Het Urantia Boek in het Engels is sinds 2006 wereldwijd Public Domain.
Vertalingen: © 1997 De Stichting Urantia
Verhandeling 77. De Middenwezens |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 79. De expansie der Andieten in het Oosten |
THE VIOLET RACE AFTER THE DAYS OF ADAM
HET VIOLETTE RAS NA DE TIJD VAN ADAM
1955 78:0.1 THE second Eden was the cradle of civilization for almost thirty thousand years. Here in Mesopotamia the Adamic peoples held forth, sending out their progeny to the ends of the earth, and latterly, as amalgamated with the Nodite and Sangik tribes, were known as the Andites. From this region went those men and women who initiated the doings of historic times, and who have so enormously accelerated cultural progress on Urantia.
1997 78:0.1 HET tweede Eden was bijna dertigduizend jaar lang de bakermat der civilisatie. Hier in Mesopotamië beheerden de Adamische volken hun zaken, zonden hun nakomelingen uit naar de einden der aarde, en raakten zij, na hun vermenging met stammen der Nodieten en Sangiks, ten slotte bekend als de Andieten. Van dit gebied gingen de mannen en vrouwen uit die de activiteiten ontplooiden waarmee de historische tijd werd ingeluid, en die de culturele vooruitgang op Urantia enorm hebben versneld.
1955 78:0.2 This paper depicts the planetary history of the violet race, beginning soon after the default of Adam, about 35,000 B.C., and extending down through its amalgamation with the Nodite and Sangik races, about 15,000 B.C., to form the Andite peoples and on to its final disappearance from the Mesopotamian homelands, about 2000 B.C.
1997 78:0.2 Deze verhandeling beschrijft de planetaire geschiedenis van het violette ras, beginnend kort na het in gebreke blijven van Adam, ongeveer 35.000 v. Chr., via de vermenging met de Nodieten en de Sangik-rassen rond 15.000 v. Chr., waaruit de Anditische volken ontstonden, tot hun uiteindelijk verdwijnen uit hun Mesopotamische geboortestreken, rond 2000 v.Chr.
1. RACIAL AND CULTURAL DISTRIBUTION
1. DE VERSPREIDING DER RASSEN EN CULTUREN
1955 78:1.1 Although the minds and morals of the races were at a low level at the time of Adam’s arrival, physical evolution had gone on quite unaffected by the exigencies of the Caligastia rebellion. Adam’s contribution to the biologic status of the races, notwithstanding the partial failure of the undertaking, enormously upstepped the people of Urantia.
1997 78:1.1 Ofschoon het denken en de zeden van de rassen ten tijde van de aankomst van Adam op een laag niveau stonden, was de fysieke ontwikkeling doorgegaan, volstrekt onberoerd door de noodtoestand tengevolge van de rebellie van Caligastia. Adams bijdrage aan de biologische status der rassen heeft, niettegenstaande de gedeeltelijke mislukking van deze onderneming, het niveau der volken op Urantia enorm verhoogd.
1955 78:1.2 Adam and Eve also contributed much that was of value to the social, moral, and intellectual progress of mankind; civilization was immensely quickened by the presence of their offspring. But thirty-five thousand years ago the world at large possessed little culture. Certain centers of civilization existed here and there, but most of Urantia languished in savagery. Racial and cultural distribution was as follows:
1997 78:1.2 Adam en Eva leverden ook veel waardevolle bijdragen tot de sociale, morele en verstandelijke vooruitgang van de mensheid; de civilisatie werd door de aanwezigheid van hun nageslacht geweldig gestimuleerd. Maar vijfendertigduizend jaar geleden bezat de wereld als geheel nog maar weinig cultuur. Er bestonden hier en daar centra van civilisatie, doch het grootste deel van Urantia verkommerde in gewelddadigheid. De rassen en civilisaties waren als volgt verspreid:
1955 78:1.3 1. The violet race—Adamites and Adamsonites. The chief center of Adamite culture was in the second garden, located in the triangle of the Tigris and Euphrates rivers; this was indeed the cradle of Occidental and Indian civilizations. The secondary or northern center of the violet race was the Adamsonite headquarters, situated east of the southern shore of the Caspian Sea near the Kopet mountains. From these two centers there went forth to the surrounding lands the culture and life plasm which so immediately quickened all the races.
1997 78:1.3 1. Het violette ras — Adamieten en Adamszonieten. Het belangrijkste centrum van de Adamische civilisatie lag in de tweede hof, die zich in de driehoek tussen de rivieren de Tigris en de Eufraat bevond; dit was inderdaad de bakermat van de Westerse en de Indiase civilisatie. Het tweede of noordelijke centrum van het violette ras was het hoofdkwartier van de afstammelingen van Adamszoon, ten oosten van de zuidkust van de Kaspische Zee, in de buurt van het Kopet-gebergte. Vanuit deze twee centra verbreidden zich de civilisatie en het levensplasma naar de omringende landen, waardoor alle rassen onmiddellijk werden gestimuleerd.
1955 78:1.4 2. Pre-Sumerians and other Nodites. There were also present in Mesopotamia, near the mouth of the rivers, remnants of the ancient culture of the days of Dalamatia. With the passing millenniums, this group became thoroughly admixed with the Adamites to the north, but they never entirely lost their Nodite traditions. Various other Nodite groups that had settled in the Levant were, in general, absorbed by the later expanding violet race.
1997 78:1.4 2. Pre-Sumeriërs en andere Nodieten. In Mesopotamië, dichtbij de mondingen van de rivieren, bevonden zich ook de resten van de oude cultuur uit de tijd van Dalamatia. In de loop van de millennia vermengde deze groep zich grondig met de Adamieten die ten noorden van hen leefden, maar hun Noditische tradities verloren zij nooit helemaal. Verschillende andere groepen Nodieten die zich in de Levant hadden gevestigd, werden in het algemeen door het zich later uitbreidende violette ras geabsorbeerd.
1955 78:1.5 3. The Andonites maintained five or six fairly representative settlements to the north and east of the Adamson headquarters. They were also scattered throughout Turkestan, while isolated islands of them persisted throughout Eurasia, especially in mountainous regions. These aborigines still held the northlands of the Eurasian continent, together with Iceland and Greenland, but they had long since been driven from the plains of Europe by the blue man and from the river valleys of farther Asia by the expanding yellow race.
1997 78:1.5 3. De Andonieten hadden vijf of zes tamelijk karakteristieke nederzettingen ten noorden en oosten van het hoofdkwartier van Adamszoon. Zij waren ook hier en daar door heel Turkestan verspreid, terwijl geïsoleerde groepen in heel Eurazië bleven voorkomen, vooral in bergachtige gebieden. Deze oorspronkelijke bewoners bezetten toen nog de noordelijke streken van het Eurazische continent, evenals IJsland en Groenland, doch waren reeds lang door de blauwe mens uit de vlakten van Europa verdreven, en door het zich uitbreidende gele ras uit de riviervalleien ver in Azië.
1955 78:1.6 4. The red man occupied the Americas, having been driven out of Asia over fifty thousand years before the arrival of Adam.
1997 78:1.6 4. De rode mens bewoonde de beide Amerika’s, waarheen hij meer dan vijftigduizend jaar vóór de komst van Adam vanuit Azië was verdreven.
1955 78:1.7 5. The yellow race. The Chinese peoples were well established in control of eastern Asia. Their most advanced settlements were situated to the northwest of modern China in regions bordering on Tibet.
1997 78:1.7 5. Het gele ras. De Chinese volkeren hadden de macht over oostelijk Azië stevig in handen. Hun meest vooruitgeschoven nederzettingen lagen in het noordwesten van het huidige China, in de gebieden die aan Tibet grenzen.
1955 78:1.8 6. The blue race. The blue men were scattered all over Europe, but their better centers of culture were situated in the then fertile valleys of the Mediterranean basin and in northwestern Europe. Neanderthal absorption had greatly retarded the culture of the blue man, but he was otherwise the most aggressive, adventurous, and exploratory of all the evolutionary peoples of Eurasia.
