Het Urantia Boek in het Engels is sinds 2006 wereldwijd Public Domain.
Vertalingen: © 1997 De Stichting Urantia
Verhandeling 93. Machiventa Melchizedek |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 95. Het onderricht van Melchizedek in de Levant |
THE MELCHIZEDEK TEACHINGS IN THE ORIENT
HET ONDERRICHT VAN MELCHIZEDEK IN HET OOSTEN
1955 94:0.1 THE early teachers of the Salem religion penetrated to the remotest tribes of Africa and Eurasia, ever preaching Machiventa’s gospel of man’s faith and trust in the one universal God as the only price of obtaining divine favor. Melchizedek’s covenant with Abraham was the pattern for all the early propaganda that went out from Salem and other centers. Urantia has never had more enthusiastic and aggressive missionaries of any religion than these noble men and women who carried the teachings of Melchizedek over the entire Eastern Hemisphere. These missionaries were recruited from many peoples and races, and they largely spread their teachings through the medium of native converts. They established training centers in different parts of the world where they taught the natives the Salem religion and then commissioned these pupils to function as teachers among their own people.
1997 94:0.1 DE eerste leraren van de religie van Salem drongen door tot de verste stammen in Afrika en Eurazië, steeds het evangelie van Machiventa verkondigend dat ’s mensen geloof en vertrouwen in de ene universele God de enige prijs is voor het verwerven van Gods gunst. Alle vroege propaganda die van Salem en andere centra uitging, volgde het patroon van Melchizedeks verbond met Abraham. Urantia heeft nooit geestdriftiger en militanter zendelingen van enig geloof gekend dan deze edele mannen en vrouwen die de leringen van Melchizdek over het gehele oostelijk halfrond uitdroegen. Deze zendelingen werden aangetrokken uit vele volkeren en rassen, en zij verbreidden hun onderricht voornamelijk door middel van inheemse bekeerlingen. In verschillende delen van de wereld richtten zij opleidingscentra op waar zij de inheemsen de religie van Salem onderwezen, en droegen deze leerlingen vervolgens op om onder hun eigen volk als leraren op te treden.
1. THE SALEM TEACHINGS IN VEDIC INDIA
1. HET ONDERRICHT VAN SALEM IN HET VEDISCHE INDIA
1955 94:1.1 In the days of Melchizedek, India was a cosmopolitan country which had recently come under the political and religious dominance of the Aryan-Andite invaders from the north and west. At this time only the northern and western portions of the peninsula had been extensively permeated by the Aryans. These Vedic newcomers had brought along with them their many tribal deities. Their religious forms of worship followed closely the ceremonial practices of their earlier Andite forebears in that the father still functioned as a priest and the mother as a priestess, and the family hearth was still utilized as an altar.
1997 94:1.1 In de dagen van Melchizedek was India een kosmopolitisch land dat kort tevoren onder de politieke en godsdienstige overheersing was gekomen van de Arisch-Anditische invallers uit het noorden en westen. In deze tijd waren de Ariërs alleen nog op grote schaal tot de noordelijke en westelijke delen van het schiereiland doorgedrongen. Deze Vedische nieuwkomers hadden hun vele stamgoden met zich meegevoerd. Hun religieuze vormen van verering volgden getrouw de ceremoniële gebruiken van hun vroegere Anditische voorvaderen, in de zin dat de vader nog steeds als priester fungeerde en de moeder als priesteres, en dat de huiselijke haard nog steeds als altaar werd gebruikt.
1955 94:1.2 The Vedic cult was then in process of growth and metamorphosis under the direction of the Brahman caste of teacher-priests, who were gradually assuming control over the expanding ritual of worship. The amalgamation of the onetime thirty-three Aryan deities was well under way when the Salem missionaries penetrated the north of India.
1997 94:1.2 De Vedische cultus was toen bezig zich uit te breiden en van gedaante te veranderen onder aanvoering van de Brahmaanse kaste der leraar-priesters, die geleidelijk de leiding over het zich uitbreidende ritueel van godsverering aan zich trokken. De samensmelting van de vroegere drieëndertig Arische godheden was in volle gang toen de zendelingen uit Salem tot het noorden van India doordrongen.
1955 94:1.3 The polytheism of these Aryans represented a degeneration of their earlier monotheism occasioned by their separation into tribal units, each tribe having its venerated god. This devolution of the original monotheism and trinitarianism of Andite Mesopotamia was in process of resynthesis in the early centuries of the second millennium before Christ. The many gods were organized into a pantheon under the triune leadership of Dyaus pitar, the lord of heaven; Indra, the tempestuous lord of the atmosphere; and Agni, the three-headed fire god, lord of the earth and the vestigial symbol of an earlier Trinity concept.
1997 94:1.3 Het polytheïsme van deze Ariërs was een vorm van degeneratie van hun vroegere mono- theïsme, die was veroorzaakt door hun uiteenvallen in stam-eenheden, waarbij iedere stam zijn eigen godheid ging vereren. Deze verbastering van het oorspronkelijke monotheïsme en het trinitietsgeloof van het Anditisch Mesopotamië, was in de eerste eeuwen van het tweede millennium voor Christus op weg naar een nieuwe synthese. De vele goden werden samengebracht in een pantheon onder het drieënig leiderschap van Dyaus pitar, de heer des hemels, Indra, de stormachtige heer van de atmosfeer, en Agni, de driehoofdige vuurgod, de heer van de aarde en het rudimentaire symbool van een eerder Triniteitsbegrip.
1955 94:1.4 Definite henotheistic developments were paving the way for an evolved monotheism. Agni, the most ancient deity, was often exalted as the father-head of the entire pantheon. The deity-father principle, sometimes called Prajapati, sometimes termed Brahma, was submerged in the theologic battle which the Brahman priests later fought with the Salem teachers. The Brahman was conceived as the energy-divinity principle activating the entire Vedic pantheon.
1997 94:1.4 Ontwikkelingen die duidelijk in de richting van het henotheïsme gingen, baanden nu de weg voor een geëvolueerd monotheïsme. Agni, de oudste godheid, werd dikwijls verheven tot vader-hoofd van het gehele pantheon. Het principe van de vader-godheid, soms Prajapati genaamd en soms Brahma, ging ten onder in de theologische strijd die de Brahmaanse priesters later met de leraren uit Salem voerden. Het Brahman werd opgevat als het principe van energie-goddelijkheid dat het gehele Vedische pantheon activeerde.
1955 94:1.5 The Salem missionaries preached the one God of Melchizedek, the Most High of heaven. This portrayal was not altogether disharmonious with the emerging concept of the Father-Brahma as the source of all gods, but the Salem doctrine was nonritualistic and hence ran directly counter to the dogmas, traditions, and teachings of the Brahman priesthood. Never would the Brahman priests accept the Salem teaching of salvation through faith, favor with God apart from ritualistic observances and sacrificial ceremonials.
1997 94:1.5 De zendelingen uit Salem predikten de ene God van Melchizedek, de Allerhoogste des hemels. Hun afschildering was niet geheel in tegenspraak met het opkomende denkbeeld van de Vader-Brahma als de bron van alle goden, maar de leer van Salem was niet ritualistisch en ging dientengevolge regelrecht in tegen de dogma’s, tradities en leringen van het Brahmaanse priesterdom. Het onderricht uit Salem over redding door geloof, begunstiging door God los van ritualistische gebruiken en offerceremoniën, zou door de Brahmaanse priesters nooit aanvaard worden.
1955 94:1.6 The rejection of the Melchizedek gospel of trust in God and salvation through faith marked a vital turning point for India. The Salem missionaries had contributed much to the loss of faith in all the ancient Vedic gods, but the leaders, the priests of Vedism, refused to accept the Melchizedek teaching of one God and one simple faith.
1997 94:1.6 De verwerping van Melchizedeks evangelie van vertrouwen in God en redding door geloof betekende een wezenlijk keerpunt voor India. De zendelingen uit Salem hadden er sterk aan meegewerkt dat de mensen steeds minder in alle oude Vedische godheden geloofden, maar de leiders, de priesters van het Vedisme, weigerden de leer van Melchizedek van één God en één eenvoudig geloof te aanvaarden.
1955 94:1.7 The Brahmans culled the sacred writings of their day in an effort to combat the Salem teachers, and this compilation, as later revised, has come on down to modern times as the Rig-Veda, one of the most ancient of sacred books. The second, third, and fourth Vedas followed as the Brahmans sought to crystallize, formalize, and fix their rituals of worship and sacrifice upon the peoples of those days. Taken at their best, these writings are the equal of any other body of similar character in beauty of concept and truth of discernment. But as this superior religion became contaminated with the thousands upon thousands of superstitions, cults, and rituals of southern India, it progressively metamorphosed into the most variegated system of theology ever developed by mortal man. An examination of the Vedas will disclose some of the highest and some of the most debased concepts of Deity ever to be conceived.
1997 94:1.7 In een poging om de leraren uit Salem te bestrijden, maakten de Brahmanen een selectie uit de heilige geschriften van hun tijd, en in een later herziene vorm is deze verzameling tot aan de tegenwoordige tijd overgeleverd als de Rig-Veda, een van de oudste heilige boeken. De tweede, derde en vierde Veda’s volgden toen de Brahmanen hun rituelen van aanbidding en offerande vaste vorm trachtten te geven, te formaliseren en aan de volken van hun dagen trachtten op te leggen. Op hun best evenaren deze geschriften ieder ander corpus van gelijke aard wat betreft de schoonheid van de ideeën en de waarheid van de opvattingen die erin zijn verwoord. Maar naarmate deze superieure religie besmet raakte met de vele duizenden vormen van bijgeloof, culten en rituelen van Zuid-India, veranderde zij meer en meer van gedaante, totdat zij het meest gevarieerde theologische stelsel was geworden dat ooit door stervelingen is ontwikkeld. Een onderzoek van de Veda’s zal enige van de hoogste en laagste denkbeelden omtrent de Godheid onthullen die ooit bij de mens zijn opgekomen.
2. BRAHMANISM
2. HET BRAHMANISME
1955 94:2.1 As the Salem missionaries penetrated southward into the Dravidian Deccan, they encountered an increasing caste system, the scheme of the Aryans to prevent loss of racial identity in the face of a rising tide of the secondary Sangik peoples. Since the Brahman priest caste was the very essence of this system, this social order greatly retarded the progress of the Salem teachers. This caste system failed to save the Aryan race, but it did succeed in perpetuating the Brahmans, who, in turn, have maintained their religious hegemony in India to the present time.
1997 94:2.1 Toen de zendelingen uit Salem verder doordrongen tot het zuiden van de Dravidische Dekan, kwamen zij een groeiend kastenstelsel tegen, een stelsel dat door de Ariërs was ingevoerd om te voorkomen dat hun identiteit als ras verloren zou gaan in de confrontatie met een opkomend getij van de secundaire Sangik-volken. Aangezien de Brahmaanse priesterkaste de kern van dit systeem vormde, werd door deze sociale ordening de voortgang van de leraren uit Salem ernstig vertraagd. Dit kastenstelsel kon het Arische ras niet redden, maar het slaagde er wel in om de Brahmanen te bestendigen, en dezen hebben op hun beurt hun religieuze hegemonie in India tot op de dag van vandaag in stand gehouden.
1955 94:2.2 And now, with the weakening of Vedism through the rejection of higher truth, the cult of the Aryans became subject to increasing inroads from the Deccan. In a desperate effort to stem the tide of racial extinction and religious obliteration, the Brahman caste sought to exalt themselves above all else. They taught that the sacrifice to deity in itself was all-efficacious, that it was all-compelling in its potency. They proclaimed that, of the two essential divine principles of the universe, one was Brahman the deity, and the other was the Brahman priesthood. Among no other Urantia peoples did the priests presume to exalt themselves above even their gods, to relegate to themselves the honors due their gods. But they went so absurdly far with these presumptuous claims that the whole precarious system collapsed before the debasing cults which poured in from the surrounding and less advanced civilizations. The vast Vedic priesthood itself floundered and sank beneath the black flood of inertia and pessimism which their own selfish and unwise presumption had brought upon all India.
1997 94:2.2 En nu het Vedisme door het verwerpen van hogere waarheid verzwakte, werd de cultus van de Ariërs blootgesteld aan steeds heviger vijandelijke aanvallen vanuit de Dekan. In een wanhopige poging om het getij van de uitroeiing van hun ras en de vernietiging van hun religie te keren, zocht de kaste der Brahmanen zich boven alle anderen te verheffen. Zij onderrichtten dat het offer aan de godheid op zichzelf in alle opzichten afdoende was, dat het albedwingende kracht had. Zij verkondigden dat de twee wezenlijke goddelijke principes in het universum bestonden uit de godheid Brahman enerzijds en het Brahmaanse priesterdom anderzijds. Bij geen enkel ander volk op Urantia hebben de priesters zich aangematigd om zichzelf zelfs boven hun goden te verheffen, om de eerbewijzen die hun goden toekwamen voor zichzelf op te eisen. Maar zij dreven deze aanmatigende aanspraken zo absurd ver door, dat het gehele wankele systeem instortte toen de onterende culten uit de omringende, minder ontwikkelde civilisaties binnenstroomden. Het enorme Vedische priesterdom zelve begon te wankelen en ging tenonder in de zwarte vloed van traagheid en pessimisme die door hun eigen zelfzuchtige, onverstandige aanmatiging over heel India was gebracht.
