen van dialecten. Een universele taal bevordert de vrede, stelt de cultuur veilig en verhoogt het geluk. Zelfs wanneer de talen van een wereld tot enkele worden teruggebracht, beïnvloedt het beheersen van deze talen door de leidinggevende culturele volken in sterke mate het bereiken van wereldwijde vrede en welvaart[3].
1955 81:6.19 While very little progress has been made on Urantia toward developing an international language, much has been accomplished by the establishment of international commercial exchange. And all these international relations should be fostered, whether they involve language, trade, art, science, competitive play, or religion.
1997 81:6.19 Hoewel er op Urantia zeer weinig vooruitgang is geboekt bij het ontwikkelen van een internationale taal, is er wel veel bereikt door het tot stand brengen van internationale commerciële uitwisseling. Al deze internationale betrekkingen dienen te worden bevorderd, of zij nu de taal, de handel, kunst, wetenschap, sport of godsdienst betreffen.
1955 81:6.20 7. Effectiveness of mechanical devices. The progress of civilization is directly related to the development and possession of tools, machines, and channels of distribution. Improved tools, ingenious and efficient machines, determine the survival of contending groups in the arena of advancing civilization.
1997 81:6.20 7. De effectiviteit der mechanische apparaten. De vooruitgang der civilisatie staat in rechtstreeks verband met de ontwikkeling en het bezit van werktuigen, machines en distributiekanalen. Verbeterde werktuigen, ingenieuze en efficiënte machines, bepalen het voortbestaan van met elkaar wedijverende groepen in het strijdperk van de vorderende civilisatie.
1955 81:6.21 In the early days the only energy applied to land cultivation was man power. It was a long struggle to substitute oxen for men since this threw men out of employment. Latterly, machines have begun to displace men, and every such advance is directly contributory to the progress of society because it liberates man power for the accomplishment of more valuable tasks.
1997 81:6.21 In vroegere tijden was mankracht de enige energie die bij het bewerken van het land werd toegepast. Het was een lange worsteling om mensen te vervangen door ossen, aangezien de mensen hierdoor werkeloos werden. Sinds kort zijn machines begonnen de mens te vervangen en al dergelijke ontwikkelingen dragen rechtstreeks bij tot de vooruitgang van de samenleving, omdat zij mankracht vrijmaken voor het vervullen van meer waardevolle taken.
1955 81:6.22 Science, guided by wisdom, may become man’s great social liberator. A mechanical age can prove disastrous only to a nation whose intellectual level is too low to discover those wise methods and sound techniques for successfully adjusting to the transition difficulties arising from the sudden loss of employment by large numbers consequent upon the too rapid invention of new types of laborsaving machinery.
1997 81:6.22 Door wijsheid geleide wetenschap kan de grote sociale bevrijder der mensen worden. Een tijd van mechanisatie kan alleen desastreus zijn voor een natie welks intellectuele peil te laag is om de wijze methoden en deugdelijke technieken te ontdekken waardoor het hoofd kan worden geboden aan de overgangsmoeilijkheden die ontstaan wanneer de werkgelegenheid plotseling op grote schaal verloren gaat als gevolg van het te snel uitvinden van nieuwe soorten werkbesparende machines.
1955 81:6.23 8. Character of torchbearers. Social inheritance enables man to stand on the shoulders of all who have preceded him, and who have contributed aught to the sum of culture and knowledge. In this work of passing on the cultural torch to the next generation, the home will ever be the basic institution. The play and social life comes next, with the school last but equally indispensable in a complex and highly organized society.
1997 81:6.23 8. Het karakter der fakkeldragers. Sociale erflating stelt de mens in staat op de schouders te staan van allen die hem zijn voorgegaan en in enig opzicht hebben bijgedragen aan de som der cultuur en kennis. Bij dit werk van het doorgeven van de culturele fakkel aan de volgende generatie, zal het huisgezin altijd de fundamentele instelling zijn. Daarna komen de terreinen van sport en spel en het sociale leven, met de school op de laatste plaats, maar even onmisbaar in een complexe en hoog georganiseerde samenleving.