1997 78:1.8 6. Het blauwe ras. De blauwe mensen kwamen in geheel Europa voor, maar de centra van hun hoger ontwikkelde cultuur lagen in de toenmaals vruchtbare valleien van het Middellandse Zee-bekken en in Noordwest-Europa. Door het absorberen van de Neander-thalers was de culturele ontwikkeling van de blauwe mens sterk vertraagd, maar overigens was hij de meest ondernemende en avontuurlijke mens van alle evolutionaire volken in Eurazië, en trok hij het meest op verkenning uit.
1955 78:1.9 7. Pre-Dravidian India. The complex mixture of races in India—embracing every race on earth, but especially the green, orange, and black—maintained a culture slightly above that of the outlying regions.
1997 78:1.9 7. Het Pre-Dravidische India. De veelvuldig vermengde rassen in India — ieder ras op aarde maakte er deel van uit, doch vooral het groene, oranje en zwarte — hielden een cultuur in stand die iets hoger was dan die van de daarbuiten gelegen streken.
1955 78:1.10 8. The Sahara civilization. The superior elements of the indigo race had their most progressive settlements in what is now the great Sahara desert. This indigo-black group carried extensive strains of the submerged orange and green races.
1997 78:1.10 8. De Sahara-civilisatie. De superieure elementen van het indigo ras hadden hun meest ontwikkelde nederzettingen in wat nu de grote Sahara-woestijn is. Deze indigo-zwarte groep droeg een aanzienlijke hoeveelheid erfelijk materiaal in zich van het oranje en het groene ras, welke beide waren ondergegaan.
1955 78:1.11 9. The Mediterranean basin. The most highly blended race outside of India occupied what is now the Mediterranean basin. Here blue men from the north and Saharans from the south met and mingled with Nodites and Adamites from the east.
1997 78:1.11 9. Het Middellandse Zee-bekken. Het meest vermengde ras buiten India bewoonde wat nu het Middellandse Zee-bekken is. Hier ontmoetten de blauwe mensen uit het noorden en de Sahara-bewoners uit het zuiden, de Nodieten en Adamieten uit het oosten en vermengden zich met hen.
1955 78:1.12 This was the picture of the world prior to the beginnings of the great expansions of the violet race, about twenty-five thousand years ago. The hope of future civilization lay in the second garden between the rivers of Mesopotamia. Here in southwestern Asia there existed the potential of a great civilization, the possibility of the spread to the world of the ideas and ideals which had been salvaged from the days of Dalamatia and the times of Eden.
1997 78:1.12 Dit nu was het beeld dat de wereld vertoonde vóór de aanvang van de omvangrijke uitbreidingen van het violette ras, ongeveer vijfentwintigduizend jaar geleden. De hoop van de toekomstige civilisatie lag in de tweede hof tussen de rivieren van Mesopotamië. Hier in Zuidwest-Azië leefde het potentieel voor een grote civilisatie, de mogelijkheid om over de gehele wereld de ideeën en idealen te verspreiden die uit de dagen van Dalamatia en de tijd van Eden bewaard waren gebleven.
1955 78:1.13 Adam and Eve had left behind a limited but potent progeny, and the celestial observers on Urantia waited anxiously to find out how these descendants of the erring Material Son and Daughter would acquit themselves.
1997 78:1.13 Adam en Eva hadden een beperkt doch krachtig nageslacht nagelaten en de hemelse waarnemers op Urantia wachtten gespannen af om te zien hoe deze afstammelingen van de dwalende Materiële Zoon en Dochter zich van hun taak zouden kwijten.
2. THE ADAMITES IN THE SECOND GARDEN
2. DE ADAMIETEN IN DE TWEEDE HOF
1955 78:2.1 For thousands of years the sons of Adam labored along the rivers of Mesopotamia, working out their irrigation and flood-control problems to the south, perfecting their defenses to the north, and attempting to preserve their traditions of the glory of the first Eden.
1997 78:2.1 Duizenden jaren lang zwoegden de zonen van Adam langs de rivieren van Mesopotamië, in het zuiden werkend aan hun problemen met de irrigatie en de beheersing van overstromingen, in het noorden hun verdedigingswerken perfectionerend, en trachtend hun tradities over de heerlijkheid van het eerste Eden te bewaren.
1955 78:2.2 The heroism displayed in the leadership of the second garden constitutes one of the amazing and inspiring epics of Urantia’s history. These splendid souls never wholly lost sight of the purpose of the Adamic mission, and therefore did they valiantly fight off the influences of the surrounding and inferior tribes while they willingly sent forth their choicest sons and daughters in a steady stream as emissaries to the races of earth. Sometimes this expansion was depleting to the home culture, but always these superior peoples would rehabilitate themselves.
1997 78:2.2 De heldhaftigheid die de leiders van de tweede hof vertoonden, vormt een verbazingwekkend, inspirerend epos in de geschiedenis van Urantia. Deze prachtige mensen verloren nooit helemaal uit het oog wat het doel van de Adamische missie was geweest, en daarom boden zij moedig weerstand aan de invloeden van de omringende, inferieure stammen, terwijl zij bereidwillig hun meest uitgelezen zonen en dochters in een gestage stroom uitzonden als afgezanten naar de rassen der aarde. Soms ging deze uitbreiding ten koste van de eigen cultuur, maar deze superieure volken wisten zich altijd te herstellen.
1955 78:2.3 The civilization, society, and cultural status of the Adamites were far above the general level of the evolutionary races of Urantia. Only among the old settlements of Van and Amadon and the Adamsonites was there a civilization in any way comparable. But the civilization of the second Eden was an artificial structure — it had not been evolved—and was therefore doomed to deteriorate until it reached a natural evolutionary level.
1997 78:2.3 De civilisatie, de samenleving en culturele status van de Adamieten, stonden ver boven het algemene peil van de evolutionaire rassen op Urantia. Alleen in de oude nederzettingen van Van en Amadon en van de nakomelingen van Adamszoon trof men een civilisatie aan die enigszins vergelijkbaar was met de hunne. De civilisatie van het tweede Eden was echter een kunstmatige structuur — zij was niet geëvolueerd — en daarom gedoemd terug te vallen tot zij een natuurlijk evolutionair niveau had bereikt.
1955 78:2.4 Adam left a great intellectual and spiritual culture behind him, but it was not advanced in mechanical appliances since every civilization is limited by available natural resources, inherent genius, and sufficient leisure to insure inventive fruition. The civilization of the violet race was predicated on the presence of Adam and on the traditions of the first Eden. After Adam’s death and as these traditions grew dim through the passing millenniums, the cultural level of the Adamites steadily deteriorated until it reached a state of reciprocal balance with the status of the surrounding peoples and the naturally evolving cultural capacities of the violet race.
1997 78:2.4 Adam liet een grote intellectuele en geestelijke cultuur na welke echter niet geavanceerd was op het gebied van mechanische werktuigen, aangezien iedere civilisatie wordt beperkt door de beschikbaarheid van natuurlijke hulpbronnen, aangeboren talent en voldoende vrije tijd om de vruchten der inventiviteit te garanderen. De civilisatie van het violette ras stoelde op de aanwezigheid van Adam en de tradities van het eerste Eden. Na Adams dood, toen deze tradities in de loop der millennia vervaagden, ging het culturele niveau van de Adamieten gestaag achteruit, tot er een staat van wederkerig evenwicht was bereikt met de status van de omringende volken en de natuurlijk evoluerende culturele capaciteiten van het violette ras.
1955 78:2.5 But the Adamites were a real nation around 19,000 B.C., numbering four and a half million, and already they had poured forth millions of their progeny into the surrounding peoples.
1997 78:2.5 Doch rond 19.000 v. Chr. vormden de Adamieten een werkelijke natie van viereneenhalf miljoen zielen, en waren er reeds miljoenen van hun nageslacht de omringende volken binnengestroomd.