1955 94:2.3 The undue concentration on self led certainly to a fear of the nonevolutionary perpetuation of self in an endless round of successive incarnations as man, beast, or weeds. And of all the contaminating beliefs which could have become fastened upon what may have been an emerging monotheism, none was so stultifying as this belief in transmigration—the doctrine of the reincarnation of souls—which came from the Dravidian Deccan. This belief in the weary and monotonous round of repeated transmigrations robbed struggling mortals of their long-cherished hope of finding that deliverance and spiritual advancement in death which had been a part of the earlier Vedic faith.
1997 94:2.3 De overmatige concentratie op het zelf leidde bepaald tot vrees voor de niet-evolutionaire voortzetting van het zelf in een eindeloze cyclus van opeenvolgende incarnaties als mens, dier, of gewas. En van alle verontreinigende geloofsovertuigingen die zich hadden kunnen vasthechten aan wat wellicht een opkomend monotheïsme was, was er geen zo afstompend als dit geloof in zielsverhuizing — de leer van de reïncarnatie van zielen — die uit de Dravidische Dekan kwam. Dit geloof in de vermoeiende, monotone cyclus van herhaalde zielsverhuizingen beroofde de worstelende stervelingen van hun langgekoesterde hoop om in de dood die verlossing en geestelijke vooruitgang te vinden die deel had uitgemaakt van het eerdere Vedische geloof.
1955 94:2.4 This philosophically debilitating teaching was soon followed by the invention of the doctrine of the eternal escape from self by submergence in the universal rest and peace of absolute union with Brahman, the oversoul of all creation. Mortal desire and human ambition were effectually ravished and virtually destroyed. For more than two thousand years the better minds of India have sought to escape from all desire, and thus was opened wide the door for the entrance of those later cults and teachings which have virtually shackled the souls of many Hindu peoples in the chains of spiritual hopelessness. Of all civilizations, the Vedic-Aryan paid the most terrible price for its rejection of the Salem gospel.
1997 94:2.4 Deze filosofisch ondermijnende lering werd spoedig gevolgd door de vinding van de leer van de eeuwige ontsnapping aan het zelf door onderdompeling in de universele rust en vrede van de absolute vereniging met Brahman, de alziel van de gehele schepping. Het verlangen van de sterveling en de menselijke ambitie werden afdoend onteerd en praktisch geheel gedood. Meer dan tweeduizend jaar lang hebben de betere geesten in India getracht om aan alle verlangen te ontkomen, en zo werd de deur wijd open gezet voor de latere culten en vormen van onderricht die de ziel van vele Hindoe-volken bijna geheel in de boeien van geestelijke hopeloosheid hebben geslagen. Van alle beschavingen heeft de Vedisch-Arische de vreselijkste prijs betaald voor de verwerping van het evangelie van Salem.
1955 94:2.5 Caste alone could not perpetuate the Aryan religio-cultural system, and as the inferior religions of the Deccan permeated the north, there developed an age of despair and hopelessness. It was during these dark days that the cult of taking no life arose, and it has ever since persisted. Many of the new cults were frankly atheistic, claiming that such salvation as was attainable could come only by man’s own unaided efforts. But throughout a great deal of all this unfortunate philosophy, distorted remnants of the Melchizedek and even the Adamic teachings can be traced.
1997 94:2.5 Het kastenstelsel alleen kon het Arische religieus-culturele systeem niet in stand houden, en toen de inferieure religies uit de Dekan zich in het noorden verbreidden, brak er een tijdperk van wanhoop en hopeloosheid aan. Het was in deze duistere tijden dat de cultus van het niet doden ontstond, en deze is sindsdien altijd blijven bestaan. Veel van de nieuwe culten waren rechtuit atheïstisch, en beweerden dat het enige bereikbare behoud slechts door ’s mensen eigen inspanningen bewerkt kon worden, zonder hulp van buitenaf. Maar in veel van deze ongelukkige filosofie kunnen vervormde resten van de onderrichtingen van Melchizedek en zelfs van Adam worden aangetroffen.
1955 94:2.6 These were the times of the compilation of the later scriptures of the Hindu faith, the Brahmanas and the Upanishads. Having rejected the teachings of personal religion through the personal faith experience with the one God, and having become contaminated with the flood of debasing and debilitating cults and creeds from the Deccan, with their anthropomorphisms and reincarnations, the Brahmanic priesthood experienced a violent reaction against these vitiating beliefs; there was a definite effort to seek and to find true reality. The Brahmans set out to deanthropomorphize the Indian concept of deity, but in so doing they stumbled into the grievous error of depersonalizing the concept of God, and they emerged, not with a lofty and spiritual ideal of the Paradise Father, but with a distant and metaphysical idea of an all-encompassing Absolute.
1997 94:2.6 Dit waren de tijden waarin de latere geschriften van het Hindoe-geloof, de Brahmana’s en de Upanishads werden gecompileerd. Nadat zij de leringen van een persoonlijke religie door de persoonlijke geloofservaring met de enige God verworpen had, en besmeurd was geraakt met de vloedgolf van degraderende, ondermijnende culten en geloofsovertuigingen uit de Dekan, met hun antropomorfiseringen en hun reïncarnaties, onderging de Brahmaanse priesterkaste een felle reactie tegen deze schadelijke geloofsvormen; er was sprake van een duidelijke poging om ware werkelijkheid te zoeken en te vinden. De Brahmanen maakten zich op om de Indische opvatting van de godheid te ontdoen van antrompomorfe kenmerken, maar hierbij vervielen zij tot de ernstige dwaling dat zij het Godsbegrip van persoonlijkheid ontdeden, en ten slotte kwamen zij uit niet bij een verheven, geestelijk ideaal van de Paradijs-Vader, maar bij een afstandelijk, metafysisch idee van een alomvattend Absolute.
1955 94:2.7 In their efforts at self-preservation the Brahmans had rejected the one God of Melchizedek, and now they found themselves with the hypothesis of Brahman, that indefinite and illusive philosophic self, that impersonal and impotent it which has left the spiritual life of India helpless and prostrate from that unfortunate day to the twentieth century.
1997 94:2.7 Bij hun pogingen tot zelfbehoud hadden de Brahmanen de ene God van Melchizedek verworpen, en nu bleef hun de hypothese van Brahman over, dat onbepaalde, bedrieglijke filosofische zelf, dat onpersoonlijke en impotente het, waardoor het geestelijke leven van India sinds die onfortuinlijke dagen tot aan de twintigste eeuw hulpeloos heeft gekwijnd.
1955 94:2.8 It was during the times of the writing of the Upanishads that Buddhism arose in India. But despite its successes of a thousand years, it could not compete with later Hinduism; despite a higher morality, its early portrayal of God was even less well-defined than was that of Hinduism, which provided for lesser and personal deities. Buddhism finally gave way in northern India before the onslaught of a militant Islam with its clear-cut concept of Allah as the supreme God of the universe.
1997 94:2.8 In de tijden nu dat de Upanishads werden geschreven, kwam het Boeddhisme in India op. Ondanks de successen die het duizend jaar lang boekte, kon het evenwel niet wedijveren met het latere Hindoeïsme; hoewel het een hogere moraal voorstond, was het vroege Godsbeeld van het Boeddhisme nog minder goed omschreven dan dat van het Hindoeïsme, dat voorzag in mindere en persoonlijke godheden. In het noorden van India bezweek het Boeddhisme tenslotte voor de aanvallen van een militante Islam, met zijn scherpomlijnde denkbeeld van Allah als de allerhoogste God van het universum.
3. BRAHMANIC PHILOSOPHY
3. DE BRAHMAANSE FILOSOFIE
1955 94:3.1 While the highest phase of Brahmanism was hardly a religion, it was truly one of the most noble reaches of the mortal mind into the domains of philosophy and metaphysics. Having started out to discover final reality, the Indian mind did not stop until it had speculated about almost every phase of theology excepting the essential dual concept of religion: the existence of the Universal Father of all universe creatures and the fact of the ascending experience in the universe of these very creatures as they seek to attain the eternal Father, who has commanded them to be perfect, even as he is perfect.
1997 94:3.1 Ofschoon de hoogste verschijningsvorm van het Brahmanisme nauwelijks een godsdienst was, was het waarlijk een van de nobelste pogingen van het denken van stervelingen om omhoog te reiken tot in de domeinen van de filosofie en de metafysica. Toen het Indische denken zich er eenmaal toe had gezet om de uiteindelijke werkelijkheid te ontdekken, ging het door tot het over bijna ieder aspect van de theologie had gespeculeerd, behalve het wezenlijke tweevoudige begrip van de religie: het bestaan van de Universele Vader van alle schepselen in het universum, en het feit van de opgaande ervaring in het universum van deze zelfde schepselen terwijl zij de eeuwige Vader trachten te bereiken, die hun heeft opgedragen volmaakt te zijn evenals hijzelf volmaakt is.
1955 94:3.2 In the concept of Brahman the minds of those days truly grasped at the idea of some all-pervading Absolute, for this postulate was at one and the same time identified as creative energy and cosmic reaction. Brahman was conceived to be beyond all definition, capable of being comprehended only by the successive negation of all finite qualities. It was definitely a belief in an absolute, even an infinite, being, but this concept was largely devoid of personality attributes and was therefore not experiencible by individual religionists.
1997 94:3.2 In het denkbeeld van Brahman reikte het denken van die dagen waarlijk naar het idee van een allesdoordringend Absolute, want dit postulaat werd tegelijkertijd als creatieve energie en als kosmische reactie opgevat. Men dacht zich Brahman als boven iedere mogelijkheid tot definitie verheven, en alleen begrijpelijk door het successievelijk ontkennen van alle eindige kwaliteiten. Het was beslist een geloof in een absoluut en zelfs oneindig wezen, maar deze voorstelling was grotendeels verstoken van persoonlijkheidsatrributen en kon daarom niet door individuele gelovigen worden ervaren.
1955 94:3.3 Brahman-Narayana was conceived as the Absolute, the infinite IT IS, the primordial creative potency of the potential cosmos, the Universal Self existing static and potential throughout all eternity. Had the philosophers of those days been able to make the next advance in deity conception, had they been able to conceive of the Brahman as associative and creative, as a personality approachable by created and evolving beings, then might such a teaching have become the most advanced portraiture of Deity on Urantia since it would have encompassed the first five levels of total deity function and might possibly have envisioned the remaining two.
1997 94:3.3 Brahman-Narayana werd opgevat als het Absolute, het oneindige HET IS, de oorspronkelijke creatieve potentie van de potentiële kosmos, het Universele Zelf dat statisch en potentieel in alle eeuwigheid bestaat. Indien de filosofen van die dagen in staat waren geweest de volgende stap te zetten in hun begrip van de godheid, indien zij de Brahman als associatief en creatief hadden kunnen zien, als een persoonlijkheid die door geschapen en evoluerende wezens benaderd kan worden, dan had dergelijk onderricht de meest vooruitstrevende uitbeelding van de Godheid op Urantia kunnen worden, aangezien de eerste vijf niveaus van het totale functioneren van de godheid daarin zouden zijn vervat en de twee resterende niveaus er mogelijkerwijze in hadden kunnen worden voorzien.
1955 94:3.4 In certain phases the concept of the One Universal Oversoul as the totality of the summation of all creature existence led the Indian philosophers very close to the truth of the Supreme Being, but this truth availed them naught because they failed to evolve any reasonable or rational personal approach to the attainment of their theoretic monotheistic goal of Brahman-Narayana.
1997 94:3.4 In bepaalde aspecten bracht het denkbeeld van de Ene Universele Alziel als de totaliteit van de som van het bestaan van alle creaturen de Indische filosofen zeer dicht bij de waarheid van de Allerhoogste, maar deze waarheid baatte hun niets, aangezien zij geen redelijke of rationele persoonlijke benadering ontwikkelden om hun theoretisch monotheïstische doel van Brahman-Narayan te bereiken.
1955 94:3.5 The karma principle of causality continuity is, again, very close to the truth of the repercussional synthesis of all time-space actions in the Deity presence of the Supreme; but this postulate never provided for the co-ordinate personal attainment of Deity by the individual religionist, only for the ultimate engulfment of all personality by the Universal Oversoul.
1997 94:3.5 Het karma-principe van causaliteitscontinuïteit komt eveneens zeer dicht bij de waarheid dat de repercussies van alle daden in ruimte en tijd tot synthese komen in de Godheidstegenwoordigheid van de Allerhoogste; dit postulaat voorzag echter niet in het gelijkwaardig en persoonlijk bereiken van de Godheid door de individuele gelovige, maar alleen in het uiteindelijke verzinken van alle persoonlijkheid in de Universele Alziel.
