Het Urantia Boek in het Engels is sinds 2006 wereldwijd Public Domain.
Vertalingen: © 1997 De Stichting Urantia
Verhandeling 78. Het violette ras na de tijd van Adam |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 80. De expansie der Andieten in het Westen |
ANDITE EXPANSION IN THE ORIENT
DE EXPANSIE DER ANDIETEN IN HET OOSTEN
1955 79:0.1 ASIA is the homeland of the human race. It was on a southern peninsula of this continent that Andon and Fonta were born; in the highlands of what is now Afghanistan, their descendant Badonan founded a primitive center of culture that persisted for over one-half million years. Here at this eastern focus of the human race the Sangik peoples differentiated from the Andonic stock, and Asia was their first home, their first hunting ground, their first battlefield. Southwestern Asia witnessed the successive civilizations of Dalamatians, Nodites, Adamites, and Andites, and from these regions the potentials of modern civilization spread to the world.
1997 79:0.1 AZIË is de geboortegrond van het menselijk geslacht. Het was op een zuidelijk schiereiland van dit continent dat Andon en Fonta werden geboren en in de hooglanden van wat nu Afghanistan is, stichtte hun afstammeling Badonan een primitief cultuurcentrum dat meer dan een half miljoen jaar in stand bleef. Hier, in dit oostelijke centrum van het menselijk ras, scheidden de Sangik-volken zich af van het Andonische ras, en Azië werd hun eerste vaderland, hun eerste jachtgebied en hun eerste slagveld. Zuidwest-Azië was getuige van de opeenvolgende civilisaties van de Dalamatiërs, Nodieten, Adamieten en Andieten, en vanuit deze gebieden verbreidde zich het potentieel van de moderne civilisatie over de wereld.
1. THE ANDITES OF TURKESTAN
1. DE ANDIETEN VAN TURKESTAN
1955 79:1.1 For over twenty-five thousand years, on down to nearly 2000 B.C., the heart of Eurasia was predominantly, though diminishingly, Andite. In the lowlands of Turkestan the Andites made the westward turning around the inland lakes into Europe, while from the highlands of this region they infiltrated eastward. Eastern Turkestan (Sinkiang) and, to a lesser extent, Tibet were the ancient gateways through which these peoples of Mesopotamia penetrated the mountains to the northern lands of the yellow men. The Andite infiltration of India proceeded from the Turkestan highlands into the Punjab and from the Iranian grazing lands through Baluchistan. These earlier migrations were in no sense conquests; they were, rather, the continual drifting of the Andite tribes into western India and China.
1997 79:1.1 Meer dan vijfentwintigduizend jaar, tot bijna 2000 v. Chr., werd het midden van Eurazië, zij het in afnemende mate, beheerst door de Andieten. In de laaglanden van Turkestan trokken de Andieten rond de meren in het binnenland in westelijke richting Europa binnen, terwijl zij vanuit de hooglanden van deze streek naar het oosten opdrongen. Oostelijk Turkestan (Sinkiang) en, in mindere mate, Tibet, waren de oude doorgangen waarlangs deze volken uit Mesopotamië door de bergen trokken naar de noordelijke landstreken van de gele mens. De Anditische infiltratie van India liep van het Turkestaanse hoogland naar de Punjab, en vanuit de Iraanse weidevlakten door geheel Baloetjistan. Deze vroege volksverhuizingen waren geenszins veroveringen, maar veeleer een zich aanhoudend en ongeorganiseerd voortbewegen van de stammen der Andieten, westelijk India en China in.
1955 79:1.2 For almost fifteen thousand years centers of mixed Andite culture persisted in the basin of the Tarim River in Sinkiang and to the south in the highland regions of Tibet, where the Andites and Andonites had extensively mingled. The Tarim valley was the easternmost outpost of the true Andite culture. Here they built their settlements and entered into trade relations with the progressive Chinese to the east and with the Andonites to the north. In those days the Tarim region was a fertile land; the rainfall was plentiful. To the east the Gobi was an open grassland where the herders were gradually turning to agriculture. This civilization perished when the rain winds shifted to the southeast, but in its day it rivaled Mesopotamia itself.
1997 79:1.2 Bijna vijftienduizend jaar lang bleven bepaalde centra van de gemengde cultuur der Andieten bestaan in het stroomgebied van de rivier de Tarim in Sinkiang en in het hoogland van Tibet in het zuiden, waar de Andieten en Andonieten zich op grote schaal hadden vermengd. Het dal van de Tarim was de meest oostelijk gelegen buitenpost van de echte Anditische cultuur. Hier bouwden zij hun nederzettingen en knoopten zij handelsbetrekkingen aan met de zich ontwikkelende Chinezen ten oosten van hen en met de Andonieten in het noorden. In die tijd was het gebied van de Tarim vruchtbaar land: er viel overvloedig regen. Ten oosten hiervan was het Gobi-gebied open grasland, waar de herders geleidelijk met landbouw begonnen. Deze civilisatie ging ten onder toen de regenwinden naar het zuidoosten draaiden, doch in haar tijd deed zij niet onder voor die van Mesopotamië.
1955 79:1.3 By 8000 B.C. the slowly increasing aridity of the highland regions of central Asia began to drive the Andites to the river bottoms and the seashores. This increasing drought not only drove them to the valleys of the Nile, Euphrates, Indus, and Yellow rivers, but it produced a new development in Andite civilization. A new class of men, the traders, began to appear in large numbers.