3. EARLY EXPANSIONS OF THE ADAMITES
3. DE VROEGE GEBIEDSUITBREIDINGEN DER ADAMIETEN
1955 78:3.1 The violet race retained the Edenic traditions of peacefulness for many millenniums, which explains their long delay in making territorial conquests. When they suffered from population pressure, instead of making war to secure more territory, they sent forth their excess inhabitants as teachers to the other races. The cultural effect of these earlier migrations was not enduring, but the absorption of the Adamite teachers, traders, and explorers was biologically invigorating to the surrounding peoples.
1997 78:3.1 Het violette ras hield vele duizenden jaren vast aan de vreedzame tradities van Eden, hetgeen verklaart waarom het zo lang duurde voordat zij territoriale veroveringen maakten. Wanneer zij last hadden van de druk van overbevolking, voerden zij geen oorlogen om meer grondgebied te bemachtigen, maar zonden in plaats daarvan het overschot van hun inwoners als leraren naar de andere rassen. Het culturele effect van deze eerste migraties hield niet stand, maar door het opnemen van de Adamische leraren, handelaren en onderzoekers werden de omringende volken biologisch sterker.
1955 78:3.2 Some of the Adamites early journeyed westward to the valley of the Nile; others penetrated eastward into Asia, but these were a minority. The mass movement of the later days was extensively northward and thence westward. It was, in the main, a gradual but unremitting northward push, the greater number making their way north and then circling westward around the Caspian Sea into Europe.
1997 78:3.2 Sommige Adamieten trokken reeds vroeg in westelijke richting naar het Nijldal; anderen drongen in oostelijke richting Azië binnen, maar dit was een minderheid. De massale beweging van de latere tijd ging ver in noordelijke richting en vandaar naar het westen. Overwegend was dit een geleidelijk doch constant opdringen in noordelijke richting, waarbij de grootste aantallen naar het noorden gingen en daarna in een westwaartse cirkel rond de Kaspische Zee Europa binnentrokken.
1955 78:3.3 About twenty-five thousand years ago many of the purer elements of the Adamites were well on their northern trek. And as they penetrated northward, they became less and less Adamic until, by the times of their occupation of Turkestan, they had become thoroughly admixed with the other races, particularly the Nodites. Very few of the pure-line violet peoples ever penetrated far into Europe or Asia.
1997 78:3.3 Ongeveer vijfentwintigduizend jaar geleden waren vele zuiverder Adamieten reeds een heel stuk in noordelijke richting onderweg. Naarmate zij verder naar het noorden doordrongen, werden zij steeds minder Adamisch, totdat zij tegen de tijd dat zij Turkestan bezetten, geheel vermengd waren geraakt met de andere rassen, vooral met de Nodieten. Slechts heel weinigen van de zuiver violette volken zijn ooit ver in Europa of Azië doorgedrongen.
1955 78:3.4 From about 30,000 to 10,000 B.C. epoch-making racial mixtures were taking place throughout southwestern Asia. The highland inhabitants of Turkestan were a virile and vigorous people. To the northwest of India much of the culture of the days of Van persisted. Still to the north of these settlements the best of the early Andonites had been preserved. And both of these superior races of culture and character were absorbed by the northward-moving Adamites. This amalgamation led to the adoption of many new ideas; it facilitated the progress of civilization and greatly advanced all phases of art, science, and social culture.
1997 78:3.4 Van ongeveer 30.000 tot 10.000 v. Chr. vonden er belangrijke rassenvermengingen plaats in geheel Zuidwest-Azië. De bewoners van het Turkestaanse hoogland waren een manhaftig en vitaal volk. Ten noordwesten van India hield de cultuur uit de tijd van Van nog voor een groot deel stand. Nog verder ten noorden van deze nederzettingen waren de besten der vroege Andonieten in stand gebleven. Deze beide qua cultuur en karakter superieure rassen werden door de naar het noorden trekkende Adamieten geabsorbeerd. Door deze vermenging werden er vele nieuwe ideeën aangenomen; deze vermenging vergemakkelijkte de vooruitgang van de civilisatie en bevorderde in sterke mate alle aspecten van kunsten, wetenschap en sociale cultuur.
1955 78:3.5 As the period of the early Adamic migrations ended, about 15,000 B.C., there were already more descendants of Adam in Europe and central Asia than anywhere else in the world, even than in Mesopotamia. The European blue races had been largely infiltrated. The lands now called Russia and Turkestan were occupied throughout their southern stretches by a great reservoir of the Adamites mixed with Nodites, Andonites, and red and yellow Sangiks. Southern Europe and the Mediterranean fringe were occupied by a mixed race of Andonite and Sangik peoples—orange, green, and indigo—with a sprinkling of the Adamite stock. Asia Minor and the central-eastern European lands were held by tribes that were predominantly Andonite.
1997 78:3.5 Toen de periode van de eerste Adamische volksverhuizingen ten einde liep, ongeveer 15.000 v. Chr., leefden er reeds meer afstammelingen van Adam in Europa en centraal Azië dan waar ook ter wereld, zelfs dan in Mesopotamië. Zij waren op grote schaal in de Europese blauwe rassen geïnfiltreerd. Het gehele zuiden van de landstreken die nu Rusland en Turkestan heten, was in bezit genomen door een omvangrijke reserve aan Adamieten vermengd met Nodieten, Andonieten en rode en gele Sangiks. Zuid-Europa en de gebieden rond de Middellandse Zee werden bewoond door een gemengd ras van Andonieten en Sangik-volken — oranje, groen en indigo — en een klein aantal van het Adamische geslacht. Klein-Azië en de landen in centraal en oostelijk Europa waren in handen van overwegend Andonische stammen.
1955 78:3.6 A blended colored race, about this time greatly reinforced by arrivals from Mesopotamia, held forth in Egypt and prepared to take over the disappearing culture of the Euphrates valley. The black peoples were moving farther south in Africa and, like the red race, were virtually isolated.
1997 78:3.6 Een gemengd gekleurd ras dat tegen deze tijd zeer werd versterkt door nieuwkomers uit Mesopotamië, leefde in Egypte en maakte zich op om de verdwijnende cultuur in de vallei van de Eufraat over te nemen. De zwarte volkeren trokken verder naar het zuiden in Afrika en raakten, evenals het rode ras, zo goed als geïsoleerd.
1955 78:3.7 The Saharan civilization had been disrupted by drought and that of the Mediterranean basin by flood. The blue races had, as yet, failed to develop an advanced culture. The Andonites were still scattered over the Arctic and central Asian regions. The green and orange races had been exterminated as such. The indigo race was moving south in Africa, there to begin its slow but long-continued racial deterioration.
1997 78:3.7 De civilisatie van de Sahara was door droogte verstoord en die van het Middellandse Zee-bekken door overstromingen. De blauwe rassen waren er tot nu toe niet in geslaagd een gevorderde cultuur te ontwikkelen. De Andonieten waren nog steeds her en der verspreid over gebieden rond de Noordpool en in centraal Azië. De groene en oranje rassen waren als zodanig uitgeroeid. Het indigo ras trok naar het zuiden in Afrika, waar de trage doch lang voortdurende achteruitgang van dit ras een aanvang nam.
1955 78:3.8 The peoples of India lay stagnant, with a civilization that was unprogressing; the yellow man was consolidating his holdings in central Asia; the brown man had not yet begun his civilization on the near-by islands of the Pacific.
1997 78:3.8 De volken van India stonden stil, met een civilisatie die zich niet verder ontwikkelde; de gele mens consolideerde zijn greep op centraal Azië; de bruine mens had nog geen aanstalten gemaakt tot zijn civilisatie op de nabijgelegen eilanden in de Grote Oceaan.
1955 78:3.9 These racial distributions, associated with extensive climatic changes, set the world stage for the inauguration of the Andite era of Urantia civilization. These early migrations extended over a period of ten thousand years, from 25,000 to 15,000 B.C. The later or Andite migrations extended from about 15,000 to 6000 B.C.
