Het Urantia Boek in het Engels is sinds 2006 wereldwijd Public Domain.
Vertalingen: © 1997 De Stichting Urantia
THE TIME OF THE TOMB
DE PERIODE VAN HET GRAF
1955 188:0.1 THE day and a half that Jesus’ mortal body lay in the tomb of Joseph, the period between his death on the cross and his resurrection, is a chapter in the earth career of Michael which is little known to us. We can narrate the burial of the Son of Man and put in this record the events associated with his resurrection, but we cannot supply much information of an authentic nature about what really transpired during this epoch of about thirty-six hours, from three o’clock Friday afternoon to three o’clock Sunday morning. This period in the Master’s career began shortly before he was taken down from the cross by the Roman soldiers. He hung upon the cross about one hour after his death. He would have been taken down sooner but for the delay in dispatching the two brigands.
1997 188:0.1 DE anderhalve dag dat het sterfelijke lichaam van Jezus in het graf van Jozef lag, de periode tussen zijn dood aan het kruis en zijn opstanding, is een hoofdstuk in de aardse loopbaan van Michael waarvan ons weinig bekend is. Wij kunnen de begrafenis van de Zoon des Mensen verhalen en in dit verslag de gebeurtenissen opnemen die met zijn opstanding waren verbonden, maar wij kunnen niet veel authentieke inlichtingen verschaffen over hetgeen werkelijk plaatsvond gedurende dit tijdvak van ongeveer zesendertig uur, van drie uur vrijdagmiddag tot drie uur zondagmorgen. Deze periode in de loopbaan van de Meester begon kort voordat hij door de Romeinse soldaten van het kruis werd afgenomen. Hij hing na zijn dood nog ongeveer een uur aan het kruis. Hij zou al eerder van het kruis zijn afgenomen, indien niet eerst een einde had moeten worden gemaakt aan het leven van de twee struikrovers.
1955 188:0.2 The rulers of the Jews had planned to have Jesus’ body thrown in the open burial pits of Gehenna, south of the city; it was the custom thus to dispose of the victims of crucifixion. If this plan had been followed, the body of the Master would have been exposed to the wild beasts.
1997 188:0.2 De oversten der Joden waren van plan het lichaam van Jezus in de open grafkuilen van Gehenna te laten werpen, ten zuiden van de stad, want het was de gewoonte zich op deze wijze van de slachtoffers van kruisigingen te ontdoen. Indien dit plan zou zijn uitgevoerd, zou het lichaam van de Meester ten prooi zijn gevallen aan de wilde dieren.
1955 188:0.3 In the meantime, Joseph of Arimathea, accompanied by Nicodemus, had gone to Pilate and asked that the body of Jesus be turned over to them for proper burial. It was not uncommon for friends of crucified persons to offer bribes to the Roman authorities for the privilege of gaining possession of such bodies. Joseph went before Pilate with a large sum of money, in case it became necessary to pay for permission to remove Jesus’ body to a private burial tomb. But Pilate would not take money for this. When he heard the request, he quickly signed the order which authorized Joseph to proceed to Golgotha and take immediate and full possession of the Master’s body. In the meantime, the sandstorm having considerably abated, a group of Jews representing the Sanhedrin had gone out to Golgotha for the purpose of making sure that Jesus’ body accompanied those of the brigands to the open public burial pits.
1997 188:0.3 Ondertussen was Jozef van Arimatea, vergezeld door Nikodemus, naar Pilatus gegaan met het verzoek het lichaam van Jezus aan hen af te staan om het naar behoren te kunnen begraven[1]. Het was niet ongewoon dat vrienden van gekruisigden de Romeinse autoriteiten steekpenningen aanboden om dergelijke lichamen in hun bezit te krijgen. Jozef ging naar Pilatus met een grote som gelds voor het geval het nodig mocht blijken te betalen voor de toestemming om het lichaam van Jezus naar een particulier graf te brengen. Pilatus wilde hier echter geen geld voor aannemen. Toen hij hun verzoek hoorde, tekende hij snel het bevel dat Jozef machtigde naar Golgota te gaan en zich daar onmiddellijk in het bezit te stellen van het lichaam van de Meester. Ondertussen was de zandstorm grotendeels bedaard, en was een groep Joden die het Sanhedrin vertegenwoordigde naar Golgota gegaan om zich ervan te vergewissen dat het lichaam van Jezus samen met de lichamen van de struikrovers naar de open publieke grafkuilen gebracht zou worden.
1. THE BURIAL OF JESUS
1. DE BEGRAFENIS VAN JEZUS
1955 188:1.1 When Joseph and Nicodemus arrived at Golgotha, they found the soldiers taking Jesus down from the cross and the representatives of the Sanhedrin standing by to see that none of Jesus’ followers prevented his body from going to the criminal burial pits. When Joseph presented Pilate’s order for the Master’s body to the centurion, the Jews raised a tumult and clamored for its possession. In their raving they sought violently to take possession of the body, and when they did this, the centurion ordered four of his soldiers to his side, and with drawn swords they stood astride the Master’s body as it lay there on the ground. The centurion ordered the other soldiers to leave the two thieves while they drove back this angry mob of infuriated Jews. When order had been restored, the centurion read the permit from Pilate to the Jews and, stepping aside, said to Joseph: “This body is yours to do with as you see fit. I and my soldiers will stand by to see that no man interferes.”
1997 188:1.1 Toen Jozef en Nikodemus op Golgota aankwamen, zagen ze dat de soldaten bezig waren Jezus van het kruis af te nemen, terwijl de vertegenwoordigers van het Sanhedrin erbij stonden om te zorgen dat geen van de volgelingen van Jezus zou verhinderen dat zijn lichaam naar de grafkuilen voor misdadigers gebracht werd. Toen Jozef het bevel van Pilatus inzake het lichaam van de Meester aan de hoofdman toonde, maakten de Joden tumult en schreeuwden dat zij het lichaam wilden hebben. In hun razernij probeerden zij zich het lichaam met geweld toe te eigenen, en toen zij dit deden, beval de centurion vier van zijn soldaten bij hem te komen, die met getrokken zwaard schrijlings boven het lichaam van de Meester gingen staan terwijl het daar op de grond lag. De hoofdman beval de andere soldaten bij de beide dieven vandaan te komen en de dreigende bende furieuze Joden terug te drijven. Toen de orde was hersteld, las de hoofdman de vergunning van Pilatus aan de Joden voor, deed een stap opzij, en zei tegen Jozef: ‘Dit lichaam is het uwe, doe ermee wat ge wilt. Ikzelf en mijn soldaten zijn paraat om te zorgen dat niemand tussenbeide komt.’
