Het Urantia Boek in het Engels is sinds 2006 wereldwijd Public Domain.
Vertalingen: © 1997 De Stichting Urantia
Verhandeling 83. Het huwelijk als instituut |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 85. De oorsprongen van religieuze verering |
MARRIAGE AND FAMILY LIFE
HUWELIJK EN GEZINSLEVEN
1955 84:0.1 MATERIAL necessity founded marriage, sex hunger embellished it, religion sanctioned and exalted it, the state demanded and regulated it, while in later times evolving love is beginning to justify and glorify marriage as the ancestor and creator of civilization’s most useful and sublime institution, the home. And home building should be the center and essence of all educational effort.
1997 84:0.1 MATERIËLE noodzaak heeft het huwelijk ingesteld, seksuele honger heeft het verfraaid, de religie heeft het bekrachtigd en geadeld, de staat heeft het geëist en gereguleerd, terwijl de evoluerende liefde in latere tijden het huwelijk begint te rechtvaardigen en te roemen als voorloper en schepper van de nuttigste en meest verheven instelling van de beschaving, het huisgezin. En het vormen van een gezin moet centraal staan bij en de essentie uitmaken van alle opvoedkundige inspanningen.
1955 84:0.2 Mating is purely an act of self-perpetuation associated with varying degrees of self-gratification; marriage, home building, is largely a matter of self-maintenance, and it implies the evolution of society. Society itself is the aggregated structure of family units. Individuals are very temporary as planetary factors—only families are continuing agencies in social evolution. The family is the channel through which the river of culture and knowledge flows from one generation to another.
1997 84:0.2 De paarvorming is zuiver een daad van zelfbestendiging die gepaard met bevrediging in uiteenlopende graad; het huwelijk, de gezinsvorming, is grotendeels een zaak van zelfhandhaving en impliceert de evolutie der samenleving. De samenleving zelf is het samenstel van alle gezinseenheden. Individuen hebben als planetaire factoren een zeer tijdelijk karakter — alleen families zijn blijvende factoren in de sociale evolutie. De familie is de bedding waardoor de rivier van cultuur en kennis van de ene generatie naar de volgende stroomt.
1955 84:0.3 The home is basically a sociologic institution. Marriage grew out of co-operation in self-maintenance and partnership in self-perpetuation, the element of self-gratification being largely incidental. Nevertheless, the home does embrace all three of the essential functions of human existence, while life propagation makes it the fundamental human institution, and sex sets it off from all other social activities.
1997 84:0.3 Het huisgezin is in de grond een sociologisch instituut. Het huwelijk is gegroeid uit samenwerking bij de instandhouding van het zelf en uit het partnerschap bij de zelfbestendiging, waarbij het element van bevrediging grotendeels bijkomstig was. Niettemin omvat het gezin alledrie de essentiële functies van het menselijk bestaan, terwijl de voortplanting het tot het fundamentele menselijke instituut maakt en het door seksuele omgang van alle andere sociale activiteiten wordt onderscheiden.
1. PRIMITIVE PAIR ASSOCIATIONS
1. PRIMITIEVE VERENIGINGEN IN PAREN
1955 84:1.1 Marriage was not founded on sex relations; they were incidental thereto. Marriage was not needed by primitive man, who indulged his sex appetite freely without encumbering himself with the responsibilities of wife, children, and home.
1997 84:1.1 Seksuele betrekkingen zijn niet de basis van het huwelijk geweest, maar waren bijkomstig. De primitieve man had het huwelijk niet nodig, hij leefde zijn seksuele lusten vrijelijk uit zonder zich te belasten met de verantwoordelijkheden voor vrouw, kinderen en en een huis.
1955 84:1.2 Woman, because of physical and emotional attachment to her offspring, is dependent on co-operation with the male, and this urges her into the sheltering protection of marriage. But no direct biologic urge led man into marriage—much less held him in. It was not love that made marriage attractive to man, but food hunger which first attracted savage man to woman and the primitive shelter shared by her children.
1997 84:1.2 De vrouw is door haar fysieke en emotionele gehechtheid aan haar nakomelingen afhankelijk van de samenwerking met de man, en dit drijft haar naar de beschuttende bescherming van het huwelijk. Maar het was geen directe biologische drang die de man het huwelijk binnenleidde — laat staan dat het hem daar vasthield. Het was niet de liefde die het huwelijk voor de man aanlokkelijk maakte, maar de honger naar voedsel waardoor de primitieve man in eerste instantie werd aangetrokken door de vrouw en door het primitieve onderdak dat zij met haar kinderen deelde.
1955 84:1.3 Marriage was not even brought about by the conscious realization of the obligations of sex relations. Primitive man comprehended no connection between sex indulgence and the subsequent birth of a child. It was once universally believed that a virgin could become pregnant. The savage early conceived the idea that babies were made in spiritland; pregnancy was believed to be the result of a woman’s being entered by a spirit, an evolving ghost. Both diet and the evil eye were also believed to be capable of causing pregnancy in a virgin or unmarried woman, while later beliefs connected the beginnings of life with the breath and with sunlight.
1997 84:1.3 Het huwelijk kwam zelfs niet tot stand door het bewuste besef van de verplichtingen die voortvloeien uit seksuele betrekkingen. De primitieve mens zag geen verband tussen seksuele bevrediging en de geboorte van een kind daarna. Eens werd algemeen geloofd dat een maagd zwanger kon worden. De primitieve mens vatte al vroeg het idee op dat kinderen in het geestenrijk werden gemaakt; men geloofde dat zwangerschap het gevolg was van het binnendringen van een geest bij een vrouw, dat het een zich ontwikkelende geest was. Ook werd geloofd dat voedsel en het boze oog zwangerschap bij een maagd of een ongetrouwde vrouw konden veroorzaken, terwijl men later geloofde dat het begin van het leven verbonden was met de adem en het zonlicht[1].
1955 84:1.4 Many early peoples associated ghosts with the sea; hence virgins were greatly restricted in their bathing practices; young women were far more afraid of bathing in the sea at high tide than of having sex relations. Deformed or premature babies were regarded as the young of animals which had found their way into a woman’s body as a result of careless bathing or through malevolent spirit activity. Savages, of course, thought nothing of strangling such offspring at birth.
1997 84:1.4 Vele vroege volken legden verband tussen de geesten en de zee; vandaar dat maagden in hun baadgewoonten sterk werden beperkt; jonge vrouwen waren veel banger om bij vloed in zee te baden dan om seksuele omgang te hebben. Misvormde of te vroeg geboren zuigelingen werden beschouwd als jongen van dieren die toegang hadden gevonden tot het lichaam van een jonge vrouw ten gevolge van achteloos baden of door boosaardige activiteiten van geesten. De primitieve mens zag er natuurlijk geen enkel probleem in om zulk nageslacht bij de geboorte te wurgen.
1955 84:1.5 The first step in enlightenment came with the belief that sex relations opened up the way for the impregnating ghost to enter the female. Man has since discovered that father and mother are equal contributors of the living inheritance factors which initiate offspring. But even in the twentieth century many parents still endeavor to keep their children in more or less ignorance as to the origin of human life.
1997 84:1.5 De eerste stap tot opheldering van deze misvattingen werd gezet toen men begon te geloven dat seksuele relaties de weg openden voor de impregnerende geest om bij de vrouw binnen te kunnen gaan. De mens heeft sindsdien ontdekt dat de vader en de moeder gelijkelijk bijdragen aan de levende erffactoren die nieuw leven verwekken. Maar zelfs in de twintigste eeuw trachten vele ouders nog steeds hun kinderen min of meer onwetend te laten omtrent het ontstaan van menselijk leven.
1955 84:1.6 A family of some simple sort was insured by the fact that the reproductive function entails the mother-child relationship. Mother love is instinctive; it did not originate in the mores as did marriage. All mammalian mother love is the inherent endowment of the adjutant mind-spirits of the local universe and is in strength and devotion always directly proportional to the length of the helpless infancy of the species.
1997 84:1.6 Het feit dat de voortplantingsfunctie de moeder-kind-verhouding met zich meebrengt, garandeerde dat er een eenvoudig soort gezin bestond. Moederliefde is instinctmatig, en niet, zoals het huwelijk, uit de zeden voortgekomen. Alle moederliefde van zoogdieren is de inherente gave der assistent-bewustzijnsgeesten van het plaatselijk universum en is qua kracht en toewijding steeds recht evenredig aan de duur van de hulpeloze kindsheid van de soort.
1955 84:1.7 The mother and child relation is natural, strong, and instinctive, and one which, therefore, constrained primitive women to submit to many strange conditions and to endure untold hardships. This compelling mother love is the handicapping emotion which has always placed woman at such a tremendous disadvantage in all her struggles with man. Even at that, maternal instinct in the human species is not overpowering; it may be thwarted by ambition, selfishness, and religious conviction.
1997 84:1.7 De betrekking tussen moeder en kind is natuurlijk, krachtig en instinctief en dwong daarom de primitieve vrouwen zich aan vele zonderlinge omstandigheden te onderwerpen en onnoemelijke ontberingen te ondergaan. Deze dwingende moederliefde is de belemmerende emotie die de vrouw steeds in zo’n geweldig ongunstige positie heeft geplaatst bij al haar worstelingen met de man. Nochtans is het moederinstinct van de menselijke soort niet onweerstaanbaar; het kan door ambitie, zelfzucht en religieuze overtuiging worden geblokkeerd.
1955 84:1.8 While the mother-child association is neither marriage nor home, it was the nucleus from which both sprang. The great advance in the evolution of mating came when these temporary partnerships lasted long enough to rear the resultant offspring, for that was homemaking.
1997 84:1.8 Hoewel noch het huwelijk, noch het gezin bestaat uit de band tussen moeder en kind, was deze wel de kern waaruit beide ontsproten. De grote vooruitgang in de evolutie der paarvorming kwam tot stand toen deze tijdelijke partnerschappen lang genoeg duurden om het eruit voortkomende nageslacht groot te brengen, want dit was gezinsvorming.
1955 84:1.9 Regardless of the antagonisms of these early pairs, notwithstanding the looseness of the association, the chances for survival were greatly improved by these male-female partnerships. A man and a woman, co-operating, even aside from family and offspring, are vastly superior in most ways to either two men or two women. This pairing of the sexes enhanced survival and was the very beginning of human society. The sex division of labor also made for comfort and increased happiness.
