Het Urantia Boek in het Engels is sinds 2006 wereldwijd Public Domain.
Vertalingen: © 1997 De Stichting Urantia
Verhandeling 84. Huwelijk en gezinsleven |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 86. De vroege evolutie van religie |
THE ORIGINS OF WORSHIP
DE OORSPRONGEN VAN RELIGIEUZE VERERING
1955 85:0.1 PRIMITIVE religion had a biologic origin, a natural evolutionary development, aside from moral associations and apart from all spiritual influences. The higher animals have fears but no illusions, hence no religion. Man creates his primitive religions out of his fears and by means of his illusions.
1997 85:0.1 De primitieve religie had een biologische oorsprong, een natuurlijke evolutionaire ontwikkeling, naast ethische associaties en los van alle geestelijke invloeden. De hoger ontwikkelde dieren kennen wel angstgevoelens, maar koesteren geen illusies en hebben derhalve geen religie. De mens creëeert zijn primitieve religies uit zijn angstgevoelens en door middel van zijn illusies.
1955 85:0.2 In the evolution of the human species, worship in its primitive manifestations appears long before the mind of man is capable of formulating the more complex concepts of life now and in the hereafter which deserve to be called religion. Early religion was wholly intellectual in nature and was entirely predicated on associational circumstances. The objects of worship were altogether suggestive; they consisted of the things of nature which were close at hand, or which loomed large in the commonplace experience of the simple-minded primitive Urantians.
1997 85:0.2 In de evolutie van de menselijke soort treedt aanbidding in zijn primitieve manifestaties op lang voordat het menselijk verstand in staat is de meer complexe opvattingen te formuleren van het leven hier en in het hiernamaals, die de naam van religie verdienen. De vroegste religie was geheel van verstandelijke aard en stoelde geheel op het met elkaar in verband brengen van gebeurtenissen. De voorwerpen van verering waren totaal suggestief; zij bestonden uit natuurlijke dingen die de eenvoudige, primitieve Urantianen dicht om zich heen hadden, of die een belangrijke rol speelden in hun ervaringen van alledag.
1955 85:0.3 When religion once evolved beyond nature worship, it acquired roots of spirit origin but was nevertheless always conditioned by the social environment. As nature worship developed, man’s concepts envisioned a division of labor in the supermortal world; there were nature spirits for lakes, trees, waterfalls, rain, and hundreds of other ordinary terrestrial phenomena.
1997 85:0.3 Toen de religie eenmaal voorbij het stadium van natuuraanbidding was geëvolueerd, verwierf zij wortels van geestelijke oorsprong maar bleef desondanks altijd door de sociale omgeving bepaald. Toen de natuuraanbidding zich ontwikkelde, stelde de mens zich in gedachten een arbeidsverdeling in de bovenaardse wereld voor; er bestonden natuurgeesten voor meren, bomen, watervallen, regen en honderden andere gewone aardse verschijnselen.
1955 85:0.4 At one time or another mortal man has worshiped everything on the face of the earth, including himself. He has also worshiped about everything imaginable in the sky and beneath the surface of the earth. Primitive man feared all manifestations of power; he worshiped every natural phenomenon he could not comprehend. The observation of powerful natural forces, such as storms, floods, earthquakes, landslides, volcanoes, fire, heat, and cold, greatly impressed the expanding mind of man. The inexplicable things of life are still termed “acts of God” and “mysterious dispensations of Providence.”
1997 85:0.4 Op het een of andere moment heeft de sterfelijke mens alles op aarde aanbeden, met inbegrip van zichzelf. Hij heeft ook vrijwel al het voorstelbare in de lucht en onder het aardoppervlak aanbeden. De primitieve mens was bang voor alle manifestaties van kracht; hij vereerde ieder natuurverschijnsel dat hij niet kon begrijpen. De waarneming van sterke natuurkrachten, zoals onweer, overstromingen, aardbevingen, aardverschuivingen, vulkanen, vuur, hitte en koude, maakten grote indruk op het zich ontwikkelende verstand van de mens[1]. De onverklaarbare dingen in het leven worden nog steeds ‘daden Gods’ en ‘mysterieuze beschikkingen der Voorzienigheid’ genoemd.
1. WORSHIP OF STONES AND HILLS
1. DE VERERING VAN STENEN EN BERGEN
1955 85:1.1 The first object to be worshiped by evolving man was a stone. Today the Kateri people of southern India still worship a stone, as do numerous tribes in northern India. Jacob slept on a stone because he venerated it; he even anointed it. Rachel concealed a number of sacred stones in her tent.
