Het Urantia Boek in het Engels is sinds 2006 wereldwijd Public Domain.
Vertalingen: © 1997 De Stichting Urantia
Verhandeling 172. Het binnengaan van Jeruzalem |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 174. Dinsdagmorgen in de tempel |
MONDAY IN JERUSALEM
S MAANDAGS IN JERUZALEM
1955 173:0.1 EARLY on this Monday morning, by prearrangement, Jesus and the apostles assembled at the home of Simon in Bethany, and after a brief conference they set out for Jerusalem. The twelve were strangely silent as they journeyed on toward the temple; they had not recovered from the experience of the preceding day. They were expectant, fearful, and profoundly affected by a certain feeling of detachment growing out of the Master’s sudden change of tactics, coupled with his instruction that they were to engage in no public teaching throughout this Passover week.
1997 173:0.1 OP deze maandagmorgen kwamen Jezus en de apostelen volgens afspraak vroeg bijeen ten huize van Simon in Betanië, en na een korte bespreking gingen ze op weg naar Jeruzalem[1]. De twaalf waren ongewoon stil op hun tocht naar de tempel, zij hadden zich nog niet hersteld van hun ervaringen van de vorige dag. Zij waren in afwachting, bevreesd en ernstig beïnvloed door een zeker gevoel van onverschilligheid, dat voortkwam uit de plotselinge verandering van tactiek van de Meester, alsook uit zijn opdracht om deze gehele Paasweek geen openbaar onderricht te geven.
1955 173:0.2 As this group journeyed down Mount Olivet, Jesus led the way, the apostles following closely behind in meditative silence. There was just one thought uppermost in the minds of all save Judas Iscariot, and that was: What will the Master do today? The one absorbing thought of Judas was: What shall I do? Shall I go on with Jesus and my associates, or shall I withdraw? And if I am going to quit, how shall I break off?
1997 173:0.2 Toen het gezelschap de Olijfberg afdaalde, liep Jezus vooraan en de apostelen volgden vlak achter hem, zwijgend en vol gedachten. De overheersende gedachte van ieder van hen, behalve Judas Iskariot, was: ‘Wat zal de Meester vandaag doen?’ De gedachte die Judas geheel in beslag nam, was: ‘Wat zal ik doen? Zal ik bij Jezus en mijn metgezellen blijven of zal ik me terugtrekken? En als ik met hen breek, hoe zal ik dat dan doen?’
1955 173:0.3 It was about nine o’clock on this beautiful morning when these men arrived at the temple. They went at once to the large court where Jesus so often taught, and after greeting the believers who were awaiting him, Jesus mounted one of the teaching platforms and began to address the gathering crowd. The apostles withdrew for a short distance and awaited developments.
1997 173:0.3 Omstreeks negen uur kwamen deze mannen op deze mooie ochtend bij de tempel aan[2]. Zij gingen rechtstreeks naar de grote voorhof waar Jezus zo dikwijls leerde, en na de gelovigen die hem daar wachtten, begroet te hebben, beklom Jezus een van de spreekgestoelten en begon het woord te richten tot de menigte die toestroomde. De apostelen trokken zich op korte afstand terug en wachtten de ontwikkelingen af.
1. CLEANSING THE TEMPLE
1. HET REINIGEN VAN DE TEMPEL
1955 173:1.1 A huge commercial traffic had grown up in association with the services and ceremonies of the temple worship. There was the business of providing suitable animals for the various sacrifices. Though it was permissible for a worshiper to provide his own sacrifice, the fact remained that this animal must be free from all “blemish” in the meaning of the Levitical law and as interpreted by official inspectors of the temple. Many a worshiper had experienced the humiliation of having his supposedly perfect animal rejected by the temple examiners. It therefore became the more general practice to purchase sacrificial animals at the temple, and although there were several stations on near-by Olivet where they could be bought, it had become the vogue to buy these animals directly from the temple pens. Gradually there had grown up this custom of selling all kinds of sacrificial animals in the temple courts. An extensive business, in which enormous profits were made, had thus been brought into existence. Part of these gains was reserved for the temple treasury, but the larger part went indirectly into the hands of the ruling high-priestly families.
1997 173:1.1 Er was in de loop der tijden een enorme handel ontstaan die verband hield met de diensten en ceremoniën in de tempel. Zo was er de handel die geschikte dieren leverde voor de verschillende offeranden[3]. Ofschoon het was toegestaan dat een gelovige zijn eigen offerdier meebracht, bleef het een feit dat dit dier vrij moest zijn van elke ‘smet’ in de zin van de Levitische wetten, en zoals deze werden geïnterpreteerd door de officiële controleurs van de tempel. Menig gelovige had de vernedering moeten ondergaan dat zijn dier, dat naar zijn eigen mening volmaakt was, toch werd afgekeurd door de keurmeesters van de tempel[4]. Daarom was het algemeen gebruik geworden de offerdieren in de tempel te kopen, en ofschoon er verschillende plaatsen op de nabijgelegen Olijfberg waren waar ze ook gekocht konden worden, was het in zwang geraakt deze dieren direct uit de tempelhokken te betrekken. Geleidelijk was het gebruik ontstaan om alle soorten offerdieren in de tempelhoven te verkopen. Zo was er een uitgebreide handel ontstaan, waarbij enorme winsten werden gemaakt. Een gedeelte van deze winst werd ingehouden voor de schatkist van de tempel, doch het grootste gedeelte kwam langs een omweg in handen van de heersende hogepriesterlijke families[5].
1955 173:1.2 This sale of animals in the temple prospered because, when the worshiper purchased such an animal, although the price might be somewhat high, no more fees had to be paid, and he could be sure the intended sacrifice would not be rejected on the ground of possessing real or technical blemishes. At one time or another systems of exorbitant overcharge were practiced upon the common people, especially during the great national feasts. At one time the greedy priests went so far as to demand the equivalent of the value of a week’s labor for a pair of doves which should have been sold to the poor for a few pennies. The “sons of Annas” had already begun to establish their bazaars in the temple precincts, those very merchandise marts which persisted to the time of their final overthrow by a mob three years before the destruction of the temple itself.
1997 173:1.2 Deze verkoop van dieren floreerde niettegenstaande de wat hoge prijs, omdat wanneer een gelovige zo’n dier kocht, hij geen verdere bedragen verschuldigd was en er zeker van kon zijn dat de offerande die hij wilde brengen, niet zou worden afgewezen op grond van echte of formele gebreken. Zo nu en dan werd er buitensporig veel in rekening gebracht aan het gewone volk, vooral gedurende de grote nationale feesten. Eens gingen de inhalige priesters zelfs zo ver, dat zij voor een paar duiven een prijs vroegen die gelijkstond aan het loon voor een week arbeid, terwijl zulke duiven voor enkele stuivers aan de armen hadden moeten worden verkocht. De ‘zonen van Annas’ waren al begonnen hun bazaars in te richten in de omheinde ruimten die de tempel omgaven, dezelfde marktplaatsen die in stand bleven tot het moment waarop ze voorgoed door het gepeupel werden omvergehaald, drie jaar voor de verwoesting van de tempel zelf.