1997 84:1.9 Ongeacht de onderlinge onenigheid in deze eerste paren en ondanks het losse karakter van de band die hen verbond, werden de kansen op overleving sterk verbeterd door dit partnerschap van man en vrouw. Zelfs afgezien van het gezin en het nageslacht, functioneren een samenwerkende man en vrouw in de meeste opzichten enorm veel beter dan twee mannen of twee vrouwen. Deze paarvorming van de seksen verhoogde de overlevingskans en was het allereerste begin van de menselijke samenleving. De arbeidsverdeling tussen de seksen bevorderde ook het gemak en zorgde voor meer geluk.
2. THE EARLY MOTHER-FAMILY
2. HET VROEGE MOEDERGEZIN
1955 84:2.1 The woman’s periodic hemorrhage and her further loss of blood at childbirth early suggested blood as the creator of the child (even as the seat of the soul) and gave origin to the blood-bond concept of human relationships. In early times all descent was reckoned in the female line, that being the only part of inheritance which was at all certain.
1997 84:2.1 De periodieke bloeding van de vrouw en haar verdere bloedverlies bij de geboorte van een kind deden al vroeg de gedachte ontstaan dat bloed de schepper van het kind was (en zelfs de zetel van de ziel) en was de oorsprong van de opvatting van menselijke verhoudingen als een bloedband[2]. In vroege tijden werd alle afstamming in de vrouwelijke lijn bepaald, aangezien alleen het vrouwelijke aandeel aan de overerving geheel zeker was.
1955 84:2.2 The primitive family, growing out of the instinctive biologic blood bond of mother and child, was inevitably a mother-family; and many tribes long held to this arrangement. The mother-family was the only possible transition from the stage of group marriage in the horde to the later and improved home life of the polygamous and monogamous father-families. The mother-family was natural and biologic; the father-family is social, economic, and political. The persistence of the mother-family among the North American red men is one of the chief reasons why the otherwise progressive Iroquois never became a real state.
1997 84:2.2 Het primitieve gezin dat zich ontwikkelde uit de instinctieve biologische bloedband tussen moeder en kind, was onvermijdelijk een moedergezin, en vele stammen hielden zich lang aan deze ordening. Het moedergezin was de enig mogelijke overgang van het stadium der groepshuwelijken in de horde, naar het latere, betere gezinsleven der polygame en monogame vadergezinnen. Het moedergezin was natuurlijk en biologisch; het vadergezin is sociaal, economisch en politiek. Het standhouden van het moedergezin bij de Noord-Amerikaanse rode mens is een van de voornaamste redenen waarom de in andere opzichten vooruitstrevende Irokezen nooit een werkelijke staat zijn geworden.
1955 84:2.3 Under the mother-family mores the wife’s mother enjoyed virtually supreme authority in the home; even the wife’s brothers and their sons were more active in family supervision than was the husband. Fathers were often renamed after their own children.
1997 84:2.3 Onder de zeden en gewoonten van het moedergezin oefende de moeder van de vrouw vrijwel het hoogste gezag in het huisgezin uit; zelfs de broers van de vrouw en hun zonen waren actiever in het bestier van het gezin dan de echtgenoot. Vaders werden vaak vernoemd naar hun eigen kinderen.
1955 84:2.4 The earliest races gave little credit to the father, looking upon the child as coming altogether from the mother. They believed that children resembled the father as a result of association, or that they were “marked” in this manner because the mother desired them to look like the father. Later on, when the switch came from the mother-family to the father-family, the father took all credit for the child, and many of the taboos on a pregnant woman were subsequently extended to include her husband. The prospective father ceased work as the time of delivery approached, and at childbirth he went to bed, along with the wife, remaining at rest from three to eight days. The wife might arise the next day and engage in hard labor, but the husband remained in bed to receive congratulations; this was all a part of the early mores designed to establish the father’s right to the child.
1997 84:2.4 De vroegste volken kenden maar weinig belang toe aan de vader, want zij beschouwden het kind als alleen van de moeder afkomstig. Zij geloofden dat kinderen op de vader leken als gevolg van hun contact met hem, en ook wel dat zij op deze wijze werden ‘getekend’ omdat de moeder wenste dat ze op de vader zouden lijken. Later, toen de ommezwaai van het moedergezin naar het vadergezin plaatsvond, eigende de vader zich alle verdienste toe voor het ontstaan van een kind, en vele taboes die zwangere vrouwen omgaven, werden vervolgens ook tot de echtgenoot uitgebreid. De aanstaande vader hield op met werken als het tijdstip van de bevalling naderde, en bij de geboorte van het kind ging hij samen met zijn vrouw naar bed en hield drie tot acht dagen rust. De vrouw stond de volgende dag vaak al weer op om zware arbeid te gaan verrichten, maar de man bleef in bed om de gelukwensen in ontvangst te nemen. Dit alles maakte deel uit van de oude zeden die waren bedoeld om het recht van de vader op het kind vast te stellen.
1955 84:2.5 At first, it was the custom for the man to go to his wife’s people, but in later times, after a man had paid or worked out the bride price, he could take his wife and children back to his own people. The transition from the mother-family to the father-family explains the otherwise meaningless prohibitions of some types of cousin marriages while others of equal kinship are approved.
1997 84:2.5 Aanvankelijk was het de gewoonte dat de man naar de familie van zijn vrouw ging, maar later kon de man zijn vrouw en kinderen mee terugnemen naar zijn eigen familie nadat hij de prijs voor de bruid had betaald of ervoor had gewerkt. De overgang van het moedergezin naar het vadergezin verklaart de overigens zinloze verboden van sommige soorten huwelijken tussen verwanten, terwijl andere van overeenkomstige graden van verwantschap wel worden toegestaan.
1955 84:2.6 With the passing of the hunter mores, when herding gave man control of the chief food supply, the mother-family came to a speedy end. It failed simply because it could not successfully compete with the newer father-family. Power lodged with the male relatives of the mother could not compete with power concentrated in the husband-father. Woman was not equal to the combined tasks of childbearing and of exercising continuous authority and increasing domestic power. The oncoming of wife stealing and later wife purchase hastened the passing of the mother-family.
1997 84:2.6 Toen de zeden van de jagersvolken in onbruik raakten en de man door het hoeden van de kudden controle kreeg over de voornaamste bron van voedsel, liep het moedergezin spoedig ten einde. Het faalde eenvoudig omdat het niet met succes kon concurreren tegen het nieuwere vadergezin. De macht die berustte bij de mannelijke verwanten van de moeder kon niet op tegen de macht die in de vader-echtgenoot geconcentreerd was. De vrouw kon de combinatie van de taken van het baren van kinderen en het voortdurend uitoefenen van gezag en steeds grotere huiselijke macht eenvoudig niet aan. Het in zwang komen van het stelen van vrouwen en van het latere kopen van vrouwen verhaastte het verdwijnen van het moedergezin.
1955 84:2.7 The stupendous change from the mother-family to the father-family is one of the most radical and complete right-about-face adjustments ever executed by the human race. This change led at once to greater social expression and increased family adventure.
1997 84:2.7 De reusachtige verandering van het moedergezin in het vadergezin is een van de meest radicale, volledige en totale omwentelingen die ooit door het menselijk ras zijn volbracht. Deze verandering leidde onmiddellijk tot grotere sociale expressie en tot grotere avontuurlijkheid van het gezin.
3. THE FAMILY UNDER FATHER DOMINANCE
3. HET GEZIN ONDER DE OVERHEERSING VAN DE VADER
1955 84:3.1 It may be that the instinct of motherhood led woman into marriage, but it was man’s superior strength, together with the influence of the mores, that virtually compelled her to remain in wedlock. Pastoral living tended to create a new system of mores, the patriarchal type of family life; and the basis of family unity under the herder and early agricultural mores was the unquestioned and arbitrary authority of the father. All society, whether national or familial, passed through the stage of the autocratic authority of a patriarchal order.
1997 84:3.1 Het kan zijn dat de vrouw door haar moederinstinct tot het huwelijk werd gebracht, maar het was de grotere sterkte van de man, alsmede de invloed der zeden, die haar praktisch dwong binnen de huwelijkse staat te blijven. Het herdersleven schiep meestal een nieuw systeem van zeden, het patriarchale type gezinsleven, en onder de zeden der herders en eerste landbouwers was het onbetwiste en willekeurige gezag van de vader de grondslag van de eenheid van het gezin. Alle vormen van samenleving, zowel nationaal als familiaal, hebben het stadium van de autocratische autoriteit van een patriarchale ordening gekend.
1955 84:3.2 The scant courtesy paid womankind during the Old Testament era is a true reflection of the mores of the herdsmen. The Hebrew patriarchs were all herdsmen, as is witnessed by the saying, “The Lord is my Shepherd.”
1955 84:3.3 But man was no more to blame for his low opinion of woman during past ages than was woman herself. She failed to get social recognition during primitive times because she did not function in an emergency; she was not a spectacular or crisis hero. Maternity was a distinct disability in the existence struggle; mother love handicapped women in the tribal defense.
1997 84:3.3 Maar de man had in vroegere tijden evenmin schuld aan zijn lage dunk over de vrouw als de vrouw zelf. Zij slaagde er in de primitieve tijd niet in om sociale erkenning te krijgen, omdat zij in noodgevallen niet functioneerde: zij was geen spectaculaire heldin in tijden van crisis. Het moederschap was een onmiskenbaar nadeel in de strijd om het bestaan: door hun moederliefde werden de vrouwen bij de verdediging van de stam belemmerd.
1955 84:3.4 Primitive women also unintentionally created their dependence on the male by their admiration and applause for his pugnacity and virility. This exaltation of the warrior elevated the male ego while it equally depressed that of the female and made her more dependent; a military uniform still mightily stirs the feminine emotions.
1997 84:3.4 Primitieve vrouwen maakten zich ook onbedoeld afhankelijk van de man door hun bewondering voor en toejuichen van zijn strijdlust en viriliteit. Door deze verheerlijking van de strijder werd het mannelijk ego verheven, terwijl het ego van de vrouw er in dezelfde mate door werd verlaagd en zij er afhankelijker door werd; een militair uniform is nog steeds een sterke prikkeling voor de vrouwelijke emoties.
1955 84:3.5 Among the more advanced races, women are not so large or so strong as men. Woman, being the weaker, therefore became the more tactful; she early learned to trade upon her sex charms. She became more alert and conservative than man, though slightly less profound. Man was woman’s superior on the battlefield and in the hunt; but at home woman has usually outgeneraled even the most primitive of men.