1997 79:1.3 Tegen 8000 v. Chr. begon de langzaam toenemende droogte in de hoog gelegen gebieden van Centraal-Azië de Andieten naar de lage landen langs de rivieren en de zeekusten te drijven. Deze toenemende droogte dreef hen niet alleen naar de valleien van de Nijl, de Eufraat, de Indus en de Gele Rivier, doch veroorzaakte ook een nieuwe ontwikkeling in de Anditische civilisatie. Een nieuwe klasse, grote aantallen handelslieden, begon op te komen.
1955 79:1.4 When climatic conditions made hunting unprofitable for the migrating Andites, they did not follow the evolutionary course of the older races by becoming herders. Commerce and urban life made their appearance. From Egypt through Mesopotamia and Turkestan to the rivers of China and India, the more highly civilized tribes began to assemble in cities devoted to manufacture and trade. Adonia became the central Asian commercial metropolis, being located near the present city of Ashkhabad. Commerce in stone, metal, wood, and pottery was accelerated on both land and water.
1997 79:1.4 Toen de jacht door de klimatologische omstandigheden weinig meer opleverde, volgden de migrerende Andieten niet de ontwikkelingsgang van de oudere rassen die herders waren geworden. De handel en het leven in steden deden hun intrede. In Egypte, in Mesopotamië en Turkestan, tot aan de rivieren in China en India, gingen de hoger beschaafde stammen bijeen wonen in steden die zich toelegden op nijverheid en handel. Adonia, dichtbij de huidige stad Asjchabad, werd de handelsmetropool in Centraal-Azië. De handel in steen, metaal, hout en aardewerk nam snel toe, zowel op het land als op het water.
1955 79:1.5 But ever-increasing drought gradually brought about the great Andite exodus from the lands south and east of the Caspian Sea. The tide of migration began to veer from northward to southward, and the Babylonian cavalrymen began to push into Mesopotamia.
1997 79:1.5 Doch de steeds toenemende droogte veroorzaakte geleidelijk de grote uittocht der Andieten uit de gebieden ten zuiden en oosten van de Kaspische Zee. De stroomrichting van de migratie begon te veranderen van noordelijk naar zuidelijk en de Babylonische ruiters begonnen Mesopotamië binnen te dringen.
1955 79:1.6 Increasing aridity in central Asia further operated to reduce population and to render these people less warlike; and when the diminishing rainfall to the north forced the nomadic Andonites southward, there was a tremendous exodus of Andites from Turkestan. This is the terminal movement of the so-called Aryans into the Levant and India. It culminated that long dispersal of the mixed descendants of Adam during which every Asiatic and most of the island peoples of the Pacific were to some extent improved by these superior races.
1997 79:1.6 De toenemende droogte in Centraal-Azië leidde er bovendien toe dat de bevolking afnam en dat deze mensen minder oorlogszuchtig werden; en terwijl de afnemende regenval in het noorden de rondzwervende Andonieten dwong naar het zuiden te trekken, vond er een enorme uittocht van Andieten uit Turkestan plaats. Dit is de laatste migratie van de zogenaamde Ariërs naar de Levant en India. Dit was het hoogtepunt van de langdurige verspreiding van de gemengde afstammelingen van Adam, waarbij alle Aziatische volken, evenals de meeste volken op de eilanden in de Grote Oceaan, door deze superieure rassen op enigszins hoger peil werden gebracht.
1955 79:1.7 Thus, while they dispersed over the Eastern Hemisphere, the Andites were dispossessed of their homelands in Mesopotamia and Turkestan, for it was this extensive southward movement of Andonites that diluted the Andites in central Asia nearly to the vanishing point.
1997 79:1.7 Op deze wijze werden de Andieten, terwijl zij zich verspreidden over het oostelijk halfrond, verdreven uit hun thuisland in Mesopotamië en Turkestan, want door deze omvangrijke trek van de Andonieten naar het zuiden werden de Andieten in Centraal-Azië zozeer uitgedund, dat zij bijna verdwenen.
1955 79:1.8 But even in the twentieth century after Christ there are traces of Andite blood among the Turanian and Tibetan peoples, as is witnessed by the blond types occasionally found in these regions. The early Chinese annals record the presence of the red-haired nomads to the north of the peaceful settlements of the Yellow River, and there still remain paintings which faithfully record the presence of both the blond-Andite and the brunet-Mongolian types in the Tarim basin of long ago.
1997 79:1.8 Maar zelfs in de twintigste eeuw na Christus hebben de Toeranische en Tibetaanse volken nog sporen van Anditisch bloed, zoals blijkt uit de blonde typen die af en toe in deze regionen worden aangetroffen. De vroege Chinese annalen beschrijven de aanwezigheid van de roodharige nomaden ten nooden van de vredige nederzettingen aan de Gele Rivier, en er bestaan nog steeds schilderingen die getrouwelijk de aanwezigheid van zowel de blonde Anditische als de bruinharige Mongolische typen in het Tarim-bekken van lang geleden hebben vastgelegd.
1955 79:1.9 The last great manifestation of the submerged military genius of the central Asiatic Andites was in A.D. 1200, when the Mongols under Genghis Khan began the conquest of the greater portion of the Asiatic continent. And like the Andites of old, these warriors proclaimed the existence of “one God in heaven.” The early breakup of their empire long delayed cultural intercourse between Occident and Orient and greatly handicapped the growth of the monotheistic concept in Asia.
1997 79:1.9 De laatste grote manifestatie van het ten onder gegane militaire talent van de Centraal-Aziatische Andieten vond plaats in 1200 n.Chr., toen de Mongolen onder Djengis Chan begonnen het grootste deel van het Aziatische continent te veroveren. Evenals de Andieten vroeger, verkondigden deze krijgslieden het bestaan van ‘één God in de hemel.’ Door het vroege uiteenvallen van hun rijk werd het culturele verkeer tussen het Westen en het Oosten lange tijd vertraagd en werd de ontwikkeling van de monotheïstische idee in Azië sterk belemmerd[1].