1955 173:1.3 But traffic in sacrificial animals and sundry merchandise was not the only way in which the courts of the temple were profaned. At this time there was fostered an extensive system of banking and commercial exchange which was carried on right within the temple precincts. And this all came about in the following manner: During the Asmonean dynasty the Jews coined their own silver money, and it had become the practice to require the temple dues of one-half shekel and all other temple fees to be paid with this Jewish coin. This regulation necessitated that money-changers be licensed to exchange the many sorts of currency in circulation throughout Palestine and other provinces of the Roman Empire for this orthodox shekel of Jewish coining. The temple head tax, payable by all except women, slaves, and minors, was one-half shekel, a coin about the size of a ten-cent piece but twice as thick. By the times of Jesus the priests had also been exempted from the payment of temple dues. Accordingly, from the 15th to the 25th of the month preceding the Passover, accredited money-changers erected their booths in the principal cities of Palestine for the purpose of providing the Jewish people with proper money to meet the temple dues after they had reached Jerusalem. After this ten-day period these money-changers moved on to Jerusalem and proceeded to set up their exchange tables in the courts of the temple. They were permitted to charge the equivalent of from three to four cents commission for the exchange of a coin valued at about ten cents, and in case a coin of larger value was offered for exchange, they were allowed to collect double. Likewise did these temple bankers profit from the exchange of all money intended for the purchase of sacrificial animals and for the payment of vows and the making of offerings.
1997 173:1.3 De handel in offerdieren en allerlei koopwaar was echter niet de enige wijze waarop de tempelvoorhoven werden ontwijd. In deze tijd werden er op uitgebreide schaal bankzaken gedaan en werd er ruilhandel bedreven tot binnen de tempelvoorhoven[6]. Dit alles was op de volgende wijze ontstaan: gedurende de Asmon-dynastie hadden de Joden hun eigen zilveren munt geslagen, en het was gebruik geworden om de tempelbelasting van een halve shekel en alle andere betalingen aan de tempel in deze Joodse munt te verlangen. Dit voorschrift maakte het noodzakelijk dat aan geldwisselaars vergunning werd gegeven om de vele valuta die in heel Palestina en andere provincies van het Romeinse Rijk in omloop waren, te wisselen voor deze orthodoxe, door de Joden geslagen shekel. De tempelbelasting die allen hoofdelijk moesten betalen, behalve de vrouwen, slaven en minderjarigen, bedroeg een halve shekel, een munt die ongeveer zo groot was als een muntstuk van tien dollarcent, maar tweemaal zo dik. Ten tijde van Jezus hoefden de priesters de tempelbelasting niet meer te betalen. Tussen de vijftiende en de vijfentwintigste van de maand voor Pasen trokken de erkende geldwisselaars dus hun kramen op in de belangrijkste steden van Palestina, met het doel het Joodse volk te voorzien van de juiste munten om hun tempelbelasting te betalen als ze in Jeruzalem waren aangekomen. Na deze periode van tien dagen gingen de geldwisselaars naar Jeruzalem, om daar hun wisseltafels in de voorhoven van de tempel op te stellen. Het was hun toegestaan drie tot vier cent commissie te berekenen voor het wisselen van een munt die ongeveer een waarde had van tien dollarcent. Ingeval een munt van grotere waarde werd aangeboden, mochten ze het dubbele berekenen. Deze tempelbankiers maakten eveneens winst op het wisselen van al het geld dat bestemd was voor de aankoop van offerdieren en voor het betalen voor geloften en het brengen van offeranden.
1955 173:1.4 These temple money-changers not only conducted a regular banking business for profit in the exchange of more than twenty sorts of money which the visiting pilgrims would periodically bring to Jerusalem, but they also engaged in all other kinds of transactions pertaining to the banking business. Both the temple treasury and the temple rulers profited tremendously from these commercial activities. It was not uncommon for the temple treasury to hold upwards of ten million dollars while the common people languished in poverty and continued to pay these unjust levies.
1997 173:1.4 De tempel-geldwisselaars deden niet alleen gewone bankzaken om winst te maken bij het wisselen van de meer dan twintig soorten geld die de bezoekers periodiek naar Jeruzalem brachten, maar zij deden ook alle andere soorten transacties die met bankieren te maken hadden. Zowel de schatkist van de tempel als de bestuurders van de tempel maakten enorme winsten met deze commerciële activiteiten. Het was niet ongewoon dat de schatkist van de tempel een bedrag van meer dan tien miljoen dollar bevatte, terwijl de gewone mensen in armoede verkwijnden en deze onbillijke heffingen bleven betalen.
1955 173:1.5 In the midst of this noisy aggregation of money-changers, merchandisers, and cattle sellers, Jesus, on this Monday morning, attempted to teach the gospel of the heavenly kingdom. He was not alone in resenting this profanation of the temple; the common people, especially the Jewish visitors from foreign provinces, also heartily resented this profiteering desecration of their national house of worship. At this time the Sanhedrin itself held its regular meetings in a chamber surrounded by all this babble and confusion of trade and barter.
1997 173:1.5 Te midden van deze luidruchtige verzameling geldwisselaars, kooplieden en veehandelaren trachtte Jezus die maandagmorgen het evangelie van het hemelse koninkrijk te verkondigen. Hij was niet de enige die zich aan de ontwijding van de tempel ergerde: ook het gewone volk, en met name de bezoekers uit vreemde landstreken, waren in hun hart gebelgd over de ontheiliging uit winstbejag van hun nationale bedehuis. In deze tijd hield het Sanhedrin zelf zijn vaste bijeenkomsten in een vertrek dat aan alle kanten door het geroezemoes en de drukte van de handelaars en het marchanderen werd omgeven.
1955 173:1.6 As Jesus was about to begin his address, two things happened to arrest his attention. At the money table of a near-by exchanger a violent and heated argument had arisen over the alleged overcharging of a Jew from Alexandria, while at the same moment the air was rent by the bellowing of a drove of some one hundred bullocks which was being driven from one section of the animal pens to another. As Jesus paused, silently but thoughtfully contemplating this scene of commerce and confusion, close by he beheld a simple-minded Galilean, a man he had once talked with in Iron, being ridiculed and jostled about by supercilious and would-be superior Judeans; and all of this combined to produce one of those strange and periodic uprisings of indignant emotion in the soul of Jesus.
1997 173:1.6 Toen Jezus op het punt stond met zijn toespraak te beginnen, gebeurden er twee dingen die zijn aandacht trokken. Bij het geldtafeltje van een naburige wisselaar was een heftige, verhitte woordenwisseling ontstaan omdat deze ervan werd beschuldigd een Jood uit Alexandrië overgevraagd te hebben, terwijl de lucht op hetzelfde ogenblik weergalmde van het loeien van een kudde van ongeveer honderd ossen, die van de ene afdeling van de dierenhokken naar een ander gedeelte werd gedreven. Terwijl Jezus even wachtte en dit toneel van handeldrijven en verwarring stilzwijgend, doch peinzend aanschouwde, ontwaarde hij niet ver van hem vandaan een man uit Galilea, die wat simpel was van geest en met wie hij eens gesproken had in Iron; deze eenvoudige ziel werd door hooghartige mannen uit Judea, die vonden dat ze beter waren dan hij, bespottelijk gemaakt en van de ene kant naar de andere geduwd. Dit alles werkte samen om een van die ongewone, periodieke opwellingen van verontwaardigde emotie teweeg te brengen in Jezus’ ziel.
1955 173:1.7 To the amazement of his apostles, standing near at hand, who refrained from participation in what so soon followed, Jesus stepped down from the teaching platform and, going over to the lad who was driving the cattle through the court, took from him his whip of cords and swiftly drove the animals from the temple. But that was not all; he strode majestically before the wondering gaze of the thousands assembled in the temple court to the farthest cattle pen and proceeded to open the gates of every stall and to drive out the imprisoned animals. By this time the assembled pilgrims were electrified, and with uproarious shouting they moved toward the bazaars and began to overturn the tables of the money-changers. In less than five minutes all commerce had been swept from the temple. By the time the near-by Roman guards had appeared on the scene, all was quiet, and the crowds had become orderly; Jesus, returning to the speaker’s stand, spoke to the multitude: “You have this day witnessed that which is written in the Scriptures: ‘My house shall be called a house of prayer for all nations, but you have made it a den of robbers.’”