1997 85:1.1 Het eerste voorwerp dat de evoluerende mens vereerde was een steen. Tegenwoordig aanbidden de Kateri-mensen in het zuiden van India nog steeds een steen, net als talrijke stammen in Noord-India. Jakob sliep op een steen omdat hij die vereerde; hij zalfde deze zelfs[2]. Rachel hield een aantal heilige stenen in haar tent verborgen[3].
1955 85:1.2 Stones first impressed early man as being out of the ordinary because of the manner in which they would so suddenly appear on the surface of a cultivated field or pasture. Men failed to take into account either erosion or the results of the overturning of soil. Stones also greatly impressed early peoples because of their frequent resemblance to animals. The attention of civilized man is arrested by numerous stone formations in the mountains which so much resemble the faces of animals and even men. But the most profound influence was exerted by meteoric stones which primitive humans beheld hurtling through the atmosphere in flaming grandeur. The shooting star was awesome to early man, and he easily believed that such blazing streaks marked the passage of a spirit on its way to earth. No wonder men were led to worship such phenomena, especially when they subsequently discovered the meteors. And this led to greater reverence for all other stones. In Bengal many worship a meteor which fell to earth in A.D. 1880.
1997 85:1.2 Stenen maakten aanvankelijk op de vroege mens de indruk buiten de gewone orde te vallen door de wijze waarop ze plotseling aan het oppervlak van een ontgonnen akker of weide te voorschijn kwamen. De mensen gaven zich noch rekenschap van erosie, noch van de gevolgen van het omspitten van de grond. Stenen imponeerden de volken in de oudheid ook omdat ze vaak op dieren lijken. De aandacht van de geciviliseerde mens wordt nog steeds geboeid door talrijke steenformaties in de bergen die dikwijls lijken op gezichten van dieren en zelfs van mensen. Doch de diepste indruk maakten de meteoorstenen die de primitieve mensen in vlammende pracht door de atmosfeer zagen razen. Voor de vroege mens waren vallende sterren ontzagwekkend en het kostte hem geen moeite te geloven dat zulke vlammende strepen de baan aangaven van een geest op weg naar de aarde. Het is geen wonder dat de mensen ertoe kwamen deze verschijnselen te vereren, vooral toen zij later de meteoren ontdekten. Dit leidde op zijn beurt tot grotere verering van alle andere stenen. In Bengalen vereren vele mensen een meteoor die in A.D. 1880 op aarde is gevallen.
1955 85:1.3 All ancient clans and tribes had their sacred stones, and most modern peoples manifest a degree of veneration for certain types of stones—their jewels. A group of five stones was reverenced in India; in Greece it was a cluster of thirty; among the red men it was usually a circle of stones. The Romans always threw a stone into the air when invoking Jupiter. In India even to this day a stone can be used as a witness. In some regions a stone may be employed as a talisman of the law, and by its prestige an offender can be haled into court. But simple mortals do not always identify Deity with an object of reverent ceremony. Such fetishes are many times mere symbols of the real object of worship.
1997 85:1.3 Alle oude clans en stammen hadden hun heilige stenen, en de meeste moderne volken geven wel blijk van een zekere vorm van verering voor bepaalde soorten stenen — hun juwelen. In India werd een groep van vijf stenen vereerd; in Griekenland was het een cluster van dertig, en bij de rode mensen was het gewoonlijk een cirkel van stenen. De Romeinen wierpen, als zij Jupiter aanriepen, altijd een steen in de lucht. In India kan zelfs tot op de huidige dag een steen als getuige worden gebruikt[4]. In sommige streken kan een steen als een talisman van het recht worden aangewend en door het prestige van zo’n steen kan een overtreder voor de rechter worden gesleept. Maar eenvoudige stervelingen vereenzelvigen de Godheid niet altijd met een voorwerp waaraan ceremoniële eerbied wordt bewezen. Zulke fetisjen zijn dikwijls louter symbolen van het werkelijke voorwerp van verering.
1955 85:1.4 The ancients had a peculiar regard for holes in stones. Such porous rocks were supposed to be unusually efficacious in curing diseases. Ears were not perforated to carry stones, but the stones were put in to keep the ear holes open. Even in modern times superstitious persons make holes in coins. In Africa the natives make much ado over their fetish stones. In fact, among all backward tribes and peoples stones are still held in superstitious veneration. Stone worship is even now widespread over the world. The tombstone is a surviving symbol of images and idols which were carved in stone in connection with beliefs in ghosts and the spirits of departed fellow beings.