1955 81:6.24 Insects are born fully educated and equipped for life—indeed, a very narrow and purely instinctive existence. The human baby is born without an education; therefore man possesses the power, by controlling the educational training of the younger generation, greatly to modify the evolutionary course of civilization.
1997 81:6.24 Insecten worden volledig opgevoed en toegerust voor het leven geboren — maar dit is dan ook een zeer beperkt en zuiver instinctief bestaan. De menselijke zuigeling is bij zijn geboorte zonder vorming; daarom bezit de mens het vermogen om de evolutionaire loop der beschaving sterk te modificeren door invloed uit te oefenen op de vorming en opleiding van de jonge generatie.
1955 81:6.25 The greatest twentieth-century influences contributing to the furtherance of civilization and the advancement of culture are the marked increase in world travel and the unparalleled improvements in methods of communication. But the improvement in education has not kept pace with the expanding social structure; neither has the modern appreciation of ethics developed in correspondence with growth along more purely intellectual and scientific lines. And modern civilization is at a standstill in spiritual development and the safeguarding of the home institution.
1997 81:6.25 De sterkste twintigste-eeuwse invloeden die bijdragen tot de bevordering van de civilisatie en de vooruitgang van de cultuur, zijn de opvallende toename van het reizen over de gehele wereld en de ongeëvenaarde verbeteringen in de methoden van communicatie. De vooruitgang in het onderwijs heeft echter geen gelijke tred gehouden met de zich uitbreidende sociale structuur, en evenmin heeft de moderne waardering voor ethiek zich in overeenstemming met de ontwikkelingen langs meer zuiver intellectuele en wetenschappelijke lijnen ontwikkeld. Bovendien is de moderne civilisatie tot stilstand gekomen wat betreft haar geestelijke ontwikkeling en de bescherming van de instelling van het gezin.
1955 81:6.26 9. The racial ideals. The ideals of one generation carve out the channels of destiny for immediate posterity. The quality of the social torchbearers will determine whether civilization goes forward or backward. The homes, churches, and schools of one generation predetermine the character trend of the succeeding generation. The moral and spiritual momentum of a race or a nation largely determines the cultural velocity of that civilization.
1997 81:6.26 9. De idealen van de soort. De idealen van de ene generatie houwen de bedding uit van de bestemming van het directe nageslacht. De kwaliteit van de sociale fakkeldragers zal bepalen of de beschaving vooruit of achteruit gaat. De gezinnen, de kerken en de scholen van de ene generatie bepalen reeds van tevoren hoe het karakter van de volgende generatie zich zal ontwikkelen. De morele en geestelijke krachten van een volk of natie bepalen voor het grootste deel de snelheid waarmee de cultuur van die civilisatie zich zal ontwikkelen.
1955 81:6.27 Ideals elevate the source of the social stream. And no stream will rise any higher than its source no matter what technique of pressure or directional control may be employed. The driving power of even the most material aspects of a cultural civilization is resident in the least material of society’s achievements. Intelligence may control the mechanism of civilization, wisdom may direct it, but spiritual idealism is the energy which really uplifts and advances human culture from one level of attainment to another.
1997 81:6.27 Idealen verheffen de bron van de rivier van de samenleving. En geen rivier komt ooit hoger dan zijn bron, ongeacht welke dwangmethode of richtinggevende controle er ook wordt aangewend. De stuwende kracht van zelfs de meest materiële aspecten van een culturele beschaving zetelt in de minst materiële verworvenheden der samenleving. Intelligentie kan het mechanisme van de civilisatie beheersen, de wijsheid kan er richting aan geven, maar geestelijk idealisme is de energie die de menselijke cultuur werkelijk verheft en haar van het ene niveau van verworvenheid naar het volgende tilt.