2. THE ANDITE CONQUEST OF INDIA
2. DE ANDITISCHE VEROVERING VAN INDIA
1955 79:2.1 India is the only locality where all the Urantia races were blended, the Andite invasion adding the last stock. In the highlands northwest of India the Sangik races came into existence, and without exception members of each penetrated the subcontinent of India in their early days, leaving behind them the most heterogeneous race mixture ever to exist on Urantia. Ancient India acted as a catch basin for the migrating races. The base of the peninsula was formerly somewhat narrower than now, much of the deltas of the Ganges and Indus being the work of the last fifty thousand years.
1997 79:2.1 India is het enige gebied waar alle rassen van Urantia vermengd raakten, waarbij de invasie der Andieten het laatste ras opleverden. In het hoogland ten noordwesten van India kwamen de Sangik-rassen tot aanzijn, en zonder uitzondering drongen in hun vroegste tijd leden van elk van deze rassen door tot in het subcontinent van India, waar zij de meest heterogene vermenging der rassen achterlieten die ooit op Urantia is voorgekomen. Het oude India diende als vergaarbekken voor de migrerende rassen. De basis van het schiereiland was vroeger iets smaller dan thans, want een groot gedeelte der delta’s van de Ganges en de Indus is in de laatste vijftigduizend jaar ontstaan.
1955 79:2.2 The earliest race mixtures in India were a blending of the migrating red and yellow races with the aboriginal Andonites. This group was later weakened by absorbing the greater portion of the extinct eastern green peoples as well as large numbers of the orange race, was slightly improved through limited admixture with the blue man, but suffered exceedingly through assimilation of large numbers of the indigo race. But the so-called aborigines of India are hardly representative of these early people; they are rather the most inferior southern and eastern fringe, which was never fully absorbed by either the early Andites or their later appearing Aryan cousins.
1997 79:2.2 De vroegste rassenvermengingen in India waren een combinatie van de migrerende rode en gele rassen met de oorspronkelijke Andonieten. Deze groep raakte later verzwakt doordat zij zowel het grootste deel der nu uitgestorven oostelijke groene volken, als grote aantallen van het oranje ras absorbeerde, werd licht verbeterd door een beperkte vermenging met de blauwe mens, doch leed uitermate veel schade toen zij grote aantallen van het indigo ras opnam. Maar de zogenaamde inboorlingen van India zijn nauwelijks representatief voor deze mensen uit de vroegste tijd; zij zijn veeleer de meest inferieure marginale groep uit het zuiden en oosten, die noch door de eerste Andieten, noch door de later verschenen Arische verwanten, ooit geheel werd geabsorbeerd.
1955 79:2.3 By 20,000 B.C. the population of western India had already become tinged with the Adamic blood, and never in the history of Urantia did any one people combine so many different races. But it was unfortunate that the secondary Sangik strains predominated, and it was a real calamity that both the blue and the red man were so largely missing from this racial melting pot of long ago; more of the primary Sangik strains would have contributed very much toward the enhancement of what might have been an even greater civilization. As it developed, the red man was destroying himself in the Americas, the blue man was disporting himself in Europe, and the early descendants of Adam (and most of the later ones) exhibited little desire to admix with the darker colored peoples, whether in India, Africa, or elsewhere.
1997 79:2.3 Tegen 20.000 v. Chr. bevatte de bevolking van westelijk India reeds een vleug van het Adamische bloed, en in de geschiedenis van Urantia heeft geen enkel volk ooit zoveel verschillende rassen in zich verenigd. Het was evenwel betreurenswaardig dat de secundaire Sangik-takken overheersten en het was een ware calamiteit dat zowel de blauwe als de rode mensen grotendeels ontbraken in deze smeltkroes der rassen van zo lang geleden; meer primaire Sangik-takken zouden zeer veel hebben bijgedragen tot de verhoging van wat een zelfs nog grotere beschaving had kunnen worden. Nu echter was de rode mens bezig zichzelf te vernietigen in de Amerika’s, de blauwe mens om zich in Europa te vermaken en de eerste afstammelingen van Adam (en de meesten van hen daarna) toonden weinig verlangen zich te vermengen met de donkerder gekleurde volken in India, Afrika of waar dan ook.
1955 79:2.4 About 15,000 B.C. increasing population pressure throughout Turkestan and Iran occasioned the first really extensive Andite movement toward India. For over fifteen centuries these superior peoples poured in through the highlands of Baluchistan, spreading out over the valleys of the Indus and Ganges and slowly moving southward into the Deccan. This Andite pressure from the northwest drove many of the southern and eastern inferiors into Burma and southern China but not sufficiently to save the invaders from racial obliteration.
1997 79:2.4 Ongeveer 15.000 v.Chr. veroorzaakte een toenemende bevolkingsdruk overal in Turkestan en Iran de eerste werkelijk omvangrijke beweging van de Andieten naar India. Meer dan vijftien eeuwen lang stroomden deze superieure volken binnen via het hoogland van Baloetjistan, spreidden zich uit over de valleien van de Indus en de Ganges en trokken langzaam in zuidelijke richting naar de Dekan. Deze druk van de Andieten vanuit het noordwesten dreef vele inferieure mensen uit het zuiden en oosten naar Birma en het zuiden van China, maar niet in voldoende mate om de invallers te bewaren voor raciale uitroeiing.