1997 85:1.4 De mensen in de oudheid hadden een bijzondere achting voor gaten in stenen. Men dacht dat zulke poreuse keien bijzonder doeltreffend waren voor het genezen van ziekten. Er werden geen gaten in oren gemaakt om stenen te kunnen dragen, maar de stenen werden in de oren gezet om de gehoorgang open te houden. Zelfs in de moderne tijd maken bijgelovige mensen gaten in munten. In Afrika maken inboorlingen veel drukte over hun fetisj-stenen. In feite worden onder alle achtergebleven stammen en volken stenen nog steeds bijgelovig vereerd. De verering van stenen is zelfs nu nog wijd en zijd over de wereld verspreid. De grafsteen is een overgebleven symbool van beeltenissen en afgodsbeelden die in steen werden uitgehouwen en verband hielden met allerlei geloof in schimmen en de zielen van gestorven medemensen.
1955 85:1.5 Hill worship followed stone worship, and the first hills to be venerated were large stone formations. It presently became the custom to believe that the gods inhabited the mountains, so that high elevations of land were worshiped for this additional reason. As time passed, certain mountains were associated with certain gods and therefore became holy. The ignorant and superstitious aborigines believed that caves led to the underworld, with its evil spirits and demons, in contrast with the mountains, which were identified with the later evolving concepts of good spirits and deities.
1997 85:1.5 De verering van stenen werd gevolgd door de verering van heuvels en de eerste heuvels die vereerd werden, waren grote steenformaties[5]. Weldra werd het de gewoonte te geloven dat de goden in de bergen woonden, zodat grote hoogten om deze bijkomende reden werden vereerd[6]. Na verloop van tijd werden bepaalde bergen met bepaalde goden in verband gebracht en daarom heilig. De onwetende, bijgelovige inboorlingen meenden dat grotten naar de onderwereld leidden met haar boze geesten en demonen, dit in tegenstelling tot de bergen die geïdentifeerd werden met de later evoluerende opvattingen van goede geesten en godheden.
2. WORSHIP OF PLANTS AND TREES
2. DE VERERING VAN PLANTEN EN BOMEN
1955 85:2.1 Plants were first feared and then worshiped because of the intoxicating liquors which were derived therefrom. Primitive man believed that intoxication rendered one divine. There was supposed to be something unusual and sacred about such an experience. Even in modern times alcohol is known as “spirits.”
1997 85:2.1 Planten werden eerst gevreesd en vervolgens vereerd vanwege de roesverwekkende sappen die eruit werden verkregen. De primitieve mens geloofde dat een roes iemand goddelijk maakte. Men veronderstelde dat zo’n ervaring iets bijzonders en heiligs had. Zelfs in de moderne tijd staat alcohol nog bekend als ‘spiritualiën.’
1955 85:2.3 The cults of tree worship are among the oldest religious groups. All early marriages were held under the trees, and when women desired children, they would sometimes be found out in the forest affectionately embracing a sturdy oak. Many plants and trees were venerated because of their real or fancied medicinal powers. The savage believed that all chemical effects were due to the direct activity of supernatural forces.
1997 85:2.3 De culten der boomverering behoren tot de oudste groepen religies. Alle vroege huwelijksvieringen vonden onder bomen plaats, en wanneer vrouwen kinderen verlangden werden zij soms buiten in het bos aangetroffen, liefdevol een robuuste eik omarmend. Vele planten en bomen werden vereerd wegens hun werkelijke of vermeende genezende krachten. De primitieve mens geloofde dat alle chemische effecten waren toe te schrijven aan de directe werking van bovennatuurlijke krachten.
1955 85:2.4 Ideas about tree spirits varied greatly among different tribes and races. Some trees were indwelt by kindly spirits; others harbored the deceptive and cruel. The Finns believed that most trees were occupied by kind spirits. The Swiss long mistrusted the trees, believing they contained tricky spirits. The inhabitants of India and eastern Russia regard the tree spirits as being cruel. The Patagonians still worship trees, as did the early Semites. Long after the Hebrews ceased tree worship, they continued to venerate their various deities in the groves. Except in China, there once existed a universal cult of the tree of life.