1955 94:3.6 The philosophy of Brahmanism also came very near to the realization of the indwelling of the Thought Adjusters, only to become perverted through the misconception of truth. The teaching that the soul is the indwelling of the Brahman would have paved the way for an advanced religion had not this concept been completely vitiated by the belief that there is no human individuality apart from this indwelling of the Universal One.
1997 94:3.6 De filosofie van het Brahmanisme kwam ook zeer dicht in de buurt van het besef van de inwoning van de Gedachtenrichters, maar werd misvormd door een misvatting van waarheid. De lering dat de ziel de inwoning is van de Brahman, zou de weg hebben geëffend voor een gevorderde religie, als dit idee niet geheel was gecorrumpeerd door het geloof dat er geen menselijke individualiteit bestaat los van deze inwoning van de Universele Ene.
1955 94:3.7 In the doctrine of the merging of the self-soul with the Oversoul, the theologians of India failed to provide for the survival of something human, something new and unique, something born of the union of the will of man and the will of God. The teaching of the soul’s return to the Brahman is closely parallel to the truth of the Adjuster’s return to the bosom of the Universal Father, but there is something distinct from the Adjuster which also survives, the morontial counterpart of mortal personality. And this vital concept was fatally absent from Brahmanic philosophy.
1997 94:3.7 In de leer van het samensmelten van de ziel van het zelf met de Alziel, voorzagen de theologen van India niet in de overleving van iets menselijks, iets nieuws en unieks, iets dat geboren wordt uit de vereniging van de wil van de mens en de wil van God. Het onderricht dat de ziel terugkeert naar de Brahman loopt dicht parallel aan de waarheid dat de Richter terugkeert naar de boezem van de Universele Vader, maar er is iets dat onderscheiden is van de Richter en eveneens overleeft, de morontiale tegenhanger van de sterfelijke persoonlijkheid. En dit idee, dat van vitaal belang is, ontbrak op fatale wijze aan de Brahmaanse filosofie.
1955 94:3.8 Brahmanic philosophy has approximated many of the facts of the universe and has approached numerous cosmic truths, but it has all too often fallen victim to the error of failing to differentiate between the several levels of reality, such as absolute, transcendental, and finite. It has failed to take into account that what may be finite-illusory on the absolute level may be absolutely real on the finite level. And it has also taken no cognizance of the essential personality of the Universal Father, who is personally contactable on all levels from the evolutionary creature’s limited experience with God on up to the limitless experience of the Eternal Son with the Paradise Father.
1997 94:3.8 De Brahmaanse filosofie is dicht in de buurt gekomen van vele feiten van het universum en is talrijke kosmische waarheden op het spoor gekomen, maar zij is al te dikwijls het slachtoffer geworden van de dwaling dat zij geen onderscheid maakte tussen de verscheidene niveaus der realiteit, zoals het absolute, het transcendentale en het eindige. Zij heeft geen rekening gehouden met het feit dat wat eindig-illusoir kan zijn op het absolute niveau, absoluut werkelijk kan zijn op het eindige niveau. En zij heeft ook geen kennis genomen van de essentiële persoonlijkheid van de Universele Vader, met wie op alle niveaus persoonlijk contact kan worden gemaakt, van de beperkte ervaring van God van het evolutionaire schepsel, tot aan de onbegrensde ervaring van de Eeuwige Zoon met de Paradijs-Vader.
4. THE HINDU RELIGION
4. DE HINDOE-RELIGIE
1955 94:4.1 With the passing of the centuries in India, the populace returned in measure to the ancient rituals of the Vedas as they had been modified by the teachings of the Melchizedek missionaries and crystallized by the later Brahman priesthood. This, the oldest and most cosmopolitan of the world’s religions, has undergone further changes in response to Buddhism and Jainism and to the later appearing influences of Mohammedanism and Christianity. But by the time the teachings of Jesus arrived, they had already become so Occidentalized as to be a “white man’s religion,” hence strange and foreign to the Hindu mind.
1997 94:4.1 Naarmate de eeuwen in India verstreken, keerde het volk enigermate terug tot de oude rituelen van de Veda’s, zoals deze door de leringen van de zendelingen van Melchizedek waren gewijzigd, en uitgekristalliseerd door het latere Brahmaanse priesterdom. Deze oudste en meest kosmopoliete godsdienst ter wereld heeft verdere veranderingen ondergaan in reactie op het Boeddhisme en Jaïnisme en de latere invloeden van het Mohammedanisme en Christendom. Maar tegen de tijd dat de leringen van Jezus doordrongen, waren zij reeds zo verwesterst, dat zij een ‘religie van blanken’ waren geworden, en daardoor voor het Hindoe-denken vreemd en uitheems.
1955 94:4.2 Hindu theology, at present, depicts four descending levels of deity and divinity:
1997 94:4.2 Tegenwoordig worden er in de Hindoe-theologie vier afdalende niveaus van de godheid en goddelijkheid afschilderd:
1997 94:4.3 1. Het Brahman, het Absolute, de Oneindige Ene, de HET IS.
1955 94:4.4 2. The Trimurti, the supreme trinity of Hinduism. In this association Brahma, the first member, is conceived as being self-created out of the Brahman—infinity. Were it not for close identification with the pantheistic Infinite One, Brahma could constitute the foundation for a concept of the Universal Father. Brahma is also identified with fate.
1997 94:4.4 2. De Trimurti, de hoogste triniteit van het Hindoeïsme. In deze associatie wordt Brahma, het eerste lid, opgevat als zelfgeschapen uit de Brahman-oneindigheid. Indien Brahma niet zo nauw samenviel met de pantheïstische Oneindige Ene, zou hij de grondslag kunnen vormen voor een begrip van de Universele Vader. Brahma wordt ook vereenzelvigd met het noodlot.
1955 94:4.5 The worship of the second and third members, Siva and Vishnu, arose in the first millennium after Christ. Siva is lord of life and death, god of fertility, and master of destruction. Vishnu is extremely popular due to the belief that he periodically incarnates in human form. In this way, Vishnu becomes real and living in the imaginations of the Indians. Siva and Vishnu are each regarded by some as supreme over all.
1997 94:4.5 De verering van de tweede en derde leden, Shiva en Vishnu, kwam op in het eerste millennium na Christus. Shiva is de heer van leven en dood, de god van de vruchtbaarheid en de meester van de vernietiging. Vishnu is uiterst geliefd wegens het geloof dat hij periodiek in menselijke vorm incarneert. Op deze wijze wordt Vishnu in de verbeelding van de Indiërs werkelijk en levendig. Shiva en Vishnu worden beiden door sommigen als allerhoogst beschouwd.
1955 94:4.6 3. Vedic and post-Vedic deities. Many of the ancient gods of the Aryans, such as Agni, Indra, and Soma, have persisted as secondary to the three members of the Trimurti. Numerous additional gods have arisen since the early days of Vedic India, and these have also been incorporated into the Hindu pantheon.
1997 94:4.6 3. Vedische en post-Vedische godheden. Vele oude goden van de Ariërs, zoals Agnis, Indra en Soma, zijn blijven voortleven als ondergeschikt aan de drie leden van de Trimurti. Sinds de vroege dagen van het Vedische India zijn er nog talrijke andere goden opgestaan, die eveneens in het Hindoe-pantheon zijn opgenomen.
1955 94:4.7 4. The demigods: supermen, semigods, heroes, demons, ghosts, evil spirits, sprites, monsters, goblins, and saints of the later-day cults.
1997 94:4.7 4. De halfgoden: supermensen, halfgoden, helden, demonen, schimmen, boze geesten, elfen, monsters, kwelgeesten en de heiligen van de latere culten.
1955 94:4.8 While Hinduism has long failed to vivify the Indian people, at the same time it has usually been a tolerant religion. Its great strength lies in the fact that it has proved to be the most adaptive, amorphic religion to appear on Urantia. It is capable of almost unlimited change and possesses an unusual range of flexible adjustment from the high and semimonotheistic speculations of the intellectual Brahman to the arrant fetishism and primitive cult practices of the debased and depressed classes of ignorant believers.
1997 94:4.8 Ofschoon het Hindoeïsme het Indische volk reeds lang niet meer heeft kunnen bezielen, is het terzelfdertijd meestal een verdraagzame religie geweest. Zijn grote kracht ligt in het feit dat het de meest adapatieve, amorfe godsdienst is gebleken die ooit op Urantia is opgekomen. Het is tot bijna onbeperkte veranderingen in staat en kent een ongewone veelheid van buigzame aanpassingsmogelijkheden, variërend van de hoge, semi-monotheïstische bespiegelingen van de intellectuele Brahman, tot het volslagen fetisjisme en de primitieve cultuspraktijken van de gedegeneerde, onderdrukte klassen van onwetende gelovigen.
1955 94:4.9 Hinduism has survived because it is essentially an integral part of the basic social fabric of India. It has no great hierarchy which can be disturbed or destroyed; it is interwoven into the life pattern of the people. It has an adaptability to changing conditions that excels all other cults, and it displays a tolerant attitude of adoption toward many other religions, Gautama Buddha and even Christ himself being claimed as incarnations of Vishnu.
1997 94:4.9 Het Hindoeïsme is blijven bestaan omdat het in wezen een integraal onderdeel is van de elementaire Indische sociale structuur. Het kent geen grote hierarchie die verstoord of vernietigd kan worden: het is verweven met het levenspatroon van de mensen. Het beschikt over een vermogen tot aanpassing aan veranderende omstandigheden waarin het alle andere culten over- treft, en vertoont tegenover vele andere godsdiensten een houding van verdraagzame adoptie, waarbij Gautama Boeddha en zelfs Christus zelve als incarnaties van Vishnu worden opgeëist.
1955 94:4.10 Today, in India, the great need is for the portrayal of the Jesusonian gospel—the Fatherhood of God and the sonship and consequent brotherhood of all men, which is personally realized in loving ministry and social service. In India the philosophical framework is existent, the cult structure is present; all that is needed is the vitalizing spark of the dynamic love portrayed in the original gospel of the Son of Man, divested of the Occidental dogmas and doctrines which have tended to make Michael’s life bestowal a white man’s religion.
1997 94:4.10 Wat India heden ten dage het meeste nodig heeft is de beschrijving van het evangelie van Jezus — het Vaderschap van God en het zoonschap en de daaruit voorvloeiende broederschap van alle mensen, die door personen verwezenlijkt wordt door liefdevol dienstbetoon en maatschappelijke bijstand. In India bestaat het filosofische raam en is de cultusstructuur aanwezig; het enige wat nodig is, is de levenwekkende vonk van de dynamische liefde die wordt uitgebeeld in het oorspronkelijke evangelie van de Zoon des Mensen, ontdaan van de westerse dogma’s en doctrines die van het leven dat Michael op Urantia heeft willen leiden, over het algemeen een religie voor blanken hebben gemaakt.
5. THE STRUGGLE FOR TRUTH IN CHINA
5. DE WORSTELING OM WAARHEID IN CHINA
1955 94:5.1 As the Salem missionaries passed through Asia, spreading the doctrine of the Most High God and salvation through faith, they absorbed much of the philosophy and religious thought of the various countries traversed. But the teachers commissioned by Melchizedek and his successors did not default in their trust; they did penetrate to all peoples of the Eurasian continent, and it was in the middle of the second millennium before Christ that they arrived in China. At See Fuch, for more than one hundred years, the Salemites maintained their headquarters, there training Chinese teachers who taught throughout all the domains of the yellow race.
1997 94:5.1 Op hun tocht door Azië, waarbij zij de leer van de Allerhoogste God en verlossing door geloof verkondigden, namen de zendelingen uit Salem veel in zich op van de filosofie en het religieuze denken van de verschillende landen die zij doortrokken. Maar de leraren die door Melchizedek en zijn opvolgers waren aangesteld verzuimden niet de hun toevertrouwde taak uit te voeren: zij drongen inderdaad door tot alle volken van het Eurazische continent, en halverwege het tweede millennium voor Christus kwamen zij in China aan. Meer dan honderd jaar lang hadden de zendelingen uit Salem hun hoofdkwartier in Sie Foech en hier leidden zij Chinese leraren op die in alle domeinen van het gele ras onderricht gaven.
1955 94:5.2 It was in direct consequence of this teaching that the earliest form of Taoism arose in China, a vastly different religion than the one which bears that name today. Early or proto-Taoism was a compound of the following factors:
1997 94:5.2 Als direct gevolg van dit onderricht ontstond in China de vroegste vorm van het Taoïsme, een religie die zeer verschillend was van de godsdienst die tegenwoordig deze naam draagt. Het vroege of proto-Taoïsme was een samenstelling van de volgende factoren:
1955 94:5.3 1. The lingering teachings of Singlangton, which persisted in the concept of Shang-ti, the God of Heaven. In the times of Singlangton the Chinese people became virtually monotheistic; they concentrated their worship on the One Truth, later known as the Spirit of Heaven, the universe ruler. And the yellow race never fully lost this early concept of Deity, although in subsequent centuries many subordinate gods and spirits insidiously crept into their religion.