1997 173:1.7 Tot verbazing van de apostelen die dichtbij stonden, doch zich ervan onthielden deel te nemen aan wat te gebeuren stond, daalde Jezus van het spreekgestoelte af, trad op de jongen toe die bezig was het vee door de tempelhof te drijven, nam hem zijn zweep van koorden af, en dreef het vee snel de tempel uit. Maar dit was nog niet alles: voor de ogen van de verbaasde menigte van de duizenden tempelgangers die daar verzameld waren, schreed hij majestueus naar de verst verwijderde hokken, maakte vervolgens het hek van elk hok open en dreef de daarin opgesloten dieren naar buiten. Ondertussen waren de verzamelde pelgrims van geestdrift vervuld geraakt. Onder het slaken van woeste kreten trokken zij in de richting van de marktstallen en begonnen de tafels van de geldwisselaars omver te werpen. Binnen vijf minuten was de gehele koophandel uit de tempel weggevaagd[7]. Tegen de tijd dat de Romeinse wacht die in de buurt was, ten tonele verscheen, was alles weer rustig en was de menigte tot bedaren gekomen. Jezus keerde terug naar het sprekerspodium en sprak tot de menigte: ‘Ge zijt heden getuige geweest van hetgeen in de Schrift geschreven staat: “Mijn huis zal een huis des gebeds voor alle volken genaamd worden, maar gij hebt het tot een rovershol gemaakt[8][9].”’
1955 173:1.8 But before he could utter other words, the great assembly broke out in hosannas of praise, and presently a throng of youths stepped out from the crowd to sing grateful hymns of appreciation that the profane and profiteering merchandisers had been ejected from the sacred temple. By this time certain of the priests had arrived on the scene, and one of them said to Jesus, “Do you not hear what the children of the Levites say?” And the Master replied, “Have you never read, ‘Out of the mouths of babes and sucklings has praise been perfected’?” And all the rest of that day while Jesus taught, guards set by the people stood watch at every archway, and they would not permit anyone to carry even an empty vessel across the temple courts.
1997 173:1.8 Doch voordat hij nog meer kon zeggen, barstte de grote menigte uit in hosanna’s en lofgezang en nu kwam er een grote groep jongelui uit de menigte naar voren om gezangen aan te heffen uit dankbaarheid en waardering, omdat de profane, op winst beluste handelaren uit de heilige tempel waren geworpen. Inmiddels waren enkele priesters komen opdagen, en een van hen zei tegen Jezus: ‘Hoort ge niet wat de kinderen der Levieten zeggen?’ De Meester antwoordde: ‘Hebt gij nooit gelezen “Uit de mond der jonge kinderen en der zuigelingen is de lof volmaakt geworden”?’ En terwijl Jezus die dag verder onderricht gaf, stonden er door het volk uitgezette wachtposten bij elke toegangspoort, om te verhinderen dat er zelfs maar een leeg vat door de tempelruimten zou worden vervoerd[10][11].
1955 173:1.9 When the chief priests and the scribes heard about these happenings, they were dumfounded. All the more they feared the Master, and all the more they determined to destroy him. But they were nonplused. They did not know how to accomplish his death, for they greatly feared the multitudes, who were now so outspoken in their approval of his overthrow of the profane profiteers. And all this day, a day of quiet and peace in the temple courts, the people heard Jesus’ teaching and literally hung on his words.
1997 173:1.9 Toen de overpriesters en schriftgeleerden vernamen wat er was voorgevallen, waren zij met stomheid geslagen. Zij vreesden de Meester des te meer, maar namen zich ook des te fermer voor hem uit de weg te ruimen. Zij hadden echter een probleem. Ze wisten niet op welke wijze zij hem ter dood moesten brengen, want ze waren zeer bevreesd voor de menigten, die nu zo openlijk blijk hadden gegeven van hun instemming met de verwijdering van de profane afzetters[12]. Die gehele dag was een dag van rust en vrede in de tempelvoorhoven, en het volk luisterde naar de prediking van Jezus en hing als het ware aan zijn lippen.
1955 173:1.10 This surprising act of Jesus was beyond the comprehension of his apostles. They were so taken aback by this sudden and unexpected move of their Master that they remained throughout the whole episode huddled together near the speaker’s stand; they never lifted a hand to further this cleansing of the temple. If this spectacular event had occurred the day before, at the time of Jesus’ triumphal arrival at the temple at the termination of his tumultuous procession through the gates of the city, all the while loudly acclaimed by the multitude, they would have been ready for it, but coming as it did, they were wholly unprepared to participate.
1997 173:1.10 Dit verbazingwekkende optreden van Jezus ging het bevattingsvermogen van zijn apostelen geheel te boven. Zij waren door deze plotselinge, onverwachte stap van de Meester zo van hun stuk gebracht, dat ze gedurende dit gehele voorval dicht bij elkaar in de nabijheid van het spreekgestoelte bleven staan; zij staken geen hand uit om te helpen met de tempelreiniging. Had deze spectaculaire gebeurtenis een dag eerder plaatsgevonden, toen Jezus triomfantelijk bij de tempel was aangekomen aan het einde van zijn tumultueuze intocht door de poorten van de stad, waarbij hij voortdurend luide door de menigte was toegejuicht, dan zouden ze klaar hebben gestaan, maar nu het op deze wijze plaatsvond, waren ze er in het geheel niet op voorbereid om aan het gebeuren deel te nemen.
1955 173:1.11 This cleansing of the temple discloses the Master’s attitude toward commercializing the practices of religion as well as his detestation of all forms of unfairness and profiteering at the expense of the poor and the unlearned. This episode also demonstrates that Jesus did not look with approval upon the refusal to employ force to protect the majority of any given human group against the unfair and enslaving practices of unjust minorities who may be able to entrench themselves behind political, financial, or ecclesiastical power. Shrewd, wicked, and designing men are not to be permitted to organize themselves for the exploitation and oppression of those who, because of their idealism, are not disposed to resort to force for self-protection or for the furtherance of their laudable life projects.
1997 173:1.11 Deze tempelreiniging geeft blijk van de houding van de Meester ten aanzien van de vercommercialisering van godsdienstige gebruiken, en ook van zijn afschuw van alle vormen van oneerlijkheid en uitbuiting ten koste van de armen en ongeletterden. Dit voorval demonstreert eveneens dat Jezus geen goedkeuring hechtte aan de weigering om geweld te gebruiken ter bescherming van de meerderheid van een bepaalde groep mensen tegen de onbillijke onderdrukking door onrechtvaardige minderheden, die over de mogelijkheden beschikken om zich achter politieke, financiële, of kerkelijke macht te verschansen. Men moet sluwe, verdorven en arglistige mensen niet toestaan zich aaneen te sluiten teneinde diegenen uit te buiten en te onderdrukken die vanwege hun idealisme niet geneigd zijn hun toevlucht te nemen tot gewelddadige acties om zichzelf te beschermen, of om hun prijzenswaardige plannen in het leven tot ontwikkeling te brengen.
2. CHALLENGING THE MASTER’S AUTHORITY
2. HET GEZAG VAN DE MEESTER WORDT BETWIST
1955 173:2.1 On Sunday the triumphal entry into Jerusalem so overawed the Jewish leaders that they refrained from placing Jesus under arrest. Today, this spectacular cleansing of the temple likewise effectively postponed the Master’s apprehension. Day by day the rulers of the Jews were becoming more and more determined to destroy him, but they were distraught by two fears, which conspired to delay the hour of striking. The chief priests and the scribes were unwilling to arrest Jesus in public for fear the multitude might turn upon them in a fury of resentment; they also dreaded the possibility of the Roman guards being called upon to quell a popular uprising.