1955 188:1.2 A crucified person could not be buried in a Jewish cemetery; there was a strict law against such a procedure. Joseph and Nicodemus knew this law, and on the way out to Golgotha they had decided to bury Jesus in Joseph’s new family tomb, hewn out of solid rock, located a short distance north of Golgotha and across the road leading to Samaria. No one had ever lain in this tomb, and they thought it appropriate that the Master should rest there. Joseph really believed that Jesus would rise from the dead, but Nicodemus was very doubtful. These former members of the Sanhedrin had kept their faith in Jesus more or less of a secret, although their fellow Sanhedrists had long suspected them, even before they withdrew from the council. From now on they were the most outspoken disciples of Jesus in all Jerusalem.
1997 188:1.2 Een gekruisigde kon niet op een Joodse begraafplaats begraven worden, want er was een strenge wet die dit verbood. Jozef en Nikodemus kenden deze bepaling, en onderweg naar Golgota hadden zij besloten Jezus te begraven in het nieuwe familiegraf van Jozef, dat uitgehouwen was in een zware rotspartij en even ten noorden van Golgota lag, aan de andere kant van de weg naar Samaria[2]. Er had nog nooit iemand in dit graf gelegen en het leek hun gepast dat de Meester daar zou rusten. Jozef geloofde werkelijk dat Jezus uit de dood zou verrijzen, maar Nikodemus betwijfelde dit zeer. Deze vroegere leden van het Sanhedrin hadden hun geloof in Jezus min of meer geheim gehouden, hoewel hun medeleden van het Sanhedrin hen reeds lang hadden verdacht, zelfs al voordat zij zich uit de raad hadden teruggetrokken. Van nu af aan waren zij de openhartigste discipelen van Jezus in heel Jeruzalem.
1955 188:1.3 At about half past four o’clock the burial procession of Jesus of Nazareth started from Golgotha for Joseph’s tomb across the way. The body was wrapped in a linen sheet as the four men carried it, followed by the faithful women watchers from Galilee. The mortals who bore the material body of Jesus to the tomb were: Joseph, Nicodemus, John, and the Roman centurion.
1997 188:1.3 Rond half vijf vertrok de begrafenisstoet van Jezus van Nazaret, van Golgota naar het graf van Jozef aan de overkant van de weg. Het lichaam was in een linnen laken gewikkeld terwijl de vier mannen het droegen, hierbij gevolgd door de trouwe vrouwen uit Galilea, die alles bleven gadeslaan. De mannen die het materiële lichaam van Jezus naar het graf droegen, waren Jozef, Nikodemus, Johannes en de Romeinse centurion[3].
1955 188:1.4 They carried the body into the tomb, a chamber about ten feet square, where they hurriedly prepared it for burial. The Jews did not really bury their dead; they actually embalmed them. Joseph and Nicodemus had brought with them large quantities of myrrh and aloes, and they now wrapped the body with bandages saturated with these solutions. When the embalming was completed, they tied a napkin about the face, wrapped the body in a linen sheet, and reverently placed it on a shelf in the tomb.
1997 188:1.4 Zij droegen het lichaam het graf in, een kamer van ongeveer drie meter in het vierkant, waar zij het haastig gereedmaakten om bijgezet te worden. De Joden begroeven hun doden niet echt, feitelijk balsemden zij hen. Jozef en Nikodemus hadden grote hoeveelheden myrrhe en aloë meegebracht en zij omwikkelden nu het lichaam met windsels die doordrenkt waren met oplossingen hiervan[4]. Toen de balseming was voltooid, bonden zij een doek om het gelaat, wikkelden het lichaam in een linnen laken, en legden het eerbiedig op een richel in het graf.
1955 188:1.5 After placing the body in the tomb, the centurion signaled for his soldiers to help roll the doorstone up before the entrance to the tomb. The soldiers then departed for Gehenna with the bodies of the thieves while the others returned to Jerusalem, in sorrow, to observe the Passover feast according to the laws of Moses.
1997 188:1.5 Toen het lichaam in het graf was geplaatst, wenkte de hoofdman zijn soldaten naderbij om de steen die als deur voor het graf diende, voor de ingang te helpen rollen. Daarop vertrokken de soldaten met de lichamen van de dieven naar Gehenna, terwijl de anderen in droefheid naar Jeruzalem terugkeerden om het Paasfeest te vieren volgens de wetten van Mozes.
1955 188:1.6 There was considerable hurry and haste about the burial of Jesus because this was preparation day and the Sabbath was drawing on apace. The men hurried back to the city, but the women lingered near the tomb until it was very dark.
1997 188:1.6 Er werd bij de begrafenis van Jezus met aanzienlijke haast te werk gegaan, omdat dit de dag van voorbereiding was en de Sabbat spoedig zou beginnen. De mannen haastten zich terug naar de stad, maar de vrouwen bleven in de buurt van het graf totdat het heel donker was geworden.
1955 188:1.7 While all this was going on, the women were hiding near at hand so that they saw it all and observed where the Master had been laid. They thus secreted themselves because it was not permissible for women to associate with men at such a time. These women did not think Jesus had been properly prepared for burial, and they agreed among themselves to go back to the home of Joseph, rest over the Sabbath, make ready spices and ointments, and return on Sunday morning properly to prepare the Master’s body for the death rest. The women who thus tarried by the tomb on this Friday evening were: Mary Magdalene, Mary the wife of Clopas, Martha another sister of Jesus’ mother, and Rebecca of Sepphoris.
1997 188:1.7 Terwijl dit alles zich afspeelde, verscholen de vrouwen zich in de nabijheid zodat zij alles zagen en wisten waar de Meester was neergelegd. Zij hielden zich verborgen omdat het vrouwen niet was toegestaan zich bij zulk een gelegenheid op te houden in het gezelschap van mannnen. Deze vrouwen vonden niet dat Jezus op de juiste wijze was gereedgemaakt om bijgezet te kunnen worden, en zij besloten onderling om terug te gaan naar het huis van Jozef, rust te houden op de Sabbat, kruiden en zalven te bereiden en op zondagochtend terug te komen om het lichaam van de Meester op de juiste wijze te balsemen voor de rust des doods. De vrouwen die op deze vrijdagavond bij het graf achterbleven waren: Maria Magdalena, Maria, de vrouw van Klopas, Marta, een andere zuster van de moeder van Jezus, en Rebekka van Sepforis[5].
1955 188:1.8 Aside from David Zebedee and Joseph of Arimathea, very few of Jesus’ disciples really believed or understood that he was due to arise from the tomb on the third day.
1997 188:1.8 Behalve David Zebedeüs en Jozef van Arimatea geloofden of begrepen maar heel weinigen van Jezus’ discipelen echt dat hij op de derde dag uit het graf zou verrijzen.
2. SAFEGUARDING THE TOMB
2. HET BEVEILIGEN VAN HET GRAF
1955 188:2.1 If Jesus’ followers were unmindful of his promise to rise from the grave on the third day, his enemies were not. The chief priests, Pharisees, and Sadducees recalled that they had received reports of his saying he would rise from the dead.
1997 188:2.1 Zo de volgelingen van Jezus zijn belofte om op de derde dag uit het graf te herrijzen al niet indachtig waren, zijn vijanden waren dat wel. De overpriesters, Farizeeën en Sadduceeën herinnerden zich dat hun was gemeld dat hij had gezegd dat hij uit de dood zou opstaan.