1955 79:2.5 The failure of India to achieve the hegemony of Eurasia was largely a matter of topography; population pressure from the north only crowded the majority of the people southward into the decreasing territory of the Deccan, surrounded on all sides by the sea. Had there been adjacent lands for emigration, then would the inferiors have been crowded out in all directions, and the superior stocks would have achieved a higher civilization.
1997 79:2.5 Dat India er niet in slaagde de hegemonie over Eurazië te winnen, was hoofdzakelijk een kwestie van topografie; de druk der bevolking vanuit het noorden drong de meerderheid van de mensen aldoor samen in het zuiden, in het steeds kleiner wordende gebied van de Dekan dat aan alle zijden werd omringd door de zee. Indien er aangrenzende landstreken waren geweest om binnen te trekken, dan zouden de inferieure rassen naar alle richtingen zijn verdrongen en zouden de superieure rassen een hogere beschaving hebben kunnen bereiken.
1955 79:2.6 As it was, these earlier Andite conquerors made a desperate attempt to preserve their identity and stem the tide of racial engulfment by the establishment of rigid restrictions regarding intermarriage. Nonetheless, the Andites had become submerged by 10,000 B.C., but the whole mass of the people had been markedly improved by this absorption.
1997 79:2.6 Nu deden deze eerste Anditische veroveraars een wanhopige poging om hun identiteit te behouden en om de stroom die hen als ras zou verzwelgen, in te dammen door strenge beperkingen ten aanzien van gemengde huwelijken. Desondanks waren de Andieten rond 10.000 v. Chr. verdwenen, maar de gehele massa van de bevolking was door deze absorptie duidelijk verbeterd.
1955 79:2.7 Race mixture is always advantageous in that it favors versatility of culture and makes for a progressive civilization, but if the inferior elements of racial stocks predominate, such achievements will be short-lived. A polyglot culture can be preserved only if the superior stocks reproduce themselves in a safe margin over the inferior. Unrestrained multiplication of inferiors, with decreasing reproduction of superiors, is unfailingly suicidal of cultural civilization.
1997 79:2.7 Vermenging van rassen is altijd gunstig omdat zij veelzijdigheid van cultuur bevordert en zorgt voor een vooruitstrevende civilisatie, maar als de elementen van de inferieure rassen overheersen, zullen deze resultaten niet lang blijven bestaan. Een cultuur met meerdere talen kan alleen in stand worden gehouden indien de superieure rassen zich met een veilige marge sterker voortplanten dan de inferieure. De ongebreidelde aanwas van inferieure rassen, met een afnemende voortplanting van de superieure elementen, betekent altijd zelfmoord voor een culturele civilisatie.
1955 79:2.8 Had the Andite conquerors been in numbers three times what they were, or had they driven out or destroyed the least desirable third of the mixed orange-green-indigo inhabitants, then would India have become one of the world’s leading centers of cultural civilization and undoubtedly would have attracted more of the later waves of Mesopotamians that flowed into Turkestan and thence northward to Europe.
1997 79:2.8 Indien de Anditische veroveraars in aantal driemaal zo sterk waren geweest, of als zij het minst wenselijke derde deel van de gemengde oranje-groene-indigo bewoners hadden verdreven of vernietigd, zou India een van de voornaamste centra van culturele civilisatie ter wereld zijn geworden, en zou ongetwijfeld meer hebben aangetrokken van de latere golven Mesopotamiërs, die Turkestan binnenstroomden en vandaar noordwaarts naar Europa gingen.
3. DRAVIDIAN INDIA
3. DRAVIDISCH INDIA
1955 79:3.1 The blending of the Andite conquerors of India with the native stock eventually resulted in that mixed people which has been called Dravidian. The earlier and purer Dravidians possessed a great capacity for cultural achievement, which was continuously weakened as their Andite inheritance became progressively attenuated. And this is what doomed the budding civilization of India almost twelve thousand years ago. But the infusion of even this small amount of the blood of Adam produced a marked acceleration in social development. This composite stock immediately produced the most versatile civilization then on earth.
1997 79:3.1 De vermenging van de Anditische veroveraars van India met de inheemse bevolking resulteerde ten slotte in het gemengde volk dat de Draviden werd genoemd. De vroegere en zuiverder Draviden bezaten een grote capaciteit voor culturele prestaties, doch deze nam af naarmate hun Anditische erfenis steeds verder verzwakte. En dit is wat de ontluikende civilisatie van India bijna twaalfduizend jaar geleden tot mislukking doemde. Maar de toevoeging van zelfs deze kleine hoeveelheid bloed van Adam veroorzaakte een opvallende versnelling van de sociale ontwikkeling. Dit vermengde ras bracht onmiddelijk de meest veelzijdige civilisatie voort die toen op aarde werd aangetroffen.
1955 79:3.2 Not long after conquering India, the Dravidian Andites lost their racial and cultural contact with Mesopotamia, but the later opening up of the sea lanes and the caravan routes re-established these connections; and at no time within the last ten thousand years has India ever been entirely out of touch with Mesopotamia on the west and China to the east, although the mountain barriers greatly favored western intercourse.
1997 79:3.2 Niet lang na de verovering van India verloren de Dravidische Andieten het raciale en culturele contact met Mesopotamië, doch toen later de zeeroutes en karavaanwegen werden geopend, werden deze verbindingen hersteld en op geen enkel moment in de laatste tienduizend jaar heeft India ooit geheel het contact verloren met Mesopotamië in het westen, en China in het oosten, hoewel de bergbarrières het verkeer met het westen sterk begunstigden.
1955 79:3.3 The superior culture and religious leanings of the peoples of India date from the early times of Dravidian domination and are due, in part, to the fact that so many of the Sethite priesthood entered India, both in the earlier Andite and in the later Aryan invasions. The thread of monotheism running through the religious history of India thus stems from the teachings of the Adamites in the second garden.