1997 78:3.9 Door deze verspreiding der rassen, die samenviel met uitgebreide klimaatsveranderingen, werd de wereld voorbereid voor de intrede van het Anditische tijdvak in de civilisatie van Urantia. Deze eerste volksverhuizingen vonden plaats gedurende een periode van tienduizend jaar, van 25.000 tot 15.000 v. Chr. De latere of Anditische migraties duurden van 15.000 tot 6.000 v. Chr.
1955 78:3.10 It took so long for the earlier waves of Adamites to pass over Eurasia that their culture was largely lost in transit. Only the later Andites moved with sufficient speed to retain the Edenic culture at any great distance from Mesopotamia.
1997 78:3.10 Het duurde dermate lang voordat de eerste golven der Adamieten in Eurazië waren doorgedrongen, dat hun cultuur onderweg grotendeels verloren ging. Alleen de latere Andieten verplaatsten zich snel genoeg om ook op grote afstand van Mesopotamië de cultuur van Eden in stand te kunnen houden.
4. THE ANDITES
4. DE ANDIETEN
1955 78:4.1 The Andite races were the primary blends of the pure-line violet race and the Nodites plus the evolutionary peoples. In general, Andites should be thought of as having a far greater percentage of Adamic blood than the modern races. In the main, the term Andite is used to designate those peoples whose racial inheritance was from one-eighth to one-sixth violet. Modern Urantians, even the northern white races, contain much less than this percentage of the blood of Adam.
1997 78:4.1 De rassen der Andieten bestonden uit de primaire vermengingen van het zuiver violette ras en de Nodieten plus de evolutionaire volken. Men moet bedenken dat de Andieten in het algemeen een veel groter percentage Adamisch bloed bezaten dan de huidige rassen. In het algemeen gebruiken wij de term Anditisch als aanduiding van de volken die als ras een achtste tot een zesde violet bloed hadden geërfd. De huidige Urantianen, zelfs de noordelijke blanke rassen, hebben een veel lager percentage van het bloed van Adam.
1955 78:4.2 The earliest Andite peoples took origin in the regions adjacent to Mesopotamia more than twenty-five thousand years ago and consisted of a blend of the Adamites and Nodites. The second garden was surrounded by concentric circles of diminishing violet blood, and it was on the periphery of this racial melting pot that the Andite race was born. Later on, when the migrating Adamites and Nodites entered the then fertile regions of Turkestan, they soon blended with the superior inhabitants, and the resultant race mixture extended the Andite type northward.
1997 78:4.2 De eerste Anditische volken ontstonden meer dan vijfentwintigduizend jaar geleden in de gebieden grenzend aan Mesopotamië en waren een mengsel van de Adamieten en Nodieten. De tweede hof was omgeven door concentrische cirkels met steeds minder violet bloed, en het was in de periferie van deze smeltkroes der rassen dat het ras der Andieten werd geboren. Later, toen de migrerende Adamieten en Nodieten de destijds vruchtbare streken van Turkestan binnentrokken, vermengden zij zich reeds spoedig met de hoger ontwikkelde bewoners en door de rassenvermenging die daarvan het gevolg was, verspreidde de Anditische mens zich verder naar het noorden.
1955 78:4.3 The Andites were the best all-round human stock to appear on Urantia since the days of the pure-line violet peoples. They embraced most of the highest types of the surviving remnants of the Adamite and Nodite races and, later, some of the best strains of the yellow, blue, and green men.
1997 78:4.3 De Andieten waren het beste, veelzijdigste menselijk geslacht dat sedert de tijd van de zuiver violette volken op Urantia was verschenen. Zij omvatten het merendeel van de beste typen van de overlevende restanten der Adamische en Noditische rassen en, later, enige van de beste erfelijke elementen der gele, blauwe en groene mensen.
1955 78:4.4 These early Andites were not Aryan; they were pre-Aryan. They were not white; they were pre-white. They were neither an Occidental nor an Oriental people. But it is Andite inheritance that gives to the polyglot mixture of the so-called white races that generalized homogeneity which has been called Caucasoid.
1997 78:4.4 Deze vroege Andieten waren niet Arisch; het waren pre-Ariërs. Zij waren niet blank, maar pre-blank. Zij waren noch een westers, noch een oosters volk. Het is evenwel de erfenis der Andieten die aan het veeltalige mengsel der zogeheten blanke rassen de algemeen geworden homogeniteit heeft gegeven welke Kaukasoïde is genoemd.
1955 78:4.5 The purer strains of the violet race had retained the Adamic tradition of peace-seeking, which explains why the earlier race movements had been more in the nature of peaceful migrations. But as the Adamites united with the Nodite stocks, who were by this time a belligerent race, their Andite descendants became, for their day and age, the most skillful and sagacious militarists ever to live on Urantia. Thenceforth the movements of the Mesopotamians grew increasingly military in character and became more akin to actual conquests.
1997 78:4.5 De zuiverder takken van het violette ras hadden de Adamische traditie om vrede na te streven behouden, hetgeen verklaart waarom de eerste verplaatsingen van het ras meer de aard hadden van vreedzame volksverhuizingen. Maar toen de Adamieten zich verenigden met de afstammelingen der Nodieten, die tegen deze tijd een strijdlustig ras vormden, werden hun Anditische nakomelingen, naar hun tijd gemeten, de bekwaamste en scherpzinnigste militairen die ooit op Urantia hebben geleefd. Van toen af kregen de verplaatsingen van de Mesopotamiërs een steeds sterker militair karakter en begonnen zij meer op werkelijke veroveringen te lijken.
1955 78:4.6 These Andites were adventurous; they had roving dispositions. An increase of either Sangik or Andonite stock tended to stabilize them. But even so, their later descendants never stopped until they had circumnavigated the globe and discovered the last remote continent.
1997 78:4.6 Deze Andieten waren avontuurlijk: zij hadden een sterke neiging tot zwerftochten. Een grotere bloedverwantschap met de Sangiks of Andonieten leidde over het algemeen tot grotere stabiliteit. Desondanks waren hun latere afstammelingen niet tegen te houden totdat zij de gehele wereld waren rondgevaren en het laatste, ver verwijderde continent hadden ontdekt.
5. THE ANDITE MIGRATIONS
5. DE ANDITISCHE MIGRATIES
1955 78:5.1 For twenty thousand years the culture of the second garden persisted, but it experienced a steady decline until about 15,000 B.C., when the regeneration of the Sethite priesthood and the leadership of Amosad inaugurated a brilliant era. The massive waves of civilization which later spread over Eurasia immediately followed the great renaissance of the Garden consequent upon the extensive union of the Adamites with the surrounding mixed Nodites to form the Andites.
1997 78:5.1 Twintigduizend jaar lang hield de civilisatie van de tweede hof stand, doch zij onderging een gestadig verval tot ongeveer 15.000 v. Chr., toen de herleving van het Setitische priesterdom en het leiderschap van Amosad een schitterend tijdperk inluidden. De massale golven van civilisatie die zich later over Eurazië uitbreidden, volgden onmiddellijk op de grote renaissance van de Hof, welke voortvloeide uit de grootscheepse vereniging van de Adamieten met de omringende gemengde Nodieten, waaruit de Andieten voortkwamen.
1955 78:5.2 These Andites inaugurated new advances throughout Eurasia and North Africa. From Mesopotamia through Sinkiang the Andite culture was dominant, and the steady migration toward Europe was continuously offset by new arrivals from Mesopotamia. But it is hardly correct to speak of the Andites as a race in Mesopotamia proper until near the beginning of the terminal migrations of the mixed descendants of Adam. By this time even the races in the second garden had become so blended that they could no longer be considered Adamites.