1997 84:3.5 Bij de meer ontwikkelde rassen zijn de vrouwen niet zo groot of sterk als de mannen. Omdat de vrouw zwakker was, werd zij tactvoller; zij leerde al vroeg gebruik te maken van haar seksuele charme. Zij werd waakzamer en conservatiever dan de man, hoewel enigszins minder diepgaand. De man was op het slagveld en bij de jacht de meerdere van de vrouw, maar thuis is de vrouw als strateeg zelfs de meest primitieve mannen meestal te slim af geweest.
1955 84:3.6 The herdsman looked to his flocks for sustenance, but throughout these pastoral ages woman must still provide the vegetable food. Primitive man shunned the soil; it was altogether too peaceful, too unadventuresome. There was also an old superstition that women could raise better plants; they were mothers. In many backward tribes today, the men cook the meat, the women the vegetables, and when the primitive tribes of Australia are on the march, the women never attack game, while a man would not stoop to dig a root.
1997 84:3.6 De herder voedde zich met het vlees van de kudden, maar in deze gehele herderstijd moest de vrouw nog steeds het plantaardige voedsel verschaffen. De primitieve man meed de landbouw die hem over het algemeen te vreedzaam, te weinig avontuurlijk was. Er bestond ook een oud bijgeloof dat vrouwen betere planten konden kweken: zij waren moeders. In vele achtergebleven stammen koken de mannen tegenwoordig nog het vlees en de vrouwen de groenten; en wanneer de primitieve stammen van Australië aan het trekken zijn, vallen de vrouwen nooit het wild aan, terwijl een man zich nooit zal bukken om een wortel uit te graven.
1955 84:3.7 Woman has always had to work; at least right up to modern times the female has been a real producer. Man has usually chosen the easier path, and this inequality has existed throughout the entire history of the human race. Woman has always been the burden bearer, carrying the family property and tending the children, thus leaving the man’s hands free for fighting or hunting.
1997 84:3.7 De vrouw heeft altijd moeten werken; zij is althans tot de huidige tijd een echte producente geweest. De man heeft meestal de gemakkelijker weg gekozen, en deze ongelijkheid heeft gedurende de gehele geschiedenis van het menselijk ras bestaan. De vrouw is altijd de lastdraagster geweest die het bezit van het gezin droeg en de kinderen verzorgde, waardoor de man zijn handen vrij had om te vechten of te jagen.
1955 84:3.8 Woman’s first liberation came when man consented to till the soil, consented to do what had theretofore been regarded as woman’s work. It was a great step forward when male captives were no longer killed but were enslaved as agriculturists. This brought about the liberation of woman so that she could devote more time to homemaking and child culture.
1997 84:3.8 De eerste bevrijding van de vrouw kwam toen de man erin toestemde de aarde te bewerken, erin toestemde om datgene te doen wat voordien als vrouwenwerk werd beschouwd. Het was een grote stap voorwaarts toen mannelijke gevangenen niet langer werden gedood, maar tot slaaf werden gemaakt voor de landbouw. Hierdoor werd de vrouw bevrijd, zodat zij meer tijd kon besteden aan het verzorgen van het huis en de opvoeding van de kinderen.
1955 84:3.9 The provision of milk for the young led to earlier weaning of babies, hence to the bearing of more children by the mothers thus relieved of their sometimes temporary barrenness, while the use of cow’s milk and goat’s milk greatly reduced infant mortality. Before the herding stage of society, mothers used to nurse their babies until they were four and five years old.
1997 84:3.9 Toen er melk werd geproduceerd voor de jonge kinderen, konden zuigelingen eerder worden gespeend, waardoor de moeders meer kinderen gingen voorbrengen omdat ze zo van de tijdelijke onvruchtbaarheid werden ontlast die het zogen van kinderen kon veroorzaken, terwijl het gebruik van melk van koeien en geiten de kindersterfte sterk verminderde. Voordat de samenleving het stadium van het herdersleven bereikte, waren de moeders gewend hun babies te zogen totdat zij vier of vijf jaar oud waren.
1955 84:3.10 Decreasing primitive warfare greatly lessened the disparity between the division of labor based on sex. But women still had to do the real work while men did picket duty. No camp or village could be left unguarded day or night, but even this task was alleviated by the domestication of the dog. In general, the coming of agriculture has enhanced woman’s prestige and social standing; at least this was true up to the time man himself turned agriculturist. And as soon as man addressed himself to the tilling of the soil, there immediately ensued great improvement in methods of agriculture, extending on down through successive generations. In hunting and war man had learned the value of organization, and he introduced these techniques into industry and later, when taking over much of woman’s work, greatly improved on her loose methods of labor.
1997 84:3.10 Door het afnemen van het primitieve oorlogvoeren werd de ongelijkheid in de arbeidsverdeling op grond van geslacht sterk verminderd. De vrouwen moesten echter nog steeds het echte werk verrichten, terwijl de mannen de wacht hielden. Geen kamp of dorp kon overdag of ’s nachts onbewaakt blijven, doch zelfs deze taak werd lichter toen de hond tot huisdier werd gemaakt. Over het algemeen is met de komst van de landbouw het aanzien en de sociale positie van de vrouw hoger geworden; dit gold in ieder geval tot de tijd dat de man zelf landbouwer werd. En zodra de man zich erop toelegde de grond te bewerken, volgden er in de landbouwmethoden onmiddellijk grote verbeteringen, die zich bij de volgende generaties verder uitbreidden. Bij het jagen en in de oorlog had de man de waarde van organisatie leren kennen en deze technieken voerde hij in bij de nijverheid; toen hij later veel werk van de vrouw overnam, voerde hij veel verbeteringen in in haar wat ongedisciplineerde werkmethoden.
4. WOMAN’S STATUS IN EARLY SOCIETY
4. DE POSITIE VAN DE VROUW IN DE VROEGE SAMENLEVING
1955 84:4.1 Generally speaking, during any age woman’s status is a fair criterion of the evolutionary progress of marriage as a social institution, while the progress of marriage itself is a reasonably accurate gauge registering the advances of human civilization.
1997 84:4.1 In het algemeen gesproken is in ieder tijdperk de positie van de vrouw een billijke toets voor de evolutionaire vooruitgang van het huwelijk als sociaal instituut, terwijl de vooruitgang van het huwelijk zelf een redelijk nauwkeurige graadmeter is van de ontwikkeling van de menselijke beschaving.
1955 84:4.2 Woman’s status has always been a social paradox; she has always been a shrewd manager of men; she has always capitalized man’s stronger sex urge for her own interests and to her own advancement. By trading subtly upon her sex charms, she has often been able to exercise dominant power over man, even when held by him in abject slavery.
1997 84:4.2 De status van de vrouw is altijd een sociale paradox geweest; zij is altijd scherpzinnig geweest in haar omgang met mannen; zij heeft ten bate van haar eigen belangen en vooruitgang altijd munt geslagen uit de sterkere seksuele drang van de man. Door op subtiele wijze gebruik te maken van haar seksuele charmes is zij dikwijls in staat geweest een overheersende invloed op de man uit te oefenen, zelfs toen zij door hem in vernederende slavernij werd gehouden.
1955 84:4.3 Early woman was not to man a friend, sweetheart, lover, and partner but rather a piece of property, a servant or slave and, later on, an economic partner, plaything, and childbearer. Nonetheless, proper and satisfactory sex relations have always involved the element of choice and co-operation by woman, and this has always given intelligent women considerable influence over their immediate and personal standing, regardless of their social position as a sex. But man’s distrust and suspicion were not helped by the fact that women were all along compelled to resort to shrewdness in the effort to alleviate their bondage.
1997 84:4.3 In vroege tijden was de vrouw voor de man niet een vriendin, geliefde, minnares of partner, maar veeleer een stuk bezit, een dienares of slavin, en later een economische partner, een stuk speelgoed en de voortbrengster van zijn kinderen. Toch heeft bij juiste, voldoening schenkende seksuele verhoudingen het element van keuze en medewerking van de vrouw altijd een rol gespeeld, en dit heeft intelligente vrouwen altijd een belangrijke invloed op hun onmiddellijke persoonlijke status gegeven, ongeacht de sociale positie van hun sekse. Maar het wantrouwen en de achterdocht van de man werden niet verholpen door het feit dat de vrouwen, bij hun inspanningen om hun slavernij te verlichten, steeds gedwongen waren om hun toevlucht te nemen tot sluwheid.
1955 84:4.4 The sexes have had great difficulty in understanding each other. Man found it hard to understand woman, regarding her with a strange mixture of ignorant mistrust and fearful fascination, if not with suspicion and contempt. Many tribal and racial traditions relegate trouble to Eve, Pandora, or some other representative of womankind. These narratives were always distorted so as to make it appear that the woman brought evil upon man; and all this indicates the onetime universal distrust of woman. Among the reasons cited in support of a celibate priesthood, the chief was the baseness of woman. The fact that most supposed witches were women did not improve the olden reputation of the sex.
1997 84:4.4 De seksen hebben grote moeite gehad om elkaar te begrijpen. De man vond het moeilijk de vrouw te begrijpen, en beschouwde haar met een vreemd mengsel van onwetend wantrouwen en bange geboeidheid, zo niet met achterdocht en geringschatting. Vele overleveringen van stammen en volken schrijven tegenspoed toe aan Eva, Pandora of een andere vertegenwoordigster van het vrouwelijk geslacht. Deze verhalen werden altijd verdraaid om de indruk te wekken dat de vrouw het kwaad over de man had gebracht; dit alles wijst op het eens algemeen heersende wantrouwen jegens de vrouw[4]. Onder de aangevoerde redenen voor het celibataire priesterschap was de minderwaardigheid der vrouw de belangrijkste. Het feit dat de meeste zogenaamde heksen vrouwen waren, deed de oude reputatie van haar sekse evenmin goed.
1955 84:4.5 Men have long regarded women as peculiar, even abnormal. They have even believed that women did not have souls; therefore were they denied names. During early times there existed great fear of the first sex relation with a woman; hence it became the custom for a priest to have initial intercourse with a virgin. Even a woman’s shadow was thought to be dangerous.
1997 84:4.5 Mannen hebben vrouwen lang als vreemd en zelfs als abnormaal beschouwd. Zij hebben zelfs geloofd dat vrouwen geen ziel hadden, daarom kregen ze geen namen. In vroege tijden bestond er een grote vrees voor de eerste seksuele relatie met een vrouw; hieruit ontstond de gewoonte dat een priester de eerste geslachtsgemeenschap met een maagd had. Men dacht zelfs dat de schaduw van een vrouw gevaarlijk was.