1955 81:6.28 At first life was a struggle for existence; now, for a standard of living; next it will be for quality of thinking, the coming earthly goal of human existence.
1997 81:6.28 In het begin was het leven een strijd om het bestaan; thans gaat het om een zeker levenspeil; vervolgens zal het gaan om de kwaliteit van het denken, het komende aardse doel van het menselijk bestaan.
1955 81:6.29 10. Co-ordination of specialists. Civilization has been enormously advanced by the early division of labor and by its later corollary of specialization. Civilization is now dependent on the effective co-ordination of specialists. As society expands, some method of drawing together the various specialists must be found.
1997 81:6.29 10. Coördinatie van specialisten. De civilisatie is enorm bevorderd door de reeds vroeg ontstane verdeling van de arbeid en de later daaruit voortvloeiende specialisatie. De civilisatie is thans afhankelijk van de doelmatige coördinatie van specialisten. Naargelang de samenleving zich uitbreidt, moet er een methode worden gevonden om de verschillende specialisten samen te brengen.
1955 81:6.30 Social, artistic, technical, and industrial specialists will continue to multiply and increase in skill and dexterity. And this diversification of ability and dissimilarity of employment will eventually weaken and disintegrate human society if effective means of co-ordination and co-operation are not developed. But the intelligence which is capable of such inventiveness and such specialization should be wholly competent to devise adequate methods of control and adjustment for all problems resulting from the rapid growth of invention and the accelerated pace of cultural expansion.
1997 81:6.30 Er zullen steeds meer sociale, artistieke, technische en industriële specialisten komen en zij zullen steeds vakkundiger en bedrevener zijn. Deze verscheidenheid van bekwaamheid en ongelijksoortigheid van werkzaamheden zullen de menselijke samenleving tenslotte verzwakken en uiteen doen vallen indien er geen doeltreffende middelen tot coördinatie en samenwerking worden ontwikkeld. Maar de intelligentie die zo vindingrijk en gespecialiseerd kan zijn, zal zeker competent zijn om passende methoden te bedenken om alle problemen die het gevolg zijn van de snelle groei van de inventiviteit en het versnelde tempo van culturele ontwikkeling, te beheersen en te regelen.
1955 81:6.31 11. Place-finding devices. The next age of social development will be embodied in a better and more effective co-operation and co-ordination of ever-increasing and expanding specialization. And as labor more and more diversifies, some technique for directing individuals to suitable employment must be devised. Machinery is not the only cause for unemployment among the civilized peoples of Urantia. Economic complexity and the steady increase of industrial and professional specialism add to the problems of labor placement.
1997 81:6.31 11. Middelen tot het vinden van functies. Het volgende tijdperk van de sociale ontwikkeling zal belichaamd zijn in een betere, doeltreffender samenwerking en coördinatie van de steeds toenemende en zich uitbreidende specialisatie. Naargelang de arbeid steeds meer gediversifiëerd wordt, moeten er dan ook methoden worden ontwikkeld om mensen de weg te wijzen naar passend werk. Machines zijn niet de enige oorzaak van werkeloosheid bij de geciviliseerde volken van Urantia. De economische complexiteit en de gestage groei van de industriële en professionele specialisatie zijn mede factoren in de problemen van het vinden van plaatsen in het arbeidsproces.
1955 81:6.32 It is not enough to train men for work; in a complex society there must also be provided efficient methods of place finding. Before training citizens in the highly specialized techniques of earning a living, they should be trained in one or more methods of commonplace labor, trades or callings which could be utilized when they were transiently unemployed in their specialized work. No civilization can survive the long-time harboring of large classes of unemployed. In time, even the best of citizens will become distorted and demoralized by accepting support from the public treasury. Even private charity becomes pernicious when long extended to able-bodied citizens.