1997 173:2.1 Die zondag waren de Joodse leiders zozeer overweldigd geweest door de triomfantelijke intocht in Jeruzalem, dat zij ervan afzagen Jezus te arresteren. En ook vandaag werd de inhechtenisneming van de Meester door deze opzienbarende tempelreiniging doeltreffend opgeschort. Dag na dag nam het besluit van de oversten der Joden om hem te liquideren vastere vorm aan, maar ze waren verward door hun vrees voor twee zaken, en dit maakte dat het uur waarop zij zouden toeslaan, werd uitgesteld. De overpriesters en schriftgeleerden waren niet genegen Jezus in het openbaar gevangen te nemen, uit vrees dat de menigte zich in een uitbarsting van haat tegen hen zou keren; verder waren zij ook doodsbang dat er een beroep op de Romeinse soldaten van de wacht zou worden gedaan om een volksopstand te onderdrukken.
1955 173:2.2 At the noon session of the Sanhedrin it was unanimously agreed that Jesus must be speedily destroyed, inasmuch as no friend of the Master attended this meeting. But they could not agree as to when and how he should be taken into custody. Finally they agreed upon appointing five groups to go out among the people and seek to entangle him in his teaching or otherwise to discredit him in the sight of those who listened to his instruction. Accordingly, about two o’clock, when Jesus had just begun his discourse on “The Liberty of Sonship,” a group of these elders of Israel made their way up near Jesus and, interrupting him in the customary manner, asked this question: “By what authority do you do these things? Who gave you this authority?”
1997 173:2.2 Op de middagzitting van het Sanhedrin werd eenstemmig besloten dat Jezus met spoed uit de weg geruimd diende te worden, aangezien geen enkele vriend van de Meester bij deze vergadering aanwezig was. Zij konden het echter niet eens worden over het tijdstip en de manier waarop hij in hechtenis moest worden genomen. Ten slotte kwamen zij overeen vijf groepjes te formeren die zich onder het volk zouden mengen en zouden trachten Jezus in zijn onderricht te verstrikken, of hem op andere wijze in de ogen van zijn toehoorders in diskrediet te brengen. Dus begaf zich omstreeks twee uur, op het moment dat Jezus juist aan zijn verhandeling over ‘De vrijheid van het zoonschap’ was begonnen, een groepje van deze oudsten van Israel naar Jezus toe. Toen zij bij hem waren aangekomen, vielen ze hem op de gebruikelijke wijze in de rede door de volgende vraag te stellen: ‘Op grond van welk gezag doet gij deze dingen? Wie heeft u dit gezag verleend?’[13]
1955 173:2.3 It was altogether proper that the temple rulers and the officers of the Jewish Sanhedrin should ask this question of anyone who presumed to teach and perform in the extraordinary manner which had been characteristic of Jesus, especially as concerned his recent conduct in clearing the temple of all commerce. These traders and money-changers all operated by direct license from the highest rulers, and a percentage of their gains was supposed to go directly into the temple treasury. Do not forget that authority was the watchword of all Jewry. The prophets were always stirring up trouble because they so boldly presumed to teach without authority, without having been duly instructed in the rabbinic academies and subsequently regularly ordained by the Sanhedrin. Lack of this authority in pretentious public teaching was looked upon as indicating either ignorant presumption or open rebellion. At this time only the Sanhedrin could ordain an elder or teacher, and such a ceremony had to take place in the presence of at least three persons who had previously been so ordained. Such an ordination conferred the title of “rabbi” upon the teacher and also qualified him to act as a judge, “binding and loosing such matters as might be brought to him for adjudication.”
1997 173:2.3 Het was alleszins gepast dat de tempelbeheerders en beambten van het Sanhedrin deze vraag aan iemand stelden die zich de vrijheid veroorloofde te onderrichten en op te treden op de uitzonderlijke manier die kenmerkend was geweest voor Jezus, vooral met betrekking tot zijn recente optreden bij de zuivering van de tempel van alle handelsactiviteiten. De handelaars en geldwisselaars opereerden allen met een vergunning die hun rechtstreeks door de hoogste gezagsdragers was verleend, en waarbij een zeker percentage van hun winst rechtstreeks in de schatkist van de tempel diende te komen. Vergeet niet dat gezag het parool was voor het hele Jodendom. De profeten wekten altijd veel beroering omdat zij zich stoutmoedig aanmatigden zonder gezag te leren, zonder dat zij behoorlijk op de rabbijnse academies waren onderricht en vervolgens op de voorgeschreven wijze door het Sanhedrin waren bevestigd in hun ambt. Het ontbreken van deze machtiging werd, wanneer iemand op eigen gezag in het openbaar ging prediken, beschouwd als een teken van domme aanmatiging of als openlijke rebellie. In die tijd kon uitsluitend het Sanhedrin een oudste of leraar in zijn ambt bevestigen, en zo’n plechtigheid diende plaats te vinden in aanwezigheid van ten minste drie personen die voordien op dezelfde wijze waren bevestigd. Deze bevestiging verleende de leraar de titel ‘rabbi’ en gaf hem tevens de bevoegdheid als rechter op te treden, om ‘alle zaken die hem ter berechting werden voorgelegd te verbinden of te ontbinden.’
1955 173:2.4 The rulers of the temple came before Jesus at this afternoon hour challenging not only his teaching but his acts. Jesus well knew that these very men had long publicly taught that his authority for teaching was Satanic, and that all his mighty works had been wrought by the power of the prince of devils. Therefore did the Master begin his answer to their question by asking them a counter-question. Said Jesus: “I would also like to ask you one question which, if you will answer me, I likewise will tell you by what authority I do these works. The baptism of John, whence was it? Did John get his authority from heaven or from men?”
1997 173:2.4 De oversten van de tempel kwamen op dit middaguur niet alleen tot Jezus om zijn leer aan te vechten, maar ook zijn daden. Jezus wist heel goed dat deze zelfde mannen publiekelijk hadden onderricht dat zijn gezag voor het geven van onderricht van Satan afkomstig was en dat al zijn machtige werken door de kracht van de vorst der duivels waren teweeggebracht. Daarom stelde de Meester, alvorens hun vraag te beantwoorden, hun een tegenvraag. Hij zei: ‘Ik zou u ook graag één vraag willen stellen en wanneer gij mij daarop zult antwoorden, zal ik u eveneens zeggen op grond van welk gezag ik deze werken doe. De doop van Johannes, vanwaar was deze? Ontving Johannes zijn gezag uit de hemel of van de mensen?’[14]
1955 173:2.5 And when his questioners heard this, they withdrew to one side to take counsel among themselves as to what answer they might give. They had thought to embarrass Jesus before the multitude, but now they found themselves much confused before all who were assembled at that time in the temple court. And their discomfiture was all the more apparent when they returned to Jesus, saying: “Concerning the baptism of John, we cannot answer; we do not know.” And they so answered the Master because they had reasoned among themselves: If we shall say from heaven, then will he say, Why did you not believe him, and perchance will add that he received his authority from John; and if we shall say from men, then might the multitude turn upon us, for most of them hold that John was a prophet; and so they were compelled to come before Jesus and the people confessing that they, the religious teachers and leaders of Israel, could not (or would not) express an opinion about John’s mission. And when they had spoken, Jesus, looking down upon them, said, “Neither will I tell you by what authority I do these things.”