1955 84:4.6 Childbearing was once generally looked upon as rendering a woman dangerous and unclean. And many tribal mores decreed that a mother must undergo extensive purification ceremonies subsequent to the birth of a child. Except among those groups where the husband participated in the lying-in, the expectant mother was shunned, left alone. The ancients even avoided having a child born in the house. Finally, the old women were permitted to attend the mother during labor, and this practice gave origin to the profession of midwifery. During labor, scores of foolish things were said and done in an effort to facilitate delivery. It was the custom to sprinkle the newborn with holy water to prevent ghost interference.
1997 84:4.6 Eens werd algemeen aangenomen dat het baren van een kind een vrouw gevaarlijk en onrein maakte[5]. Vele stamzeden schreven voor dat een moeder na de geboorte van een kind uitgebreide zuiveringsceremoniën moest ondergaan. Behalve bij de groepen waar de echtgenoot het kraambed deelde, werd de aanstaande moeder geschuwd, alleen gelaten. De vroege mensen vermeden het zelfs om een kind thuis geboren te laten worden. Tenslotte werd het de oude vrouwen toegestaan de moeder bij de bevalling te helpen en dit gebruik leidde tot het beroep van vroedvrouw. Tijdens het baren werden tientallen dwaze dingen gezegd en gedaan om te trachten de bevalling te vergemakkelijken. Het was de gewoonte de pasgeborene met gewijd water te besprenkelen om inmenging van geesten te voorkomen.
1955 84:4.7 Among the unmixed tribes, childbirth was comparatively easy, occupying only two or three hours; it is seldom so easy among the mixed races. If a woman died in childbirth, especially during the delivery of twins, she was believed to have been guilty of spirit adultery. Later on, the higher tribes looked upon death in childbirth as the will of heaven; such mothers were regarded as having perished in a noble cause.
1997 84:4.7 Bij de onvermengde stammen verliep de geboorte betrekkelijk gemakkelijk en nam zij slechts twee tot drie uur in beslag; bij de gemengde rassen gaat het zelden zo gemakkelijk. Als een vrouw in het kraambed stierf, vooral bij de geboorte van een tweeling, geloofde men dat zij zich schuldig had gemaakt aan overspel met geesten. Later beschouwden de meer ontwikkelde stammen de dood in het kraambed als de wil van de hemel; deze moeders werden geacht ter wille van een nobele zaak te zijn omgekomen.
1955 84:4.8 The so-called modesty of women respecting their clothing and the exposure of the person grew out of the deadly fear of being observed at the time of a menstrual period. To be thus detected was a grievous sin, the violation of a taboo. Under the mores of olden times, every woman, from adolescence to the end of the childbearing period, was subjected to complete family and social quarantine one full week each month. Everything she might touch, sit upon, or lie upon was “defiled.” It was for long the custom to brutally beat a girl after each monthly period in an effort to drive the evil spirit out of her body. But when a woman passed beyond the childbearing age, she was usually treated more considerately, being accorded more rights and privileges. In view of all this it was not strange that women were looked down upon. Even the Greeks held the menstruating woman as one of the three great causes of defilement, the other two being pork and garlic.
1997 84:4.8 De zogenaamde zedigheid van vrouwen ten aanzien van hun kleding en de ontbloting van hun lichaam is ontstaan uit de dodelijke vrees om tijdens de menstruatie te worden gezien. Zo te worden waargenomen was een zware zonde, de overtreding van een taboe. Onder de zeden en gewoonten van de oude tijden werd iedere vrouw, vanaf haar meisjesjaren tot aan het ophouden der menstruatie, gedurende een volle week per maand onderworpen aan een complete afzondering van het familie- en sociale leven[6]. Alles wat zij zou kunnen aanraken, waarop ze kon zitten of liggen was ‘verontreinigd[7].’ Het was lang de gewoonte een meisje na iedere maandelijkse periode meedogenloos te slaan, in een poging de boze geest uit haar lichaam te verdrijven. Maar wanneer een vrouw de leeftijd van het baren van kinderen voorbij was, werd zij meestal met meer voorkomendheid behandeld en werden haar meer rechten en privileges verleend. Dit alles in aanmerking genomen, was het niet vreemd dat op vrouwen werd neergezien. Zelfs de Grieken beschouwden de menstruerende vrouw als een van de drie grote oorzaken van verontreiniging; de andere twee waren varkensvlees en knoflook.
1955 84:4.9 However foolish these olden notions were, they did some good since they gave overworked females, at least when young, one week each month for welcome rest and profitable meditation. Thus could they sharpen their wits for dealing with their male associates the rest of the time. This quarantine of women also protected men from over-sex indulgence, thereby indirectly contributing to the restriction of population and to the enhancement of self-control.
1997 84:4.9 Hoe dwaas deze oude ideeën ook waren, zij deden wel enig goed omdat zij overwerkte vrouwen, tenminste als ze jong waren, iedere maand een week welkome rust en nuttige overpeinzing verschaften. Zo konden zij hun intelligentie scherpen voor de omgang met hun mannelijke partners gedurende de rest van de tijd. Deze afzondering van de vrouwen beschermde ook de mannen tegen seksuele onmatigheid, waardoor zij indirect bijdroeg tot de beperking van de bevolking en tot de versterking van de zelfbeheersing.
1955 84:4.10 A great advance was made when a man was denied the right to kill his wife at will. Likewise, it was a forward step when a woman could own the wedding gifts. Later, she gained the legal right to own, control, and even dispose of property, but she was long deprived of the right to hold office in either church or state. Woman has always been treated more or less as property, right up to and in the twentieth century after Christ. She has not yet gained world-wide freedom from seclusion under man’s control. Even among advanced peoples, man’s attempt to protect woman has always been a tacit assertion of superiority.
1997 84:4.10 Grote vooruitgang werd geboekt toen de man het recht werd ontzegd zijn vrouw naar goeddunken te doden. Het was eveneens een stap vooruit toen een vrouw de huwelijksgeschenken in eigendom mocht houden. Later verkreeg zij het wettelijke recht eigendom te bezitten, te beheren en zelfs te verkopen, doch lang werd haar het recht onthouden een ambt te bekleden in de kerk of in de staat. Tot zelfs in de twintigste eeuw na Christus is de vrouw altijd min of meer als bezit behandeld. Zij is nog steeds niet overal ter wereld uit haar door de man opgelegde afzondering bevrijd. Zelfs onder ontwikkelde volken is de poging van de man om de vrouw te beschermen, altijd een stilzwijgende bekrachtiging van zijn superioriteit geweest.
1955 84:4.11 But primitive women did not pity themselves as their more recently liberated sisters are wont to do. They were, after all, fairly happy and contented; they did not dare to envision a better or different mode of existence.
1997 84:4.11 Maar de primitieve vrouwen hadden geen medelijden met zichzelf, zoals hun meer recent bevrijde zusters dat plegen te hebben. Zij waren uiteindelijk redelijk gelukkig en tevreden; zij durfden zich geen betere of andere wijze van bestaan voor te stellen.
5. WOMAN UNDER THE DEVELOPING MORES
5. DE VROUW ONDER DE ZICH ONTWIKKELENDE ZEDEN
1955 84:5.1 In self-perpetuation woman is man’s equal, but in the partnership of self-maintenance she labors at a decided disadvantage, and this handicap of enforced maternity can only be compensated by the enlightened mores of advancing civilization and by man’s increasing sense of acquired fairness.
1997 84:5.1 In de voorplanting is de vrouw de gelijke van de man, maar in het partnerschap van de zelfhandhaving heeft zij met een onbetwistbaar nadeel te kampen en deze handicap van het opgelegde moederschap kan alleen worden gecompenseerd door de verlichte zeden van de voortschrijdende civilisatie en door het toenemende gevoel van de man voor verworven billijkheid.
1955 84:5.2 As society evolved, the sex standards rose higher among women because they suffered more from the consequences of the transgression of the sex mores. Man’s sex standards are only tardily improving as a result of the sheer sense of that fairness which civilization demands. Nature knows nothing of fairness—makes woman alone suffer the pangs of childbirth.
1997 84:5.2 Naarmate de samenleving evolueerde, werden de seksuele normen bij de vrouwen hoger, omdat zij meer te lijden hadden onder de gevolgen van inbreuken op de seksuele zeden. De seksuele normen van de man verbeteren slechts langzaam ten gevolge van het simpele besef van de billijkheid die de civilisatie van hem eist. De natuur heeft geen besef van billijkheid — zij laat de vrouw alleen de pijnen van het baren doorstaan.
1955 84:5.3 The modern idea of sex equality is beautiful and worthy of an expanding civilization, but it is not found in nature. When might is right, man lords it over woman; when more justice, peace, and fairness prevail, she gradually emerges from slavery and obscurity. Woman’s social position has generally varied inversely with the degree of militarism in any nation or age.
1997 84:5.3 Het moderne idee van de gelijkheid der seksen is mooi en een groeiende civilisatie waardig, doch in de natuur wordt het niet aangetroffen. Wanneer macht recht is, speelt de man de baas over de vrouw; als gerechtigheid, vrede en billijkheid meer de overhand krijgen, laat zij geleidelijk de slavernij en obscuriteit achter zich. Deociale positie van de vrouw is doorgaans omgekeerd evenredig geweest aan de graad van militarisme in iedere natie en periode.
1955 84:5.4 But man did not consciously nor intentionally seize woman’s rights and then gradually and grudgingly give them back to her; all this was an unconscious and unplanned episode of social evolution. When the time really came for woman to enjoy added rights, she got them, and all quite regardless of man’s conscious attitude. Slowly but surely the mores change so as to provide for those social adjustments which are a part of the persistent evolution of civilization. The advancing mores slowly provided increasingly better treatment for females; those tribes which persisted in cruelty to them did not survive.
1997 84:5.4 De man legde evenwel niet bewust of met opzet beslag op de rechten van de vrouw om ze haar dan geleidelijk en onwillig terug te geven: dit alles was een onbewuste en onberaamde episode in de sociale evolutie. Toen de tijd werkelijk kwam dat de vrouw meer rechten kon krijgen, verkreeg zij deze, en dit alles volkomen ongeacht de bewuste houding van de man. Langzaam maar zeker veranderen de zeden, zodat de sociale verbeteringen mogelijk worden die deel uitmaken van de aanhoudende evolutie der civilisatie. De zich ontwikkelende zeden hebben langzaam voorzien in een steeds betere behandeling van vrouwen: de stammen die in hun wreedheid jegens hen volhardden, zijn niet blijven bestaan.