1997 94:5.3 1. De restanten van de leringen van Singlangton, die voortleefden in het begrip Shang-ti, de God des Hemels. In de dagen van Singlangton werd het Chinese volk vrijwel mono- theïstisch; de godsverering werd geconcentreerd op de Ene Waarheid, die later bekend werd als de Geest des Hemels, de heerser van het universum. Het gele ras heeft dit vroege begrip van de Godheid nooit geheel verloren, hoewel er in latere eeuwen vele ondergeschikte goden en geesten langs een achterdeur hun godsdienst zijn binnengeslopen.
1955 94:5.4 2. The Salem religion of a Most High Creator Deity who would bestow his favor upon mankind in response to man’s faith. But it is all too true that, by the time the Melchizedek missionaries had penetrated to the lands of the yellow race, their original message had become considerably changed from the simple doctrines of Salem in the days of Machiventa.
1997 94:5.4 2. De religie van Salem van een Allerhoogste Schepper-Godheid die zijn gunst aan het mensdom wilde verlenen in antwoord op ’s mensen geloof. Het is echter maar al te waar dat tegen de tijd dat de zendelingen van Melchizedek de landen van het gele ras bereikt hadden, hun oorspronkelijke boodschap aanzienlijk was gaan afwijken van de eenvoudige leerstellingen van Salem in de dagen van Machiventa.
1955 94:5.5 3. The Brahman-Absolute concept of the Indian philosophers, coupled with the desire to escape all evil. Perhaps the greatest extraneous influence in the eastward spread of the Salem religion was exerted by the Indian teachers of the Vedic faith, who injected their conception of the Brahman—the Absolute—into the salvationistic thought of the Salemites.
1997 94:5.5 3. Het begrip van het Brahman-Absolute van de Indische filosofen, gekoppeld aan het verlangen om aan alle kwaad te ontkomen. Misschien was de grootste externe invloed op de verspreiding van de religie van Salem wel die van de Indische leraren van het Vedische geloof, die hun opvatting van de Brahman — het Absolute — in het heilsdenken van de Salemieten invoerden.
1955 94:5.6 This composite belief spread through the lands of the yellow and brown races as an underlying influence in religio-philosophic thought. In Japan this proto-Taoism was known as Shinto, and in this country, far-distant from Salem of Palestine, the peoples learned of the incarnation of Machiventa Melchizedek, who dwelt upon earth that the name of God might not be forgotten by mankind.
1997 94:5.6 Dit samengestelde geloof verbreidde zich door de landen van het gele en het bruine ras als een onderliggende invloed in het religieus-filosofische denken. In Japan was dit proto-Taoïsme bekend als Shinto, en in dit land, ver van Salem in Palestina, hoorden de volkeren over de incarnatie van Machiventa Melchizedek, die op aarde woonde opdat de naam van God niet door de mensheid vergeten zou worden.
1955 94:5.7 In China all of these beliefs were later confused and compounded with the ever-growing cult of ancestor worship. But never since the time of Singlangton have the Chinese fallen into helpless slavery to priestcraft. The yellow race was the first to emerge from barbaric bondage into orderly civilization because it was the first to achieve some measure of freedom from the abject fear of the gods, not even fearing the ghosts of the dead as other races feared them. China met her defeat because she failed to progress beyond her early emancipation from priests; she fell into an almost equally calamitous error, the worship of ancestors.
1997 94:5.7 In China werden al deze vormen van geloof verward en vermengd met de steeds groeiende cultus van de voorouderverering. Sinds de tijd van Singlangton zijn de Chinezen echter nooit tot hulpeloze slavernij aan een priesterdom vervallen. Het gele ras is als eerste uit barbaarse onderworpenheid tot een ordelijke civilisatie gekomen, omdat het zich als eerste enigermate bevrijdde van de abjecte vrees voor de goden, en de schimmen van de doden zelfs niet vreesde, zoals andere volken dit deden. De ontwikkeling van China strandde omdat er geen verdere vooruitgang werd geboekt nadat het zich al vroeg had vrijgemaakt van de priesters; het verviel tot een bijna even rampzalige dwaling, de verering der voorouders.
1955 94:5.8 But the Salemites did not labor in vain. It was upon the foundations of their gospel that the great philosophers of sixth-century China built their teachings. The moral atmosphere and the spiritual sentiments of the times of Lao-tse and Confucius grew up out of the teachings of the Salem missionaries of an earlier age.
1997 94:5.8 Maar de Salemieten arbeidden niet vergeefs. Het was hun evangelie dat de grondslag vormde voor de leringen van de grote filosofen van het China van de zesde eeuw. Het morele klimaat en de geestelijke gevoelens van de dagen van Lao-tse en Confucius kwamen voort uit de leringen van de zendelingen uit Salem van een vroeger tijdperk.
6. LAO-TSE AND CONFUCIUS
6. LAO-TSE EN CONFUCIUS
1955 94:6.1 About six hundred years before the arrival of Michael, it seemed to Melchizedek, long since departed from the flesh, that the purity of his teaching on earth was being unduly jeopardized by general absorption into the older Urantia beliefs. It appeared for a time that his mission as a forerunner of Michael might be in danger of failing. And in the sixth century before Christ, through an unusual co-ordination of spiritual agencies, not all of which are understood even by the planetary supervisors, Urantia witnessed a most unusual presentation of manifold religious truth. Through the agency of several human teachers the Salem gospel was restated and revitalized, and as it was then presented, much has persisted to the times of this writing.
1997 94:6.1 Ongeveer zeshonderd jaar voor de komst van Michael, kwam het Melchizedek, reeds lang verscheiden uit het vlees, voor dat de zuiverheid van zijn onderricht op aarde zeer in gevaar kwam doordat het geheel geabsorbeerd raakte door de oudere geloofsovertuigingen op Urantia. Een tijd lang leek het dat zijn zending als voorloper van Michael gevaar liep te mislukken. En in de zesde eeuw voor Christus beleefde Urantia een hoogst ongebruikelijke schenking van religieuze waarheid van velerlei aard, door een ongewone coördinatie van geestelijke instanties die zelfs door de planetaire toezichthouders niet alle worden begrepen. Door tussenkomst van meerdere menselijke leraren werd het evangelie van Salem opnieuw geformuleerd en tot nieuw leven gebracht, en in de vorm waarin het toen werd aangeboden, heeft het grotendeels standgehouden tot aan de tijd van dit geschrift.
1955 94:6.2 This unique century of spiritual progress was characterized by great religious, moral, and philosophic teachers all over the civilized world. In China, the two outstanding teachers were Lao-tse and Confucius.
1997 94:6.2 Deze unieke eeuw van geestelijke vooruitgang werd gekenmerkt door grote religieuze, ethische en filosofische leraren die in de gehele geciviliseerde wereld optraden. In China waren de twee eminente leraren Lao-tse en Confucius.
1955 94:6.3 Lao-tse built directly upon the concepts of the Salem traditions when he declared Tao to be the One First Cause of all creation. Lao was a man of great spiritual vision. He taught that man’s eternal destiny was “everlasting union with Tao, Supreme God and Universal King.” His comprehension of ultimate causation was most discerning, for he wrote: “Unity arises out of the Absolute Tao, and from Unity there appears cosmic Duality, and from such Duality, Trinity springs forth into existence, and Trinity is the primal source of all reality.” “All reality is ever in balance between the potentials and the actuals of the cosmos, and these are eternally harmonized by the spirit of divinity.”
1997 94:6.3 Lao-tse bouwde rechtstreeks voort op de ideeën uit de tradities van Salem toen hij verklaarde dat Tao de Ene Eerste Oorzaak van de gehele schepping was. Lao was een man met een grote geestelijke visie. Hij onderrichtte dat ‘de eeuwige bestemming van de mens de eeuwigdurende vereniging was met Tao, Oppermachtig God en Universele Koning.’ Hij had een zeer scherpzinnig begrip van de ultieme oorzakelijkheid, want hij schreef: ‘Eenheid komt voort uit de Absolute Tao, en uit de Eenheid verschijnt kosmische Dualiteit, en uit een zodanige Dualiteit ontspringt Triniteit, en Triniteit is de oerbron van alle werkelijkheid.’ ‘Alle realiteit is steeds in evenwicht tussen de potentiële en de actuele werkelijkheden van de kosmos, en deze worden voor immer geharmoniseerd door de geest van goddelijkheid.’
1955 94:6.4 Lao-tse also made one of the earliest presentations of the doctrine of returning good for evil: “Goodness begets goodness, but to the one who is truly good, evil also begets goodness.”
1997 94:6.4 Van Lao-tse stamt eveneens een van de vroegste formuleringen van de leer dat het kwade vergolden moet worden met het goede: ‘Goedheid gewint goedheid, maar voor hem die waarlijk goed is, gewint ook het kwade goedheid.’
1955 94:6.5 He taught the return of the creature to the Creator and pictured life as the emergence of a personality from the cosmic potentials, while death was like the returning home of this creature personality. His concept of true faith was unusual, and he too likened it to the “attitude of a little child.”
1997 94:6.5 Hij leerde dat het schepsel naar de Schepper terugkeert en beeldde het leven uit als het tevoorschijn treden van een persoonlijkheid uit het kosmische potentieel, terwijl de dood leek op de terugkeer naar huis van deze geschapen persoonlijkheid. Zijn begrip van waar geloof was ongewoon, en ook hij vergeleek het met de ‘houding van een klein kind.’
1955 94:6.6 His understanding of the eternal purpose of God was clear, for he said: “The Absolute Deity does not strive but is always victorious; he does not coerce mankind but always stands ready to respond to their true desires; the will of God is eternal in patience and eternal in the inevitability of its expression.” And of the true religionist he said, in expressing the truth that it is more blessed to give than to receive: “The good man seeks not to retain truth for himself but rather attempts to bestow these riches upon his fellows, for that is the realization of truth. The will of the Absolute God always benefits, never destroys; the purpose of the true believer is always to act but never to coerce.”
1997 94:6.6 Hij had een duidelijk begrip van het eeuwige voornemen van God, want hij zei: ‘De Absolute Godheid spant zich niet in, maar overwint altijd; hij dwingt de mensheid niet, maar staat altijd klaar om aan ’s mensen ware verlangens tegemoet te komen; de wil Gods is eeuwig in geduld en eeuwig in onvermijdelijkheid van uitdrukking.’ En toen hij de waarheid uitsprak dat het gezegender is te geven dan te ontvangen, zei hij over de ware gelovige: ‘De goede mens tracht niet de waarheid voor zichzelf te houden, maar veeleer deze rijkdommen aan zijn medemensen te schenken, want dit is de verwezenlijking van waarheid. De wil van de Absolute God is immer weldadig en vernietigt nooit; de ware gelovige stelt zich ten doel om altijd te handelen maar nooit te dwingen.’
1955 94:6.7 Lao’s teaching of nonresistance and the distinction which he made between action and coercion became later perverted into the beliefs of “seeing, doing, and thinking nothing.” But Lao never taught such error, albeit his presentation of nonresistance has been a factor in the further development of the pacific predilections of the Chinese peoples.
1997 94:6.7 Lao’s leer van geweldloosheid en het onderscheid dat hij maakte tussen handeling en dwang werden later geperverteerd tot de geloofsovertuigingen van het ‘zien, doen en denken van niets.’ Maar Lao heeft deze dwaling nooit onderricht, alhoewel zijn onderricht van geweldloosheid wel een factor is geweest in de verdere ontwikkeling van de voorkeur voor vreedzaamheid van de Chinese volken.
1955 94:6.8 But the popular Taoism of twentieth-century Urantia has very little in common with the lofty sentiments and the cosmic concepts of the old philosopher who taught the truth as he perceived it, which was: That faith in the Absolute God is the source of that divine energy which will remake the world, and by which man ascends to spiritual union with Tao, the Eternal Deity and Creator Absolute of the universes.
1997 94:6.8 Doch het populaire Taoïsme van het twintigste-eeuwse Urantia heeft zeer weinig gemeen met de verheven gevoelens en kosmische denkbeelden van de oude filosoof die de waarheid onderrichtte zoals hij deze zag, namelijk dat geloof in de Absolute God de bron is van die goddelijke energie die de wereld nieuw zal maken, en waardoor de mens opklimt tot geestelijke vereniging met Tao, de eeuwige Godheid en Absolute Schepper van de Universa.