1997 173:2.5 Toen zijn ondervragers dit hoorden, gingen ze terzijde om gezamenlijk te overleggen hoe ze hierop moesten antwoorden. Zij hadden gedacht Jezus tegenover de menigte in verlegenheid te brengen, doch nu waren zij zelf, ten overstaan van allen die op dat moment in de voorhof van de tempel bijeen waren, niet weinig in verwarring. Hun onbehagen kwam wel zeer duidelijk tot uitdrukking toen zij zich weer tot Jezus wendden en zeiden: ‘Wat de doop van Johannes aangaat, daarop kunnen wij geen antwoord geven; wij weten het niet.’ Zij gaven de Meester dit antwoord omdat zij onder elkaar hadden overlegd: indien wij zeggen, uit de hemel, dan zal hij zeggen, waarom geloofde gij hem dan niet, en wij lopen de kans dat hij er dan nog aan toe zal voegen dat hij zijn gezag van Johannes ontvangen heeft; en indien wij zeggen, van de mensen, dan zou de menigte zich wel eens tegen ons kunnen keren, want de meesten zijn van mening dat Johannes een profeet was. En dus zagen zij zich genoodzaakt voor Jezus en voor het volk te bekennen dat zij, de godsdienstleraren en leiders van Israel, geen oordeel over de zending van Johannes konden (of wilden) uitspreken. Toen zij dit gezegd hadden, zag Jezus op hen neer en zei: ‘Dan zeg ik u ook niet op wiens gezag ik deze dingen doe.’[15]
1955 173:2.6 Jesus never intended to appeal to John for his authority; John had never been ordained by the Sanhedrin. Jesus’ authority was in himself and in his Father’s eternal supremacy.
1997 173:2.6 Jezus was helemaal niet van plan geweest zich voor zijn gezag op Johannes te beroepen: Johannes was nooit door het Sanhedrin aangesteld. Het gezag van Jezus kwam uit hemzelf voort en uit de eeuwige allerhoogste macht van zijn Vader.
1955 173:2.7 In employing this method of dealing with his adversaries, Jesus did not mean to dodge the question. At first it may seem that he was guilty of a masterly evasion, but it was not so. Jesus was never disposed to take unfair advantage of even his enemies. In this apparent evasion he really supplied all his hearers with the answer to the Pharisees’ question as to the authority behind his mission. They had asserted that he performed by authority of the prince of devils. Jesus had repeatedly asserted that all his teaching and works were by the power and authority of his Father in heaven. This the Jewish leaders refused to accept and were seeking to corner him into admitting that he was an irregular teacher since he had never been sanctioned by the Sanhedrin. In answering them as he did, while not claiming authority from John, he so satisfied the people with the inference that the effort of his enemies to ensnare him was effectively turned upon themselves and was much to their discredit in the eyes of all present.
1997 173:2.7 Toen hij deze methode hanteerde om met zijn tegenstanders om te gaan, had Jezus niet de bedoeling de vraag te ontwijken. Op het eerste gezicht moge het lijken alsof hij zich schuldig maakte aan een meesterlijke uitvlucht, maar dit was niet het geval. Jezus was nooit bereid om op onbillijke wijze voordeel op iemand te behalen, zelfs niet wanneer het zijn vijanden betrof. Met deze schijnbare ontwijking gaf hij in feite al zijn toehoorders antwoord op de vraag van de Farizeeën naar het gezag dat aan zijn zending ten grondslag lag. Zij hadden beweerd dat hij zijn werk op gezag van de vorst der duivels verrichtte. Jezus had bij herhaling gesteld dat al zijn onderricht en zijn werken verricht werden door de kracht en op het gezag van zijn Vader in de hemel. Dit nu weigerden de Joodse leiders te accepteren en zij trachtten hem in het nauw te drijven door hem te laten erkennen dat hij een onofficiële leraar was, daar hij nooit door het Sanhedrin bekrachtigd was. Door de Farizeeën te antwoorden zoals hij deed, terwijl hij geen aanspraak maakte op een aan Johannes ontleend gezag, stelde Jezus het volk zo tevreden, door de logische gevolgtrekking, dat de poging van zijn vijanden om hem in een valstrik te laten lopen zich tegen henzelf keerde en maakte dat zij in de ogen van alle aanwezigen in achting daalden.
1955 173:2.8 And it was this genius of the Master for dealing with his adversaries that made them so afraid of him. They attempted no more questions that day; they retired to take further counsel among themselves. But the people were not slow to discern the dishonesty and insincerity in these questions asked by the Jewish rulers. Even the common folk could not fail to distinguish between the moral majesty of the Master and the designing hypocrisy of his enemies. But the cleansing of the temple had brought the Sadducees over to the side of the Pharisees in perfecting the plan to destroy Jesus. And the Sadducees now represented a majority of the Sanhedrin.
1997 173:2.8 Het was dan ook dit talent van de Meester om zijn tegenstanders aan te pakken, dat maakte dat zij zo bevreesd voor hem waren. Die dag probeerden ze het niet meer met nog andere vragen: zij trokken zich terug om nader met elkaar te overleggen. De mensen doorzagen echter snel de oneerlijkheid en onoprechtheid die achter deze vragen van de Joodse oversten schuilgingen. Zelfs het gewone volk moest wel het verschil zien tussen de morele majesteit van de Meester en de arglistige huichelarij van zijn vijanden. Maar de tempelreiniging had er wel voor gezorgd dat de Sadduceeën de zijde gekozen hadden van de Farizeeën en nu bereid waren met hen het plan uit te werken om Jezus uit de weg te ruimen. En de Sadduceeën vormden nu de meerderheid in het Sanhedrin.
3. PARABLE OF THE TWO SONS
3. DE GELIJKENIS VAN DE TWEE ZONEN
1955 173:3.1 As the caviling Pharisees stood there in silence before Jesus, he looked down on them and said: “Since you are in doubt about John’s mission and arrayed in enmity against the teaching and the works of the Son of Man, give ear while I tell you a parable: A certain great and respected landholder had two sons, and desiring the help of his sons in the management of his large estates, he came to one of them, saying, ‘Son, go work today in my vineyard.’ And this unthinking son answered his father, saying, ‘I will not go’; but afterward he repented and went. When he had found his older son, likewise he said to him, ‘Son, go work in my vineyard.’ And this hypocritical and unfaithful son answered, ‘Yes, my father, I will go.’ But when his father had departed, he went not. Let me ask you, which of these sons really did his father’s will?”
1997 173:3.1 Toen de chicanerende Farizeeën daar zo voor Jezus stonden en zich in zwijgen hulden, keek hij op hen neer en zei: ‘Aangezien gij in twijfel verkeert aangaande de missie van Johannes, en u vijandig opstelt ten opzichte van het onderricht en de werken van de Zoon des Mensen, luistert dan terwijl ik u een gelijkenis vertel: Een zekere gerespecteerde grootgrondbezitter had twee zonen, en daar hij verlangde dat zijn twee zonen hem zouden helpen bij het beheer van zijn uitgestrekte landgoederen, ging hij naar één van hen toe en zei, “Zoon, ga vandaag in mijn wijngaard werken.” Deze zorgeloze zoon antwoordde zijn vader, “Ik ga niet”; maar achteraf had hij spijt en ging toch. Toen de vader zijn oudste zoon had gevonden, zei hij eveneens tot deze, “Zoon, ga in mijn wijngaard werken.” Deze huichelachtige en trouweloze zoon antwoordde, “Goed vader, ik zal gaan.” Maar toen zijn vader was vertrokken, ging hij niet. Nu zou ik u willen vragen, wie van deze zonen deed werkelijk wat zijn vader verlangde?’[16]
1955 173:3.2 And the people spoke with one accord, saying, “The first son.” And then said Jesus: “Even so; and now do I declare that the publicans and harlots, even though they appear to refuse the call to repentance, shall see the error of their way and go on into the kingdom of God before you, who make great pretensions of serving the Father in heaven while you refuse to do the works of the Father. It was not you, the Pharisees and scribes, who believed John, but rather the publicans and sinners; neither do you believe my teaching, but the common people hear my words gladly.”