1955 84:5.5 The Adamites and Nodites accorded women increased recognition, and those groups which were influenced by the migrating Andites have tended to be influenced by the Edenic teachings regarding women’s place in society.
1997 84:5.5 Bij de Adamieten en Nodieten werden vrouwen hoger gewaardeerd, en de groepen die onder invloed kwamen van de migrerende Andieten zijn ten aanzien van de positie van de vrouw in de samenleving over het algemeen beïnvloed door de onderrichtingen uit Eden.
1955 84:5.6 The early Chinese and the Greeks treated women better than did most surrounding peoples. But the Hebrews were exceedingly distrustful of them. In the Occident woman has had a difficult climb under the Pauline doctrines which became attached to Christianity, although Christianity did advance the mores by imposing more stringent sex obligations upon man. Woman’s estate is little short of hopeless under the peculiar degradation which attaches to her in Mohammedanism, and she fares even worse under the teachings of several other Oriental religions.
1997 84:5.6 De oude Chinezen en de Grieken behandelden de vrouwen beter dan de meeste omliggende volken. De Hebreeërs stonden echter buitengewoon wantrouwend tegenover hen. In het Westen is het door de leerstellingen van Paulus die met het Christendom verbonden raakten, voor de vrouw moeilijk geweest om zich omhoog te werken, hoewel het Christendom de zeden wel verbeterde door de man striktere seksuele verplichtingen op te leggen. De positie van de vrouw bij de Mohammedanen is, door de merkwaardige degradatie die haar wordt aangedaan, weinig minder dan hopeloos, en onder de leer van verscheidene andere oosterse godsdiensten vergaat het haar zelfs nog slechter.
1955 84:5.7 Science, not religion, really emancipated woman; it was the modern factory which largely set her free from the confines of the home. Man’s physical abilities became no longer a vital essential in the new maintenance mechanism; science so changed the conditions of living that man power was no longer so superior to woman power.
1997 84:5.7 De wetenschap, niet de godsdienst, heeft de vrouw werkelijk geëmancipeerd; het was de moderne fabriek die haar grotendeels vrijgemaakt heeft van de beperkingen van het gezin. De fysieke vermogens van de man waren in dit nieuwe stelsel van levensonderhoud niet langer van vitaal belang; de wetenschap veranderde de levensomstandigheden dermate, dat de kracht van de man die van de vrouw niet langer zo ver overtrof.
1955 84:5.8 These changes have tended toward woman’s liberation from domestic slavery and have brought about such a modification of her status that she now enjoys a degree of personal liberty and sex determination that practically equals man’s. Once a woman’s value consisted in her food-producing ability, but invention and wealth have enabled her to create a new world in which to function—spheres of grace and charm. Thus has industry won its unconscious and unintended fight for woman’s social and economic emancipation. And again has evolution succeeded in doing what even revelation failed to accomplish.
1997 84:5.8 Deze veranderingen hebben bijgedragen tot de bevrijding van de vrouw uit de huiselijke slavernij en hebben haar positie dusdanig gemodificeerd, dat zij thans een mate van persoonlijke vrijheid en seksuele beslissingsmogelijkheden bezit, die praktisch gelijk staat aan die van de man. Vroeger bestond de waarde van de vrouw uit haar bekwaamheid om voedsel te produceren, maar uitvindingen en rijkdom hebben haar in staat gesteld een nieuwe wereld te scheppen waarin zij kan functioneren — domeinen van gratie en charme. Zo heeft de industrie haar onbewuste en onbedoelde strijd voor de sociale en economische emancipatie van de vrouw gewonnen. Opnieuw is de evolutie erin geslaagd te volbrengen wat zelfs openbaring niet tot stand heeft kunnen brengen.
1955 84:5.9 The reaction of enlightened peoples from the inequitable mores governing woman’s place in society has indeed been pendulumlike in its extremeness. Among industrialized races she has received almost all rights and enjoys exemption from many obligations, such as military service. Every easement of the struggle for existence has redounded to the liberation of woman, and she has directly benefited from every advance toward monogamy. The weaker always makes disproportionate gains in every adjustment of the mores in the progressive evolution of society.
1997 84:5.9 De reactie van verlichte volken op de onrechtvaardige zeden die de positie van de vrouw in de samenleving bepaalden, is inderdaad zo extreem geweest, dat men wel van een omslag als bij een slingerbeweging kan spreken. Bij de ge ï ndustrialiseerde volken heeft zij bijna alle rechten verkregen en geniet zij vrijstelling van vele verplichtingen, zoals de militaire dienst. Iedere verlichting van de strijd om het bestaan heeft bijgedragen tot de bevrijding van de vrouw, en iedere stap in de richting van de monogamie is haar direct ten goede gekomen. In de gestaag vorderende evolutie der samenleving profiteert de zwakkere steeds in onevenredige mate van iedere bijstelling van de zeden.
1955 84:5.10 In the ideals of pair marriage, woman has finally won recognition, dignity, independence, equality, and education; but will she prove worthy of all this new and unprecedented accomplishment? Will modern woman respond to this great achievement of social liberation with idleness, indifference, barrenness, and infidelity? Today, in the twentieth century, woman is undergoing the crucial test of her long world existence!
1997 84:5.10 In de idealen van het paar-huwelijk heeft de vrouw uiteindelijk erkenning, waardigheid, onafhankelijkheid, gelijkheid en ontwikkeling verworven. Maar zal zij deze nieuwe, ongekende vervulling waard blijken te zijn? Zal de moderne vrouw op deze grote prestatie van de sociale bevrijding reageren met nietsdoen, onverschilligheid, onvruchtbaarheid en ontrouw? Nu, in de twintigste eeuw, ondergaat de vrouw de cruciale test van haar lange aardse bestaan!
1955 84:5.11 Woman is man’s equal partner in race reproduction, hence just as important in the unfolding of racial evolution; therefore has evolution increasingly worked toward the realization of women’s rights. But women’s rights are by no means men’s rights. Woman cannot thrive on man’s rights any more than man can prosper on woman’s rights.
1997 84:5.11 De vrouw is bij de voortplanting van het menselijk ras de gelijke partner van de man, en dientengevolge even belangrijk bij de ontvouwing van de raciale evolutie; daarom heeft de evolutie steeds meer toegewerkt naar de bewustwording van de rechten van de vrouw. Maar de rechten van de vrouw zijn allerminst de rechten van de man. Een vrouw kan niet gedijen wanneer zij zich baseert op de rechten van de man, evenmin als de man wel zal varen wanneer hij zich baseert op de rechten van de vrouw.
1955 84:5.12 Each sex has its own distinctive sphere of existence, together with its own rights within that sphere. If woman aspires literally to enjoy all of man’s rights, then, sooner or later, pitiless and emotionless competition will certainly replace that chivalry and special consideration which many women now enjoy, and which they have so recently won from men.
1997 84:5.12 Iedere sekse heeft haar eigen kenmerkende bestaanssfeer, alsmede haar eigen rechten binnen die sfeer. Indien de vrouw ernaar streeft om letterlijk alle rechten van de man te bezitten, dan zal een meedogenloze en gevoelloze rivaliteit vroeg of laat zeker de plaats innemen van de hoffelijkheid en speciale consideratie die vele vrouwen thans ondervinden en die zij nog maar zo kortgeleden aan de mannen hebben ontworsteld.
1955 84:5.13 Civilization never can obliterate the behavior gulf between the sexes. From age to age the mores change, but instinct never. Innate maternal affection will never permit emancipated woman to become man’s serious rival in industry. Forever each sex will remain supreme in its own domain, domains determined by biologic differentiation and by mental dissimilarity.
1997 84:5.13 Tussen het gedrag van de twee seksen bestaat een kloof die door de civilisatie nooit kan wor- den gedicht. Van tijd tot tijd veranderen de zeden, maar het instinct nooit. De aangeboren moe- derliefde zal de geëmancipeerde vrouw nooit toestaan om in de industrie een serieuze tegenpartij van de man te worden. De twee seksen zullen altijd oppermachtig blijven in hun eigen domeinen, domeinen die bepaald worden door biologische verschillen en mentale ongelijkheid.
1955 84:5.14 Each sex will always have its own special sphere, albeit they will ever and anon overlap. Only socially will men and women compete on equal terms.
1997 84:5.14 Iedere sekse zal altijd haar eigen speciale sfeer hebben, zij het dat ze elkaar zo nu en dan overlappen. Alleen op sociaal gebied zullen mannen en vrouwen op voet van gelijkheid met elkaar wedijveren.
6. THE PARTNERSHIP OF MAN AND WOMAN
6. HET PARTNERSCHAP VAN MAN EN VROUW
1955 84:6.1 The reproductive urge unfailingly brings men and women together for self-perpetuation but, alone, does not insure their remaining together in mutual co-operation—the founding of a home.
1997 84:6.1 De drang tot voortplanting brengt mannen en vrouwen altijd samen om zich voort te planten maar geeft op zichzelf niet de zekerheid dat zij ook in een wederzijds samenwerkingsverband zullen blijven — dat zij een gezin zullen stichten.
1955 84:6.2 Every successful human institution embraces antagonisms of personal interest which have been adjusted to practical working harmony, and homemaking is no exception. Marriage, the basis of home building, is the highest manifestation of that antagonistic co-operation which so often characterizes the contacts of nature and society. The conflict is inevitable. Mating is inherent; it is natural. But marriage is not biologic; it is sociologic. Passion insures that man and woman will come together, but the weaker parental instinct and the social mores hold them together.
1997 84:6.2 Ieder succesrijke menselijke instelling omvat tegenstrijdige persoonlijke belangen die afgestemd zijn geraakt op praktische, harmonische samenwerking, en het vormen van een gezin is hierop geen uitzondering. Het huwelijk, de grondslag voor de vorming van een gezin, is de hoogste manifestatie van de antagonistische samenwerking waardoor de contacten in natuur en samenleving zo vaak worden gekenmerkt. Het conflict is onvermijdelijk. Het paren is inherent, natuurlijk. Het huwelijk is echter niet biologisch; het is sociologisch. Door hartstocht komen man en vrouw zeker bij elkaar, maar het zwakkere ouderinstinct en de sociale zeden houden hen bijeen.
1955 84:6.3 Male and female are, practically regarded, two distinct varieties of the same species living in close and intimate association. Their viewpoints and entire life reactions are essentially different; they are wholly incapable of full and real comprehension of each other. Complete understanding between the sexes is not attainable.