1997 78:5.2 Deze Andieten brachten in geheel Eurazië en Noord-Afrika nieuwe ontwikkelingen op gang. Van Mesopotamië tot Sinkiang overheerste de beschaving der Andieten en de gestage trek naar Europa werd voortdurend gecompenseerd door nieuwe aanvoer uit Mesopotamië. Het is echter minder juist om te spreken over de Andieten als een ras in het eigenlijke Mesopotamië, tot vlak voor het begin der laatste volksverhuizingen van de gemengde afstammelingen van Adam. Tegen deze tijd waren zelfs de rassen in de tweede hof zo vermengd geraakt, dat zij niet langer als Adamieten konden worden beschouwd.
1955 78:5.3 The civilization of Turkestan was constantly being revived and refreshed by the newcomers from Mesopotamia, especially by the later Andite cavalrymen. The so-called Aryan mother tongue was in process of formation in the highlands of Turkestan; it was a blend of the Andonic dialect of that region with the language of the Adamsonites and later Andites. Many modern languages are derived from this early speech of these central Asian tribes who conquered Europe, India, and the upper stretches of the Mesopotamian plains. This ancient language gave the Occidental tongues all of that similarity which is called Aryan.
1997 78:5.3 De civilisatie van Turkestan werd voortdurend nieuw leven ingeblazen en ververst door de nieuwkomers uit Mesopotamië, in het bijzonder door de latere Anditische ruiters. De zogenoemde Arische moedertaal begon zich in de hooglanden van Turkestan te vormen; het was een mengsel van het Andonische dialect van die streek en de taal van de nakomelingen van Adamszoon en latere Andieten. Vele moderne talen zijn afgeleid van de vroege taal van deze stammen in centraal Azië die Europa, India en de hoger gelegen gebieden van de Mesopotamische vlakten veroverden. Deze oude taal heeft de westerse talen de onderlinge overeenkomst geschonken die Arisch wordt genoemd.
1955 78:5.4 By 12,000 B.C. three quarters of the Andite stock of the world was resident in northern and eastern Europe, and when the later and final exodus from Mesopotamia took place, sixty-five per cent of these last waves of emigration entered Europe.
1997 78:5.4 Ongeveer 12.000 jaar v. Chr. woonde driekwart van het Anditische ras van de wereld in Noord- en Oost-Europa, en toen de latere, definitieve uittocht uit Mesopotamië plaatsvond, trok vijfenzestig procent van deze laatste golven emigranten Europa binnen.
1955 78:5.5 The Andites not only migrated to Europe but to northern China and India, while many groups penetrated to the ends of the earth as missionaries, teachers, and traders. They contributed considerably to the northern groups of the Saharan Sangik peoples. But only a few teachers and traders ever penetrated farther south in Africa than the headwaters of the Nile. Later on, mixed Andites and Egyptians followed down both the east and west coasts of Africa well below the equator, but they did not reach Madagascar.
1997 78:5.5 De Andieten migreerden niet alleen naar Europa, maar ook naar noordelijk China en India, terwijl vele groepen als zendelingen, leraren en handelaren doordrongen naar de einden der aarde. Zij leverden een belangrijke bijdrage aan de noordelijke groepen der Sangik-volken in de Sahara. Doch slechts enkele leraren en handelaren drongen in Afrika ooit verder zuidwaarts door dan tot de bovenloop van de Nijl. Later trokken gemengde Andieten en Egyptenaren langs de westelijke en oostelijke kusten van Afrika tot ruim onder de evenaar, maar Madagascar bereikten zij niet.
1955 78:5.6 These Andites were the so-called Dravidian and later Aryan conquerors of India; and their presence in central Asia greatly upstepped the ancestors of the Turanians. Many of this race journeyed to China by way of both Sinkiang and Tibet and added desirable qualities to the later Chinese stocks. From time to time small groups made their way into Japan, Formosa, the East Indies, and southern China, though very few entered southern China by the coastal route.
1997 78:5.6 Deze Andieten waren de zogenoemde Dravidische en later Arische veroveraars van India, en hun aanwezigheid in centraal Azië versterkte in hoge mate het voorgeslacht der Turaniërs. Velen van dit ras trokken zowel via Sinkiang als Tibet naar China en droegen aantrekkelijke eigenschappen bij aan de latere Chinese geslachten. Van tijd tot tijd vonden kleine groepen hun weg naar Japan, Formosa, Oost-Indië en Zuid-China, hoewel slechts zeer weinigen zuidelijk China binnentrokken via de route langs de kust.
1955 78:5.7 One hundred and thirty-two of this race, embarking in a fleet of small boats from Japan, eventually reached South America and by intermarriage with the natives of the Andes established the ancestry of the later rulers of the Incas. They crossed the Pacific by easy stages, tarrying on the many islands they found along the way. The islands of the Polynesian group were both more numerous and larger then than now, and these Andite sailors, together with some who followed them, biologically modified the native groups in transit. Many flourishing centers of civilization grew up on these now submerged lands as a result of Andite penetration. Easter Island was long a religious and administrative center of one of these lost groups. But of the Andites who navigated the Pacific of long ago none but the one hundred and thirty-two ever reached the mainland of the Americas.
1997 78:5.7 Honderdtweeëndertig leden van dit ras gingen in Japan aan boord van een vloot kleine schepen en bereikten tenslotte Zuid-Amerika. Door onderlinge huwelijken met inboorlingen van de Andes kwam het voorgeslacht van de latere heersers der Inka’s tot stand. Zij staken de Grote Oceaan in kleine etappes over en hielden zich op de vele eilanden die zij onderweg ontdekten een tijdlang op. De Polynesische eilanden waren toen talrijker en groter dan nu en deze Anditische zeelieden, alsmede sommigen die hen volgden, veroorzaakten op hun doortocht biologische modificaties bij de inheemse groepen. Vele bloeiende culturele centra ontstonden in deze thans verzonken landstreken tengevolge van de Anditische penetratie. Het Paas-Eiland was lange tijd een religieus en bestuurlijk centrum van een van deze verloren gegane groepen. Maar van de Andieten die de Grote Oceaan in het verre verleden geleden bevoeren, bereikte niemand behalve de honderdtweeëndertig, ooit het vasteland van de beide Amerika’s.
1955 78:5.8 The migratory conquests of the Andites continued on down to their final dispersions, from 8000 to 6000 B.C. As they poured out of Mesopotamia, they continuously depleted the biologic reserves of their homelands while markedly strengthening the surrounding peoples. And to every nation to which they journeyed, they contributed humor, art, adventure, music, and manufacture. They were skillful domesticators of animals and expert agriculturists. For the time being, at least, their presence usually improved the religious beliefs and moral practices of the older races. And so the culture of Mesopotamia quietly spread out over Europe, India, China, northern Africa, and the Pacific Islands.
1997 78:5.8 De veroveringen en volksverhuizingen der Andieten gingen voort tot hun uiteindelijke verstrooiing tussen 8000 en 6000 v. Chr. Terwijl zij Mesopotamië uitstroomden, putten zij de biologische reserves van hun geboorteland voortdurend uit, en versterkten zij de omringende volken in opvallende mate. En bij iedere natie waar zij heen trokken bevorderden zij de humor, de kunst, de avontuurlijkheid, de muziek en de nijverheid. Zij waren bekwame domesticeerders van dieren en bedreven in de landbouw. Door hun aanwezigheid werden gewoonlijk de religieuze geloofsopvattingen en de zedelijke gewoonten van de oudere rassen althans voorlopig verbeterd. En zo breidde de cultuur van Mesopotamië zich gestadig uit over Europa, India, China, Noord-Afrika en de eilanden in de Grote Oceaan.