1955 188:2.2 This Friday night, after the Passover supper, about midnight a group of the Jewish leaders gathered at the home of Caiaphas, where they discussed their fears concerning the Master’s assertions that he would rise from the dead on the third day. This meeting ended with the appointment of a committee of Sanhedrists who were to visit Pilate early the next day, bearing the official request of the Sanhedrin that a Roman guard be stationed before Jesus’ tomb to prevent his friends from tampering with it. Said the spokesman of this committee to Pilate: “Sir, we remember that this deceiver, Jesus of Nazareth, said, while he was yet alive, ‘After three days I will rise again.’ We have, therefore, come before you to request that you issue such orders as will make the sepulchre secure against his followers, at least until after the third day. We greatly fear lest his disciples come and steal him away by night and then proclaim to the people that he has risen from the dead. If we should permit this to happen, this mistake would be far worse than to have allowed him to live.”
1997 188:2.2 Na afloop van de Paasmaaltijd, rond middernacht, kwam een groep Joodse leiders samen ten huize van Kajafas, waar zij spraken over hun vrees met betrekking tot de beweringen van de Meester dat hij ten derden dage uit de dood zou verrijzen[6]. Deze vergadering werd besloten met de benoeming van een commissie van Sanhedristen, die de volgende morgen vroeg Pilatus zou bezoeken met het officiële verzoek van het Sanhedrin om een Romeinse wacht vóór het graf van Jezus te plaatsen, zodat diens vrienden niets met het graf zouden kunnen uitrichten. De woordvoerder van de commissie zei tot Pilatus: ‘Heer, wij herinneren ons dat deze bedrieger, Jezus van Nazaret, toen hij nog leefde, gezegd heeft: “Na drie dagen zal ik weer opstaan.” Wij zijn daarom voor u verschenen met het verzoek of u de bevelen wilt uitgeven waardoor het graf beveiligd zal zijn tegen zijn volgelingen, althans tot na de derde dag. Wij zijn zeer bevreesd dat zijn discipelen hem ’s nachts zullen komen stelen en dan aan het volk zullen verkondigen dat hij uit de dood is opgestaan. Indien wij dit zouden laten gebeuren, zou dit een veel ernstiger vergissing zijn dan wanneer wij hem in leven hadden gelaten.’
1955 188:2.3 When Pilate heard this request of the Sanhedrists, he said: “I will give you a guard of ten soldiers. Go your way and make the tomb secure.” They went back to the temple, secured ten of their own guards, and then marched out to Joseph’s tomb with these ten Jewish guards and ten Roman soldiers, even on this Sabbath morning, to set them as watchmen before the tomb. These men rolled yet another stone before the tomb and set the seal of Pilate on and around these stones, lest they be disturbed without their knowledge. And these twenty men remained on watch up to the hour of the resurrection, the Jews carrying them their food and drink.
1997 188:2.3 Toen Pilatus dit verzoek van de leden van het Sanhedrin had aangehoord, zei hij: ‘Ik zal u een wacht van tien soldaten geven. Ga uw gang en beveilig het graf[7].’ Zij keerden terug naar de tempel, kregen tien van hun eigen wachters mee, en marcheerden vervolgens, nog wel op deze Sabbatmorgen, naar het graf van Jozef, met deze tien Joodse wachters en de tien Romeinse soldaten, teneinde dezen als wacht voor het graf op te stellen. Deze mannen rolden nog een tweede steen voor het graf en zetten het zegel van Pilatus op en rondom deze stenen, zodat ze niet zonder hun medeweten verplaatst konden worden. En deze twintig mannen bleven de wacht houden tot aan het uur van de opstanding, terwijl de Joden hen van voedsel en drank voorzagen.
3. DURING THE SABBATH DAY
3. TIJDENS DE SABBATDAG
1955 188:3.1 Throughout this Sabbath day the disciples and the apostles remained in hiding, while all Jerusalem discussed the death of Jesus on the cross. There were almost one and one-half million Jews present in Jerusalem at this time, hailing from all parts of the Roman Empire and from Mesopotamia. This was the beginning of the Passover week, and all these pilgrims would be in the city to learn of the resurrection of Jesus and to carry the report back to their homes.
1997 188:3.1 Deze gehele Sabbatdag hielden de discipelen en de apostelen zich schuil, terwijl iedereen in Jeruzalem over de dood van Jezus aan het kruis sprak. Er waren in Jeruzalem op dat moment bijna anderhalf miljoen Joden, afkomstig uit alle delen van het Romeinse rijk en uit Mesopotamië. Dit was het begin van de Paasweek, en al deze pelgrims zouden in de stad zijn en over de opstanding van Jezus horen en bij hun thuiskomst daarvan verslag doen.
1955 188:3.2 Late Saturday night, John Mark summoned the eleven apostles secretly to come to the home of his father, where, just before midnight, they all assembled in the same upper chamber where they had partaken of the Last Supper with their Master two nights previously.
1997 188:3.2 Zaterdagavond laat vroeg Johannes Marcus de elf apostelen zich in het geheim naar het huis van zijn vader te begeven, waar zij kort voor middernacht allen bijeenkwamen in dezelfde bovenzaal waar zij twee nachten tevoren met hun Meester het Laatste Avondmaal hadden gebruikt.
1955 188:3.3 Mary the mother of Jesus, with Ruth and Jude, returned to Bethany to join their family this Saturday evening just before sunset. David Zebedee remained at the home of Nicodemus, where he had arranged for his messengers to assemble early Sunday morning. The women of Galilee, who prepared spices for the further embalming of Jesus’ body, tarried at the home of Joseph of Arimathea.
1997 188:3.3 Maria, de moeder van Jezus, keerde samen met Ruth en Judas deze zaterdagavond kort voor zonsondergang naar Betanië terug om zich daar bij hun familie te voegen. David Zebedeüs bleef ten huize van Nikodemus, waar hij met zijn koeriers had afgesproken zondagochtend vroeg bijeen te zullen komen. De vrouwen uit Galilea, die specerijen bereidden voor de verdere balseming van het lichaam van Jezus, bleven ten huize van Jozef van Arimatea.
1955 188:3.4 We are not able fully to explain just what happened to Jesus of Nazareth during this period of a day and a half when he was supposed to be resting in Joseph’s new tomb. Apparently he died the same natural death on the cross as would any other mortal in the same circumstances. We heard him say, “Father, into your hands I commend my spirit.” We do not fully understand the meaning of such a statement inasmuch as his Thought Adjuster had long since been personalized and so maintained an existence apart from Jesus’ mortal being. The Master’s Personalized Adjuster could in no sense be affected by his physical death on the cross. That which Jesus put in the Father’s hands for the time being must have been the spirit counterpart of the Adjuster’s early work in spiritizing the mortal mind so as to provide for the transfer of the transcript of the human experience to the mansion worlds. There must have been some spiritual reality in the experience of Jesus which was analogous to the spirit nature, or soul, of the faith-growing mortals of the spheres. But this is merely our opinion—we do not really know what Jesus commended to his Father.