1997 79:3.3 De hoogstaande cultuur en de godsdienstige neigingen van de volken van India dateren uit de eerste tijd van de Dravidische overheersing en zijn gedeeltelijk te danken aan het feit dat er, zowel bij de eerste invallen der Andieten als bij de latere Arische invasies veel Setitische priesters India binnen kwamen. De draad van monotheïsme die door de godsdienstige geschiedenis van India loopt, stamt aldus van de onderrichtingen der Adamieten in de tweede hof.
1955 79:3.4 As early as 16,000 B.C. a company of one hundred Sethite priests entered India and very nearly achieved the religious conquest of the western half of that polyglot people. But their religion did not persist. Within five thousand years their doctrines of the Paradise Trinity had degenerated into the triune symbol of the fire god.
1997 79:3.4 Reeds omstreeks 16.000 v. Chr. trok een groep van honderd Setitische priesters India binnen en bewerkstelligde een bijna complete religieuze verovering van de westelijke helft van dat veeltalige volk. Hun godsdienst hield echter geen stand. Binnen vijfduizend jaar waren hun leerstellingen over de Paradijs-Triniteit ontaard tot het drieënig symbool van de vuurgod[2].
1955 79:3.5 But for more than seven thousand years, down to the end of the Andite migrations, the religious status of the inhabitants of India was far above that of the world at large. During these times India bid fair to produce the leading cultural, religious, philosophic, and commercial civilization of the world. And but for the complete submergence of the Andites by the peoples of the south, this destiny would probably have been realized.
1997 79:3.5 Maar meer dan zevenduizend jaar lang, tot aan het einde van de migraties der Andieten, was de religieuze status van de bewoners van India veel hoger dan die van de rest van de wereld. In die tijd maakte India een goede kans om de belangrijkste culturele, religieuze, filosofische en commerciële civilisatie ter wereld voort te brengen. En als de Andieten geheel in de volken uit het zuiden zouden zijn ondergegaan, dan zou deze bestemming waarschijnlijk tot werkelijkheid zijn geworden.
1955 79:3.6 The Dravidian centers of culture were located in the river valleys, principally of the Indus and Ganges, and in the Deccan along the three great rivers flowing through the Eastern Ghats to the sea. The settlements along the seacoast of the Western Ghats owed their prominence to maritime relationships with Sumeria.
1997 79:3.6 De Dravidische cultuurcentra bevonden zich in de riviervalleien, voornamelijk die van de Indus en de Ganges, en in de Dekan langs de drie grote rivieren die door de Oost Ghats naar zee stromen. De vestigingen langs de zeekust van de West Ghats hadden hun prominentie te danken aan maritieme betrekkingen met Sumerië.
1955 79:3.7 The Dravidians were among the earliest peoples to build cities and to engage in an extensive export and import business, both by land and sea. By 7000 B.C. camel trains were making regular trips to distant Mesopotamia; Dravidian shipping was pushing coastwise across the Arabian Sea to the Sumerian cities of the Persian Gulf and was venturing on the waters of the Bay of Bengal as far as the East Indies. An alphabet, together with the art of writing, was imported from Sumeria by these seafarers and merchants.
1997 79:3.7 De Draviden behoorden tot de eerste volken die steden bouwden en zich op grote schaal bezig hielden met export- en importzaken, zowel te land als ter zee. Tegen 7000 v. Chr. maakten kameelkaravanen reeds regelmatig tochten naar het verre Mesopotamië; Dravidische schepen voeren langs de kust, over de Arabische Zee, totdat zij de Sumerische steden aan de Perzische Golf bereikten, en waagden zich over de wateren van de Golf van Bengalen tot in Oost-Indië. Een alfabet, samen met de schrijfkunst, werd door deze zeevaarders en kooplieden uit Sumerië geïmporteerd.
1955 79:3.8 These commercial relationships greatly contributed to the further diversification of a cosmopolitan culture, resulting in the early appearance of many of the refinements and even luxuries of urban life. When the later appearing Aryans entered India, they did not recognize in the Dravidians their Andite cousins submerged in the Sangik races, but they did find a well-advanced civilization. Despite biologic limitations, the Dravidians founded a superior civilization. It was well diffused throughout all India and has survived on down to modern times in the Deccan.
1997 79:3.8 Deze handelsrelaties droegen in hoge mate bij tot een verdere diversificatie van de kosmopolitische cultuur, die uitliep op het reeds vroege verschijnen van veel van de verfijningen en zelfs luxe van het stedelijke leven. Toen de later opgekomen Ariërs India binnentrokken, herkenden zij in de Draviden niet hun Anditische verwanten die waren ondergegaan in de Sangik-rassen, maar zij troffen wel een ver ontwikkelde beschaving aan. Ondanks biologische beperkingen, stichtten de Draviden een superieure civilisatie. Deze was over geheel India verspreid en is tot de huidige tijd in de Dekan blijven bestaan.
4. THE ARYAN INVASION OF INDIA
4. DE ARISCHE INVASIE VAN INDIA
1955 79:4.1 The second Andite penetration of India was the Aryan invasion during a period of almost five hundred years in the middle of the third millennium before Christ. This migration marked the terminal exodus of the Andites from their homelands in Turkestan.
1997 79:4.1 De tweede maal dat Andieten India binnendrongen was tijdens de Arische invasie die een periode van bijna vijfhonderd jaar besloeg in het midden van het derde millennium voor Christus. Deze volksverhuizing was de laatste uittocht van de Andieten uit hun geboorteland Turkestan.