6. THE LAST ANDITE DISPERSIONS
6. DE LAATSTE VERSTROOIINGEN DER ANDIETEN
1955 78:6.1 The last three waves of Andites poured out of Mesopotamia between 8000 and 6000 B.C. These three great waves of culture were forced out of Mesopotamia by the pressure of the hill tribes to the east and the harassment of the plainsmen of the west. The inhabitants of the Euphrates valley and adjacent territory went forth in their final exodus in several directions:
1997 78:6.1 De laatste drie golven der Andieten stroomden tussen 8000 en 6000 v. Chr. uit Mesopotamië weg. Deze drie grote cultuurgolven werden gedwongen Mesopotamië te verlaten door de druk van de stammen uit de heuvels in het oosten en door de aanvallen van de vlaktebewoners in het westen. De bewoners van de vallei van de Eufraat en het aangrenzende gebied vertrokken bij hun laatste exodus in verschillende richtingen:
1955 78:6.2 Sixty-five per cent entered Europe by the Caspian Sea route to conquer and amalgamate with the newly appearing white races—the blend of the blue men and the earlier Andites.
1997 78:6.2 Vijfenzestig procent trok langs de Kaspische Zee-route Europa binnen, waar zij de sindskort verschenen blanke rassen — de vermenging van de blauwe mensen en de eerste Andieten — onderwierpen en zich met hen vermengden.
1955 78:6.3 Ten per cent, including a large group of the Sethite priests, moved eastward through the Elamite highlands to the Iranian plateau and Turkestan. Many of their descendants were later driven into India with their Aryan brethren from the regions to the north.
1997 78:6.3 Tien procent, waaronder een grote groep Setitische priesters, trok in oostelijke richting door de Elamitische hooglanden naar het Iraanse plateau en Turkestan. Velen van hun nakomelingen werden later naar India gedreven, samen met hun Arische broeders uit de streken in het noorden.
1955 78:6.4 Ten per cent of the Mesopotamians turned eastward in their northern trek, entering Sinkiang, where they blended with the Andite-yellow inhabitants. The majority of the able offspring of this racial union later entered China and contributed much to the immediate improvement of the northern division of the yellow race.
1997 78:6.4 Tien procent van de Mesopotamiërs boog op hun trek naar het noorden af in oostelijke richting en trok Singkian binnen, waar zij zich met de gele Anditische bewoners vermengden. Het grootste deel van het begaafde nageslacht van deze verenigde rassen trok later China binnen en droeg veel bij tot de onmiddellijke verbetering van de noordelijke afdeling van het gele ras.
1997 78:6.5 Tien procent van deze vluchtende Andieten ging dwars door Arabië en trok Egypte binnen.
1955 78:6.6 Five per cent of the Andites, the very superior culture of the coastal district about the mouths of the Tigris and Euphrates who had kept themselves free from intermarriage with the inferior neighboring tribesmen, refused to leave their homes. This group represented the survival of many superior Nodite and Adamite strains.
1997 78:6.6 Vijf procent der Andieten, zij die het kustgebied rond de uitmondingen van de Tigris en de Eufraat bewoonden, een veel hogere cultuur hadden en zich niet met inferieure naburige stammen hadden vermengd, weigerden hun woonplaatsen te verlaten. Deze groep vertegenwoordigde het overblijfsel van vele superieure takken der Nodieten en Adamieten.
1955 78:6.7 The Andites had almost entirely evacuated this region by 6000 B.C., though their descendants, largely mixed with the surrounding Sangik races and the Andonites of Asia Minor, were there to give battle to the northern and eastern invaders at a much later date.
1997 78:6.7 De Andieten hadden zich, rond 6000 v. Chr., bijna geheel uit deze streek teruggetrokken, ofschoon hun nakomelingen, die zich op grote schaal met de omringende Sangik-rassen en de Andonieten van Klein-Azië vermengden, daar op een veel later tijdstip wel strijd zouden leveren tegen invallers uit het noorden en oosten.
1955 78:6.8 The cultural age of the second garden was terminated by the increasing infiltration of the surrounding inferior stocks. Civilization moved westward to the Nile and the Mediterranean islands, where it continued to thrive and advance long after its fountainhead in Mesopotamia had deteriorated. And this unchecked influx of inferior peoples prepared the way for the later conquest of all Mesopotamia by the northern barbarians who drove out the residual strains of ability. Even in later years the cultured residue still resented the presence of these ignorant and uncouth invaders.
1997 78:6.8 Het culturele tijdperk van de tweede hof kwam ten einde door de toenemende infiltratie der omringende inferieure rassen. De civilisatie bewoog zich naar het westen, naar de Nijl en de eilanden in de Middellandse Zee, waar zij bleef bloeien en zich bleef ontwikkelen, lang nadat haar oorsprong in Mesopotamië in verval was geraakt. Deze onbelemmerde toevloed van inferieure volken nu bereidde de weg voor de latere verovering van geheel Mesopotamië door de barbaren uit het noorden, die de overgebleven begaafde families verdreven. Zelfs in latere jaren stoorde het beschaafde overblijfsel zich nog steeds aan de aanwezigheid van deze onontwikkelde, ruwe indringers.
7. THE FLOODS IN MESOPOTAMIA
7. DE OVERSTROMINGEN IN MESOPOTAMIË
1955 78:7.1 The river dwellers were accustomed to rivers overflowing their banks at certain seasons; these periodic floods were annual events in their lives. But new perils threatened the valley of Mesopotamia as a result of progressive geologic changes to the north.
1997 78:7.1 De bewoners van de riviergebieden waren eraan gewend dat de rivieren op vaste tijden buiten hun oevers traden: deze periodieke overstromingen waren jaarlijkse gebeurtenissen in hun leven. Maar nieuwe gevaren bedreigden de vallei van Mesopotamië tengevolge van toenemende geologische veranderingen in het noorden.
1955 78:7.2 For thousands of years after the submergence of the first Eden the mountains about the eastern coast of the Mediterranean and those to the northwest and northeast of Mesopotamia continued to rise. This elevation of the highlands was greatly accelerated about 5000 B.C., and this, together with greatly increased snowfall on the northern mountains, caused unprecedented floods each spring throughout the Euphrates valley. These spring floods grew increasingly worse so that eventually the inhabitants of the river regions were driven to the eastern highlands. For almost a thousand years scores of cities were practically deserted because of these extensive deluges.
1997 78:7.2 Duizenden jaren na het verzinken van het eerste Eden bleven de bergen aan de oostkust van de Middellandse Zee en die ten noordwesten en noordoosten van Mesopotamië nog steeds rijzen. Deze rijzing van het hoogland versnelde zeer sterk omstreeks 5000 v. Chr. en veroorzaakte, samen met de sterk toegenomen sneeuwval op de bergen in het noorden, iedere lente ongekende overstromingen in de gehele vallei van de Eufraat. Deze voorjaarsoverstromingen werden steeds erger, zodat de bewoners van de rivierstreken tenslotte naar de oostelijke hooglanden werden gedreven. Bijna duizend jaar lang waren tientallen steden praktisch geheel verlaten vanwege deze uitgebreide overstromingen.
1955 78:7.3 Almost five thousand years later, as the Hebrew priests in Babylonian captivity sought to trace the Jewish people back to Adam, they found great difficulty in piecing the story together; and it occurred to one of them to abandon the effort, to let the whole world drown in its wickedness at the time of Noah’s flood, and thus to be in a better position to trace Abraham right back to one of the three surviving sons of Noah.
1997 78:7.3 Toen de Hebreeuwse priesters in de Babylonische ballingschap, bijna vijfduizend jaar later, trachtten de oorsprong van het Joodse volk terug te voeren tot Adam, hadden zij grote moeite om het verhaal in elkaar te passen[1][2]. Een van hen kreeg de inval om deze pogingen op te geven en de gehele wereld in zijn zonde te laten verdrinken ten tijde van de overstroming van Noach, en daardoor een beter uitgangspunt te krijgen om Abrahams oorsprong helemaal terug te kunnen voeren tot een van de drie overlevende zonen van Noach.
1955 78:7.4 The traditions of a time when water covered the whole of the earth’s surface are universal. Many races harbor the story of a world-wide flood some time during past ages. The Biblical story of Noah, the ark, and the flood is an invention of the Hebrew priesthood during the Babylonian captivity. There has never been a universal flood since life was established on Urantia. The only time the surface of the earth was completely covered by water was during those Archeozoic ages before the land had begun to appear.