1997 188:3.4 Wij kunnen niet geheel uitleggen wat er precies met Jezus van Nazaret gebeurde gedurende deze periode van anderhalve dag toen men veronderstelde dat hij in het nieuwe graf van Jozef rustte. Blijkbaar stierf hij dezelfde natuurlijke dood aan het kruis als iedere andere sterveling in dezelfde omstandigheden. Wij hoorden hem zeggen: ‘Vader, in uw handen beveel ik mijn geest[8].’ Wij begrijpen de betekenis van deze woorden niet geheel, aangezien zijn Gedachtenrichter reeds lang gepersonaliseerd was en dus een bestaan leidde los van het sterfelijke wezen van Jezus. De gepersonaliseerde Gedachtenrichter van de Meester kon in geen enkel opzicht geraakt worden door diens fysieke dood aan het kruis. Hetgeen Jezus tijdelijk in handen van de Vader gaf, moet het geest-duplicaat zijn geweest van het vroege werk van de Richter bij de vergeestelijking van zijn sterfelijke bewustzijn, zodat de transcriptie van de menselijke ervaring naar de woningwerelden kon worden overgebracht. Er moet een of andere geestelijke realiteit in de ervaring van Jezus zijn geweest die analoog was aan de geest-natuur, ofwel ziel, van de geloof-kwekende stervelingen van de werelden. Dit is echter slechts onze mening — wij weten niet werkelijk wat Jezus zijn Vader in handen gaf.
1955 188:3.5 We know that the physical form of the Master rested there in Joseph’s tomb until about three o’clock Sunday morning, but we are wholly uncertain regarding the status of the personality of Jesus during that period of thirty-six hours. We have sometimes dared to explain these things to ourselves somewhat as follows:
1997 188:3.5 Wij weten wel dat het fysieke lichaam van de Meester daar in het graf van Jozef rustte tot ongeveer drie uur zondagochtend, maar wij verkeren in volslagen onzekerheid wat betreft de status van de persoonlijkheid van Jezus gedurende die periode van zesendertig uur. Wij hebben het soms wel eens aangedurfd deze dingen voor onszelf ongeveer als volgt te verklaren:
1955 188:3.6 1. The Creator consciousness of Michael must have been at large and wholly free from its associated mortal mind of the physical incarnation.
1997 188:3.6 1. Het Schepper-bewustzijn van Michael moet vrij zijn geweest en volledig los van het sterfelijke bewustzijn waarmee het in zijn fysieke incarnatie was verbonden.
1955 188:3.7 2. The former Thought Adjuster of Jesus we know to have been present on earth during this period and in personal command of the assembled celestial hosts.
1997 188:3.7 2. Wij weten dat de vroegere Gedachtenrichter van Jezus gedurende deze periode op aarde aanwezig was en persoonlijk het bevel voerde over de verzamelde hemelse heerscharen.
1955 188:3.8 3. The acquired spirit identity of the man of Nazareth which was built up during his lifetime in the flesh, first, by the direct efforts of his Thought Adjuster, and later, by his own perfect adjustment between the physical necessities and the spiritual requirements of the ideal mortal existence, as it was effected by his never-ceasing choice of the Father’s will, must have been consigned to the custody of the Paradise Father. Whether or not this spirit reality returned to become a part of the resurrected personality, we do not know, but we believe it did. But there are those in the universe who hold that this soul-identity of Jesus now reposes in the “bosom of the Father,” to be subsequently released for leadership of the Nebadon Corps of the Finality in their undisclosed destiny in connection with the uncreated universes of the unorganized realms of outer space.
1997 188:3.8 3. De verworven geest-identiteit van de man van Nazaret die gedurende zijn levens- loop in het vlees was opgebouwd, in het begin door de rechtstreekse inspanningen van zijn Gedachtenrichter, en later door zijn eigen volmaakte harmonisering van de fysieke behoeften en de geestelijke vereisten van het ideale sterfelijke bestaan, een harmonisering die tot stand werd gebracht door zijn onophoudelijk kiezen voor de wil van de Vader, moet toevertrouwd zijn geweest aan de hoede van de Paradijs-Vader. Of deze geest-werkelijkheid al of niet terugkeerde om deel te gaan uitmaken van de opgestane persoonlijkheid weten wij niet, maar wij geloven het wel. Bepaalde persoonlijkheden in het universum zijn echter van mening dat deze ziel-identiteit van Jezus nu rust in de ‘boezem van de Vader’, om later te worden vrijgelaten teneinde het leiderschap op zich te nemen van het Korps der Volkomenheid van Nebadon bij de nog niet geopenbaarde toekomstige bestemming hiervan in verband met de nog ongeschapen universa in de nog ongeorganiseerde gebieden in de buiten-ruimte.
1955 188:3.9 4. We think the human or mortal consciousness of Jesus slept during these thirty-six hours. We have reason to believe that the human Jesus knew nothing of what transpired in the universe during this period. To the mortal consciousness there appeared no lapse of time; the resurrection of life followed the sleep of death as of the same instant.
1997 188:3.9 4. Wij denken dat het menselijke of sterfelijke bewustzijn van Jezus gedurende deze zesendertig uur sliep. Wij hebben redenen om te geloven dat de mens Jezus niets afwist van hetgeen zich gedurende deze periode in het universum afspeelde. Voor het sterfelijke bewustzijn leek er geen tijd verlopen te zijn, het opstandingsleven volgde als het ware ogenblikkelijk op de slaap des doods.
1955 188:3.10 And this is about all we can place on record regarding the status of Jesus during this period of the tomb. There are a number of correlated facts to which we can allude, although we are hardly competent to undertake their interpretation.
1997 188:3.10 Dit is ongeveer alles wat wij op schrift kunnen stellen inzake de status van Jezus geduren- de deze periode van het graf. Er zijn een aantal met elkaar verband houdende feiten waar- aan wij kunnen refereren, maar wij zijn eigenlijk niet competent om een uitleg daarvan te geven.
1955 188:3.11 In the vast court of the resurrection halls of the first mansion world of Satania, there may now be observed a magnificent material-morontia structure known as the “Michael Memorial,” now bearing the seal of Gabriel. This memorial was created shortly after Michael departed from this world, and it bears this inscription: “In commemoration of the mortal transit of Jesus of Nazareth on Urantia.”
1997 188:3.11 In de enorme hof van de opstandingshallen op de eerste woningwereld van Satania, kan men nu een schitterend materieel-morontia bouwsel zien dat bekend staat als het ‘Michael Gedenkteken,’ en dat thans het zegel van Gabriël draagt. Dit gedenkteken werd geschapen kort nadat Michael deze wereld verliet, en draagt het opschrift: ‘Ter herinnering aan de sterfelijke overgang van Jezus van Nazaret op Urantia.’