1955 79:4.2 The early Aryan centers were scattered over the northern half of India, notably in the northwest. These invaders never completed the conquest of the country and subsequently met their undoing in this neglect since their lesser numbers made them vulnerable to absorption by the Dravidians of the south, who subsequently overran the entire peninsula except the Himalayan provinces.
1997 79:4.2 De vroege Arische centra waren verspreid over de noordelijke helft van India, voornamelijk het noordwesten. Deze invallers voltooiden de verovering van het land niet helemaal, een verzuim dat later tot hun ondergang leidde aangezien hun geringer aantal hen kwetsbaar maakte voor absorptie door de zuidelijke Draviden, die vervolgens het gehele schiereiland, met uitzondering van de provincies in de Himalaya, onder de voet liepen.
1955 79:4.3 The Aryans made very little racial impression on India except in the northern provinces. In the Deccan their influence was cultural and religious more than racial. The greater persistence of the so-called Aryan blood in northern India is not only due to their presence in these regions in greater numbers but also because they were reinforced by later conquerors, traders, and missionaries. Right on down to the first century before Christ there was a continuous infiltration of Aryan blood into the Punjab, the last influx being attendant upon the campaigns of the Hellenistic peoples.
1997 79:4.3 De Ariërs lieten zeer weinig raciale sporen in India achter, behalve in de noordelijke provincies. In de Dekan was de invloed van hun cultuur en hun godsdienst groter dan die van hun ras. Dat het zogenaamde Arische bloed in het noorden van India langer standhield, is niet alleen te danken aan de grotere aantallen waarmee zij in deze streken aanwezig waren, doch ook aan het feit dat het versterkt werd door latere overwinnaars, handelaren en missionarissen. Tot de eerste eeuw voor Christus vond er een voortdurende infiltratie in de Punjab plaats van Arisch bloed, waarbij de laatste toevloed samenhing met de veldtochten van de Hellenistische volken.
1955 79:4.4 On the Gangetic plain Aryan and Dravidian eventually mingled to produce a high culture, and this center was later reinforced by contributions from the northeast, coming from China.
1997 79:4.4 In de vlakte van de Ganges vermengden zich uiteindelijk de Ariërs en Draviden en brachten daar een hoge cultuur voort; dit centrum werd later weer versterkt door bijdragen uit het noordoosten, die uit China kwamen.
1955 79:4.5 In India many types of social organizations flourished from time to time, from the semidemocratic systems of the Aryans to despotic and monarchial forms of government. But the most characteristic feature of society was the persistence of the great social castes that were instituted by the Aryans in an effort to perpetuate racial identity. This elaborate caste system has been preserved on down to the present time.
1997 79:4.5 In India bloeiden er van tijd tot tijd vele soorten sociale organisaties, van de semi-democratische stelsels der Ariërs tot despotische en monarchale bestuursvormen. Maar het meest karakteristieke kenmerk van de samenleving was het standhouden der grote sociale kasten die door de Ariërs werden ingesteld in een poging om de identiteit van hun ras te bestendigen. Dit ingewikkelde kastenstelsel is tot de huidige dag in stand gebleven.
1955 79:4.6 Of the four great castes, all but the first were established in the futile effort to prevent racial amalgamation of the Aryan conquerors with their inferior subjects. But the premier caste, the teacher-priests, stems from the Sethites; the Brahmans of the twentieth century after Christ are the lineal cultural descendants of the priests of the second garden, albeit their teachings differ greatly from those of their illustrious predecessors.
1997 79:4.6 De vier grote kasten werden, op de eerste na, alle gesticht in een vergeefse poging om rasvermenging tussen de Arische overwinnaars en hun inferieure onderdanen te voorkomen. Doch de voornaamste kaste, die der priester-leraren, stamt af van de Setieten; de Brahmanen van de twintigste eeuw na Christus stammen in cultureel opzicht in rechte lijn af van de priesters van de tweede hof, zij het dat hun leer sterk afwijkt van die van hun illustere voorgangers.
1955 79:4.7 When the Aryans entered India, they brought with them their concepts of Deity as they had been preserved in the lingering traditions of the religion of the second garden. But the Brahman priests were never able to withstand the pagan momentum built up by the sudden contact with the inferior religions of the Deccan after the racial obliteration of the Aryans. Thus the vast majority of the population fell into the bondage of the enslaving superstitions of inferior religions; and so it was that India failed to produce the high civilization which had been foreshadowed in earlier times.
1997 79:4.7 Toen de Ariërs India binnenkwamen, brachten zij hun opvattingen over de Godheid met zich mee, zoals deze bewaard waren gebleven in de nog steeds voortlevende tradities van de religie van de tweede hof. De Brahmaanse priesters zijn echter nooit in staat geweest het heidense momentum te weerstaan dat zich opbouwde door het plotselinge contact met de inferieure religies van de Dekan, na de raciale uitwissing van de Ariërs. Zo raakte de grote meerderheid der bevolking in de ban van het knechtende bijgeloof van inferieure godsdiensten, en zo slaagde India er niet in de hoge civilisatie voort te brengen die zich in vroegere tijden had aangekondigd.
1955 79:4.8 The spiritual awakening of the sixth century before Christ did not persist in India, having died out even before the Mohammedan invasion. But someday a greater Gautama may arise to lead all India in the search for the living God, and then the world will observe the fruition of the cultural potentialities of a versatile people so long comatose under the benumbing influence of an unprogressing spiritual vision.