1997 85:2.4 De ideeën over boomgeesten liepen bij de verschillende stammen en volken sterk uiteen. Sommige bomen werden bewoond door vriendelijke geesten; andere verleenden onderdak aan bedrieglijke en wrede geesten. De Finnen geloofden dat de meeste bomen door vriendelijke geesten werden bewoond. De Zwitsers koesterden lange tijd wantrouwen jegens bomen, want zij dachten dat deze sluwe geesten herbergden. De bewoners van India en oostelijk Rusland beschouwden de boomgeesten als wreed. De Patagoniërs vereren nog steeds bomen, zoals ook de oude Semieten dit deden. Lang nadat de Hebreeërs waren opgehouden bomen te aanbidden, gingen zij voort hun verschillende godheden in heilige bossen te vereren[8]. Behalve in China, bestond er eens een algemene cultus van de boom des levens[9].
1955 85:2.5 The belief that water or precious metals beneath the earth’s surface can be detected by a wooden divining rod is a relic of the ancient tree cults. The Maypole, the Christmas tree, and the superstitious practice of rapping on wood perpetuate certain of the ancient customs of tree worship and the later-day tree cults.
1997 85:2.5 Het geloof dat water of kostbare metalen onder de oppervlakte van de aarde met een houten wichelroede ontdekt kunnen worden is een overblijfsel van de oude culten rondom bomen. De Meiboom, de Kerstboom en de bijgelovige gewoonte van het afkloppen op hout zijn een voortzetting van bepaalde oude gewoonten bij de boomverering en latere culten rondom bomen.
1955 85:2.6 Many of these earliest forms of nature veneration became blended with the later evolving techniques of worship, but the earliest mind-adjutant-activated types of worship were functioning long before the newly awakening religious nature of mankind became fully responsive to the stimulus of spiritual influences.
1997 85:2.6 Veel van deze vroegste vormen van natuurverering raakten vermengd met de zich later ontwikkelende methoden van godsverering, doch de vroegste door de assistent-bewustzijnsgeesten geactiveerde vormen van verering functioneerden reeds lang voordat de pas ontwakende religieuze natuur der mensheid ten volle ontvankelijk werd voor de prikkels van geestelijke invloeden.
3. THE WORSHIP OF ANIMALS
3. DE VERERING VAN DIEREN
1955 85:3.1 Primitive man had a peculiar and fellow feeling for the higher animals. His ancestors had lived with them and even mated with them. In southern Asia it was early believed that the souls of men came back to earth in animal form. This belief was a survival of the still earlier practice of worshiping animals.
1997 85:3.1 De primitieve mens had een speciale sympathie voor hogere dieren. Zijn voorouders hadden met hen geleefd en zelfs met hen gepaard. In Zuid-Azië werd reeds vroeg geloofd dat de zielen van mensen in de vorm van dieren naar de aarde terugkeerden. Dit geloof was een overblijfsel van de nog oudere praktijk van het aanbidden van dieren.
1955 85:3.2 Early men revered the animals for their power and their cunning. They thought the keen scent and the farseeing eyes of certain creatures betokened spirit guidance. The animals have all been worshiped by one race or another at one time or another. Among such objects of worship were creatures that were regarded as half human and half animal, such as centaurs and mermaids.
1997 85:3.2 De eerste mensen vereerden dieren wegens hun kracht en sluwheid. Zij dachten dat de scherpe reuk en de verziende blik van bepaalde schepselen tekenen waren dat zij door geesten werden geleid. Alle dieren zijn wel door het een of andere ras op een of ander tijdstip vereerd. Tot dergelijke objecten van verering behoorden schepselen die als half mens en half dier werden beschouwd, zoals centauren en meerminnen.
1955 85:3.3 The Hebrews worshiped serpents down to the days of King Hezekiah, and the Hindus still maintain friendly relations with their house snakes. The Chinese worship of the dragon is a survival of the snake cults. The wisdom of the serpent was a symbol of Greek medicine and is still employed as an emblem by modern physicians. The art of snake charming has been handed down from the days of the female shamans of the snake love cult, who, as the result of daily snake bites, became immune, in fact, became genuine venom addicts and could not get along without this poison.
1997 85:3.3 De Hebreeërs vereerden slangen tot aan de dagen van koning Hiskia en de Hindoes onderhouden nog steeds vriendschappelijke verhoudingen met hun huisslangen[10]. De Chinese verering van de draak is een overblijfsel van de cultus van de slang. De wijsheid van de slang was een symbool van de Griekse geneeskunde en wordt door de moderne artsen nog steeds als embleem gebruikt. De kunst van het bezweren van slangen stamt uit de tijd van de vrouwelijke sjamanen van de cultus der slangenliefde, die ten gevolge van dagelijkse slangebeten immuun werden voor slangengif, en in feite er echt verslaafd aan raakten en er niet buiten konden.