1955 188:3.12 There are records extant which show that during this period the supreme council of Salvington, numbering one hundred, held an executive meeting on Urantia under the presidency of Gabriel. There are also records showing that the Ancients of Days of Uversa communicated with Michael regarding the status of the universe of Nebadon during this time.
1997 188:3.12 Er bestaan verslagen waaruit blijkt dat gedurende deze periode de honderd leden tellende allerhoogste raad van Salvington een bestuursvergadering op Urantia hield onder het voorzitterschap van Gabriël. Ook zijn er documenten die aantonen dat de Ouden der Dagen op Uversa contact hadden met Michael inzake de status van het universum Nebadon gedurende deze tijd.
1955 188:3.13 We know that at least one message passed between Michael and Immanuel on Salvington while the Master’s body lay in the tomb.
1997 188:3.13 Wij weten dat er ten minste één maal bericht werd doorgegeven tussen Michael en Immanuel op Salvington, terwijl het lichaam van de Meester in het graf lag.
1955 188:3.14 There is good reason for believing that some personality sat in the seat of Caligastia in the system council of the Planetary Princes on Jerusem which convened while the body of Jesus rested in the tomb.
1997 188:3.14 Er is alle reden aan te nemen dat er een persoonlijkheid op de zetel van Caligastia zat in de stelsel-vergadering van de Planetaire Vorsten op Jerusem, die was bijeengeroepen terwijl het lichaam van Jezus in het graf rustte.
1955 188:3.15 The records of Edentia indicate that the Constellation Father of Norlatiadek was on Urantia, and that he received instructions from Michael during this time of the tomb.
1997 188:3.15 In de verslagen van Edentia staat vermeld dat de Constellatie-Vader van Norlatiadek op Urantia was en dat hij gedurende deze tijd van het graf instructies van Michael ontving.
1955 188:3.16 And there is much other evidence which suggests that not all of the personality of Jesus was asleep and unconscious during this time of apparent physical death.
1997 188:3.16 Er is nog veel ander bewijsmateriaal dat erop wijst dat niet de gehele persoonlijkheid van Jezus sliep en buiten bewustzijn was gedurende deze tijd van zijn klaarblijkelijke fysieke dood.
4. MEANING OF THE DEATH ON THE CROSS
4. DE BETEKENIS VAN DE KRUISDOOD
1955 188:4.1 Although Jesus did not die this death on the cross to atone for the racial guilt of mortal man nor to provide some sort of effective approach to an otherwise offended and unforgiving God; even though the Son of Man did not offer himself as a sacrifice to appease the wrath of God and to open the way for sinful man to obtain salvation; notwithstanding that these ideas of atonement and propitiation are erroneous, nonetheless, there are significances attached to this death of Jesus on the cross which should not be overlooked. It is a fact that Urantia has become known among other neighboring inhabited planets as the “World of the Cross.”
1997 188:4.1 Ofschoon Jezus deze kruisdood niet onderging om te boeten voor de raciale schuld van de sterfelijke mens, noch om een soort effectieve toegangsweg te openen tot een overigens beledigde en niet vergevensgezinde God; ook al bood de Zoon des Mensen zich niet aan als offer om de toorn van God te stillen en de weg te openen langs welke de zondige mens redding kan vinden, toch heeft deze dood van Jezus aan het kruis, ondanks het feit dat deze ideeën over boetedoening en verzoening onjuist zijn, betekenissen die niet over het hoofd gezien dienen te worden. Het is een feit dat Urantia bij de naburige bewoonde planeten bekend is geworden als de ‘Wereld van het Kruis.’
1955 188:4.2 Jesus desired to live a full mortal life in the flesh on Urantia. Death is, ordinarily, a part of life. Death is the last act in the mortal drama. In your well-meant efforts to escape the superstitious errors of the false interpretation of the meaning of the death on the cross, you should be careful not to make the great mistake of failing to perceive the true significance and the genuine import of the Master’s death.
1997 188:4.2 Jezus wenste het volle leven van een sterveling in het vlees op Urantia te leiden. Gewoonlijk is de dood een deel van het leven. De dood is het laatste bedrijf van het sterfelijke drama. Bij uw goedbedoelde inspanningen om u vrij te maken van de bijgelovige dwalingen van de foutieve interpretatie van de betekenis van de kruisdood, dient ge ervoor te waken niet de grote vergissing te begaan dat ge de ware betekenis en de echte draagwijdte van de dood van de Meester niet zoudt inzien.
1955 188:4.3 Mortal man was never the property of the archdeceivers. Jesus did not die to ransom man from the clutch of the apostate rulers and fallen princes of the spheres. The Father in heaven never conceived of such crass injustice as damning a mortal soul because of the evil-doing of his ancestors. Neither was the Master’s death on the cross a sacrifice which consisted in an effort to pay God a debt which the race of mankind had come to owe him.
1997 188:4.3 De sterfelijke mens is nooit het eigendom geweest van de aartsbedriegers. Jezus is niet gestorven om de mens los te kopen uit de greep van de afvallige heersers en gevallen vorsten der werelden. Bij de Vader in de hemel is nooit zo’n grove onrechtvaardigheid opgekomen als het verdoemen van de ziel van een mens vanwege het zondigen van zijn voorouders. En ook was de kruisdood van de Meester geen offer dat bestond in een poging om God terug te betalen hetgeen het ras der mensen hem schuldig was geworden.
1955 188:4.4 Before Jesus lived on earth, you might possibly have been justified in believing in such a God, but not since the Master lived and died among your fellow mortals. Moses taught the dignity and justice of a Creator God; but Jesus portrayed the love and mercy of a heavenly Father.
1997 188:4.4 Voordat Jezus op aarde leefde, had ge mogelijk goede gronden gehad om in zo’n God te geloven, maar zulks was niet meer het geval nadat de Meester onder uw medemensen heeft geleefd en is gestorven. Mozes onderrichtte de waardigheid en de gerechtigheid van een Schepper-God, Jezus echter beeldde de liefde en het mededogen van een hemelse Vader uit.
1955 188:4.5 The animal nature—the tendency toward evil-doing—may be hereditary, but sin is not transmitted from parent to child. Sin is the act of conscious and deliberate rebellion against the Father’s will and the Sons’ laws by an individual will creature.
1997 188:4.5 De dierlijke natuur — de neiging tot zondigen — is dan wel erfelijk, maar zonde wordt niet van ouder op kind overgedragen. Zonde is een daad van bewuste, opzettelijke rebellie tegen de wil van de Vader en de wetten van de Zonen door een individueel wilsschepsel.
1955 188:4.6 Jesus lived and died for a whole universe, not just for the races of this one world. While the mortals of the realms had salvation even before Jesus lived and died on Urantia, it is nevertheless a fact that his bestowal on this world greatly illuminated the way of salvation; his death did much to make forever plain the certainty of mortal survival after death in the flesh.