1997 78:7.4 De overleveringen over een tijd toen het water het gehele aardoppervlak bedekte, komen op de gehele wereld voor. Vele volken kennen het verhaal van een wereldwijde overstroming in vervlogen tijden. Het Bijbelse verhaal van Noach, de ark en de vloed is een verzinsel van de Hebreeuwse priesters gedurende de Babylonische ballingschap. Sinds er leven op Urantia werd gevestigd, heeft er nooit een wereldwijde overstroming plaatsgevonden[3]. De enige keer dat het oppervlak van de aarde geheel met water was bedekt, was gedurende het tijdperk van het Archeozoïcum, vóór het land begon op te komen.
1955 78:7.5 But Noah really lived; he was a wine maker of Aram, a river settlement near Erech. He kept a written record of the days of the river’s rise from year to year. He brought much ridicule upon himself by going up and down the river valley advocating that all houses be built of wood, boat fashion, and that the family animals be put on board each night as the flood season approached. He would go to the neighboring river settlements every year and warn them that in so many days the floods would come. Finally a year came in which the annual floods were greatly augmented by unusually heavy rainfall so that the sudden rise of the waters wiped out the entire village; only Noah and his immediate family were saved in their houseboat.
1997 78:7.5 Noach heeft echter echt geleefd; hij was een wijngaardenier uit Aram, een nederzetting aan de rivier bij Erek[4]. Hij hield ieder jaar aantekeningen bij van de dagen dat het water van de rivier steeg. Hij maakte zich erg belachelijk door het rivierdal op en neer te gaan met de raad om alle huizen van hout te bouwen, in de vorm van een schip, en om, als de tijd der overstromingen naderde, de huisdieren iedere nacht aan boord te brengen. Hij ging ieder jaar naar de naburige nederzettingen aan de rivier met de waarschuwing dat over een zeker aantal dagen de overstromingen zouden beginnen. Ten slotte kwam er een jaar dat de jaarlijkse overstromingen veel ernstiger waren door een ongewoon zware regenval, zodat het plotseling wassende water het gehele dorp wegvaagde; alleen Noach en zijn directe familie bleven gespaard in hun woonboot[5].
1955 78:7.6 These floods completed the disruption of Andite civilization. With the ending of this period of deluge, the second garden was no more. Only in the south and among the Sumerians did any trace of the former glory remain.
1997 78:7.6 Deze overstromingen voltooiden het uiteenvallen van de Anditische civilisatie. Aan het einde van deze periode van overstromingen bestond de tweede hof niet meer. Alleen in het zuiden en onder de Sumeriërs bleven er nog sporen van de vroegere glorie over.
1955 78:7.7 The remnants of this, one of the oldest civilizations, are to be found in these regions of Mesopotamia and to the northeast and northwest. But still older vestiges of the days of Dalamatia exist under the waters of the Persian Gulf, and the first Eden lies submerged under the eastern end of the Mediterranean Sea.
1997 78:7.7 De resten van deze civilisatie, een der oudste op aarde, kunnen worden gevonden in deze streken in Mesopotamië, en ten noordoosten en noordwesten daarvan. Nog oudere sporen uit de tijd van Dalamatia bestaan echter nog steeds onder de wateren van de Perzische Golf, en het eerste Eden ligt verzonken onder het oostelijke uiteinde van de Middellandse Zee.
8. THE SUMERIANS—LAST OF THE ANDITES
8. DE SUMERIËRS — DE LAATSTEN DER ANDIETEN
1955 78:8.1 When the last Andite dispersion broke the biologic backbone of Mesopotamian civilization, a small minority of this superior race remained in their homeland near the mouths of the rivers. These were the Sumerians, and by 6000 B.C. they had become largely Andite in extraction, though their culture was more exclusively Nodite in character, and they clung to the ancient traditions of Dalamatia. Nonetheless, these Sumerians of the coastal regions were the last of the Andites in Mesopotamia. But the races of Mesopotamia were already thoroughly blended by this late date, as is evidenced by the skull types found in the graves of this era.
1997 78:8.1 Toen de biologische ruggegraat van de Mesopotamische civilisatie brak tengevolge van de laatste verstrooiing der Andieten, bleef een klein deel van dit superieure ras achter in hun geboorteland, dichtbij de mond der rivieren. Dit waren de Sumeriërs, die tegen 6000 v. Chr. qua afkomst grotendeels Anditisch waren geworden, hoewel hun cultuur een overwegend Noditisch karakter had en zij vasthielden aan de oude tradities van Dalamatia. Niettemin waren deze Sumeriërs uit de kustgebieden de laatste Andieten in Mesopotamië. De volken van Mesopotamië waren in deze latere tijd echter reeds door en door vermengd, zoals blijkt uit de typen schedels die in de graven uit dit tijdperk te vinden zijn.
1955 78:8.2 It was during the floodtimes that Susa so greatly prospered. The first and lower city was inundated so that the second or higher town succeeded the lower as the headquarters for the peculiar artcrafts of that day. With the later diminution of these floods, Ur became the center of the pottery industry. About seven thousand years ago Ur was on the Persian Gulf, the river deposits having since built up the land to its present limits. These settlements suffered less from the floods because of better controlling works and the widening mouths of the rivers.
1997 78:8.2 Het was gedurende de tijd van deze overstromingen dat Susa een grote welvaart beleefde. De eerste, lager gelegen stad werd overstroomd, zodat de tweede, hoger gelegen stad de plaats innam van de lagere als centrum van de bijzondere kunstnijverheid van die tijd. Toen de overstromingen later minder werden, werd Ur het centrum van de aardewerkindustrie. Ongeveer zevenduizend jaar geleden lag Ur aan de Perzische Golf; het land is sindsdien door het rivierslib uitgebreid tot de huidige kust. Deze nederzettingen hadden minder van de overstromingen te lijden door betere beheersingsinstallaties en doordat de riviermonden breder waren.
1955 78:8.3 The peaceful grain growers of the Euphrates and Tigris valleys had long been harassed by the raids of the barbarians of Turkestan and the Iranian plateau. But now a concerted invasion of the Euphrates valley was brought about by the increasing drought of the highland pastures. And this invasion was all the more serious because these surrounding herdsmen and hunters possessed large numbers of tamed horses. It was the possession of horses which gave them a tremendous military advantage over their rich neighbors to the south. In a short time they overran all Mesopotamia, driving forth the last waves of culture which spread out over all of Europe, western Asia, and northern Africa.
1997 78:8.3 De vreedzame graanverbouwers in de valleien van de Eufraat en de Tigris werden reeds lange tijd geplaagd door de invallen van de barbaren uit Turkestan en het Iraanse hoogland. Maar nu vond er een gezamenlijke inval plaats in de vallei van de Eufraat onder druk van de toenemende droogte van de weidegebieden in het hoogland. Deze inval was des te ernstiger omdat deze hen omringende veehouders en jagers grote aantallen getemde paarden bezaten. Het bezit van paarden leverde hun een geweldig militair voordeel op tegenover hun rijke naburen in het zuiden. In korte tijd liepen zij geheel Mesopotamië onder de voet en verjoegen zij de laatste golven cultuurdragers, die zich over geheel Europa, het westen van Azië en het noorden van Afrika verspreidden.
1955 78:8.4 These conquerors of Mesopotamia carried in their ranks many of the better Andite strains of the mixed northern races of Turkestan, including some of the Adamson stock. These less advanced but more vigorous tribes from the north quickly and willingly assimilated the residue of the civilization of Mesopotamia and presently developed into those mixed peoples found in the Euphrates valley at the beginning of historic annals. They quickly revived many phases of the passing civilization of Mesopotamia, adopting the arts of the valley tribes and much of the culture of the Sumerians. They even sought to build a third tower of Babel and later adopted the term as their national name.