1997 81:6.32 Het is niet voldoende om mensen op te leiden voor werk; in een complexe samenleving moeten ook efficiënte methoden worden gevonden om functies voor hen te vinden. Alvorens burgers op te leiden in de zeer gespecialiseerde technieken om in hun levensonderhoud te voorzien, zouden zij geschoold dienen te worden in een of meerdere vormen van gewoon werk, vakken of beroepen die uitgeoefend zouden kunnen worden wanneer zij tijdelijk werkeloos zijn in hun gespecialiseerde vakgebied. Iedere civilisatie gaat ten onder wanneer zij langdurig grote groepen werkelozen moet onderhouden. Ten slotte zullen ook de beste burgers misvormd en gedemoraliseerd raken door het aanvaarden van steun uit de openbare schatkist. Zelfs particuliere liefdadigheid wordt schadelijk wanneer deze voor lange tijd aan lichamelijk gezonde burgers wordt bewezen.
1955 81:6.33 Such a highly specialized society will not take kindly to the ancient communal and feudal practices of olden peoples. True, many common services can be acceptably and profitably socialized, but highly trained and ultraspecialized human beings can best be managed by some technique of intelligent co-operation. Modernized co-ordination and fraternal regulation will be productive of longer-lived co-operation than will the older and more primitive methods of communism or dictatorial regulative institutions based on force.
1997 81:6.33 Zo’n hoog gespecialiseerde samenleving zal niets moeten hebben van de ouderwetse, feodale gebruiken van de vroegere volken. Weliswaar kunnen vele algemene diensten op aanvaardbare en verdienstelijke wijze worden gesocialiseerd, maar hoog opgeleide en uiterst gespecialiseerde mensen kunnen het best bestuurd worden door een methode van intelligente samenwerking. Door gemoderniseerde coördinatie en broederlijke regulering zal men een vorm van samenwerking tot stand kunnen brengen die een langer leven is beschoren dan de oudere, meer primitieve methoden van communisme of dictatoriale regulerende instellingen die op macht berusten.
1955 81:6.34 12. The willingness to co-operate. One of the great hindrances to the progress of human society is the conflict between the interests and welfare of the larger, more socialized human groups and of the smaller, contrary-minded asocial associations of mankind, not to mention antisocially-minded single individuals.
1997 81:6.34 12. De bereidheid tot samenwerking. Een van de grote belemmeringen voor de vooruitgang van de menselijke samenleving is het conflict tussen de belangen en de welvaart van de grotere, meer gesocialiseerde menselijke groeperingen, en die van de kleinere, tegengesteld denkende, asociale verbanden van mensen, om maar niet te spreken van antisociaal denkende eenlingen.
1955 81:6.35 No national civilization long endures unless its educational methods and religious ideals inspire a high type of intelligent patriotism and national devotion. Without this sort of intelligent patriotism and cultural solidarity, all nations tend to disintegrate as a result of provincial jealousies and local self-interests.
1997 81:6.35 Geen enkele nationale beschaving blijft lang bestaan tenzij haar onderwijsmethoden en godsdienstige idealen inspireren tot een hoge soort intelligent patriottisme en verknochtheid aan het eigen land. Zonder deze vorm van intelligent patriottisme en culturele solidariteit neigen alle naties ertoe uiteen te vallen tengevolge van provinciale naijver en plaatselijk eigenbelang.
1955 81:6.36 The maintenance of world-wide civilization is dependent on human beings learning how to live together in peace and fraternity. Without effective co-ordination, industrial civilization is jeopardized by the dangers of ultraspecialization: monotony, narrowness, and the tendency to breed distrust and jealousy.
1997 81:6.36 Het instandhouden van een wereldomvattende beschaving is afhankelijk van mensen die leren in vrede en broederschap samen te leven. Zonder doeltreffende samenwerking loopt de industriële civilisatie risico’s door de gevaren van overspecialisatie: eentonigheid, kleingeestigheid en de neiging om wantrouwen en naijver op te wekken.