1955 94:6.9 Confucius (Kung Fu-tze) was a younger contemporary of Lao in sixth-century China. Confucius based his doctrines upon the better moral traditions of the long history of the yellow race, and he was also somewhat influenced by the lingering traditions of the Salem missionaries. His chief work consisted in the compilation of the wise sayings of ancient philosophers. He was a rejected teacher during his lifetime, but his writings and teachings have ever since exerted a great influence in China and Japan. Confucius set a new pace for the shamans in that he put morality in the place of magic. But he built too well; he made a new fetish out of order and established a respect for ancestral conduct that is still venerated by the Chinese at the time of this writing.
1997 94:6.9 Confucius (Kung Fu-tze) was een jongere tijdgenoot van Lao in het China van de zesde eeuw voor Christus. Confucius baseerde zijn leringen op de betere ethische tradities uit de lange geschiedenis van het gele ras, en ook was hij enigszins beïnvloed door de overgebleven tradities van de zendelingen uit Salem. Zijn hoofdwerk bestond uit het verzamelen van de wijze uitspraken van oude filosofen. Tijdens zijn leven werd hij als leraar verworpen, maar zijn geschriften en onderrichtingen hebben nadien altijd grote invloed uitgeoefend in China en Japan. Confucius gaf een nieuwe toon aan voor de sjamanen, doordat hij ethiek in de plaats stelde van magie. Maar hij bouwde te hecht: hij maakte een nieuwe fetisj van orde en stelde een respect voor het voorouderlijk gedrag in, dat de Chinezen ten tijde van dit geschrift nog steeds in ere houden.
1955 94:6.10 The Confucian preachment of morality was predicated on the theory that the earthly way is the distorted shadow of the heavenly way; that the true pattern of temporal civilization is the mirror reflection of the eternal order of heaven. The potential God concept in Confucianism was almost completely subordinated to the emphasis placed upon the Way of Heaven, the pattern of the cosmos.
1997 94:6.10 De Confuciaanse prediking van ethiek was gebaseerd op de theorie dat de weg op aarde de misvormde schaduw is van de hemelse weg; dat het ware patroon van de wereldse civilisatie een afspiegeling is van de eeuwige orde des hemels. Het potentiële Godsbegrip in het Confucianisme werd bijna geheel ondergeschikt gemaakt aan het benadrukken van de Weg des Hemels, het patroon van de kosmos.
1955 94:6.11 The teachings of Lao have been lost to all but a few in the Orient, but the writings of Confucius have ever since constituted the basis of the moral fabric of the culture of almost a third of Urantians. These Confucian precepts, while perpetuating the best of the past, were somewhat inimical to the very Chinese spirit of investigation that had produced those achievements which were so venerated. The influence of these doctrines was unsuccessfully combated both by the imperial efforts of Ch’in Shih Huang Ti and by the teachings of Mo Ti, who proclaimed a brotherhood founded not on ethical duty but on the love of God. He sought to rekindle the ancient quest for new truth, but his teachings failed before the vigorous opposition of the disciples of Confucius.
1997 94:6.11 Behalve enkele mensen in het Oosten kent niemand meer de onderrichtingen van Lao, maar de geschriften van Confucius hebben sindsdien altijd de ondergrond gevormd van het morele weefsel der cultuur van bijna een derde deel van de bewoners van Urantia. Deze Confuciaanse leringen die het beste uit het verleden deden voortleven, stonden op enigszins gespannen voet met de Chinese onderzoekende geest, waardoor juist de prestaties waren geleverd die zozeer werden vereerd. De invloed van deze leringen werd zonder succes bestreden zowel door de keizerlijke inspanningen van Ch’in Shih Huang Ti als door de leringen van Mo Ti, die een broederschap verkondigde die niet op ethische plicht was gebaseerd, maar op de liefde voor God. Hij trachtte het oude zoeken naar nieuwe waarheid nieuw leven in de blazen, maar zijn onderrichtingen waren niet opgewassen tegen de krachtige tegenstand van de leerlingen van Confucius.
1955 94:6.12 Like many other spiritual and moral teachers, both Confucius and Lao-tse were eventually deified by their followers in those spiritually dark ages of China which intervened between the decline and perversion of the Taoist faith and the coming of the Buddhist missionaries from India. During these spiritually decadent centuries the religion of the yellow race degenerated into a pitiful theology wherein swarmed devils, dragons, and evil spirits, all betokening the returning fears of the unenlightened mortal mind. And China, once at the head of human society because of an advanced religion, then fell behind because of temporary failure to progress in the true path of the development of that God-consciousness which is indispensable to the true progress, not only of the individual mortal, but also of the intricate and complex civilizations which characterize the advance of culture and society on an evolutionary planet of time and space.
1997 94:6.12 Evenals vele andere geestelijke en zedelijke leraren, werden Confucius en Lao-tse door hun volgelingen beiden tenslotte vergoddelijkt tijdens de geestelijk duistere eeuwen in China tussen het verval en de vervorming van het Taoïstische geloof en de komst van de Boeddhistische zendelingen uit India. In deze geestelijk decadente eeuwen degenereerde de religie van het gele ras tot een erbarmelijke theologie vol duivels, draken en boze geesten, als even zovele tekenen dat de angsten van het onverlichte bewustzijn van stervelingen waren teruggekeerd. En China, dat ten gevolge van een vooruitstrevende godsdienst eens aan het hoofd van de menselijke samenleving had gestaan, viel toen terug omdat het tijdelijk geen voortgang maakte op het ware pad van de ontwikkeling van dat Godsbewustzijn dat onmisbaar is voor ware vooruitgang, niet alleen van de individuele sterveling, maar ook van de ingewikkelde, samengestelde beschavingen die kenmerkend zijn voor het voortschrijden van de cultuur en de samenleving op een evolutionaire planeet in tijd en ruimte.
7. GAUTAMA SIDDHARTHA
7. GAUTAMA SIDDHARTHA
1955 94:7.1 Contemporary with Lao-tse and Confucius in China, another great teacher of truth arose in India. Gautama Siddhartha was born in the sixth century before Christ in the north Indian province of Nepal. His followers later made it appear that he was the son of a fabulously wealthy ruler, but, in truth, he was the heir apparent to the throne of a petty chieftain who ruled by sufferance over a small and secluded mountain valley in the southern Himalayas.
1997 94:7.1 Gelijktijdig met Lao-tse en Confucius in China, stond er ook een grote leraar van waarheid op in India. Gautama Siddhartha werd in de zesde eeuw voor Christus geboren in de provincie Nepal in het noorden van India. Zijn volgelingen deden het later voorkomen alsof hij de zoon was van een fabuleus rijk heerser, maar in werkelijkheid was hij de troonopvolger van een onbetekenend stamhoofd die geduld werd als heerser over een kleine, afgelegen bergvallei in het zuiden van de Himalaya.
1955 94:7.2 Gautama formulated those theories which grew into the philosophy of Buddhism after six years of the futile practice of Yoga. Siddhartha made a determined but unavailing fight against the growing caste system. There was a lofty sincerity and a unique unselfishness about this young prophet prince that greatly appealed to the men of those days. He detracted from the practice of seeking individual salvation through physical affliction and personal pain. And he exhorted his followers to carry his gospel to all the world.
1997 94:7.2 Gautama formuleerde de theorieën die de filosofie van het Boeddhisme zouden worden, nadat hij zich zes jaar lang had beziggehouden met de vruchteloze beoefening van yoga. Siddhartha streed vastberaden maar vergeefs tegen het groeiende kastenstelsel. Deze jonge profeet-prins was van een verheven oprechtheid en unieke onbaatzuchtigheid, waardoor de mensen van zijn dagen zeer werden aangetrokken. Hij keerde zich af van de praktijk van het zoeken van individuele verlossing door middel van lichamelijke kwellingen en persoonlijke pijn. Bovendien riep hij zijn volgelingen op om zijn evangelie over de gehele wereld uit te dragen.
1955 94:7.3 Amid the confusion and extreme cult practices of India, the saner and more moderate teachings of Gautama came as a refreshing relief. He denounced gods, priests, and their sacrifices, but he too failed to perceive the personality of the One Universal. Not believing in the existence of individual human souls, Gautama, of course, made a valiant fight against the time-honored belief in transmigration of the soul. He made a noble effort to deliver men from fear, to make them feel at ease and at home in the great universe, but he failed to show them the pathway to that real and supernal home of ascending mortals—Paradise—and to the expanding service of eternal existence.
1997 94:7.3 Te midden van de verwarring en de extreme cultuspraktijken van India, kwamen de gezondere, gematigde onderrichtingen van Gautama als een verfrissende verlichting. Hij stelde goden, priesters en hun offeranden aan de kaak, maar ook hij zag niet in dat de Ene Universele een persoonlijkheid is. Omdat hij niet geloofde in het bestaan van individuele menselijke zielen, voerde Gautama natuurlijk moedig strijd tegen het aloude geloof in de zielsverhuizing. Hij spande zich op nobele wijze in om de mensen te verlossen van vrees, om hen zich behaaglijk en thuis te laten voelen in het grote universum, maar hij wees hun niet de weg naar het werkelijke hemelse thuis van opklimmende stervelingen — het Paradijs — en naar de zich ontvouwende dienstbaarheid in het eeuwige bestaan.
1955 94:7.4 Gautama was a real prophet, and had he heeded the instruction of the hermit Godad, he might have aroused all India by the inspiration of the revival of the Salem gospel of salvation by faith. Godad was descended through a family that had never lost the traditions of the Melchizedek missionaries.
1997 94:7.4 Gautama was een echte profeet en indien hij acht had geslagen op het onderricht van de kluizenaar Godad, zou hij wellicht heel India hebben opgewekt door de inspiratie die de herleving van het evangelie van Salem over verlossing door geloof betekend zou hebben. Godad stamde af van een familie die de overleveringen van de zendelingen van Melchizedek alijd had bewaard.
1955 94:7.5 At Benares Gautama founded his school, and it was during its second year that a pupil, Bautan, imparted to his teacher the traditions of the Salem missionaries about the Melchizedek covenant with Abraham; and while Siddhartha did not have a very clear concept of the Universal Father, he took an advanced stand on salvation through faith—simple belief. He so declared himself before his followers and began sending his students out in groups of sixty to proclaim to the people of India “the glad tidings of free salvation; that all men, high and low, can attain bliss by faith in righteousness and justice.”
1997 94:7.5 In Benares stichtte Gautama zijn school, en in het tweede jaar van het bestaan van deze school onthulde een leerling, Bautan, zijn leraar de overleveringen van de zendelingen uit Salem over het verbond van Melchizedek met Abraham. En ofschoon Siddhartha niet een zeer duidelijk denkbeeld had van de Universele Vader, nam hij een vooruitstrevend standpunt in ten opzichte van verlossing door geloof — eenvoudig geloof. Hij sprak zich in deze zin uit tegenover zijn volgelingen en begon zijn leerlingen in groepen van zestig uit te zenden om het volk van India kond te doen van ‘de blijde tijding van vrije verlossing; dat alle mensen, hoog en laag, gelukzaligheid kunnen bereiken door geloof in rechtvaardigheid en gerechtigheid.’
1955 94:7.6 Gautama’s wife believed her husband’s gospel and was the founder of an order of nuns. His son became his successor and greatly extended the cult; he grasped the new idea of salvation through faith but in his later years wavered regarding the Salem gospel of divine favor through faith alone, and in his old age his dying words were, “Work out your own salvation.”
1997 94:7.6 Gautama’s vrouw geloofde in het evangelie van haar echtgenoot en stichtte een nonnenorde. Zijn zoon werd zijn opvolger en breidde de cultus sterk uit; hij begreep het nieuwe idee van verlossing door geloof wel, maar in zijn latere leven werd hij onzeker over het Salem-evangelie dat goddelijke gunst wordt verworven door geloof alleen, en toen hij als een oud man stierf, waren zijn laatste woorden: ‘Bewerk uw eigen verlossing.’
1955 94:7.7 When proclaimed at its best, Gautama’s gospel of universal salvation, free from sacrifice, torture, ritual, and priests, was a revolutionary and amazing doctrine for its time. And it came surprisingly near to being a revival of the Salem gospel. It brought succor to millions of despairing souls, and notwithstanding its grotesque perversion during later centuries, it still persists as the hope of millions of human beings.
1997 94:7.7 Toen het op de beste wijze werd verkondigd, was Gautama’s evangelie van universele verlossing, zonder offeranden, kwellingen, ritueel en priesters, een voor die tijd revolutionaire, verbazingwekkende leer. En het scheelde maar verrassend weinig of het was een herleving van het evangelie van Salem geworden. Het gaf steun aan miljoenen wanhopige zielen en niettegenstaande de groteske vervormingen in latere eeuwen, is het nog steeds de hoop van miljoenen mensen.
1955 94:7.8 Siddhartha taught far more truth than has survived in the modern cults bearing his name. Modern Buddhism is no more the teachings of Gautama Siddhartha than is Christianity the teachings of Jesus of Nazareth.
1997 94:7.8 Siddhartha onderrichtte veel meer waarheid dan is overgeleverd in de moderne culten die zijn naam dragen. Het moderne Boeddhisme is evenmin het onderricht van Gautama Siddhartha als het Christendom het onderricht van Jezus van Nazaret is.