1997 84:6.3 Man en vrouw zijn, praktisch gezien, twee verschillende variëteiten van dezelfde soort die in nauwe en intieme associatie samenleven. Hun gezichtspunten en al hun reacties op het leven zijn wezenlijk verschillend; zij zijn totaal onbekwaam om elkaar volledig en werkelijk te begrijpen. Volledig begrip tussen de seksen is niet bereikbaar.
1955 84:6.4 Women seem to have more intuition than men, but they also appear to be somewhat less logical. Woman, however, has always been the moral standard-bearer and the spiritual leader of mankind. The hand that rocks the cradle still fraternizes with destiny.
1997 84:6.4 Vrouwen schijnen meer intu ï tie te hebben dan mannen, maar zij blijken ook iets minder logisch te zijn. De vrouw is echter altijd de zedelijke vaandeldrager en de geestelijke leider van de mensheid geweest. De hand die de wieg schommelt, staat nog steeds in intiem contact met de lotsbestemming.
1955 84:6.5 The differences of nature, reaction, viewpoint, and thinking between men and women, far from occasioning concern, should be regarded as highly beneficial to mankind, both individually and collectively. Many orders of universe creatures are created in dual phases of personality manifestation. Among mortals, Material Sons, and midsoniters, this difference is described as male and female; among seraphim, cherubim, and Morontia Companions, it has been denominated positive or aggressive and negative or retiring. Such dual associations greatly multiply versatility and overcome inherent limitations, even as do certain triune associations in the Paradise-Havona system.
1997 84:6.5 De verschillen van aard, reactie, gezichtspunt en denken tussen mannen en vrouwen zouden zeker geen bezorgdheid moeten veroorzaken, maar moeten als zeer heilzaam voor de mensheid worden beschouwd, zowel individueel als collectief. Vele orden der universum-schepselen zijn zodanig geschapen, dat de persoonlijkheid zich onder twee aspecten kan manifesteren. Bij stervelingen, Materiële Zonen en middsoniete wezens wordt dit verschil beschreven als mannelijk en vrouwelijk; bij de serafijnen, cherubijnen en Morontia-Metgezellen wordt het positief of agressief, en negatief of teruggetrokken genoemd. Deze tweevoudige associaties vergroten in sterke mate de veelzijdigheid en ondervangen inherente beperkingen, zoals ook bepaalde drieënige associaties in het Paradijs-Havona-stelsel dit doen.
1955 84:6.6 Men and women need each other in their morontial and spiritual as well as in their mortal careers. The differences in viewpoint between male and female persist even beyond the first life and throughout the local and superuniverse ascensions. And even in Havona, the pilgrims who were once men and women will still be aiding each other in the Paradise ascent. Never, even in the Corps of the Finality, will the creature metamorphose so far as to obliterate the personality trends that humans call male and female; always will these two basic variations of humankind continue to intrigue, stimulate, encourage, and assist each other; always will they be mutually dependent on co-operation in the solution of perplexing universe problems and in the overcoming of manifold cosmic difficulties.
1997 84:6.6 Mannen en vrouwen hebben elkaar in hun morontiale en geestelijke levensloop evenzeer nodig als in hun sterfelijke levensloop. De verschillen in gezichtspunt tussen mannen en vrouwen blijven zelfs na het eerste leven bestaan, en gedurende de hele opklimming door het plaatselijke en superuniversum. En zelfs in Havona zullen de pelgrims die eens mannen en vrouwen waren, elkaar nog steeds blijven helpen bij het opklimmen naar het Paradijs. Nooit, zelfs niet in het Korps der Volkomenheid, zal het schepsel zozeer veranderen dat de persoonlijkheidstrekken van wat mensen man en vrouw noemen, worden uitgewist. Altijd zullen deze twee fundamentele variaties van de mensheid elkaar blijven boeien, stimuleren, bemoedigen en helpen; altijd zullen zij, bij het oplossen van gecompliceerde problemen in het universum en in het overwinnen van veelsoortige kosmische moeilijkheden, afhankelijk zijn van hun onderlinge samenwerking.
1955 84:6.7 While the sexes never can hope fully to understand each other, they are effectively complementary, and though co-operation is often more or less personally antagonistic, it is capable of maintaining and reproducing society. Marriage is an institution designed to compose sex differences, meanwhile effecting the continuation of civilization and insuring the reproduction of the race.
1997 84:6.7 Hoewel de seksen nooit kunnen verwachten elkaar volledig te zullen begrijpen, vullen zij elkaar toch op doeltreffende wijze aan, en hoewel hun samenwerking op het persoonlijke vlak dikwijls mindere of meerdere tegenstand oproept, is zij in staat de samenleving in stand te houden en haar te reproduceren. Het huwelijk is een instituut dat bedoeld is om de verschillen tussen de seksen te beslechten, terwijl het intussen de voortgang van de beschaving verwezenlijkt en de voortplanting van het ras zeker stelt.
1955 84:6.8 Marriage is the mother of all human institutions, for it leads directly to home founding and home maintenance, which is the structural basis of society. The family is vitally linked to the mechanism of self-maintenance; it is the sole hope of race perpetuation under the mores of civilization, while at the same time it most effectively provides certain highly satisfactory forms of self-gratification. The family is man’s greatest purely human achievement, combining as it does the evolution of the biologic relations of male and female with the social relations of husband and wife.
1997 84:6.8 Het huwelijk is de moeder van alle menselijke instituten, want het resulteert direct in de vorming en de instandhouding van het huisgezin dat de structurele basis van de samenleving vormt. Het gezin is in vitale zin verbonden met het mechanisme van de zelfhandhaving; het is de enige hoop om het ras onder de zeden van de beschaving te doen voortbestaan, terwijl het terzelfdertijd op uiterst effectieve wijze bepaalde zeer voldoening schenkende vormen van bevrediging verschaft. Het gezin is de grootste zuiver menselijke prestatie van de mens, omdat het de evolutie van de biologische betrekkingen tussen man en vrouw combineert met de sociale relaties tussen echtgenoot en echtgenote.
7. THE IDEALS OF FAMILY LIFE
7. DE IDEALEN VAN HET GEZINSLEVEN
1955 84:7.1 Sex mating is instinctive, children are the natural result, and the family thus automatically comes into existence. As are the families of the race or nation, so is its society. If the families are good, the society is likewise good. The great cultural stability of the Jewish and of the Chinese peoples lies in the strength of their family groups.
1997 84:7.1 Het paren der seksen is instinctmatig, kinderen zijn het natuurlijke gevolg en zo ontstaat automatisch het gezin. Zoals de gezinnen van een volk of natie zijn, zo is ook de samenleving. Als de gezinnen goed zijn, is de samenleving eveneens goed. De grote culturele stabiliteit van het Joodse en het Chinese volk ligt in de kracht van hun familiegroepen.
1955 84:7.2 Woman’s instinct to love and care for children conspired to make her the interested party in promoting marriage and primitive family life. Man was only forced into home building by the pressure of the later mores and social conventions; he was slow to take an interest in the establishment of marriage and home because the sex act imposes no biologic consequences upon him.
1997 84:7.2 Het instinct van de vrouw om kinderen lief te hebben en te verzorgen was de verborgen drijf- veer waardoor zij de belanghebbende partij werd bij het bevorderen van het huwelijk en het primitieve gezinsleven. De man werd pas onder de druk van de latere zeden en sociale gebruiken gedwongen een gezin te vormen; hij kreeg pas laat belangstelling voor het instellen van het huwelijk en het huisgezin omdat de seksuele daad hem geen biologische consequenties oplegt.
1955 84:7.3 Sex association is natural, but marriage is social and has always been regulated by the mores. The mores (religious, moral, and ethical), together with property, pride, and chivalry, stabilize the institutions of marriage and family. Whenever the mores fluctuate, there is fluctuation in the stability of the home-marriage institution. Marriage is now passing out of the property stage into the personal era. Formerly man protected woman because she was his chattel, and she obeyed for the same reason. Regardless of its merits this system did provide stability. Now, woman is no longer regarded as property, and new mores are emerging designed to stabilize the marriage-home institution:
1997 84:7.3 Seksuele omgang is natuurlijk, maar het huwelijk draagt een sociaal karakter en is altijd door de zeden gereguleerd geweest. De zeden (godsdienstige, morele en ethische), alsmede eigendom, trots en ridderlijkheid, stabiliseren de instellingen van huwelijk en gezin. Wanneer de zeden fluctueren, treden er altijd schommelingen op in de stabiliteit van de gezins- en huwelijksinstelling. Het huwelijk laat thans het stadium achter zich waarin de vrouw als bezit werd beschouwd, en gaat over naar het persoonlijke tijdperk. Vroeger beschermde de man de vrouw omdat zij zijn slavin was en om dezelfde reden gehoorzaamde zij hem. Ongeacht de merites van dit systeem, gaf het wel stabiliteit. Thans wordt de vrouw niet langer als bezit beschouwd en treden er nieuwe zeden aan de dag die bedoeld zijn om het instituut van huwelijk en gezin te stabiliseren:
1955 84:7.4 1. The new role of religion—the teaching that parental experience is essential, the idea of procreating cosmic citizens, the enlarged understanding of the privilege of procreation—giving sons to the Father.
1997 84:7.4 1. de nieuwe rol van de godsdienst — het onderricht dat ouderlijke ervaring essentiëel is, de idee van het voortbrengen van kosmische burgers, het beter begrijpen van het voorrecht van de voortplanting — het schenken van zonen aan de Vader.
1955 84:7.5 2. The new role of science—procreation is becoming more and more voluntary, subject to man’s control. In ancient times lack of understanding insured the appearance of children in the absence of all desire therefor.
1997 84:7.5 2. de nieuwe rol van de wetenschap — de voortplanting wordt steeds meer een zaak van vrijwilligheid, en komt onder de controle van de mens. In oude tijden verzekerde het gebrek aan begrip de komst van kinderen, ook als het verlangen naar kinderen geheel ontbrak;
1955 84:7.6 3. The new function of pleasure lures—this introduces a new factor into racial survival; ancient man exposed undesired children to die; moderns refuse to bear them.
1997 84:7.6 3. de nieuwe functie van de verlokkingen van genoegens — deze voert een nieuwe factor in bij de overleving van het ras: in de oudheid legde de mens ongewenste kinderen ergens buiten neer zodat ze stierven, de moderne mens weigert hen ter wereld te brengen.
1955 84:7.7 4. The enhancement of parental instinct—each generation now tends to eliminate from the reproductive stream of the race those individuals in whom parental instinct is insufficiently strong to insure the procreation of children, the prospective parents of the next generation.