1997 79:4.8 Het geestelijk ontwaken van de zesde eeuw voor Christus hield in India geen stand, en was zelfs vóór de inval der Mohammedanen al ten einde gekomen. Maar wellicht zal er eens een grotere Gautama opstaan om heel India voor te gaan in het zoeken naar de levende God, en dan zal de wereld de vervulling zien van de culturele mogelijkheden van een veelzijdig volk dat reeds zo lang door een diepe sluimer is bevangen, tengevolge van de verdovende invloed van een zich niet ontwikkelende geestelijke visie.
1955 79:4.9 Culture does rest on a biologic foundation, but caste alone could not perpetuate the Aryan culture, for religion, true religion, is the indispensable source of that higher energy which drives men to establish a superior civilization based on human brotherhood.
1997 79:4.9 Beschaving berust inderdaad op een biologische grondslag, doch het kastenstelsel alleen heeft de Arische cultuur niet kunnen bestendigen, want religie, ware religie, is de onmisbare bron van de hogere energie welke de mens aanzet tot een hogere civilisatie die is gebaseerd op menselijke broederschap.
5. RED MAN AND YELLOW MAN
5. DE RODE MENS EN DE GELE MENS
1955 79:5.1 While the story of India is that of Andite conquest and eventual submergence in the older evolutionary peoples, the narrative of eastern Asia is more properly that of the primary Sangiks, particularly the red man and the yellow man. These two races largely escaped that admixture with the debased Neanderthal strain which so greatly retarded the blue man in Europe, thus preserving the superior potential of the primary Sangik type.
1997 79:5.1 Terwijl de geschiedenis van India de veroveringen der Andieten beschrijft en hun uiteindelijk ondergaan in de oudere evolutionaire volken, gaat het verhaal over oostelijk Azië, strikt genomen, over de primaire Sangiks, in het bijzonder de rode en de gele mens. Deze twee rassen ontkwamen grotendeels aan de vermenging met de ontaarde tak der Neanderthalers die de ontwikkeling van de blauwe mens in Europa zozeer vertraagde, en hierdoor behielden zij het superieure potentieel van het primaire Sangik-type.
1955 79:5.2 While the early Neanderthalers were spread out over the entire breadth of Eurasia, the eastern wing was the more contaminated with debased animal strains. These subhuman types were pushed south by the fifth glacier, the same ice sheet which so long blocked Sangik migration into eastern Asia. And when the red man moved northeast around the highlands of India, he found northeastern Asia free from these subhuman types. The tribal organization of the red races was formed earlier than that of any other peoples, and they were the first to migrate from the central Asian focus of the Sangiks. The inferior Neanderthal strains were destroyed or driven off the mainland by the later migrating yellow tribes. But the red man had reigned supreme in eastern Asia for almost one hundred thousand years before the yellow tribes arrived.
1997 79:5.2 Terwijl de vroege Neanderthalers over de gehele breedte van Eurazië waren verspreid, raakte de oostelijke vleugel het ernstigst aangetast door ontaard dierlijk erfelijk materiaal. Deze submenselijke wezens werden naar het zuiden gedrongen door de vijfde gletsjer, dezelfde ijslaag die de migratie der Sangiks naar het oosten van Azië zo lang had geblokkeerd. Toen de rode mens om de hooglanden van India heen, naar het noordoosten trok, vond hij Noordoost-Azië dan ook vrij van deze submenselijke wezens. De tribale organisatie van de rode rassen werd eerder gevormd dan die van enig ander volk, en zij waren de eersten die wegtrokken uit het centrum der Sangiks in Centraal Azië. De inferieure Neanderthaler-families werden verdelgd of door de later migrerende gele stammen van het vasteland verdreven. Doch voordat de gele stammen arriveerden, had de rode mens bijna honderdduizend jaar lang oppermachtig geheerst in Oost-Azië.
1955 79:5.3 More than three hundred thousand years ago the main body of the yellow race entered China from the south as coastwise migrants. Each millennium they penetrated farther and farther inland, but they did not make contact with their migrating Tibetan brethren until comparatively recent times.
1997 79:5.3 Meer dan driehonderdduizend jaar geleden trok het grootste deel van het gele ras als migranten langs de kust uit het zuiden China binnen. Iedere duizend jaar trokken zij verder landinwaarts, maar zij maakten geen verbinding met hun migrerende broeders in Tibet, althans niet tot betrekkelijk recente tijden.
1955 79:5.4 Growing population pressure caused the northward-moving yellow race to begin to push into the hunting grounds of the red man. This encroachment, coupled with natural racial antagonism, culminated in increasing hostilities, and thus began the crucial struggle for the fertile lands of farther Asia.
1997 79:5.4 Door de toenemende bevolkingsdruk begon het in noordelijke richting trekkende gele ras de jachtgronden van de rode mens binnen te dringen. Dit opdringen, samen met de natuurlijke tegenstellingen tussen de rassen, culmineerde in toenemende vijandelijkheden, en zo begon de beslissende strijd om de vruchtbare landstreken in het verre Azië.
1955 79:5.5 The story of this agelong contest between the red and yellow races is an epic of Urantia history. For over two hundred thousand years these two superior races waged bitter and unremitting warfare. In the earlier struggles the red men were generally successful, their raiding parties spreading havoc among the yellow settlements. But the yellow man was an apt pupil in the art of warfare, and he early manifested a marked ability to live peaceably with his compatriots; the Chinese were the first to learn that in union there is strength. The red tribes continued their internecine conflicts, and presently they began to suffer repeated defeats at the aggressive hands of the relentless Chinese, who continued their inexorable march northward.