1955 81:6.37 13. Effective and wise leadership. In civilization much, very much, depends on an enthusiastic and effective load-pulling spirit. Ten men are of little more value than one in lifting a great load unless they lift together—all at the same moment. And such teamwork—social co-operation—is dependent on leadership. The cultural civilizations of the past and the present have been based upon the intelligent co-operation of the citizenry with wise and progressive leaders; and until man evolves to higher levels, civilization will continue to be dependent on wise and vigorous leadership.
1997 81:6.37 13. Effectief en wijs leiderschap. In de civilisatie hangt er zeer, zeer veel vanaf of de mensen bereid zijn op enthousiaste, effectieve wijze lasten op zich te nemen. Voor het optillen van een zware last zijn tien mannen weinig meer waard dan één, tenzij zij samen tillen — allen op hetzelfde moment. En dit teamwerk — sociale samenwerking — is afhankelijk van het leiderschap. De culturele civilisaties van het verleden en het heden zijn gebaseerd geweest op de intelligente samenwerking der burgers met wijze, vooruitstrevende leiders, en totdat de mens tot hogere niveaus evolueert, zal de civilisatie afhankelijk blijven van wijs en krachtig leiderschap.
1955 81:6.38 High civilizations are born of the sagacious correlation of material wealth, intellectual greatness, moral worth, social cleverness, and cosmic insight.
1997 81:6.38 Hoge civilisaties onstaan uit de scherpzinnige correlatie van materiële welvaart, intellectuele grootsheid, morele waardigheid, sociale intelligentie en kosmisch inzicht.
1955 81:6.39 14. Social changes. Society is not a divine institution; it is a phenomenon of progressive evolution; and advancing civilization is always delayed when its leaders are slow in making those changes in the social organization which are essential to keeping pace with the scientific developments of the age. For all that, things must not be despised just because they are old, neither should an idea be unconditionally embraced just because it is novel and new.
1997 81:6.39 14. Sociale veranderingen. De samenleving is geen goddelijke instelling: zij is een verschijnsel van progressieve evolutie, en de ontwikkeling van een civilisatie wordt altijd vertraagd wanneer haar leiders te langzaam zijn in het aanbrengen van die veranderingen in de sociale organisatie, die van wezenlijk belang zijn om gelijke tred te kunnen houden met de wetenschappelijke ontwikkelingen van de tijd. Niettemin dienen zaken niet te worden veracht alleen omdat ze oud zijn, en geen idee dient onvoorwaardelijk te worden omhelsd alleen omdat het nieuw en modern is.
1955 81:6.40 Man should be unafraid to experiment with the mechanisms of society. But always should these adventures in cultural adjustment be controlled by those who are fully conversant with the history of social evolution; and always should these innovators be counseled by the wisdom of those who have had practical experience in the domains of contemplated social or economic experiment. No great social or economic change should be attempted suddenly. Time is essential to all types of human adjustment—physical, social, or economic. Only moral and spiritual adjustments can be made on the spur of the moment, and even these require the passing of time for the full outworking of their material and social repercussions. The ideals of the race are the chief support and assurance during the critical times when civilization is in transit from one level to another.
1997 81:6.40 De mens moet niet bevreesd zijn om te experimenteren met de mechanismen van de samenleving. Maar deze avonturen in culturele aanpassing moeten altijd onder toezicht staan van degenen die volledig op de hoogte zijn van de geschiedenis der sociale evolutie, en deze vernieuwers moeten altijd worden geadviseerd door wijze mensen die praktische ervaring hebben op het gebied van de beoogde sociale en economische experimenten. Een grote sociale of economische verandering moet nooit plotseling in gang worden gezet. Tijd is van wezenlijk belang voor sociale aanpassing van alle soort — fysiek, sociaal en economisch. Alleen morele en geestelijke aanpassingen kunnen spontaan worden gemaakt, en zelfs hierbij moet er tijd voorbijgaan om de materiële en sociale repercussies hiervan volledig uit te werken. De idealen van het mensdom zijn de voornaamste stut en zekerheid in de kritieke perioden wanneer de civilisatie van het ene niveau overgaat naar het andere.