1997 84:7.7 4. de versterking van het ouderinstinct. Over het algemeen worden thans in iedere generatie die individuën uit de reproductieve stroom van het ras geëlimineerd, bij wie het ouderinstinct onvoldoende sterk is om het voortbrengen van kinderen, de toekomstige ouders van volgende generaties, zeker te stellen.
1955 84:7.8 But the home as an institution, a partnership between one man and one woman, dates more specifically from the days of Dalamatia, about one-half million years ago, the monogamous practices of Andon and his immediate descendants having been abandoned long before. Family life, however, was not much to boast of before the days of the Nodites and the later Adamites. Adam and Eve exerted a lasting influence on all mankind; for the first time in the history of the world men and women were observed working side by side in the Garden. The Edenic ideal, the whole family as gardeners, was a new idea on Urantia.
1997 84:7.8 Doch het huisgezin als instituut, een partnerschap van één man en één vrouw, dateert meer bepaaldelijk uit de tijd van Dalamatia, ongeveer een halfmiljoen jaar geleden, toen de monogame leefwijze van Andon en zijn nakomelingen reeds lang was verlaten. Het familieleven vóór de tijd der Nodieten en latere Adamieten stelde echter niet veel voor. Adam en Eva oefenden een blijvende invloed uit op de gehele mensheid; voor het eerst in de geschiedenis van de wereld zag men in de Hof mannen en vrouwen naast elkaar werken. Het ideaal van Eden, de gehele familie als tuiniers, was een nieuw idee op Urantia.
1955 84:7.9 The early family embraced a related working group, including the slaves, all living in one dwelling. Marriage and family life have not always been identical but have of necessity been closely associated. Woman always wanted the individual family, and eventually she had her way.
1997 84:7.9 De vroege familie omvatte een samenhangende groep werkers, waaronder de slaven, die allen in één woning samenleefden. Het huwelijk en het gezinsleven zijn niet altijd identiek geweest, maar noodzakelijkerwijs wel altijd nauw met elkaar verbonden. De vrouw heeft altijd het individuele gezin gewild en uiteindelijk heeft zij haar zin gekregen.
1955 84:7.10 Love of offspring is almost universal and is of distinct survival value. The ancients always sacrificed the mother’s interests for the welfare of the child; an Eskimo mother even yet licks her baby in lieu of washing. But primitive mothers only nourished and cared for their children when very young; like the animals, they discarded them as soon as they grew up. Enduring and continuous human associations have never been founded on biologic affection alone. The animals love their children; man—civilized man—loves his children’s children. The higher the civilization, the greater the joy of parents in the children’s advancement and success; thus the new and higher realization of name pride comes into existence.
1997 84:7.10 Liefde voor het nageslacht is bijna universeel en is onmiskenbaar van waarde voor de overleving. De ouden offerden het belang van de moeder altijd op aan het welzijn van het kind; een Eskimo-moeder likt nog steeds haar baby in plaats van hem te wassen. Maar primitieve moeders voedden en verzorgden hun kinderen alleen als zij erg jong waren: zij verstootten hen, zoals de dieren, zodra zij opgroeiden. Duurzame, ononderbroken menselijke associaties zijn nooit alleen op biologische liefde gebaseerd geweest. De dieren houden van hun kinderen; de mens — de geciviliseerde mens — houdt van de kinderen van zijn kinderen[8]. Hoe hoger de civilisatie, des te groter de vreugde die ouders beleven aan de vorderingen en het welslagen der kinderen. Zo ontstaat het nieuwe, hogere besef van trots op de naam.
1955 84:7.11 The large families among ancient peoples were not necessarily affectional. Many children were desired because:
1997 84:7.11 De grote gezinnen bij oude volken kwamen niet noodzakelijkerwijze uit genegenheid voort. Men wenste een groot aantal kinderen omdat:
1997 84:7.13 2. zij een verzekering vormden voor de oude dag;
1955 84:7.15 4. Family pride required extension of name.
1997 84:7.15 4. familietrots uitbreiding van de naam eiste;
1955 84:7.16 5. Sons afforded protection and defense.
1997 84:7.16 5. zonen bescherming en verdediging opleverden;
1997 84:7.17 6. vrees voor geesten angst voor alleenzijn veroorzaakte;
1955 84:7.18 7. Certain religions required offspring.
1997 84:7.18 7. bepaalde godsdiensten nageslacht vereisten.
1955 84:7.19 Ancestor worshipers view the failure to have sons as the supreme calamity for all time and eternity. They desire above all else to have sons to officiate in the post-mortem feasts, to offer the required sacrifices for the ghost’s progress through spiritland.
1997 84:7.19 Vooroudervereerders beschouwen het ontbreken van zonen als het grootste onheil in tijd en eeuwigheid. Zij verlangen boven alles naar zonen die bij de feesten na hun sterven kunnen optreden en de vereiste offeranden kunnen opdragen voor de voortgang van de ziel door het geestenrijk.
1955 84:7.20 Among ancient savages, discipline of children was begun very early; and the child early realized that disobedience meant failure or even death just as it did to the animals. It is civilization’s protection of the child from the natural consequences of foolish conduct that contributes so much to modern insubordination.
1997 84:7.20 Bij de primitieve mensen in de oudheid begon men zeer vroeg de kinderen tucht bij te brengen; het kind realiseerde zich al vroeg dat ongehoorzaamheid op mislukking of zelfs de dood neerkwam, precies zoals bij de dieren. De bescherming die het kind in de civilisatie tegen de natuurlijke gevolgen van dwaas gedrag geniet, draagt sterk bij tot de moderne ongehoorzaamheid.
1955 84:7.21 Eskimo children thrive on so little discipline and correction simply because they are naturally docile little animals; the children of both the red and the yellow men are almost equally tractable. But in races containing Andite inheritance, children are not so placid; these more imaginative and adventurous youths require more training and discipline. Modern problems of child culture are rendered increasingly difficult by:
1997 84:7.21 Eskimo-kinderen varen wel bij de weinige discipline en tucht waarmee zij worden grootgebracht, eenvoudig omdat zij van nature gedweeë diertjes zijn, en de kinderen van zowel de rode als de gele mens zijn bijna even handelbaar. Maar bij de rassen met Anditisch erfelijk materiaal zijn de kinderen niet zo rustig; deze jongeren die meer fantasie en lust tot avontuur hebben, hebben ook meer training en discipline nodig. De moderne problemen in de opvoeding van kinderen worden steeds lastiger door:
1955 84:7.23 2. Artificial and superficial education.
1997 84:7.23 2. kunstmatig en oppervlakkig onderwijs;
1955 84:7.24 3. Inability of the child to gain culture by imitating parents—the parents are absent from the family picture so much of the time.
1997 84:7.24 3. het onvermogen van het kind om cultuur te verwerven door het voorbeeld der ouders — de ouders zijn dikwijls niet aanwezig in het gezin.
1955 84:7.25 The olden ideas of family discipline were biologic, growing out of the realization that parents were creators of the child’s being. The advancing ideals of family life are leading to the concept that bringing a child into the world, instead of conferring certain parental rights, entails the supreme responsibility of human existence.
1997 84:7.25 De oude opvattingen van gezinsdiscipline waren biologisch, ontstaan uit het besef dat de ouders de scheppers waren van het wezen van het kind. De zich ontwikkelende idealen van het gezinsleven leiden thans tot het begrip dat het ter wereld brengen van een kind niet bepaalde rechten aan de ouders verleent, maar integendeel de allerhoogste verantwoordelijkheid van het menselijk bestaan met zich meebrengt.
1955 84:7.26 Civilization regards the parents as assuming all duties, the child as having all the rights. Respect of the child for his parents arises, not in knowledge of the obligation implied in parental procreation, but naturally grows as a result of the care, training, and affection which are lovingly displayed in assisting the child to win the battle of life. The true parent is engaged in a continuous service-ministry which the wise child comes to recognize and appreciate.
1997 84:7.26 De civilisatie beschouwt de ouders als degenen die alle plichten op zich nemen en het kind als degene die alle rechten heeft. Respect van het kind voor zijn ouders treedt niet op doordat het kind de verplichtingen kent die voortkomen uit het feit dat het door zijn ouders is voortgebracht, maar ontwikkelt zich op natuurlijke wijze ten gevolge van de zorg, de training en genegenheid die liefdevol aan de dag worden gelegd wanneer het kind geholpen wordt om te zegevieren in de levensstrijd. De ware ouder is betrokken in een voortdurend dienstbetoon dat het verstandige kind gaat onderkennen en waarderen.
1955 84:7.27 In the present industrial and urban era the marriage institution is evolving along new economic lines. Family life has become more and more costly, while children, who used to be an asset, have become economic liabilities. But the security of civilization itself still rests on the growing willingness of one generation to invest in the welfare of the next and future generations. And any attempt to shift parental responsibility to state or church will prove suicidal to the welfare and advancement of civilization.
1997 84:7.27 In het huidige industriële en stedelijke tijdperk evolueert het instituut van het huwelijk langs nieuwe economische lijnen. Het gezinsleven is steeds duurder geworden, terwijl kinderen, die een voordeel plachten te zijn, economische risico’s zijn geworden. Maar de veiligheid van de civilisatie zelf berust nog steeds op de toenemende bereidheid van de ene generatie om te investeren in de welvaart van de volgende en latere generaties. En iedere poging om de verantwoordelijkheid van de ouders naar de staat of de kerk te verleggen, zal dodelijk blijken te zijn voor het welzijn en het voortschrijden der beschaving.
1955 84:7.28 Marriage, with children and consequent family life, is stimulative of the highest potentials in human nature and simultaneously provides the ideal avenue for the expression of these quickened attributes of mortal personality. The family provides for the biologic perpetuation of the human species. The home is the natural social arena wherein the ethics of blood brotherhood may be grasped by the growing children. The family is the fundamental unit of fraternity in which parents and children learn those lessons of patience, altruism, tolerance, and forbearance which are so essential to the realization of brotherhood among all men.
1997 84:7.28 Het huwelijk, met kinderen en het daaruit voortvloeiende gezinsleven, stimuleert het hoogste potentieel in de menselijke natuur en biedt tegelijkertijd de ideale weg om deze gestimuleerde eigenschappen van de sterfelijke persoonlijkheid tot uitdrukking te brengen. Het gezin zorgt voor de biologische bestendiging van de menselijke soort. Het huisgezin is de natuurlijke sociale arena waarbinnen de ethiek van de broederschap van bloedverwantschap door opgroeiende kinderen kan worden begrepen. Het gezin is de fundamentele eenheid van broederschap waarin ouders en kinderen de lessen leren van geduld, altruïsme, verdraagzaamheid en inschikkelijkheid, die zo essentieel zijn voor de verwezenlijking van broederschap onder alle mensen.