1997 78:8.4 Deze veroveraars van Mesopotamië hadden in hun gelederen velen der betere Anditische takken van de gemengde noordelijke rassen uit Turkestan, waaronder ook sommigen van het nageslacht van Adamszoon. Deze lager ontwikkelde doch krachtiger stammen uit het noorden namen snel en gewillig het overblijfsel van de civilisatie van Mesopotamië op en ontwikkelden zich weldra tot de gemengde volken die bij de aanvang der historische annalen in de vallei van de Eufraat werden aangetroffen. Spoedig brachten zij vele facetten van de voorbijgaande beschaving van Mesopotamië weer tot leven, doordat zij de kunsten van de vallei-stammen en veel van de civilisatie der Sumeriërs overnamen. Zij trachtten zelfs een derde toren van Babel te bouwen, en adopteerden die term later als de naam van hun natie.
1955 78:8.5 When these barbarian cavalrymen from the northeast overran the whole Euphrates valley, they did not conquer the remnants of the Andites who dwelt about the mouth of the river on the Persian Gulf. These Sumerians were able to defend themselves because of superior intelligence, better weapons, and their extensive system of military canals, which were an adjunct to their irrigation scheme of interconnecting pools. They were a united people because they had a uniform group religion. They were thus able to maintain their racial and national integrity long after their neighbors to the northwest were broken up into isolated city-states. No one of these city groups was able to overcome the united Sumerians.
1997 78:8.5 Toen deze barbaarse ruiters uit het noordoosten de gehele Eufraatvallei onder de voet liepen, overwonnen zij niet de overgebleven restanten der Andieten die rond de monding van de rivier aan de Perzische Golf woonden. Deze Sumeriërs waren in staat zichzelf te verdedigen door hun hogere intelligentie, hun betere wapens en hun uitgebreide stelsel van militaire kanalen, die waren aangesloten op hun irrigatiestelsel dat bestond uit met elkaar verbonden bassins. Zij waren een saamhorig volk omdat zij als groep één religie hadden. Zij waren aldus in staat als ras en natie onaangetast te blijven lang nadat hun naburen in het noordwesten uiteen waren gevallen als afzonderlijke stadstaten. Geen van deze stedelijke groeperingen was in staat de verenigde Sumeriërs te verslaan.
1955 78:8.6 And the invaders from the north soon learned to trust and prize these peace-loving Sumerians as able teachers and administrators. They were greatly respected and sought after as teachers of art and industry, as directors of commerce, and as civil rulers by all peoples to the north and from Egypt in the west to India in the east.
1997 78:8.6 De invallers uit het noorden leerden dan ook al spoedig deze vredelievende Sumeriërs te vertrouwen en te waarderen als bekwame leraren en bestuurders. Door alle volken in het noorden, en van Egypte in het westen tot aan India in het oosten, werden zij in hoge mate gerespecteerd en gezocht als leraren voor kunst en nijverheid, als leiders van de handel en als burgerlijke bestuurders.
1955 78:8.7 After the breakup of the early Sumerian confederation the later city-states were ruled by the apostate descendants of the Sethite priests. Only when these priests made conquests of the neighboring cities did they call themselves kings. The later city kings failed to form powerful confederations before the days of Sargon because of deity jealousy. Each city believed its municipal god to be superior to all other gods, and therefore they refused to subordinate themselves to a common leader.
1997 78:8.7 Na het uiteenvallen van de eerste Sumerische statenbond werden de latere stadsstaten geregeerd door afvallige afstammelingen van de Setitische priesters. Alleen wanneer deze priesters naburige steden veroverden, noemden zij zichzelf koning. De latere stadskoningen slaagden er vóór de tijd van Sargon niet in machtige federaties te vormen, wegens de naijver over hun godheden. Iedere stad geloofde dat haar eigen god superieur was aan alle andere goden en daarom weigerden zij zich te onderwerpen aan een gemeenschappelijke leider.
1955 78:8.8 The end of this long period of the weak rule of the city priests was terminated by Sargon, the priest of Kish, who proclaimed himself king and started out on the conquest of the whole of Mesopotamia and adjoining lands. And for the time, this ended the city-states, priest-ruled and priest-ridden, each city having its own municipal god and its own ceremonial practices.
1997 78:8.8 Aan deze lange periode van zwak bewind door de stadspriesters werd ten slotte een einde gemaakt door Sargon, de priester van Kish, die zichzelf tot koning uitriep en geheel Mesopotamië en de aangrenzende landen begon te veroveren[6]. Voorlopig betekende dit het einde van de door priesters bestuurde en door priesters onderdrukte stadsstaten, waarin elke stad haar eigen stadsgod had en haar eigen ceremoniële gebruiken.
1955 78:8.9 After the breakup of this Kish confederation there ensued a long period of constant warfare between these valley cities for supremacy. And the rulership variously shifted between Sumer, Akkad, Kish, Erech, Ur, and Susa.
1997 78:8.9 Na het uiteenvallen van deze Kish-federatie volgde een lange periode van voortdurende strijd om de macht tussen deze steden in de vallei. Het leiderschap verplaatste zich afwisselend tussen Sumer, Akkad, Kish, Erek, Ur en Susa.
1955 78:8.10 About 2500 B.C. the Sumerians suffered severe reverses at the hands of the northern Suites and Guites. Lagash, the Sumerian capital built on flood mounds, fell. Erech held out for thirty years after the fall of Akkad. By the time of the establishment of the rule of Hammurabi the Sumerians had become absorbed into the ranks of the northern Semites, and the Mesopotamian Andites passed from the pages of history.
1997 78:8.10 Ongeveer 2500 v. Chr. werden de Sumeriërs ernstige tegenslagen toegebracht door de noordelijke Suïeten en Guïeten. Lagash, de op terpen gebouwde hoofdstad van Sumerië, kwam ten val. Erek hield stand tot dertig jaar na de val van Akkad. Tegen de tijd van de vestiging van het bewind van Hammurabi waren de Sumeriërs opgenomen in de gelederen der noordelijke Semieten, en verdwenen de Mesopotamische Andieten uit de geschiedenisboeken.
1955 78:8.11 From 2500 to 2000 B.C. the nomads were on a rampage from the Atlantic to the Pacific. The Nerites constituted the final eruption of the Caspian group of the Mesopotamian descendants of the blended Andonite and Andite races. What the barbarians failed to do to effect the ruination of Mesopotamia, subsequent climatic changes succeeded in accomplishing.
1997 78:8.11 Van 2500 tot 2000 v. Chr. gingen de nomaden te keer van de Atlantische Oceaan tot de Grote Oceaan. De Nerieten vormden de laatste eruptie van de Kaspische groep der Mesopotamische afstammelingen van de gemengde rassen der Andonieten en Andieten. Wat de barbaren nalieten om Mesopotamië tot een ruïne te doen vervallen, werd door de latere klimaatveranderingen wel bewerkstelligd.
1955 78:8.12 And this is the story of the violet race after the days of Adam and of the fate of their homeland between the Tigris and Euphrates. Their ancient civilization finally fell due to the emigration of superior peoples and the immigration of their inferior neighbors. But long before the barbarian cavalrymen conquered the valley, much of the Garden culture had spread to Asia, Africa, and Europe, there to produce the ferments which have resulted in the twentieth-century civilization of Urantia.
1997 78:8.12 Dit nu is de geschiedenis van het violette ras na de dagen van Adam en van het lot van hun geboorteland tussen de Tigris en de Eufraat. Hun oude civilisatie ging uiteindelijk ten onder door het wegtrekken van de superieure mensen en de immigratie van hun inferieure naburen. Maar lang voordat de ruiters der barbaren de vallei veroverden, was de cultuur van de Hof grotendeels naar Azië, Afrika en Europa verspreid, om daar de gisting teweeg te brengen die de civilisatie van de twintigste eeuw op Urantia heeft voortgebracht.
1997 78:8.13 [Aangeboden door een Aartsengel van Nebadon.]
Verhandeling 77. De Middenwezens |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 79. De expansie der Andieten in het Oosten |