1955 85:3.4 The worship of insects and other animals was promoted by a later misinterpretation of the golden rule—doing to others (every form of life) as you would be done by. The ancients once believed that all winds were produced by the wings of birds and therefore both feared and worshiped all winged creatures. The early Nordics thought that eclipses were caused by a wolf that devoured a portion of the sun or moon. The Hindus often show Vishnu with a horse’s head. Many times an animal symbol stands for a forgotten god or a vanished cult. Early in evolutionary religion the lamb became the typical sacrificial animal and the dove the symbol of peace and love.
1997 85:3.4 De verering van insecten en andere dieren werd bevorderd door een latere verkeerde uitleg van de gulden regel — behandel de ander (iedere vorm van leven) zoals ge zelf behandeld wilt worden. De mensen in de oudheid hebben ooit geloofd dat alle winden door de vleugels van vogels werden veroorzaakt en vreesden en vereerden daarom alle gevleugelde dieren. De oude Scandinaviërs meenden dat eclipsen werden veroorzaakt door een wolf die een deel van de zon of maan verslond. De Hindoes beelden Vishnu dikwijls met een paardenhoofd af. Een diersymbool staat vaak voor een vergeten godheid of een verdwenen cultus. Reeds vroeg in de evolutionaire godsdienst werd het lam het typische offerdier en de duif het symbool van vrede en liefde[11][12].
1955 85:3.5 In religion, symbolism may be either good or bad just to the extent that the symbol does or does not displace the original worshipful idea. And symbolism must not be confused with direct idolatry wherein the material object is directly and actually worshiped.
1997 85:3.5 In de religie kan symboliek goed of slecht zijn, naargelang het symbool wel of niet het oorspronkelijke eerbiedige idee verdringt. En symboliek moet niet met ondubbelzinnige idolatrie worden verward, waarbij het materiële object direct en werkelijk wordt aanbeden.
4. WORSHIP OF THE ELEMENTS
4. DE VERERING VAN DE ELEMENTEN
1955 85:4.1 Mankind has worshiped earth, air, water, and fire. The primitive races venerated springs and worshiped rivers. Even now in Mongolia there flourishes an influential river cult. Baptism became a religious ceremonial in Babylon, and the Greeks practiced the annual ritual bath. It was easy for the ancients to imagine that the spirits dwelt in the bubbling springs, gushing fountains, flowing rivers, and raging torrents. Moving waters vividly impressed these simple minds with beliefs of spirit animation and supernatural power. Sometimes a drowning man would be refused succor for fear of offending some river god.
1997 85:4.1 Het mensdom heeft de aarde, de lucht, het water en het vuur aanbeden. De primitieve volken vereerden bronnen en aanbaden rivieren. Zelfs nu nog bloeit er in Mongolië een invloedrijke riviercultus. De doop werd een godsdienstig ceremonieel in Babylon, en de Grieken betrachtten het jaarlijkse rituele bad[13]. De mensen in de oudheid konden zich gemakkelijk voorstellen dat er geesten woonden in de borrelende bronnen, spuitende fonteinen, stromende rivieren en razende stortvloeden. Bewegende wateren maakten een sterke indruk op deze eenvoudige mensen die geloofden in bezielde geesten en bovennatuurlijke krachten[14]. Soms weigerde men een verdrinkende man te helpen, uit vrees zodoende een riviergod te ontstemmen.
1955 85:4.2 Many things and numerous events have functioned as religious stimuli to different peoples in different ages. A rainbow is yet worshiped by many of the hill tribes of India. In both India and Africa the rainbow is thought to be a gigantic celestial snake; Hebrews and Christians regard it as “the bow of promise.” Likewise, influences regarded as beneficent in one part of the world may be looked upon as malignant in other regions. The east wind is a god in South America, for it brings rain; in India it is a devil because it brings dust and causes drought. The ancient Bedouins believed that a nature spirit produced the sand whirls, and even in the times of Moses belief in nature spirits was strong enough to insure their perpetuation in Hebrew theology as angels of fire, water, and air.