1955 84:7.29 Human society would be greatly improved if the civilized races would more generally return to the family-council practices of the Andites. They did not maintain the patriarchal or autocratic form of family government. They were very brotherly and associative, freely and frankly discussing every proposal and regulation of a family nature. They were ideally fraternal in all their family government. In an ideal family filial and parental affection are both augmented by fraternal devotion.
1997 84:7.29 De menselijke samenleving zou zeer verbeteren indien de geciviliseerde volken meer algemeen zouden terugkeren tot de praktijken van de Andieten, die een familieraad kenden. Zij bestuurden de familie niet op patriarchale of autocratische wijze. Zij waren zeer broederlijk en vriendschappelijk, en ieder voorstel en regeling die de familie betrof, bespraken zij open en vrijelijk. In alle familiezaken kenden zij een ideaal broederlijk bestuur. In een ideaal gezin wordt de liefde van kinderen en ouders beide door broederlijke verknochtheid vergroot.
1955 84:7.30 Family life is the progenitor of true morality, the ancestor of the consciousness of loyalty to duty. The enforced associations of family life stabilize personality and stimulate its growth through the compulsion of necessitous adjustment to other and diverse personalities. But even more, a true family—a good family—reveals to the parental procreators the attitude of the Creator to his children, while at the same time such true parents portray to their children the first of a long series of ascending disclosures of the love of the Paradise parent of all universe children.
1997 84:7.30 Het gezinsleven is de verwekker van de ware moraliteit en brengt het gevoel voor plichtsgetrouwheid voort[9]. De opgelegde omgang van het gezinsleven maakt de persoonlijkheid evenwichtig en stimuleert haar groei door de dwang van de noodzakelijke aanpassing aan andere, uiteenlopende persoonlijkheden. Maar nog meer openbaart een echt gezin — een goed gezin — aan de ouderlijke verwekkers de instelling van de Schepper tegenover zijn kinderen, terwijl zulke echte ouders voor hun kinderen terzelfdertijd de eerste uitbeelding zijn van een lange serie steeds hogere openbaringen van de liefde van de Paradijs-Vader van alle kinderen van het universum.
8. DANGERS OF SELF-GRATIFICATION
8. DE GEVAREN VAN HET ZOEKEN NAAR EIGEN VOLDOENING
1955 84:8.1 The great threat against family life is the menacing rising tide of self-gratification, the modern pleasure mania. The prime incentive to marriage used to be economic; sex attraction was secondary. Marriage, founded on self-maintenance, led to self-perpetuation and concomitantly provided one of the most desirable forms of self-gratification. It is the only institution of human society which embraces all three of the great incentives for living.
1997 84:8.1 Het grote gevaar voor het gezinsleven is het dreigende opkomend getijde van het zoeken naar eigen voldoening, de moderne manie van de genotzucht. De primaire drijfveer om te trouwen was vroeger economisch; seksuele aantrekking was ondergeschikt. Het huwelijk, dat immers gebaseerd was op zelfbehoud, leidde tot eigen bestendiging en verschafte daarbij tevens een van de meest begeerlijke vormen van bevrediging. Het is het enige instituut in de menselijke samenleving dat alle drie de grote motivaties voor het leven omvat.
1955 84:8.2 Originally, property was the basic institution of self-maintenance, while marriage functioned as the unique institution of self-perpetuation. Although food satisfaction, play, and humor, along with periodic sex indulgence, were means of self-gratification, it remains a fact that the evolving mores have failed to build any distinct institution of self-gratification. And it is due to this failure to evolve specialized techniques of pleasurable enjoyment that all human institutions are so completely shot through with this pleasure pursuit. Property accumulation is becoming an instrument for augmenting all forms of self-gratification, while marriage is often viewed only as a means of pleasure. And this overindulgence, this widely spread pleasure mania, now constitutes the greatest threat that has ever been leveled at the social evolutionary institution of family life, the home.
1997 84:8.2 Oorspronkelijk was bezit het fundamentele instituut voor de zelfhandhaving, terwijl het huwelijk functioneerde als de unieke instelling voor de eigen bestendiging. Ofschoon de bevrediging door voedsel, spel en humor, alsmede periodieke seksuele bevrediging, middelen tot eigen voldoening waren, blijft het een feit dat de evoluerende zeden niet in staat zijn geweest een duidelijke instelling ter individuele voldoening te ontwikkelen. Het is te wijten aan dit verzuim om gespecialiseerde methoden te ontwikkelen om plezier en genoegen teweeg te brengen, dat alle menselijke instellingen zo volkomen doorweven zijn met dit najagen van genot. Vermeerdering van bezit wordt een instrument om alle vormen van de eigen voldoening te vergroten, terwijl het huwelijk dikwijls alleen als genotmiddel wordt beschouwd. En deze grote overmatigheid, deze wijdverspreide genotzucht vormt thans het grootste gevaar dat het sociale evolutionaire instituut van het familieleven, het gezin, ooit bedreigd heeft.
1955 84:8.3 The violet race introduced a new and only imperfectly realized characteristic into the experience of humankind—the play instinct coupled with the sense of humor. It was there in measure in the Sangiks and Andonites, but the Adamic strain elevated this primitive propensity into the potential of pleasure, a new and glorified form of self-gratification. The basic type of self-gratification, aside from appeasing hunger, is sex gratification, and this form of sensual pleasure was enormously heightened by the blending of the Sangiks and the Andites.
1997 84:8.3 Het violette ras voerde een nieuw en slechts onvolkomen gerealiseerd kenmerk in de ervaring van de mensheid in — het spel-instinct, gepaard met het gevoel voor humor. Het was bij de Sangiks en Andonieten wel in beperkte mate aanwezig, maar het Adamische ras verhief deze primitieve geneigdheid tot de capaciteit tot genot en plezier, een nieuwe, verheerlijkte vorm van voldoening. De grondvorm van voldoening is naast het stillen van honger, de seksuele bevrediging, en deze vorm van sensueel genot werd enorm verhoogd door de vermenging der Sangiks met de Andieten.
1955 84:8.4 There is real danger in the combination of restlessness, curiosity, adventure, and pleasure-abandon characteristic of the post-Andite races. The hunger of the soul cannot be satisfied with physical pleasures; the love of home and children is not augmented by the unwise pursuit of pleasure. Though you exhaust the resources of art, color, sound, rhythm, music, and adornment of person, you cannot hope thereby to elevate the soul or to nourish the spirit. Vanity and fashion cannot minister to home building and child culture; pride and rivalry are powerless to enhance the survival qualities of succeeding generations.
1997 84:8.4 Er schuilt een werkelijk gevaar in de combinatie van rusteloosheid, nieuwsgierigheid, avontuur en overgave aan genotzucht die de volken na het Anditische tijdperk kenmerkt. De honger van de ziel kan niet worden bevredigd door fysiek genot; de liefde voor het gezin en de kinderen wordt niet vergroot door het onverstandig najagen van genot. Ook al zoudt ge alle hulpbronnen van kunst, kleur, geluid, ritme, muziek en lichaamsversiering uitputten, toch kunt ge niet hopen daarmee de ziel te zullen verheffen of de geest te voeden. IJdelheid en mode kunnen geen hulp bieden bij het opbouwen van het gezin en de opvoeding van de kinderen; hoogmoed en rivaliteit zijn niet bij machte de overlevingscapaciteiten van de volgende generaties te versterken.
1955 84:8.5 Advancing celestial beings all enjoy rest and the ministry of the reversion directors. All efforts to obtain wholesome diversion and to engage in uplifting play are sound; refreshing sleep, rest, recreation, and all pastimes which prevent the boredom of monotony are worth while. Competitive games, storytelling, and even the taste of good food may serve as forms of self-gratification. (When you use salt to savor food, pause to consider that, for almost a million years, man could obtain salt only by dipping his food in ashes.)
1997 84:8.5 Alle voortschrijdende hemelse wezens genieten van rust en van het dienstbetoon van de reversie-leiders. Alle pogingen om heilzame ontspanning te verkrijgen, en om deel te nemen aan verheffende spelen zijn gezond; verkwikkende slaap, rust, recreatie en alle bezigheden die de verveling van eentonigheid voorkomen zijn de moeite waard. Sport en spel, het vertellen van verhalen, en zelfs de smaak van goed voedsel kunnen dienen als vormen van bevrediging. (Wanneer ge zout gebruikt om het voedsel smaak te geven, bedenk dan een ogenblik dat bijna een miljoen jaar geleden de mens alleen aan zout kon komen door zijn voedsel in de as te dopen.)
1955 84:8.6 Let man enjoy himself; let the human race find pleasure in a thousand and one ways; let evolutionary mankind explore all forms of legitimate self-gratification, the fruits of the long upward biologic struggle. Man has well earned some of his present-day joys and pleasures. But look you well to the goal of destiny! Pleasures are indeed suicidal if they succeed in destroying property, which has become the institution of self-maintenance; and self-gratifications have indeed cost a fatal price if they bring about the collapse of marriage, the decadence of family life, and the destruction of the home—man’s supreme evolutionary acquirement and civilization’s only hope of survival.
1997 84:8.6 Laat de mens vreugde beleven; laat de menselijke soort genot vinden op duizend en één manieren; laat de evolutionaire mensheid alle vormen verkennen van rechtmatige voldoening, de vruchten van de lange biologische worsteling omhoog. De mens heeft een aantal van zijn huidige vreugden en genoegens wel verdiend. Doch let goed op het oogmerk van de bestemming! Genietingen staan zonder meer gelijk aan zelfmoord als zij er in slagen om eigendom, dat een vorm van zelfhandhaving is geworden, te vernietigen; de bevrediging van allerlei lusten kost inderdaad een fatale prijs als zij bewerkstelligt dat het huwelijk ineenstort, het gezinsleven verwordt en het gezin ten onder gaat — ’s mensen hoogste evolutionaire verworvenheid en de enige hoop op overleving van de civilisatie.
1997 84:8.7 [Aangeboden door het Hoofd der Serafijnen die op Urantia zijn gestationeerd.]
Verhandeling 83. Het huwelijk als instituut |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 85. De oorsprongen van religieuze verering |