1997 188:4.6 Jezus leefde en stierf voor een heel universum, niet alleen voor de volken van deze ene wereld. Ofschoon de stervelingen van deze gebieden het heil reeds kenden voordat Jezus op Urantia leefde en stierf, is het niettemin een feit dat zijn zelfschenking op deze wereld ten zeerste de weg des heils heeft verlicht: zijn dood heeft er veel toe bijgedragen om de zekerheid van de overleving van de sterveling na de dood in het vlees voorgoed evident te maken.
1955 188:4.7 Though it is hardly proper to speak of Jesus as a sacrificer, a ransomer, or a redeemer, it is wholly correct to refer to him as a savior. He forever made the way of salvation (survival) more clear and certain; he did better and more surely show the way of salvation for all the mortals of all the worlds of the universe of Nebadon.
1997 188:4.7 Ofschoon het nauwelijks juist is om van Jezus te spreken als offeraar, verzoener of verlosser, is het volkomen juist om over hem te spreken als heiland. Hij heeft de weg des heils (de overleving) voorgoed helderder en zekerder gemaakt: hij heeft alle stervelingen op alle werelden in het universum Nebadon beter en veiliger de weg des heils gewezen.
1955 188:4.8 When once you grasp the idea of God as a true and loving Father, the only concept which Jesus ever taught, you must forthwith, in all consistency, utterly abandon all those primitive notions about God as an offended monarch, a stern and all-powerful ruler whose chief delight is to detect his subjects in wrongdoing and to see that they are adequately punished, unless some being almost equal to himself should volunteer to suffer for them, to die as a substitute and in their stead. The whole idea of ransom and atonement is incompatible with the concept of God as it was taught and exemplified by Jesus of Nazareth. The infinite love of God is not secondary to anything in the divine nature.
1997 188:4.8 Wanneer ge eenmaal de idee begrijpt van God als een ware, liefdevolle Vader, de enige voorstelling die Jezus ooit heeft onderricht, moet ge, wilt ge consequent zijn, onmiddellijk alle primitieve noties laten varen dat God een beledigde monarch zou zijn, een strenge, almachtige heerser die er het hoogste genoegen in schept zijn onderdanen op misdaden te betrappen en ervoor te zorgen dat zij adequaat worden gestraft, tenzij een wezen dat bijna zijn gelijke is zich aanbiedt om voor hen te lijden, om te sterven als een vervanger voor hen en in hun plaats. Het hele idee van losprijs en boetedoening is onverenigbaar met het beeld van God zoals het werd onderricht en geïllustreerd door Jezus van Nazaret. De oneindige liefde van God is niet ondergeschikt aan iets anders in zijn goddelijke natuur.
1955 188:4.9 All this concept of atonement and sacrificial salvation is rooted and grounded in selfishness. Jesus taught that service to one’s fellows is the highest concept of the brotherhood of spirit believers. Salvation should be taken for granted by those who believe in the fatherhood of God. The believer’s chief concern should not be the selfish desire for personal salvation but rather the unselfish urge to love and, therefore, serve one’s fellows even as Jesus loved and served mortal men.
1997 188:4.9 Deze hele idee van boetedoening en sacrificiële redding is geworteld en gegrond in zelfzucht. Jezus onderrichtte dat dienstbaarheid aan de medemens de hoogste voorstelling is van de broederschap van geest-gelovigen. Redding dient vanzelfsprekend te zijn voor hen die geloven in het vaderschap van God. De voornaamste zorg van de gelovige dient niet het zelfzuchtige verlangen naar persoonlijke redding te gelden, maar veeleer de onbaatzuchtige impuls om lief te hebben, en derhalve, zijn medemensen te dienen zoals Jezus sterfelijke mensen liefhad en diende.
1955 188:4.10 Neither do genuine believers trouble themselves so much about the future punishment of sin. The real believer is only concerned about present separation from God. True, wise fathers may chasten their sons, but they do all this in love and for corrective purposes. They do not punish in anger, neither do they chastise in retribution.
1997 188:4.10 Echte gelovigen maken zich ook niet zo ongerust over de toekomstige straf voor zonde. De ware gelovige maakt zich alleen zorgen om een nù van God gescheiden zijn. Weliswaar kastijden wijze vaders hun zonen, maar zij doen dit alles in liefde en met correctieve oogmerken. Zij straffen niet in boosheid, en kastijden niet als vergelding.
1955 188:4.11 Even if God were the stern and legal monarch of a universe in which justice ruled supreme, he certainly would not be satisfied with the childish scheme of substituting an innocent sufferer for a guilty offender.
1997 188:4.11 Zelfs indien God de strenge, wettige monarch zou zijn van een universum waar het recht oppermachtig is, zou hij zich bepaald niet tevreden stellen met de kinderachtige opzet om een onschuldige te laten lijden in de plaats van een schuldige overtreder.
1955 188:4.12 The great thing about the death of Jesus, as it is related to the enrichment of human experience and the enlargement of the way of salvation, is not the fact of his death but rather the superb manner and the matchless spirit in which he met death.
1997 188:4.12 Het grootse van de dood van Jezus, in zijn verband met de verrijking van de menselijke ervaring en de verbreding van de weg des heils, is niet het feit van zijn dood, maar veeleer de luisterrijke wijze waarop, en de onvergelijkelijke geest waarin hij de dood tegemoet trad.
1955 188:4.13 This entire idea of the ransom of the atonement places salvation upon a plane of unreality; such a concept is purely philosophic. Human salvation is real; it is based on two realities which may be grasped by the creature’s faith and thereby become incorporated into individual human experience: the fact of the fatherhood of God and its correlated truth, the brotherhood of man. It is true, after all, that you are to be “forgiven your debts, even as you forgive your debtors.”
1997 188:4.13 Deze gehele idee van de losprijs van de boetedoening plaatst het heil op een vlak van onwerkelijkheid: deze voorstelling is zuiver filosofisch. De redding van de mens is reëel: zij is gebaseerd op twee realiteiten die het schepsel door geloof kan vatten en die daardoor deel gaan uitmaken van de individuele menselijke ervaring: het feit van het vaderschap van God en de waarheid die daarbij aansluit, de broederschap der mensen. Het is per slot van rekening waar, dat u ‘uw schulden zullen worden vergeven, zoals ook gij uw schuldenaren vergeeft[9].’
5. LESSONS FROM THE CROSS
5. LESSEN VAN HET KRUIS
1955 188:5.1 The cross of Jesus portrays the full measure of the supreme devotion of the true shepherd for even the unworthy members of his flock. It forever places all relations between God and man upon the family basis. God is the Father; man is his son. Love, the love of a father for his son, becomes the central truth in the universe relations of Creator and creature—not the justice of a king which seeks satisfaction in the sufferings and punishment of the evil-doing subject.
1997 188:5.1 Het kruis van Jezus geeft de volheid weer van de allerhoogste toewijding van de ware herder aan zelfs de onwaardige leden van zijn kudde. Het plaatst alle verhoudingen tussen God en de mensen voorgoed op een familiebasis. God is de Vader, de mens is zijn zoon. Liefde, de liefde van een vader voor zijn zoon, wordt de centrale waarheid in de universum-betrekkingen tussen de Schepper en het schepsel — niet de gerechtigheid van een koning, die genoegdoening zoekt in het lijden en de bestraffing van zijn zondigende onderdaan.