1997 85:4.2 Vele dingen en talrijke gebeurtenissen hebben in verschillende tijden voor verschillende volken als godsdienstige prikkels gefunctioneerd. Een regenboog wordt nog steeds door vele bergstammen in India vereerd. Zowel in India als in Afrika beschouwt men de regenboog als een reusachtige hemelse slang; Hebreeërs en Christenen beschouwen hem als ‘het teken van belofte[15].’ Evenzo kunnen invloeden die in één deel van de wereld als weldoend worden beschouwd, in andere streken als kwaadaardig worden gezien. De oostenwind is een godheid in Zuid-Amerika omdat hij regen brengt; in India is hij een duivel omdat hij stofwolken meebrengt en droogte veroorzaakt. De oude Bedoeïenen geloofden dat een natuurgod de wervelingen in het zand deed ontstaan, en zelfs in de dagen van Mozes was het geloof in natuurgeesten sterk genoeg om te garanderen dat zij in de Joodse theologie konden voortleven als engelen van vuur, water en lucht[16][17][18].
1955 85:4.3 Clouds, rain, and hail have all been feared and worshiped by numerous primitive tribes and by many of the early nature cults. Windstorms with thunder and lightning overawed early man. He was so impressed with these elemental disturbances that thunder was regarded as the voice of an angry god. The worship of fire and the fear of lightning were linked together and were widespread among many early groups.
1997 85:4.3 Zowel wolken als regen en hagel zijn door talrijke primitieve stammen en in vele vroege natuurculten gevreesd en vereerd[19][20][21]. Stormwinden met donder en bliksem boezemden de vroege mens een enorm ontzag in. Hij werd zo geïmponeerd door deze storingen in de elementen, dat de donder als de stem van een boze god werd beschouwd[22]. De verering van vuur en vrees voor de bliksem werden samengevoegd en kwamen op grote schaal bij vele vroege volken voor.
1955 85:4.4 Fire was mixed up with magic in the minds of primitive fear-ridden mortals. A devotee of magic will vividly remember one positive chance result in the practice of his magic formulas, while he nonchalantly forgets a score of negative results, out-and-out failures. Fire reverence reached its height in Persia, where it long persisted. Some tribes worshiped fire as a deity itself; others revered it as the flaming symbol of the purifying and purging spirit of their venerated deities. Vestal virgins were charged with the duty of watching sacred fires, and in the twentieth century candles still burn as a part of the ritual of many religious services.
1997 85:4.4 Vuur was in het denken der primitieve, door angst bezeten stervelingen verbonden met magie[23]. Een aanhanger van magie zal zich één toevallig positief resultaat bij de toepassing van zijn magische formules levendig herinneren, terwijl hij tientallen negatieve resultaten, radicale mislukkingen, achteloos vergeet. De verering van het vuur bereikte zijn hoogtepunt in Perzië, waar zij lang stand hield. Sommige stammen vereerden het vuur zelf als een godheid; andere vereerden het als het vlammende symbool van de zuiverende en reinigende geest van de door hen vereerde godheden. De Vestaalse maagden waren belast met de taak van het waken over de heilige vuren, en in de twintigste eeuw branden er nog steeds kaarsen als onderdeel van het ritueel van vele godsdienstoefeningen[24].
5. WORSHIP OF THE HEAVENLY BODIES
5. DE VERERING VAN HEMELLICHAMEN
1955 85:5.1 The worship of rocks, hills, trees, and animals naturally developed up through fearful veneration of the elements to the deification of the sun, moon, and stars. In India and elsewhere the stars were regarded as the glorified souls of great men who had departed from the life in the flesh. The Chaldean star cultists considered themselves to be the children of the sky father and the earth mother.
1997 85:5.1 Het vereren van rotsen, bergen, bomen en dieren ontwikkelde zich op natuurlijke wijze via de angstige verering der elementen tot de vergoding van zon, maan en sterren. In India en elders werden de sterren beschouwd als de verheerlijkte zielen van grote mannen die uit het leven in het vlees waren gescheiden. De Chaldeeuwse aanhangers van de sterrencultus zagen zichzelf als kinderen van de hemel-vader en de aarde-moeder.
1955 85:5.2 Moon worship preceded sun worship. Veneration of the moon was at its height during the hunting era, while sun worship became the chief religious ceremony of the subsequent agricultural ages. Solar worship first took extensive root in India, and there it persisted the longest. In Persia sun veneration gave rise to the later Mithraic cult. Among many peoples the sun was regarded as the ancestor of their kings. The Chaldeans put the sun in the center of “the seven circles of the universe.” Later civilizations honored the sun by giving its name to the first day of the week.