8. THE BUDDHIST FAITH
8. HET BOEDDHISTISCHE GELOOF
1955 94:8.1 To become a Buddhist, one merely made public profession of the faith by reciting the Refuge: “I take my refuge in the Buddha; I take my refuge in the Doctrine; I take my refuge in the Brotherhood.”
1997 94:8.1 Om Boeddhist te worden deed men eenvoudig openbaar belijdenis van het geloof door het reciteren van de Toevlucht: ‘Ik neem mijn toevlucht tot de Boeddha; ik neem mijn toevlucht tot de Leer; ik neem mijn toevlucht tot de Broederschap.’
1955 94:8.2 Buddhism took origin in a historic person, not in a myth. Gautama’s followers called him Sasta, meaning master or teacher. While he made no superhuman claims for either himself or his teachings, his disciples early began to call him the enlightened one, the Buddha; later on, Sakyamuni Buddha.
1997 94:8.2 Het Boeddhisme is ontsprongen aan een historische persoon, niet aan een mythe. Gautama’s volgelingen noemden hem Sasta, hetgeen meester of leraar betekent. Hoewel hij geen aanspraken maakte op bovenmenselijkheid, noch voor zichzelf, noch voor zijn onderricht, begonnen zijn disci-pelen hem reeds vroeg de verlichte te noemen, de Boeddha; later werd dit Sakyamuni Boeddha.
1955 94:8.3 The original gospel of Gautama was based on the four noble truths:
1997 94:8.3 Het oorspronkelijke Evangelie van Gautama was gebaseerd op vier edele waarheden:
1955 94:8.7 4. The way to the destruction of suffering.
1997 94:8.7 4. de weg naar de vernietiging van het lijden.
1955 94:8.8 Closely linked to the doctrine of suffering and the escape therefrom was the philosophy of the Eightfold Path: right views, aspirations, speech, conduct, livelihood, effort, mindfulness, and contemplation. It was not Gautama’s intention to attempt to destroy all effort, desire, and affection in the escape from suffering; rather was his teaching designed to picture to mortal man the futility of pinning all hope and aspirations entirely on temporal goals and material objectives. It was not so much that love of one’s fellows should be shunned as that the true believer should also look beyond the associations of this material world to the realities of the eternal future.
1997 94:8.8 Nauw verbonden met de leer van het lijden en het ontkomen daaraan was de filosofie van het Achtvoudige Pad: juiste zienswijzen en strevingen, het juiste spreken, gedrag en leven, de juiste inspanning, bedachtzaamheid en contemplatie. Het was niet Gautama’s bedoeling bij de poging aan het lijden te ontkomen, alle inspanning, verlangen en genegenheid uit te bannen. Zijn leer had veeleer de bedoeling de sterfelijke mens duidelijk te maken dat het vruchteloos is alle hoop en aspiraties geheel op wereldse doelstellingen en materiële oogmerken te richten. Hij bedoelde niet zozeer dat liefde voor de medemens vermeden diende te worden, als dat de ware gelovige zijn blik ook over de verbintenissen van deze materiële wereld heen moest richten op de werkelijkheden van de eeuwige toekomst.
1955 94:8.9 The moral commandments of Gautama’s preachment were five in number:
1997 94:8.9 De ethische geboden die Gautama predikte waren vijf in getal:
1955 94:8.14 5. You shall not drink intoxicating liquors.
1997 94:8.14 5. ge zult geen bedwelmende dranken drinken.
1955 94:8.15 There were several additional or secondary commandments, whose observance was optional with believers.
1997 94:8.15 Er waren verscheidene bijkomende of secundaire geboden die de gelovigen naar eigen keuze in acht konden nemen.
1955 94:8.16 Siddhartha hardly believed in the immortality of the human personality; his philosophy only provided for a sort of functional continuity. He never clearly defined what he meant to include in the doctrine of Nirvana. The fact that it could theoretically be experienced during mortal existence would indicate that it was not viewed as a state of complete annihilation. It implied a condition of supreme enlightenment and supernal bliss wherein all fetters binding man to the material world had been broken; there was freedom from the desires of mortal life and deliverance from all danger of ever again experiencing incarnation.
1997 94:8.16 Siddhartha geloofde eigenlijk niet in de onsterfelijkheid van de menselijke persoonlijkheid, zijn filosofie voorzag alleen in een soort functionele continuïteit. Hij heeft nooit duidelijk gedefinieerd wat hij wilde opnemen in de leer van het Nirvana. Het feit dat het in theorie tijdens het sterfelijk bestaan ervaren kon worden, lijkt erop te duiden dat hij het niet zag als een staat van volledige vernietiging. Het hield een toestand in van opperste verlichting en hemelse gelukzaligheid, waarin alle boeien die de mens aan de materiële wereld binden verbroken waren; er was daar bevrijding van de verlangens van het sterfelijke leven en verlossing van alle gevaar om ooit opnieuw incarnatie te moeten ondergaan.
1955 94:8.17 According to the original teachings of Gautama, salvation is achieved by human effort, apart from divine help; there is no place for saving faith or prayers to superhuman powers. Gautama, in his attempt to minimize the superstitions of India, endeavored to turn men away from the blatant claims of magical salvation. And in making this effort, he left the door wide open for his successors to misinterpret his teaching and to proclaim that all human striving for attainment is distasteful and painful. His followers overlooked the fact that the highest happiness is linked with the intelligent and enthusiastic pursuit of worthy goals, and that such achievements constitute true progress in cosmic self-realization.
1997 94:8.17 Volgens de oorspronkelijke leringen van Gautama wordt verlossing bereikt door de inspanning van de mens, los van goddelijke hulp; er is geen ruimte voor reddend geloof of gebeden tot bovenmenselijke machten. Bij zijn pogingen om de Indische vormen van bijgeloof terug te dringen, trachtte Gautama de mensen ertoe te brengen zich af te wenden van de schaamteloze beweringen over magische verlossing. En door deze poging liet hij voor zijn opvolgers de deur wijd open om zijn onderricht verkeerd te vertolken en te verkondigen dat alle streven van de mens om iets te bereiken weerzinwekkend en pijnlijk is. Zijn volgelingen hadden geen oog voor het feit dat het hoogste geluk verbonden is met het intelligent en enthousiast najagen van waardevolle doeleinden, en dat het bereiken daarvan ware vooruitgang vormt in kosmische zelfverwerkelijking.
1955 94:8.18 The great truth of Siddhartha’s teaching was his proclamation of a universe of absolute justice. He taught the best godless philosophy ever invented by mortal man; it was the ideal humanism and most effectively removed all grounds for superstition, magical rituals, and fear of ghosts or demons.
1997 94:8.18 De grote waarheid in het onderricht van Siddhartha was zijn verkondiging dat het universum absoluut rechtvaardig is. Hij onderrichtte de beste godloze filosofie die de sterfelijke mens ooit heeft bedacht. Zijn leer was het ideale humanisme en nam op zeer efficiënte wijze alle redenen weg tot bijgeloof, magische rituelen en de vrees voor geesten of demonen.
1955 94:8.19 The great weakness in the original gospel of Buddhism was that it did not produce a religion of unselfish social service. The Buddhistic brotherhood was, for a long time, not a fraternity of believers but rather a community of student teachers. Gautama forbade their receiving money and thereby sought to prevent the growth of hierarchal tendencies. Gautama himself was highly social; indeed, his life was much greater than his preachment.
1997 94:8.19 De grote zwakte in het oorspronkelijke evangelie van het Boeddhisme was dat het geen religie heeft voortgebracht die onbaatzuchtig maatschappelijk dienstbetoon nastreefde. De boeddhistische broederschap was lange tijd niet een broederschap van gelovigen, maar veeleer een gemeenschap van leraren in opleiding. Gautama verbood hun geld in ontvangst te nemen en trachtte hierdoor de groei van hiërachische tendensen te voorkomen. Zelf was Gautama in hoge mate sociaalvoelend, zijn leven was inderdaad veel grootser dan zijn prediking.
9. THE SPREAD OF BUDDHISM
9. DE VERBREIDING VAN HET BOEDDHISME
1955 94:9.1 Buddhism prospered because it offered salvation through belief in the Buddha, the enlightened one. It was more representative of the Melchizedek truths than any other religious system to be found throughout eastern Asia. But Buddhism did not become widespread as a religion until it was espoused in self-protection by the low-caste monarch Asoka, who, next to Ikhnaton in Egypt, was one of the most remarkable civil rulers between Melchizedek and Michael. Asoka built a great Indian empire through the propaganda of his Buddhist missionaries. During a period of twenty-five years he trained and sent forth more than seventeen thousand missionaries to the farthest frontiers of all the known world. In one generation he made Buddhism the dominant religion of one half the world. It soon became established in Tibet, Kashmir, Ceylon, Burma, Java, Siam, Korea, China, and Japan. And generally speaking, it was a religion vastly superior to those which it supplanted or upstepped.
1997 94:9.1 Het Boeddhisme bloeide omdat het verlossing bood door geloof in de Boeddha, de verlichte. Het gaf een beter beeld van de waarheden van Melchizedek dan enig ander religieus systeem dat waar dan ook in Oost-Azië wordt gevonden. Maar het Boeddhisme raakte als godsdienst pas wijdverbreid, toen het als zelfbescherming was omhelsd door de monarch Asjoka die van een lage kaste was, en naast Ichnaton in Egypte, een van de opmerkelijkste niet-militaire heersers tussen Melchizedek en Michael. Asjoka bouwde een groot Indisch rijk op door de propaganda van zijn Boeddhistische zendelingen. Gedurende een periode van vijfentwintig jaar leidde hij meer dan zeventienduizend zendelingen op, die hij naar de verste grenzen van de gehele bekende wereld uitzond. Hij maakte het Boeddhisme in één generatie tot de heersende godsdienst van de halve wereld. Het schoot wortel in Tibet, Kashmir, Ceylon, Birma, Java, Siam, Korea, China en Japan. En in het algemeen gesproken was het als godsdienst oneindig superieur aan de religies die het verdrong of vooruit hielp.
1955 94:9.2 The spread of Buddhism from its homeland in India to all of Asia is one of the thrilling stories of the spiritual devotion and missionary persistence of sincere religionists. The teachers of Gautama’s gospel not only braved the perils of the overland caravan routes but faced the dangers of the China Seas as they pursued their mission over the Asiatic continent, bringing to all peoples the message of their faith. But this Buddhism was no longer the simple doctrine of Gautama; it was the miraculized gospel which made him a god. And the farther Buddhism spread from its highland home in India, the more unlike the teachings of Gautama it became, and the more like the religions it supplanted, it grew to be.
1997 94:9.2 De verbreiding van het Boeddhisme vanuit zijn geboorteland in India over geheel Azië, vormt een van de opwindende verhalen over de geestelijke toewijding en zendingsvolharding van oprechte gelovigen. De leraren van het evangelie van Gautama trotseerden niet alleen de gevaren van de karavaanroutes over land, maar zagen ook de gevaren van de Chinese Zeeën onder ogen toen zij hun missie volbrachten over het gehele Aziatische continent, en daarbij aan alle volkeren de boodschap van hun geloof brachten. Maar dit Boeddhisme was niet meer de eenvoudige leer van Gautama: het was het mirakuleus gemaakte evangelie waarin hij tot een god verheven was. En hoe verder het Boeddhisme bij zijn verbreiding verwijderd raakte van zijn thuisland in de bergen van India, des te meer begon het af te wijken van de onderrichtingen van Gautama, en te lijken op de godsdiensten die het verdrong.
1955 94:9.3 Buddhism, later on, was much affected by Taoism in China, Shinto in Japan, and Christianity in Tibet. After a thousand years, in India Buddhism simply withered and expired. It became Brahmanized and later abjectly surrendered to Islam, while throughout much of the rest of the Orient it degenerated into a ritual which Gautama Siddhartha would never have recognized.
1997 94:9.3 In latere tijden werd het Boeddhisme sterk beïnvloed door het Taoïsme in China, door Shinto in Japan en het Christendom in Tibet. In India verdorde en stierf het Boeddhisme na duizend jaar eenvoudig af. Het werd gebrahmaniseerd en maakte later moedeloos plaats voor de Islam, terwijl het in grote delen van de rest van het Oosten degenereerde tot een ritueel dat Gautama Siddhartha niet zou hebben herkend.
1955 94:9.4 In the south the fundamentalist stereotype of the teachings of Siddhartha persisted in Ceylon, Burma, and the Indo-China peninsula. This is the Hinayana division of Buddhism which clings to the early or asocial doctrine.
1997 94:9.4 In het zuiden hield het fundamentalistische stereotiepe beeld van de leringen van Siddhartha stand in Ceylon, Birma en het Indo-Chinese schiereiland. Dit is de Hinayana richting in het Boeddhisme, die de vroege of asociale leer aanhangt.