1955 188:5.2 The cross forever shows that the attitude of Jesus toward sinners was neither condemnation nor condonation, but rather eternal and loving salvation. Jesus is truly a savior in the sense that his life and death do win men over to goodness and righteous survival. Jesus loves men so much that his love awakens the response of love in the human heart. Love is truly contagious and eternally creative. Jesus’ death on the cross exemplifies a love which is sufficiently strong and divine to forgive sin and swallow up all evil-doing. Jesus disclosed to this world a higher quality of righteousness than justice—mere technical right and wrong. Divine love does not merely forgive wrongs; it absorbs and actually destroys them. The forgiveness of love utterly transcends the forgiveness of mercy. Mercy sets the guilt of evil-doing to one side; but love destroys forever the sin and all weakness resulting therefrom. Jesus brought a new method of living to Urantia. He taught us not to resist evil but to find through him a goodness which effectually destroys evil. The forgiveness of Jesus is not condonation; it is salvation from condemnation. Salvation does not slight wrongs; it makes them right. True love does not compromise nor condone hate; it destroys it. The love of Jesus is never satisfied with mere forgiveness. The Master’s love implies rehabilitation, eternal survival. It is altogether proper to speak of salvation as redemption if you mean this eternal rehabilitation.
1997 188:5.2 Het kruis toont voor altijd dat de houding van Jezus tegenover zondaars noch veroordelend noch vergoelijkend was, maar veeleer eeuwig en liefdevol reddend. Jezus is waarlijk een heiland, in de zin dat de mensen door zijn leven en sterven worden gewonnen voor goedheid en voor rechtvaardige overleving. Jezus heeft de mensen zozeer lief, dat zijn liefde de respons van liefde in het hart van de mens wekt. Liefde is waarlijk aanstekelijk en eeuwig creatief. De kruisdood van Jezus illustreert een liefde die sterk en goddelijk genoeg is om zonde te vergeven en alle kwaaddoen te absorberen. Jezus heeft aan deze wereld een hogere kwaliteit van rechtvaardigheid onthuld dan gerechtigheid — het zuiver technische goed en kwaad. Goddelijke liefde vergeeft niet alleen verkeerde daden, ze absorbeert deze en doet ze daadwerkelijk teniet. De vergeving uit liefde gaat de vergeving uit barmhartigheid verre te boven. Barmhartigheid schuift de schuld van het kwaaddoen terzijde: liefde echter doet zonde, en alle zwakheid die daaruit voorkomt, voor altijd teniet. Jezus heeft een nieuwe levensmethode naar Urantia gebracht. Hij leerde ons het kwade niet te weerstaan, maar door hem een goedheid te zoeken die het kwaad daadwerkelijk verdelgt[10]. De vergeving van Jezus is geen vergoelijking: zij is redding uit veroordeling. Redding gaat niet aan onrechtmatige daden voorbij: zij herstelt deze. Ware liefde sluit geen compromis met haat en evenmin vergoelijkt ze deze, maar zij vernietigt haar. De liefde van Jezus is nooit tevreden met alleen maar vergeving. De liefde van de Meester houdt rehabilitatie in, eeuwige overleving. Het is volkomen juist om over redding als verlossing te spreken, indien ge daarmee deze eeuwige rehabilitatie bedoelt.
1955 188:5.3 Jesus, by the power of his personal love for men, could break the hold of sin and evil. He thereby set men free to choose better ways of living. Jesus portrayed a deliverance from the past which in itself promised a triumph for the future. Forgiveness thus provided salvation. The beauty of divine love, once fully admitted to the human heart, forever destroys the charm of sin and the power of evil.
1997 188:5.3 Jezus kon, door de kracht van zijn persoonlijke liefde voor de mensen, de greep van zonde en kwaad verbreken. Hij stelde de mensen daardoor in vrijheid, zodat ze betere levenswijzen konden kiezen. Jezus beeldde een verlossing van het verleden uit, die op zichzelf een overwinning voor de toekomst beloofde. Vergeving verschafte aldus heil. Wanneer de schoonheid van goddelijke liefde eenmaal volledige toegang heeft gevonden tot het mensenhart, vernietigt zij voorgoed de bekoring van zonde en de kracht van het kwaad.
1955 188:5.4 The sufferings of Jesus were not confined to the crucifixion. In reality, Jesus of Nazareth spent upward of twenty-five years on the cross of a real and intense mortal existence. The real value of the cross consists in the fact that it was the supreme and final expression of his love, the completed revelation of his mercy.
1997 188:5.4 Het lijden van Jezus was niet beperkt tot de kruisiging. In werkelijkheid bracht Jezus van Nazaret meer dan vijfentwintig jaar door op het kruis van een werkelijk, intens, sterfelijk bestaan. De werkelijke waarde van het kruis is gelegen in het feit dat het de hoogste en finale uitdrukking was van zijn liefde, de voltooiing van de openbaring van zijn barmhartigheid.
1955 188:5.5 On millions of inhabited worlds, tens of trillions of evolving creatures who may have been tempted to give up the moral struggle and abandon the good fight of faith, have taken one more look at Jesus on the cross and then have forged on ahead, inspired by the sight of God’s laying down his incarnate life in devotion to the unselfish service of man.
1997 188:5.5 Op miljoenen bewoonde werelden hebben tientallen triljoenen evoluerende schepselen die misschien in de verleiding waren de morele worsteling op te geven en de goede strijd des geloofs te staken, opnieuw naar Jezus aan het kruis gezien en daarna de moeizame tocht doorgezet, geïnspireerd door de aanblik van God die zijn geïncarneerde leven aflegde in toewijding aan de onbaatzuchtige dienstbaarheid aan de mens[11].
1955 188:5.6 The triumph of the death on the cross is all summed up in the spirit of Jesus’ attitude toward those who assailed him. He made the cross an eternal symbol of the triumph of love over hate and the victory of truth over evil when he prayed, “Father, forgive them, for they know not what they do.” That devotion of love was contagious throughout a vast universe; the disciples caught it from their Master. The very first teacher of his gospel who was called upon to lay down his life in this service, said, as they stoned him to death, “Lay not this sin to their charge.”
1997 188:5.6 De triomf van de dood aan het kruis is geheel samengevat in de geest van Jezus’ houding ten opzichte van degenen die hem belaagden. Hij maakte het kruis tot een eeuwig symbool van de triomf van liefde over haat en de overwinning van waarheid over het kwaad, toen hij bad: ‘Vader, vergeef hen, want zij weten niet wat zij doen[12].’ Die toegewijde liefde was overal in dit enorme universum aanstekelijk: de discipelen werden er door hun Meester mee aangestoken. De allereerste leraar van zijn evangelie die werd geroepen om in deze dienst zijn leven te laten, zei, toen zij hem stenigden: ‘Reken hun deze zonde niet toe[13].’