1997 85:5.2 De verering van de maan ging vooraf aan de zonaanbidding. De verering van de maan had haar hoogtepunt tijdens het jagerstijdperk, terwijl de zonaanbidding de belangrijkste godsdienstige rite werd van de latere landbouwtijdperken. Zonaanbidding op grote schaal schoot voor het eerst wortel in India en hield daar het langste stand. In Perzië leidde de aanbidding van de zon tot de latere Mithras-cultus. Bij vele volken werd de zon als de voorvader van hun koningen beschouwd. De Chaldeeërs plaatsten de zon in het centrum van ‘de zeven cirkels van het univer- sum.’ Latere beschavingen eerden de zon door de eerste dag van de week naar hem te noemen.
1955 85:5.3 The sun god was supposed to be the mystic father of the virgin-born sons of destiny who ever and anon were thought to be bestowed as saviors upon favored races. These supernatural infants were always put adrift upon some sacred river to be rescued in an extraordinary manner, after which they would grow up to become miraculous personalities and the deliverers of their peoples.
1997 85:5.3 Van de zonnegod werd verondersteld dat hij de mystieke vader was van de uit maagden geboren zonen met een speciale bestemming, die zo nu en dan als redders aan begunstigde volken werden geschonken. Deze bovennatuurlijke zuigelingen werden altijd stuurloos op een heilige rivier uitgezet om dan op bijzondere wijze gered te worden, waarna zij opgroeiden tot wonderbaarlijke persoonlijkheden en bevrijders van hun volk[25].
6. WORSHIP OF MAN
6. DE VERERING VAN DE MENS
1955 85:6.1 Having worshiped everything else on the face of the earth and in the heavens above, man has not hesitated to honor himself with such adoration. The simple-minded savage makes no clear distinction between beasts, men, and gods.
1997 85:6.1 Na alle andere dingen op het oppervlak der aarde en boven in de hemel te hebben vereerd, heeft de mens zonder aarzeling ook zichzelf met dergelijke adoratie geëerd. De eenvoudige primitieve mens maakt geen duidelijk onderscheid tussen dieren, mensen en goden.
1955 85:6.2 Early man regarded all unusual persons as superhuman, and he so feared such beings as to hold them in reverential awe; to some degree he literally worshiped them. Even having twins was regarded as being either very lucky or very unlucky. Lunatics, epileptics, and the feeble-minded were often worshiped by their normal-minded fellows, who believed that such abnormal beings were indwelt by the gods. Priests, kings, and prophets were worshiped; the holy men of old were looked upon as inspired by the deities.
1997 85:6.2 De vroege mens beschouwde alle ongewone personen als bovenmenselijk, en hij vreesde zulke wezens dermate, dat hij hen met eerbiedig ontzag behandelde; tot op zekere hoogte aanbad hij hen letterlijk. Zelfs het krijgen van een tweeling werd of als een groot geluk of als een groot ongeluk beschouwd. Krankzinnigen, epileptici en zwakzinnigen werden dikwijls vereerd door hun normaal denkende medemensen, die geloofden dat godheden bij dergelijke abnormale wezens inwoonden. Priesters, koningen en profeten werden aanbeden; de heilige mensen in de oudheid werden beschouwd als door godheden bezield.
1955 85:6.3 Tribal chiefs died and were deified. Later, distinguished souls passed on and were sainted. Unaided evolution never originated gods higher than the glorified, exalted, and evolved spirits of deceased humans. In early evolution religion creates its own gods. In the course of revelation the Gods formulate religion. Evolutionary religion creates its gods in the image and likeness of mortal man; revelatory religion seeks to evolve and transform mortal man into the image and likeness of God.
1997 85:6.3 Gestorven stamhoofden werden tot godheden verheven. Later werden voorname persoonlijkheden die stierven, heilig verklaard. Zonder hulp heeft de evolutie nooit hogere godheden opgeleverd dan de verheerlijkte, verheven en geëvolueerde geesten van gestorven mensen. In het begin der evolutie maakt de godsdienst zijn eigen godheden. In de loop der openbaring formuleren de Goden de religie. De evolutionaire religie maakt haar goden naar het beeld en de gelijkenis van de sterfelijke mens; de religie der openbaring tracht de sterfelijke mens te evolueren en te transformeren tot het beeld en de gelijkenis van God.
1955 85:6.4 The ghost gods, who are of supposed human origin, should be distinguished from the nature gods, for nature worship did evolve a pantheon—nature spirits elevated to the position of gods. The nature cults continued to develop along with the later appearing ghost cults, and each exerted an influence upon the other. Many religious systems embraced a dual concept of deity, nature gods and ghost gods; in some theologies these concepts are confusingly intertwined, as is illustrated by Thor, a ghost hero who was also master of the lightning.