1997 173:3.2 De mensen zeiden eenstemmig, ‘De eerste zoon.’ Daarop zei Jezus: ‘Zo is het; en nu zeg ik u dat de tollenaars en hoeren, ook al lijkt het alsof zij geen gehoor willen geven aan de oproep om zich te bekeren, het verkeerde van hun handelwijze zullen inzien en het koninkrijk Gods zullen binnengaan vóór u, die met veel vertoon doet alsof ge de Vader in de hemel dient, terwijl ge de werken van de Vader weigert te doen. Gij Farizeeën en schriftgeleerden, gij hebt niet behoord tot degenen die Johannes geloofden, doch veeleer de tollenaars en zondaren; evenmin gelooft gij in mijn leer, maar het gewone volk hoort mijn woorden met blijdschap aan.’[17]
1955 173:3.3 Jesus did not despise the Pharisees and Sadducees personally. It was their systems of teaching and practice which he sought to discredit. He was hostile to no man, but here was occurring the inevitable clash between a new and living religion of the spirit and the older religion of ceremony, tradition, and authority.
1997 173:3.3 Jezus koesterde geen minachting voor de Farizeeën en Sadduceeën persoonlijk. Het ging hem om hun stelsels van onderricht en hun praktijken die hij in diskrediet trachtte te brengen. Hij stond vijandig tegenover niemand, maar hier deed zich de onvermijdelijke botsing voor tussen een nieuwe, levende religie van de geest en de oudere godsdienst van ceremoniën, tradities en autoriteit.
1955 173:3.4 All this time the twelve apostles stood near the Master, but they did not in any manner participate in these transactions. Each one of the twelve was reacting in his own peculiar way to the events of these closing days of Jesus’ ministry in the flesh, and each one likewise remained obedient to the Master’s injunction to refrain from all public teaching and preaching during this Passover week.
1997 173:3.4 De twaalf apostelen stonden al die tijd dichtbij de Meester, maar zij namen op geen enkele manier deel aan het gebeuren. Ieder van de twaalf reageerde op zijn eigen persoonlijke manier op de gebeurtenissen van deze laatste dagen die het einde vormden van het dienstbetoon van Jezus in het vlees, en ieder hield zich aan ’s Meesters uitdrukkelijke opdracht om zich gedurende deze Paasweek te onthouden van alle onderricht en prediking in het openbaar.
4. PARABLE OF THE ABSENT LANDLORD
4. DE GELIJKENIS VAN DE AFWEZIGE LANDHEER
1955 173:4.1 When the chief Pharisees and the scribes who had sought to entangle Jesus with their questions had finished listening to the story of the two sons, they withdrew to take further counsel, and the Master, turning his attention to the listening multitude, told another parable:
1997 173:4.1 Nadat de oversten der Farizeeën en de schriftgeleerden die geprobeerd hadden Jezus met hun vragen vast te zetten, het eind van het verhaal van de twee zonen beluisterd hadden, trokken zij zich terug om verder te beraadslagen, en de Meester richtte zijn aandacht op de menigte en vertelde hun nog een gelijkenis:
1955 173:4.2 “There was a good man who was a householder, and he planted a vineyard. He set a hedge about it, dug a pit for the wine press, and built a watchtower for the guards. Then he let this vineyard out to tenants while he went on a long journey into another country. And when the season of the fruits drew near, he sent servants to the tenants to receive his rental. But they took counsel among themselves and refused to give these servants the fruits due their master; instead, they fell upon his servants, beating one, stoning another, and sending the others away empty-handed. And when the householder heard about all this, he sent other and more trusted servants to deal with these wicked tenants, and these they wounded and also treated shamefully. And then the householder sent his favorite servant, his steward, and him they killed. And still, in patience and with forbearance, he dispatched many other servants, but none would they receive. Some they beat, others they killed, and when the householder had been so dealt with, he decided to send his son to deal with these ungrateful tenants, saying to himself, ‘They may mistreat my servants, but they will surely show respect for my beloved son.’ But when these unrepentant and wicked tenants saw the son, they reasoned among themselves: ‘This is the heir; come, let us kill him and then the inheritance will be ours.’ So they laid hold on him, and after casting him out of the vineyard, they killed him. When the lord of that vineyard shall hear how they have rejected and killed his son, what will he do to those ungrateful and wicked tenants?”
1997 173:4.2 ‘Er was een zeker goed mens, een landheer, die een wijngaard plantte. Hij zette er een haag omheen, groef een kuil voor de wijnpers en bouwde een uitkijktoren voor de wachters. Vervolgens verhuurde hij deze wijngaard aan pachters en ging zelf voor langere tijd op reis naar het buitenland. Toen het seizoen van de druiven naderde, zond hij dienaren naar de pachters om zijn pacht in ontvangst te nemen. Maar de pachters beraadslaagden met elkaar en weigerden de dienaren de vruchten te geven die hun meester toekwamen. In plaats daarvan vielen zij zijn dienaren aan; één sloegen zij, een ander stenigden zij en de overigen zonden zij met lege handen heen. Toen de landheer dit alles hoorde, zond hij andere dienaren, in wie hij nog meer vertrouwen stelde, om met deze slechte pachters af te rekenen, en ook dezen werden door hen tot bloedens toe geslagen en smadelijk behandeld. Daarop zond de landheer zijn meest geliefde dienaar, zijn rentmeester, en deze werd door hen gedood. En toch zond hij met geduld en verdraagzaamheid nog vele andere dienaren tot hen, maar zij wilden niemand ontvangen. Sommigen sloegen zij en anderen doodden zij, en toen de landheer zo behandeld werd, besloot hij zijn zoon te sturen om met deze ondankbare pachters af te rekenen, bij zichzelf zeggend: “Zij mishandelen mijn dienaren dan wel, maar voor mijn geliefde zoon zullen zij toch zeker respect hebben.’ Toen echter deze in het kwaad verharde pachters de zoon zagen, overlegden zij met elkaar: “Dit is de erfgenaam; welaan, laten wij hem doden, dan zal de erfenis ons toevallen.’ Dus sloegen zij de hand aan hem, en na hem uit de wijngaard geworpen te hebben, doodden zij hem. Wat zal de heer van deze wijngaard nu doen met die ondankbare en verdorven pachters, wanneer hij verneemt hoe zij zijn zoon hebben verworpen en gedood?’[18]
1955 173:4.3 And when the people heard this parable and the question Jesus asked, they answered, “He will destroy those miserable men and let out his vineyard to other and honest farmers who will render to him the fruits in their season.” And when some of them who heard perceived that this parable referred to the Jewish nation and its treatment of the prophets and to the impending rejection of Jesus and the gospel of the kingdom, they said in sorrow, “God forbid that we should go on doing these things.”