1955 81:6.41 15. The prevention of transitional breakdown. Society is the offspring of age upon age of trial and error; it is what survived the selective adjustments and readjustments in the successive stages of mankind’s agelong rise from animal to human levels of planetary status. The great danger to any civilization—at any one moment—is the threat of breakdown during the time of transition from the established methods of the past to those new and better, but untried, procedures of the future.
1997 81:6.41 15. De preventie van de instorting der civilisatie in tussenperioden. De samenleving is de vrucht van eeuwenlang vallen en opstaan; zij is wat in stand is gebleven na de selectieve aanpassingen en heraanpassingen in de successieve stadia van de eeuwendurende opkomst van de mensheid uit dierlijke tot menselijke niveaus van planetaire status. Het grote gevaar voor iedere beschaving — op ieder moment — is de dreiging van instorting in de overgangsperiode van de vaste methoden van het verleden naar de nieuwe, betere, maar nog onbeproefde procedures van de toekomst.
1955 81:6.42 Leadership is vital to progress. Wisdom, insight, and foresight are indispensable to the endurance of nations. Civilization is never really jeopardized until able leadership begins to vanish. And the quantity of such wise leadership has never exceeded one per cent of the population.
1997 81:6.42 Leiders zijn vitaal belang voor de vooruitgang. Wijsheid, inzicht en een vooruitziende blik zijn onmisbaar voor de duurzaamheid van naties. Een civilisatie loopt nooit werkelijk gevaar tenzij het bekwame leiderschap begint te verdwijnen. En er zijn nooit meer wijze leidersfiguren voorgekomen dan één procent van de bevolking.
1955 81:6.43 And it was by these rungs on the evolutionary ladder that civilization climbed to that place where those mighty influences could be initiated which have culminated in the rapidly expanding culture of the twentieth century. And only by adherence to these essentials can man hope to maintain his present-day civilizations while providing for their continued development and certain survival.
1997 81:6.43 Langs deze sporten van de evolutionaire ladder nu is de beschaving opgeklommen tot de positie waar de machtige invloeden in werking konden worden gesteld die zijn geculmineerd in de zich snel uitbreidende cultuur van de twintigste eeuw. En alleen door zich te houden aan deze essentiële punten, kan de mens hopen zijn huidige civilisaties in stand te kunnen houden terwijl hij zorgt voor hun verdere ontwikkeling en hun zekere voortbestaan.
1955 81:6.44 This is the gist of the long, long struggle of the peoples of earth to establish civilization since the age of Adam. Present-day culture is the net result of this strenuous evolution. Before the discovery of printing, progress was relatively slow since one generation could not so rapidly benefit from the achievements of its predecessors. But now human society is plunging forward under the force of the accumulated momentum of all the ages through which civilization has struggled.
1997 81:6.44 Dit is de essentie van de zeer, zeer lange worsteling van de volkeren der aarde sinds het tijdperk van Adam om zich te civiliseren. De huidige cultuur is het netto-resultaat van deze veeleisende evolutie. Vóór de uitvinding van de boekdrukkunst ging de vooruitgang betrekkelijk langzaam, aangezien de ene generatie niet zo snel kon profiteren van hetgeen de voorgaande had bereikt. Nu echter stort de menselijke samenleving zich vooruit door de stuwkracht van het opeengehoopte momentum van alle tijdperken door welke de civilisatie zich heen heeft geworsteld.
1997 81:6.45 [Onder verantwoordelijkheid van een Aartsengel van Nebadon.]
Verhandeling 80. De expansie der Andieten in het Westen |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 82. De evolutie van het huwelijk |