1955 94:9.5 But even before the collapse in India, the Chinese and north Indian groups of Gautama’s followers had begun the development of the Mahayana teaching of the “Great Road” to salvation in contrast with the purists of the south who held to the Hinayana, or “Lesser Road.” And these Mahayanists cast loose from the social limitations inherent in the Buddhist doctrine, and ever since has this northern division of Buddhism continued to evolve in China and Japan.
1997 94:9.5 Maar zelfs nog voor de ineenstorting in India waren de Chinese en Noord-Indische groepen van Gautama’s volgelingen reeds begonnen de Mahayana-leer te ontwikkelen van de ‘Grote Weg’ tot verlossing, in tegenstelling tot de puristen in het zuiden, die zich aan de Hinayana, of ‘Kleine Weg’ hielden. Deze Mahayanisten nu maakten zich los van de sociale beperkingen die inherent waren aan de Boeddhistische leer, en sindsdien is deze noordelijke richting van het Boeddhisme zich in China en Japan steeds blijven ontwikkelen.
1955 94:9.6 Buddhism is a living, growing religion today because it succeeds in conserving many of the highest moral values of its adherents. It promotes calmness and self-control, augments serenity and happiness, and does much to prevent sorrow and mourning. Those who believe this philosophy live better lives than many who do not.
1997 94:9.6 Het Boeddhisme is heden ten dage een levende, groeiende religie, omdat het erin slaagt veel van de hoogste ethische waarden van zijn aanhangers te bewaren. Het bevordert kalmte en zelfbeheersing, vermeerdert sereniteit en geluk, en draagt er veel toe bij om verdriet en rouw te voorkomen. Zij die in deze filosofie geloven, leiden betere levens dan velen die dit niet doen.
10. RELIGION IN TIBET
10. DE RELIGIE IN TIBET
1955 94:10.1 In Tibet may be found the strangest association of the Melchizedek teachings combined with Buddhism, Hinduism, Taoism, and Christianity. When the Buddhist missionaries entered Tibet, they encountered a state of primitive savagery very similar to that which the early Christian missionaries found among the northern tribes of Europe.
1997 94:10.1 In Tibet wordt de vreemdste verbinding aangetroffen van de onderrichtingen van Melchizedek gecombineerd met Boeddhisme, Hindoeïsme, Taoïsme en Christendom. Toen de Boeddhistische zendelingen Tibet binnenkwamen, stuitten zij op een toestand van primitieve barbarij die veel leek op wat de eerste Christelijke zendelingen aantroffen bij de noordelijke stammen in Europa.
1955 94:10.2 These simple-minded Tibetans would not wholly give up their ancient magic and charms. Examination of the religious ceremonials of present-day Tibetan rituals reveals an overgrown brotherhood of priests with shaven heads who practice an elaborate ritual embracing bells, chants, incense, processionals, rosaries, images, charms, pictures, holy water, gorgeous vestments, and elaborate choirs. They have rigid dogmas and crystallized creeds, mystic rites and special fasts. Their hierarchy embraces monks, nuns, abbots, and the Grand Lama. They pray to angels, saints, a Holy Mother, and the gods. They practice confessions and believe in purgatory. Their monasteries are extensive and their cathedrals magnificent. They keep up an endless repetition of sacred rituals and believe that such ceremonials bestow salvation. Prayers are fastened to a wheel, and with its turning they believe the petitions become efficacious. Among no other people of modern times can be found the observance of so much from so many religions; and it is inevitable that such a cumulative liturgy would become inordinately cumbersome and intolerably burdensome.
1997 94:10.2 Deze eenvoudige Tibetanen wilden hun oude magie en tovermiddelen niet geheel opgeven. Een onderzoek van de religieuze ceremoniën van de hedendaagse Tibetaanse rituelen onthult een uit zijn kracht gegroeide broederschap van priesters met geschoren hoofden, die een uitgebreid ritueel uitvoeren dat klokken, gezangen, wierook, processies, rozekransen, beelden, toverspreuken, afbeeldingen, heilig water, schitterende gewaden en uitgebreide zangkoren omvat. Zij hebben rigide dogma’s en gestolde credo’s, mystieke riten en speciale vasten. Hun hierachie omvat monniken, nonnen, abten en de Grote Lama. Zij bidden tot engelen, heiligen, een Heilige Moeder, en de goden. Zij biechten en geloven in het vagevuur. Hun kloosters zijn groot en hun kathedralen zijn prachtig. Hun heilige rituelen worden eindeloos herhaald en zij geloven dat zulke ceremoniën verlossing schenken. Gebeden worden aan een wiel gebonden, en zij geloven dat hun smeekbeden werkzaam worden als het wiel draait. Bij geen enkel ander volk in de moderne tijd wordt er zoveel uit verschillende religies nageleefd, en het is onvermijdelijk dat zo’n cumulatieve liturgie buitensporig drukkend en onverdraagzaam zwaar wordt.
1955 94:10.3 The Tibetans have something of all the leading world religions except the simple teachings of the Jesusonian gospel: sonship with God, brotherhood with man, and ever-ascending citizenship in the eternal universe.
1997 94:10.3 De Tibetanen bezitten iets van alle belangrijke religies van de wereld, behalve de eenvoudige leringen van het evangelie van Jezus: zoonschap bij God, broederschap met de mensen, en immer opgaand burgerschap in het eeuwige universum.
11. BUDDHIST PHILOSOPHY
11. DE BOEDDHISTISCHE FILOSOFIE
1955 94:11.1 Buddhism entered China in the first millennium after Christ, and it fitted well into the religious customs of the yellow race. In ancestor worship they had long prayed to the dead; now they could also pray for them. Buddhism soon amalgamated with the lingering ritualistic practices of disintegrating Taoism. This new synthetic religion with its temples of worship and definite religious ceremonial soon became the generally accepted cult of the peoples of China, Korea, and Japan.
1997 94:11.1 In het eerste millennium na Christus deed het Boeddhisme zijn intrede in China, waar het goed aansloot bij de godsdienstige gewoonten van het gele ras. Bij de verering van hun voorouders hadden zij reeds lang tot de doden gebeden, en nu konden zij ook voor hen bidden. Het Boeddhisme vermengde zich al spoedig met de restanten van de ritualistische praktijken van het uiteenvallende Taoïsme. Deze nieuwe, synthetische religie met zijn tempels voor de eredienst en duidelijk omschreven religieuze ceremonieel, werd spoedig de algemeen aanvaarde cultus van de volken van China, Korea en Japan.
1955 94:11.2 While in some respects it is unfortunate that Buddhism was not carried to the world until after Gautama’s followers had so perverted the traditions and teachings of the cult as to make of him a divine being, nonetheless this myth of his human life, embellished as it was with a multitude of miracles, proved very appealing to the auditors of the northern or Mahayana gospel of Buddhism.
1997 94:11.2 Ofschoon het in sommige opzichten ongelukkig is dat het Boeddhisme pas in de wereld werd uitgedragen toen Gautama’s volgelingen de tradities en onderrichtingen van de cultus zo hadden verdraaid dat hij daardoor een goddelijk wezen was geworden, bleek deze mythe over zijn leven als mens, inmiddels verfraaid met een veelheid aan wonderen, niettemin zeer aantrekkelijk voor de mensen die het noordelijke of Mahayana evangelie van het Boeddhisme aanhoorden.
1955 94:11.3 Some of his later followers taught that Sakyamuni Buddha’s spirit returned periodically to earth as a living Buddha, thus opening the way for an indefinite perpetuation of Buddha images, temples, rituals, and impostor “living Buddhas.” Thus did the religion of the great Indian protestant eventually find itself shackled with those very ceremonial practices and ritualistic incantations against which he had so fearlessly fought, and which he had so valiantly denounced.
1997 94:11.3 Sommigen van zijn latere volgelingen onderrichtten dat Sakyamuni Boeddha’s geest periodiek terugkeerde naar de aarde als een levende Boeddha, en zetten daarmee de deur open voor een onbeperkt perpetueren van Boeddhabeelden, tempels, rituelen en lieden die zich uitgeven voor ‘levende Boeddha’s.’ Zo werd de religie van de grote Indische protestant tenslotte in boeien geslagen door juist de ceremoniële praktijken en ritualistische bezweringen die hij zo onbevreesd had bestreden en zo moedig aan de kaak had gesteld.
1955 94:11.4 The great advance made in Buddhist philosophy consisted in its comprehension of the relativity of all truth. Through the mechanism of this hypothesis Buddhists have been able to reconcile and correlate the divergencies within their own religious scriptures as well as the differences between their own and many others. It was taught that the small truth was for little minds, the large truth for great minds.
1997 94:11.4 De grote vooruitgang die er in de Boeddhistische filosofie werd gemaakt, bestond in haar begrijpen van de betrekkelijkheid van alle waarheid. Door deze hypothese toe te passen zijn de Boeddhisten in staat geweest om zowel de divergenties binnen hun eigen religieuze geschriften als de verschillen tussen hun eigen geschriften en vele andere, met elkaar te verzoenen en te verbinden. Er werd onderricht dat de kleine waarheid voor kleine geesten was en de grote waarheid voor grote geesten.
1955 94:11.5 This philosophy also held that the Buddha (divine) nature resided in all men; that man, through his own endeavors, could attain to the realization of this inner divinity. And this teaching is one of the clearest presentations of the truth of the indwelling Adjusters ever to be made by a Urantian religion.
1997 94:11.5 Deze filosofie ging er ook van uit dat de Boeddha (goddelijke) natuur in alle mensen woonde, en dat de mens, door zijn eigen inspanningen het besef van deze innerlijke goddelijkheid kon bereiken. Op Urantia vertolkt bijna geen enkele andere godsdienst zo duidelijk de waarheid omtrent de inwoning van de Richters.
1955 94:11.6 But a great limitation in the original gospel of Siddhartha, as it was interpreted by his followers, was that it attempted the complete liberation of the human self from all the limitations of the mortal nature by the technique of isolating the self from objective reality. True cosmic self-realization results from identification with cosmic reality and with the finite cosmos of energy, mind, and spirit, bounded by space and conditioned by time.
1997 94:11.6 Maar het oorspronkelijke evangelie van Siddhartha, zoals het door zijn volgelingen werd uitgelegd, had de grote beperking dat het streefde naar de volkomen bevrijding van het menselijke zelf van alle beperkingen van de sterfelijke natuur, via de techniek van het afschermen van het zelf van de objectieve realiteit. Ware kosmische zelfverwerkelijking komt voort uit identificatie met de kosmische realiteit en met de eindige kosmos van energie, bewustzijn en geest, begrensd door de ruimte en bepaald door de tijd.
1955 94:11.7 But though the ceremonies and outward observances of Buddhism became grossly contaminated with those of the lands to which it traveled, this degeneration was not altogether the case in the philosophical life of the great thinkers who, from time to time, embraced this system of thought and belief. Through more than two thousand years, many of the best minds of Asia have concentrated upon the problem of ascertaining absolute truth and the truth of the Absolute.
1997 94:11.7 Maar hoewel de ceremoniën en uiterlijke voorschriften van het Boeddhisme zwaar besmet raakten door die van de landen waarin het zich verbreidde, vond deze degeneratie eigenlijk niet plaats in het filosofische leven van de grote denkers die van tijd tot tijd dit denk- en geloofsleven hebben omhelsd. Meer dan tweeduizend jaar lang hebben veel van de beste geesten van Azië zich geconcentreerd op het probleem van het vaststellen van absolute waarheid en de waarheid van het Absolute.
1955 94:11.8 The evolution of a high concept of the Absolute was achieved through many channels of thought and by devious paths of reasoning. The upward ascent of this doctrine of infinity was not so clearly defined as was the evolution of the God concept in Hebrew theology. Nevertheless, there were certain broad levels which the minds of the Buddhists reached, tarried upon, and passed through on their way to the envisioning of the Primal Source of universes:
1997 94:11.8 Via vele verschillende wegen van denken en omslachtige redeningen kwam er een hoog begrip van het Absolute tot ontwikkeling. De opwaartse richting waarin deze leer omtrent de oneindigheid zich bewoog, was niet zo duidelijk omlijnd als de evolutie van het Godsbegrip in de Hebreeuwse theologie. Niettemin bereikten de Boeddhisten in hun denken bepaalde brede plateaus waarop ze enige tijd vertoefden en die zij op hun weg naar de voorstelling van de Eerste Bron van universa ook weer verlieten:
1955 94:11.9 1. The Gautama legend. At the base of the concept was the historic fact of the life and teachings of Siddhartha, the prophet prince of India. This legend grew in myth as it traveled through the centuries and across the broad lands of Asia until it surpassed the status of the idea of Gautama as the enlightened one and began to take on additional attributes.