1997 173:4.3 Toen de mensen deze gelijkenis en de vraag die Jezus stelde hadden gehoord, antwoordden zij: ‘Hij zal die ellendige mensen doden en zijn wijngaard aan andere, eerlijke boeren verpachten, die hem de vruchten zullen afdragen wanneer de tijd daarvoor is gekomen[19].’ Toen sommigen van de toehoorders inzagen dat deze gelijkenis op het Joodse volk sloeg en op hun behandeling van de profeten, en op de op handen zijnde verwerping van Jezus en het evangelie van het koninkrijk, zeiden zij bedroefd: ‘God verhoede dat wij doorgaan zulke dingen te doen.’[20]
1955 173:4.4 Jesus saw a group of the Sadducees and Pharisees making their way through the crowd, and he paused for a moment until they drew near him, when he said: “You know how your fathers rejected the prophets, and you well know that you are set in your hearts to reject the Son of Man.” And then, looking with searching gaze upon those priests and elders who were standing near him, Jesus said: “Did you never read in the Scripture about the stone which the builders rejected, and which, when the people had discovered it, was made into the cornerstone? And so once more do I warn you that, if you continue to reject this gospel, presently will the kingdom of God be taken away from you and be given to a people willing to receive the good news and to bring forth the fruits of the spirit. And there is a mystery about this stone, seeing that whoso falls upon it, while he is thereby broken in pieces, shall be saved; but on whomsoever this stone falls, he will be ground to dust and his ashes scattered to the four winds.”
1997 173:4.4 Jezus zag een groep Sadduceeën en Farizeeën zich een weg banen door de menigte, wachtte een ogenblik tot zij naderbij gekomen waren, en zei toen: ‘Gij weet hoe uw vaderen de profeten verworpen hebben en ge weet zeer wel dat ge innerlijk reeds besloten zijt de Zoon des Mensen te verwerpen.’ En daarop zag Jezus de priesters en oudsten, die dichtbij hem stonden, onderzoekend aan en zei: ‘Hebt ge nooit in de Schrift gelezen over de steen die de bouwlieden hadden afgekeurd en die, toen de mensen hem ontdekten, tot hoeksteen werd gemaakt? Daarom waarschuw ik u nogmaals dat, indien gij dit evangelie blijft verwerpen, het koninkrijk Gods u weldra ontnomen zal worden en aan een volk zal worden gegeven dat bereid is het goede nieuws te ontvangen en de vruchten van de geest voort te brengen[21]. Ook is er een mysterie aan deze steen verbonden, want wie erop valt zal, ofschoon hij daardoor gebroken wordt, behouden worden; maar op wie deze steen valt, zal tot stof worden vermorzeld en zijn as zal in de vier windstreken worden verstrooid[22][23].’
1955 173:4.5 When the Pharisees heard these words, they understood that Jesus referred to themselves and the other Jewish leaders. They greatly desired to lay hold on him then and there, but they feared the multitude. However, they were so angered by the Master’s words that they withdrew and held further counsel among themselves as to how they might bring about his death. And that night both the Sadducees and the Pharisees joined hands in the plan to entrap him the next day.
1997 173:4.5 Toen de Farizeeën deze woorden hoorden, begrepen zij dat Jezus op henzelf doelde en op de andere Joodse leiders. Zij begeerden sterk ter plekke de hand aan hem te slaan, maar zij vreesden de menigte[24]. Zij waren echter zo verbolgen door de woorden van de Meester, dat zij heengingen en verder met elkaar beraadslaagden hoe zij hem ter dood konden brengen. Die avond kwamen de Sadduceeën en Farizeeën tot overeenstemming over het plan om hem de volgende dag in de val te laten lopen.
5. PARABLE OF THE MARRIAGE FEAST
5. DE GELIJKENIS VAN HET BRUILOFTSFEEST
1955 173:5.1 After the scribes and rulers had withdrawn, Jesus addressed himself again to the assembled crowd and spoke the parable of the wedding feast. He said:
1997 173:5.1 Nadat de schriftgeleerden en oversten zich hadden teruggetrokken, wendde Jezus zich weer tot de verzamelde menigte en vertelde de gelijkenis van het bruiloftsfeest. Hij zei:
1955 173:5.2 “The kingdom of heaven may be likened to a certain king who made a marriage feast for his son and dispatched messengers to call those who had previously been invited to the feast to come, saying, ‘Everything is ready for the marriage supper at the king’s palace.’ Now, many of those who had once promised to attend, at this time refused to come. When the king heard of these rejections of his invitation, he sent other servants and messengers, saying: ‘Tell all those who were bidden, to come, for, behold, my dinner is ready. My oxen and my fatlings are killed, and all is in readiness for the celebration of the forthcoming marriage of my son.’ But again did the thoughtless make light of this call of their king, and they went their ways, one to the farm, another to the pottery, and others to their merchandise. Still others were not content thus to slight the king’s call, but in open rebellion they laid hands on the king’s messengers and shamefully mistreated them, even killing some of them. And when the king perceived that his chosen guests, even those who had accepted his preliminary invitation and had promised to attend the wedding feast, had finally rejected his call and in rebellion had assaulted and slain his chosen messengers, he was exceedingly wroth. And then this insulted king ordered out his armies and the armies of his allies and instructed them to destroy these rebellious murderers and to burn down their city.
1997 173:5.2 ‘Het koninkrijk des hemels kan worden vergeleken met een zekere koning die een bruilofsfeest voor zijn zoon aanrichtte; deze koning nu zond boodschappers uit om degenen die van te voren waren uitgenodigd te gaan zeggen: “Komt nu, want alles is gereed voor het bruiloftsmaal in het paleis van de koning.’ Nu gebeurde het dat velen die eens hadden beloofd het feest bij te wonen, thans weigerden te komen. Toen de koning vernam dat zijn uitnodiging door velen werd afgeslagen, zond hij andere dienstknechten en boodschappers uit met de woorden: “Zeg tot allen die uitgenodigd waren om nu te komen, want zie, mijn maaltijd is bereid. Mijn ossen en mijn gemeste kalveren zijn geslacht, en alles is in gereedheid voor de viering van de aanstaande bruiloft van mijn zoon.’ Maar opnieuw sloegen deze onnadenkende lieden de oproep van hun koning in de wind en gingen hun eigen gang, de een naar zijn boerderij, de ander naar zijn pottenbakkerij, en weer anderen naar hun handelswaar[25]. Nog weer anderen stelden zich er niet mee tevreden de oproep van de koning zo in de wind te slaan, maar in openlijke rebellie sloegen zij de handen aan de boodschappers van de koning en mishandelden hen op schandelijke wijze, waarbij ze sommigen van hen zelfs doodden. Toen de koning zag dat de gasten die hij uitverkoren had, zij die zijn eerdere uitnodiging hadden aangenomen en beloofd hadden het bruilofsfeest bij te wonen, zijn oproep voorgoed hadden afgewezen, en in rebellie zijn uitverkoren boodschappers hadden aangevallen en gedood, was hij ten zeerste verbolgen. Deze beledigde koning riep daarop zijn legers en de legers van zijn bondgenoten op en gaf hun bevel deze opstandige moordenaars te vernietigen en hun stad door brand te verwoesten.[26]
1955 173:5.3 “And when he had punished those who spurned his invitation, he appointed yet another day for the wedding feast and said to his messengers: ‘They who were first bidden to the wedding were not worthy; so go now into the parting of the ways and into the highways and even beyond the borders of the city, and as many as you shall find, bid even these strangers to come in and attend this wedding feast.’ And then these servants went out into the highways and the out-of-the-way places, and they gathered together as many as they found, good and bad, rich and poor, so that at last the wedding chamber was filled with willing guests. When all was ready, the king came in to view his guests, and much to his surprise he saw there a man without a wedding garment. The king, since he had freely provided wedding garments for all his guests, addressing this man, said: ‘Friend, how is it that you come into my guest chamber on this occasion without a wedding garment?’ And this unprepared man was speechless. Then said the king to his servants: ‘Cast out this thoughtless guest from my house to share the lot of all the others who have spurned my hospitality and rejected my call. I will have none here except those who delight to accept my invitation, and who do me the honor to wear those guest garments so freely provided for all.’”