1997 85:6.4 De schimgoden, van wie wordt verondersteld dat zij van menselijke oorsprong zijn, moeten worden onderscheiden van de natuurgoden, want uit de natuurverering onstond wel degelijk een pantheon — natuurgoden verheven tot de staat van godheden. De natuurculten bleven zich ontwikkelen naast de culten rondom schimmen die later opkwamen, en zij beïnvloedden elkaar wederzijds. Vele godsdienstige stelsels behelsden een tweevoudig begrip van godheden, natuurgoden en schimgoden; in sommige theologiën zijn deze opvattingen verwarrend dooreen gevlochten, zoals bijvoorbeeld Thor, een held in het schimmenrijk, die ook heer van de bliksem was.
1955 85:6.5 But the worship of man by man reached its height when temporal rulers commanded such veneration from their subjects and, in substantiation of such demands, claimed to have descended from deity.
1997 85:6.5 Maar de verering van de mens door de mens bereikte haar hoogtepunt toen wereldlijke heersers deze soort verering aan hun onderdanen afdwongen en, tot staving van dergelijke eisen, beweerden dat zij van goddelijke afstamming waren.
7. THE ADJUTANTS OF WORSHIP AND WISDOM
7. DE ASSISTENT-GEESTEN VAN GODSVERERING EN WIJSHEID
1955 85:7.1 Nature worship may seem to have arisen naturally and spontaneously in the minds of primitive men and women, and so it did; but there was operating all this time in these same primitive minds the sixth adjutant spirit, which had been bestowed upon these peoples as a directing influence of this phase of human evolution. And this spirit was constantly stimulating the worship urge of the human species, no matter how primitive its first manifestations might be. The spirit of worship gave definite origin to the human impulse to worship, notwithstanding that animal fear motivated the expression of worshipfulness, and that its early practice became centered upon objects of nature.
1997 85:7.1 Wellicht lijkt het alsof de verering van de natuur op natuurlijke en spontane wijze in het bewustzijn van primitieve mannen en vrouwen is ontstaan, en dat is ook zo; al die tijd echter was in dit primitieve denken de zesde assistent-geest werkzaam, die deze volken was geschonken als een leidinggevende invloed in deze fase der menselijke evolutie. En deze geest stimuleerde constant de drang tot godsverering van de menselijke soort, hoe primitief de eerste uitingen ervan ook mochten zijn. De geest van godsverering deed op welomlijnde wijze de menselijke impuls tot aanbidding ontstaan, niettegenstaande het feit dat dierlijke angst het motief was om eerbied tot uitdrukking te brengen, en dat de eerste praktijk hiervan op natuurobjecten werd gericht.
1955 85:7.2 You must remember that feeling, not thinking, was the guiding and controlling influence in all evolutionary development. To the primitive mind there is little difference between fearing, shunning, honoring, and worshiping.
1997 85:7.2 Ge moet onthouden dat het gevoel, en niet het denken, de leidende en overheersende invloed was in de gehele evolutionaire ontwikkeling. Voor het primitieve verstand bestaat er weinig verschil tussen vrezen, schuwen, eren en aanbidden.
1955 85:7.3 When the worship urge is admonished and directed by wisdom—meditative and experiential thinking—it then begins to develop into the phenomenon of real religion. When the seventh adjutant spirit, the spirit of wisdom, achieves effective ministration, then in worship man begins to turn away from nature and natural objects to the God of nature and to the eternal Creator of all things natural.
1997 85:7.3 Wanneer de drang tot aanbidding wordt aangespoord en geleid door wijsheid — meditatief en experiëntieel denken — dan begint haar ontwikkeling tot het fenomeen van echte religie. Wanneer de zevende assistent-geest, de geest van wijsheid, effectieve geestelijke bijstand kan gaan verlenen, dan begint de mens zich in zijn verering en aanbidding af te wenden van de natuur en natuurobjecten, en zich te richten tot de God van de natuur en tot de eeuwige Schepper van alle dingen in de natuur.
1955 85:7.4 [Presented by a Brilliant Evening Star of Nebadon.]
1997 85:7.4 [Aangeboden door een Schitterende Avondster van Nebadon.]
Verhandeling 84. Huwelijk en gezinsleven |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 86. De vroege evolutie van religie |