1997 94:11.9 1. De legende van Gautama. Het historische feit van het leven en de onderrichtingen van Siddhartha, de prins-profeet van India, lag ten grondslag aan dit denkbeeld. Op haar reis door de eeuwen en door de wijdse landschappen van Azië groeide deze legende uit tot een mythe, totdat zij de status van het idee van Gautama als de verlichte te boven ging en bijkomende attributen begon aan te nemen.
1955 94:11.10 2. The many Buddhas. It was reasoned that, if Gautama had come to the peoples of India, then, in the remote past and in the remote future, the races of mankind must have been, and undoubtedly would be, blessed with other teachers of truth. This gave rise to the teaching that there were many Buddhas, an unlimited and infinite number, even that anyone could aspire to become one—to attain the divinity of a Buddha.
1997 94:11.10 2. De vele Boeddha’s. Men redeneerde dat indien Gautama tot de volken van India was gekomen, de rassen der mensheid in het verre verleden ongetwijfeld gezegend moesten zijn geweest met andere leraren der waarheid, en dit in de verre toekomst opnieuw zouden worden. Hierdoor ontstond het onderricht dat er vele Boeddha’s waren, een onbeperkt, oneindig aantal, en zelfs dat iedereen ernaar kon streven om er een te worden — om de goddelijkheid van een Boeddha te bereiken.
1955 94:11.11 3. The Absolute Buddha. By the time the number of Buddhas was approaching infinity, it became necessary for the minds of those days to reunify this unwieldy concept. Accordingly it began to be taught that all Buddhas were but the manifestation of some higher essence, some Eternal One of infinite and unqualified existence, some Absolute Source of all reality. From here on, the Deity concept of Buddhism, in its highest form, becomes divorced from the human person of Gautama Siddhartha and casts off from the anthropomorphic limitations which have held it in leash. This final conception of the Buddha Eternal can well be identified as the Absolute, sometimes even as the infinite I AM.
1997 94:11.11 3. De Absolute Boeddha. Tegen de tijd dat het aantal Boeddha’s het oneindige naderde, werd het voor de denkers van die dagen noodzakelijk om dit onhandelbare denkbeeld opnieuw tot eenheid te brengen. Dientengevolge begon men te onderrichten dat alle Boeddha’s slechts de manifestatie waren van een hogere essentie, een Eeuwig Ene wiens bestaan oneindig en ongekwalificeerd was, een soort Absolute Bron van alle realiteit. Van nu af aan wordt het Godheidsbegrip van het Boeddhisme in zijn hoogste vorm losgemaakt van de menselijke persoon van Gautama Siddhartha en laat het de antropomorfe beperkingen die het aan banden hadden gehouden los. Deze laatste conceptie van de Eeuwige Boeddha kan zeer wel worden gelijkgesteld met het Absolute, soms zelfs met de oneindige IK BEN.
1955 94:11.12 While this idea of Absolute Deity never found great popular favor with the peoples of Asia, it did enable the intellectuals of these lands to unify their philosophy and to harmonize their cosmology. The concept of the Buddha Absolute is at times quasi-personal, at times wholly impersonal—even an infinite creative force. Such concepts, though helpful to philosophy, are not vital to religious development. Even an anthropomorphic Yahweh is of greater religious value than an infinitely remote Absolute of Buddhism or Brahmanism.
1997 94:11.12 Ofschoon dit idee van de Absolute Godheid nooit zeer populair werd bij de volkeren van Azië, stelde het de intellectuelen van deze landen wel in staat om hun filosofie tot eenheid te brengen en hun kosmologie te harmoniseren. Het begrip van de Absolute Boeddha is soms bijna persoonlijk, en soms geheel onpersoonlijk — betekent het zelfs een oneindige creatieve kracht. Hoewel nuttig in de filosofie, zijn dergelijke denkbeelden niet van wezenlijk belang voor de religieuze ontwikkeling. Zelfs een antropomorfe Jahweh heeft een grotere religieuze waarde dan een oneindig ver Absolute van het Boeddhisme of het Brahmanisme.
1955 94:11.13 At times the Absolute was even thought of as contained within the infinite I AM. But these speculations were chill comfort to the hungry multitudes who craved to hear words of promise, to hear the simple gospel of Salem, that faith in God would assure divine favor and eternal survival.
1997 94:11.13 Soms stelde men zich het Absolute zelfs voor als besloten binnen de oneindige IK BEN. Maar deze bespiegelingen waren maar een schrale troost voor de hongerige menigten die ernaar hunkerden woorden van belofte te horen, het eenvoudige evangelie van Salem dat zij door geloof in God zeker Gods gunst zouden verwerven en tot eeuwige overleving zouden komen.
12. THE GOD CONCEPT OF BUDDHISM
12. HET GODSBEGRIP VAN HET BOEDDHISME
1955 94:12.1 The great weakness in the cosmology of Buddhism was twofold: its contamination with many of the superstitions of India and China and its sublimation of Gautama, first as the enlightened one, and then as the Eternal Buddha. Just as Christianity has suffered from the absorption of much erroneous human philosophy, so does Buddhism bear its human birthmark. But the teachings of Gautama have continued to evolve during the past two and one-half millenniums. The concept of Buddha, to an enlightened Buddhist, is no more the human personality of Gautama than the concept of Jehovah is identical with the spirit demon of Horeb to an enlightened Christian. Paucity of terminology, together with the sentimental retention of olden nomenclature, is often provocative of the failure to understand the true significance of the evolution of religious concepts.
1997 94:12.1 De grote zwakte in de kosmologie van het Boeddhisme was tweevoudig: haar besmetting met vele soorten bijgeloof uit India en China enerzijds, en anderzijds de sublimering van Gautama, eerst als de verlichte, en vervolgens als de Eeuwige Boeddha. Evenals het Christendom te lijden heeft gehad van het opnemen van veel onjuiste menselijke filosofie, zo draagt ook het Boeddhisme een menselijke geboortevlek. Maar de onderrichtingen van Gautama zijn zich gedurende de afgelopen tweeëneenhalf duizend jaar blijven ontwikkelen. Voor een verlichte Boeddhist staat het Boeddhabegrip evenmin voor de menselijke persoonlijkheid van Gautama, als het Jehovabegrip voor een verlichte Christen identiek is met de geestdemoon van de Horeb. Een gebrekkige terminologie, samen met het sentimenteel vasthouden aan oude naamgeving, veroorzaakt dikwijls onvermogen om de ware betekenis van de evolutie van religieuze voorstellingen te begrijpen.
1955 94:12.2 Gradually the concept of God, as contrasted with the Absolute, began to appear in Buddhism. Its sources are back in the early days of this differentiation of the followers of the Lesser Road and the Greater Road. It was among the latter division of Buddhism that the dual conception of God and the Absolute finally matured. Step by step, century by century, the God concept has evolved until, with the teachings of Ryonin, Honen Shonin, and Shinran in Japan, this concept finally came to fruit in the belief in Amida Buddha.
1997 94:12.2 Geleidelijk begon het denkbeeld van God, in contrast met het Absolute, in het Boeddhisme op te komen. De bronnen ervan lagen in de vroege tijd van de differentiatie van de volgelingen van de Kleine Weg en de Grote Weg. Bij de laatstgenoemde richting van het Boeddhisme kwam de tweevoudige opvatting van God en het Absolute tenslotte tot rijping. Stap voor stap, eeuw na eeuw, heeft het Godsbegrip zich ontwikkeld, totdat het, in de onderrichtingen van Ryonin, Honen Shonin, en Shinran in Japan, eindelijk tot volheid kwam in het geloof in Amida Boeddha.
1955 94:12.3 Among these believers it is taught that the soul, upon experiencing death, may elect to enjoy a sojourn in Paradise prior to entering Nirvana, the ultimate of existence. It is proclaimed that this new salvation is attained by faith in the divine mercies and loving care of Amida, God of the Paradise in the west. In their philosophy, the Amidists hold to an Infinite Reality which is beyond all finite mortal comprehension; in their religion, they cling to faith in the all-merciful Amida, who so loves the world that he will not suffer one mortal who calls on his name in true faith and with a pure heart to fail in the attainment of the supernal happiness of Paradise.
1997 94:12.3 Bij deze gelovigen wordt onderricht dat de ziel, na de ervaring van de dood, kan verkiezen om in het Paradijs te verblijven, alvorens het Nirvana, het ultieme van het bestaan, binnen te gaan. Er wordt verkondigd dat deze nieuwe verlossing wordt bereikt door geloof in de goddelijke genadeblijken en de liefhebbende zorg van Amida, de God van het Paradijs in het westen. In hun filosofie houden de Amidisten zich aan een Oneindige Werkelijkheid, die alle eindig begrip van stervelingen te boven gaat; in hun religie houden zij zich vast aan hun geloof in de Albarmhartige Amida, die de wereld zo liefheeft, dat hij niet toelaat dat één sterveling die zijn naam in waar geloof en met een zuiver hart aanroept, het hemelse geluk van het Paradijs niet zou bereiken.
1955 94:12.4 The great strength of Buddhism is that its adherents are free to choose truth from all religions; such freedom of choice has seldom characterized a Urantian faith. In this respect the Shin sect of Japan has become one of the most progressive religious groups in the world; it has revived the ancient missionary spirit of Gautama’s followers and has begun to send teachers to other peoples. This willingness to appropriate truth from any and all sources is indeed a commendable tendency to appear among religious believers during the first half of the twentieth century after Christ.
1997 94:12.4 De grote kracht van het Boeddhisme is dat het zijn aanhangers vrijlaat om uit alle religies waarheid te kiezen; slechts zelden heeft een geloof op Urantia zich door een dergelijke keuzevrijheid gekenmerkt. In dit opzicht is de Shin-sekte in Japan een van de meest vooruitstrevende religieuze groeperingen ter wereld geworden; zij heeft de oude zendingsgeest van Gautama’s volgelingen nieuw leven ingeblazen en is begonnen leraren naar andere volken uit te zenden. De bereidheid om uit allerhande bronnen waarheid te vergaren die zich bij religieuze gelovigen gedurende de eerste helft van de twintigste eeuw na Christus vertoont, is inderdaad een prijzenswaardige trek.
1955 94:12.5 Buddhism itself is undergoing a twentieth-century renaissance. Through contact with Christianity the social aspects of Buddhism have been greatly enhanced. The desire to learn has been rekindled in the hearts of the monk priests of the brotherhood, and the spread of education throughout this faith will be certainly provocative of new advances in religious evolution.
1997 94:12.5 Het Boeddhisme zelf ondergaat een twintigste-eeuwse renaissance. Door contact met het Christendom zijn de sociale aspecten van het Boeddhisme zeer versterkt. In de harten van de priester-monniken van de broederschap is het verlangen om te leren opnieuw ontvlamd, en wanneer overal waar dit geloof wordt aangehangen ook het onderwijs verder wordt verbreid, zal dit zeker opnieuw voortgang op de weg van de religieuze evolutie ten gevolge hebben.
1955 94:12.6 At the time of this writing, much of Asia rests its hope in Buddhism. Will this noble faith, that has so valiantly carried on through the dark ages of the past, once again receive the truth of expanded cosmic realities even as the disciples of the great teacher in India once listened to his proclamation of new truth? Will this ancient faith respond once more to the invigorating stimulus of the presentation of new concepts of God and the Absolute for which it has so long searched?
1997 94:12.6 Op het moment dat dit wordt geschreven, heeft een groot deel van Azië zijn hoop op het Boeddhisme gevestigd. Zal dit edele geloof dat zo moedig heeft standgehouden in de duistere eeuwen van het verleden, opnieuw de waarheid aanvaarden van uitgebreide kosmische realiteiten, evenals de leerlingen van de grote leraar in India eens hebben geluisterd naar zijn verkondiging van nieuwe waarheid? Zal dit oude geloof nogmaals reageren op de versterkende stimulans van de presentatie van nieuwe denkbeelden over God en het Absolute, waarnaar het zo lang heeft gezocht?
1955 94:12.7 All Urantia is waiting for the proclamation of the ennobling message of Michael, unencumbered by the accumulated doctrines and dogmas of nineteen centuries of contact with the religions of evolutionary origin. The hour is striking for presenting to Buddhism, to Christianity, to Hinduism, even to the peoples of all faiths, not the gospel about Jesus, but the living, spiritual reality of the gospel of Jesus.
1997 94:12.7 Heel Urantia wacht op de verkondiging van de veredelende boodschap van Michael, onbezwaard door de leringen en dogma’s die zich in negentien eeuwen van contact met de religies van evolutionaire oorsprong hebben opgehoopt. Het uur heeft geslagen om aan het Boeddhisme, het Christendom, het Hindoeïsme, ja aan de volken van alle godsdiensten, niet het evangelie over Jezus aan te bieden, maar de levende, geestelijke werkelijkheid van het evangelie van Jezus.
1955 94:12.8 [Presented by a Melchizedek of Nebadon.]
1997 94:12.8 [Aangeboden door een Melchizedek van Nebadon.]
Verhandeling 93. Machiventa Melchizedek |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 95. Het onderricht van Melchizedek in de Levant |