1997 173:5.3 ‘Toen hij degenen die zijn uitnodiging hadden versmaad had gestraft, stelde hij een andere datum vast voor het bruiloftsfeest en zei tot zijn boodschappers: “Zij die eerst voor de bruiloft waren uitgenodigd, waren dit niet waardig. Ga daarom nu naar de kruispunten der wegen en naar de grote wegen tot zelfs buiten de stad, en nodig zoveel vreemdelingen als jullie kunnen vinden uit om naar mij toe te komen en dit bruiloftsfeest bij te wonen.’ Hierop gingen de dienaren naar de grote wegen en naar de meer afgelegen plaatsen en brachten zoveel mogelijk mensen bij elkaar, zoveel als zij maar konden vinden, goeden zowel als slechten, rijken en armen, zodat ten slotte de bruiloftszaal met bereidwillige gasten was gevuld[27]. Toen alles in gereedheid was, trad de koning binnen om zijn gasten in ogenschouw te nemen. Zeer tot zijn verbazing zag hij daar een man die geen bruiloftskleed droeg. Aangezien de koning voor al zijn gasten gratis huwelijkskleding ter beschikking had gesteld, wendde hij zich tot deze man en zei: “Vriend, hoe komt het dat gij bij deze gelegenheid in mijn ontvangstzaal komt zonder bruiloftskleed?’ De man die hierop niet was voorbereid, kon geen woord uitbrengen. Toen sprak de koning tot zijn dienaren: “Werp deze zorgeloze gast uit mijn huis, opdat hij het lot dele van al die anderen die mijn gastvrijheid hebben versmaad en mijn oproep hebben afgewezen. Ik wens hier niemand te zien behalve degenen die mijn uitnodiging met graagte hebben aangenomen en die mij de eer aandoen de kleding voor de gasten, die zo rijkelijk voor iedereen beschikbaar is, te dragen.’’[28]
1955 173:5.4 After speaking this parable, Jesus was about to dismiss the multitude when a sympathetic believer, making his way through the crowds toward him, asked: “But, Master, how shall we know about these things? how shall we be ready for the king’s invitation? what sign will you give us whereby we shall know that you are the Son of God?” And when the Master heard this, he said, “Only one sign shall be given you.” And then, pointing to his own body, he continued, “Destroy this temple, and in three days I will raise it up.” But they did not understand him, and as they dispersed, they talked among themselves, saying, “Almost fifty years has this temple been in building, and yet he says he will destroy it and raise it up in three days.” Even his own apostles did not comprehend the significance of this utterance, but subsequently, after his resurrection, they recalled what he had said.
1997 173:5.4 Nadat Jezus deze gelijkenis verhaald had, wilde hij de menigte heenzenden, maar op dat moment drong zich een welwillende gelovige door de schare en vroeg Jezus: ‘Maar, Meester, hoe zullen wij dit alles weten? hoe zullen wij klaar zijn voor de uitnodiging van de koning? welk teken zult gij ons geven waardoor wij zullen weten dat gij de Zoon van God zijt?’ En toen de Meester dit hoorde, zei hij: ‘Slechts één teken zal u gegeven worden.’ Wijzend op zijn eigen lichaam, vervolgde hij: ‘Vernietig deze tempel en in drie dagen zal ik hem weer opbouwen[29].’ Maar zij begrepen hem niet, en terwijl zij zich verspreidden, spraken zij onder elkaar en zeiden: ‘Bijna vijftig jaar is er aan deze tempel gebouwd, en toch zegt hij dat hij hem zal vernietigen en in drie dagen weer opbouwen.’ Zelfs zijn eigen apostelen konden de betekenis van deze uitspraak niet begrijpen, maar later, na zijn opstanding, herinnerden zij zich wat hij toen had gezegd.
1955 173:5.5 About four o’clock this afternoon Jesus beckoned to his apostles and indicated that he desired to leave the temple and to go to Bethany for their evening meal and a night of rest. On the way up Olivet Jesus instructed Andrew, Philip, and Thomas that, on the morrow, they should establish a camp nearer the city which they could occupy during the remainder of the Passover week. In compliance with this instruction the following morning they pitched their tents in the hillside ravine overlooking the public camping park of Gethsemane, on a plot of ground belonging to Simon of Bethany.
1997 173:5.5 Om ongeveer vier uur die middag wenkte Jezus zijn apostelen bij zich en gaf hen te kennen dat hij de tempel wilde verlaten en naar Betanië wilde gaan voor de avondmaaltijd en om daar de nacht door te brengen[30]. Toen zij de Olijfberg opgingen, gaf Jezus opdracht aan Andreas, Filippus, en Tomas om de volgende morgen iets dichter bij de stad een kamp in te richten, waar zij gedurende de rest van de Paasweek zouden kunnen verblijven. Ingevolge dit verzoek sloegen zij de volgende morgen hun tenten op in een ravijn in de heuvel die uitzicht bood op het openbare kampeerterrein van Getsemane, op een stuk grond dat aan Simon van Betanië toebehoorde.
1955 173:5.6 Again it was a silent group of Jews who made their way up the western slope of Olivet on this Monday night. These twelve men, as never before, were beginning to sense that something tragic was about to happen. While the dramatic cleansing of the temple during the early morning had aroused their hopes of seeing the Master assert himself and manifest his mighty powers, the events of the entire afternoon only operated as an anticlimax in that they all pointed to the certain rejection of Jesus’ teaching by the Jewish authorities. The apostles were gripped by suspense and were held in the firm grasp of a terrible uncertainty. They realized that only a few short days could intervene between the events of the day just passed and the crash of an impending doom. They all felt that something tremendous was about to happen, but they knew not what to expect. They went to their various places for rest, but they slept very little. Even the Alpheus twins were at last aroused to the realization that the events of the Master’s life were moving swiftly toward their final culmination.
1997 173:5.6 Wederom was het een zwijgend groepje Joden dat die maandagavond de westelijke helling van de Olijfberg besteeg. Als nimmer tevoren begonnen de twaalf mannen te beseffen dat er iets tragisch stond te gebeuren. Ofschoon de opzienbarende tempelreiniging in de vroege morgen hun hoop had doen herleven dat ze nu zouden zien hoe de Meester zich zou laten gelden en zijn geweldige krachten zou manifesteren, werkten de gebeurtenissen van de hele middag slechts als een anticlimax, omdat alles erop wees dat Jezus’ leer nu zeker door de Joodse gezagsdragers zou worden verworpen. De apostelen verkeerden in grote spanning en waren bevangen door een gevoel van verschrikkelijke onzekerheid. Zij beseften dat er slechts enkele korte dagen konden liggen tussen de voorvallen van de dag die zojuist verstreken was en de catastrofe van een dreigende ondergang. Allen voelden dat er iets geweldigs te gebeuren stond, maar zij wisten niet waar ze zich op moesten voorbereiden. Ze vertrokken naar de verschillende plaatsen waar ze konden rusten, maar sliepen niet veel. Zelfs de tweelingbroers Alfeüs waren er ten laatste van doordrongen geraakt dat de gebeurtenissen in het leven van de Meester nu snel hun finale hoogtepunt zouden bereiken.
Verhandeling 172. Het binnengaan van Jeruzalem |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 174. Dinsdagmorgen in de tempel |