1955 188:5.7 The cross makes a supreme appeal to the best in man because it discloses one who was willing to lay down his life in the service of his fellow men. Greater love no man can have than this: that he would be willing to lay down his life for his friends—and Jesus had such a love that he was willing to lay down his life for his enemies, a love greater than any which had hitherto been known on earth.
1997 188:5.7 Het kruis doet een allerhoogst beroep op het beste in de mens, omdat het een mens onthult die bereid was zijn leven te geven ten dienste van zijn medemensen. Niemand kan grotere liefde hebben dan deze: dat hij bereid is zijn leven te geven voor zijn vrienden — en Jezus had zo’n liefde, dat hij bereid was zijn leven te geven voor zijn vijanden, een liefde groter dan ooit tevoren op aarde was gekend[14].
1955 188:5.8 On other worlds, as well as on Urantia, this sublime spectacle of the death of the human Jesus on the cross of Golgotha has stirred the emotions of mortals, while it has aroused the highest devotion of the angels.
1997 188:5.8 Op andere werelden, evenals op Urantia, heeft deze sublieme aanblik van de dood van de mens Jezus op het kruis van Golgota de emoties van stervelingen geraakt, terwijl het de hoogste toewijding van de engelen heeft opgewekt.
1955 188:5.9 The cross is that high symbol of sacred service, the devotion of one’s life to the welfare and salvation of one’s fellows. The cross is not the symbol of the sacrifice of the innocent Son of God in the place of guilty sinners and in order to appease the wrath of an offended God, but it does stand forever, on earth and throughout a vast universe, as a sacred symbol of the good bestowing themselves upon the evil and thereby saving them by this very devotion of love. The cross does stand as the token of the highest form of unselfish service, the supreme devotion of the full bestowal of a righteous life in the service of wholehearted ministry, even in death, the death of the cross. And the very sight of this great symbol of the bestowal life of Jesus truly inspires all of us to want to go and do likewise.
1997 188:5.9 Het kruis is het hoge symbool van heilige dienstbaarheid, van het wijden van het leven aan het welzijn en het heil van de medemens. Het kruis is niet het symbool van het offer van de onschuldige Zoon van God in de plaats van schuldige zondaars teneinde de toorn van een beledigde God te stillen, maar het verheft zich inderdaad voor immer, op aarde zowel als overal in dit ontzaglijke universum, als een heilig symbool van de goeden die zich aan de slechten geven, en hen juist door deze toegewijde liefde redden. Het kruis verheft zich inderdaad als het teken van de hoogste vorm van onbaatzuchtige dienstbaarheid, de allerhoogste toewijding van een rechtvaardig leven dat volledig werd gegeven voor de dienstbaarheid van oprecht dienstbetoon, zelfs in de dood, de dood van het kruis. En alleen al de aanblik van dit grote symbool van het zelfschenkingsleven van Jezus inspireert ons allen waarlijk om hetzelfde te gaan doen.
1955 188:5.10 When thinking men and women look upon Jesus as he offers up his life on the cross, they will hardly again permit themselves to complain at even the severest hardships of life, much less at petty harassments and their many purely fictitious grievances. His life was so glorious and his death so triumphant that we are all enticed to a willingness to share both. There is true drawing power in the whole bestowal of Michael, from the days of his youth to this overwhelming spectacle of his death on the cross.
1997 188:5.10 Wanneer denkende mannen en vrouwen naar Jezus zien terwijl hij zijn leven opoffert aan het kruis, zullen zij zich nauwelijks meer veroorloven te klagen, zelfs niet over de zwaarste tegenspoed in het leven, en nog veel minder over onbeduidende irritaties en hun vele, louter denkbeeldige grieven. Zijn leven was zo glorieus en zijn sterven zo triomfantelijk, dat wij allen verlokt worden tot een bereidwilligheid om beide te delen[15]. Er schuilt een ware aantrekkingskracht in de gehele zelfschenking van Michael, van de dagen van zijn jeugd tot en met dit overweldigende schouwspel van zijn dood aan het kruis.
1955 188:5.11 Make sure, then, that when you view the cross as a revelation of God, you do not look with the eyes of the primitive man nor with the viewpoint of the later barbarian, both of whom regarded God as a relentless Sovereign of stern justice and rigid law-enforcement. Rather, make sure that you see in the cross the final manifestation of the love and devotion of Jesus to his life mission of bestowal upon the mortal races of his vast universe. See in the death of the Son of Man the climax of the unfolding of the Father’s divine love for his sons of the mortal spheres. The cross thus portrays the devotion of willing affection and the bestowal of voluntary salvation upon those who are willing to receive such gifts and devotion. There was nothing in the cross which the Father required—only that which Jesus so willingly gave, and which he refused to avoid.
1997 188:5.11 Zorgt er dus voor dat wanneer ge het kruis beschouwt als een openbaring van God, ge niet kijkt met de ogen van de primitieve mens of vanuit het gezichtspunt van de latere barbaar, die beiden God beschouwden als een meedogenloos Soeverein die streng rechtspreekt en onbuigzaam de hand houdt aan zijn wetten. Veeleer dient ge ervoor te zorgen dat ge in het kruis de finale manifestatie van de liefde en toewijding van Jezus ziet voor de levensmissie waarbij hij zich schonk aan de sterfelijke rassen van zijn uitgestrekte universum. Ziet in de dood van de Zoon des Mensen de climax van de ontvouwing van de goddelijke liefde van de Vader voor zijn zonen op de werelden der stervelingen. Zo beeldt het kruis de toewijding uit van gewillige liefde en de schenking van vrijwillig behoud aan degenen die bereid zijn om deze geschenken en toewijding te ontvangen. Er was niets in het kruis dat de Vader eiste — alleen wat Jezus gewillig gaf en weigerde te vermijden.
1955 188:5.12 If man cannot otherwise appreciate Jesus and understand the meaning of his bestowal on earth, he can at least comprehend the fellowship of his mortal sufferings. No man can ever fear that the Creator does not know the nature or extent of his temporal afflictions.
1997 188:5.12 Indien de mens Jezus niet op andere wijze kan waarderen en de betekenis van zijn zelfschenking op aarde niet kan verstaan, dan kan hij althans de verbondenheid verstaan die in zijn lijden als sterveling tot uitdrukking gebracht werd. Niemand kan ooit vrezen dat de aard en omvang van zijn kwellingen in deze wereld aan de Schepper onbekend zijn[16].
1955 188:5.13 We know that the death on the cross was not to effect man’s reconciliation to God but to stimulate man’s realization of the Father’s eternal love and his Son’s unending mercy, and to broadcast these universal truths to a whole universe.
1997 188:5.13 Wij weten dat de dood aan het kruis niet plaatsvond om de mens met God te verzoenen, maar om de mens te stimuleren tot de bewustwording van de eeuwige liefde van de Vader en het eindeloze mededogen van zijn Zoon, en om deze universele waarheden aan een heel universum bekend te maken.