1997 79:5.5 De geschiedenis van deze eeuwenlange strijd tussen het rode en het gele ras is een epos in de geschiedenis van Urantia. Meer dan tweehonderdduizend jaar voerden deze twee superieure rassen een bittere en meedogenloze strijd. In de eerste gevechten hadden in het algemeen de rode mensen succes, doordat hun rooftochten verwoestingen aanrichtten in de gele nederzettingen. De gele mens was echter een schrandere leerling in de krijgskunst en hij toonde al vroeg een opvallend talent om vreedzaam samen te leven met zijn landgenoten; de Chinezen waren de eersten die leerden dat er in eendracht kracht schuilt. De rode stammen zetten hun verwoestende interne conflicten voort, en spoedig werden zij herhaaldelijk verslagen door de agressieve, meedogenloze Chinezen, die hun onverbiddelijke opmars naar het noorden voortzetten.
1955 79:5.6 One hundred thousand years ago the decimated tribes of the red race were fighting with their backs to the retreating ice of the last glacier, and when the land passage to the West, over the Bering isthmus, became passable, these tribes were not slow in forsaking the inhospitable shores of the Asiatic continent. It is eighty-five thousand years since the last of the pure red men departed from Asia, but the long struggle left its genetic imprint upon the victorious yellow race. The northern Chinese peoples, together with the Andonite Siberians, assimilated much of the red stock and were in considerable measure benefited thereby.
1997 79:5.6 Honderdduizend jaar geleden streden de gedecimeerde stammen van het rode ras met hun rug tegen het terugtrekkende ijs van de laatste gletsjer, en toen de landbrug naar het oosten over de Bering-landengte begaanbaar werd, haastten deze stammen zich de ongastvrije kusten van het Aziatische continent te verlaten. Het is vijfentachtigduizend jaar geleden dat de laatsten van de zuiver rode mensen uit Azië wegtrokken, maar de lange strijd liet zijn genetische sporen na bij het zegevierende gele ras. De noordelijke Chinese volken, evenals de Andonieten in Siberië, namen velen van het rode ras in zich op en profiteerden daar in aanzienlijke mate van.
1955 79:5.7 The North American Indians never came in contact with even the Andite offspring of Adam and Eve, having been dispossessed of their Asiatic homelands some fifty thousand years before the coming of Adam. During the age of Andite migrations the pure red strains were spreading out over North America as nomadic tribes, hunters who practiced agriculture to a small extent. These races and cultural groups remained almost completely isolated from the remainder of the world from their arrival in the Americas down to the end of the first millennium of the Christian era, when they were discovered by the white races of Europe. Up to that time the Eskimos were the nearest to white men the northern tribes of red men had ever seen.
1997 79:5.7 De Noordamerikaanse Indianen zijn nooit in aanraking gekomen met zelfs maar het Anditische nageslacht van Adam en Eva, aangezien zij ongeveer vijftigduizend jaar voor de komst van Adam uit hun geboortegronden in Azië waren verdreven. Gedurende het tijdperk van de volksverhuizingen van de Andieten verspreidden de zuiver rode takken zich over Noord-Amerika als nomadenstammen, jagers, die op kleine schaal het land bebouwden. Deze rassen en cultuurgroepen bleven bijna geheel geïsoleerd van de rest van de wereld, van hun komst naar Amerika tot het einde van het eerste millennium van de Christelijke jaartelling, toen zij door de blanke volken van Europa werden ontdekt. Tot die tijd hadden de noordelijke stammen van de rode mensen nooit blanke mensen gezien, behalve de Eskimo’s die enigszins daarbij in de buurt kwamen.
1955 79:5.8 The red and the yellow races are the only human stocks that ever achieved a high degree of civilization apart from the influences of the Andites. The oldest Amerindian culture was the Onamonalonton center in California, but this had long since vanished by 35,000 B.C. In Mexico, Central America, and in the mountains of South America the later and more enduring civilizations were founded by a race predominantly red but containing a considerable admixture of the yellow, orange, and blue.
1997 79:5.8 De rode en gele rassen zijn de enige menselijke geslachten die ooit een hoge graad van civilisatie hebben bereikt zonder beïnvloed te zijn geweest door de Andieten. De oudste Indiaanse cultuur in Amerika was het Onamonalonton-centrum in Californië, doch dit was omstreeks 35.000 v.Chr. reeds lang verdwenen. In Mexico, Centraal-Amerika en in de bergen van Zuid-Amerika werden de latere en duurzamere beschavingen gesticht door een overwegend rood volk, dat echter in aanzienlijke mate vermengd was met elementen van de gele, oranje en blauwe rassen.
1955 79:5.9 These civilizations were evolutionary products of the Sangiks, notwithstanding that traces of Andite blood reached Peru. Excepting the Eskimos in North America and a few Polynesian Andites in South America, the peoples of the Western Hemisphere had no contact with the rest of the world until the end of the first millennium after Christ. In the original Melchizedek plan for the improvement of the Urantia races it had been stipulated that one million of the pure-line descendants of Adam should go to upstep the red men of the Americas.
1997 79:5.9 Deze beschavingen waren evolutionaire voortbrengselen van de Sangiks, niettegenstaande het feit dat een spoortje Anditisch bloed Peru had bereikt. Met uitzondering van de Eskimo’s in Noord-Amerika en enkele Polynesische Andieten in Zuid-Amerika, hadden de volken van het Westelijk Halfrond tot het einde van het eerste millennium na Christus geen contact met de rest van de wereld. In het oorspronkelijk plan der Melchizedeks voor de verbetering van de rassen op Urantia, was voorzien dat een miljoen zuivere, directe afstammelingen van Adam naar de rode mensen van de beide Amerika’s zouden gaan om hen op hoger niveau te brengen.
6. DAWN OF CHINESE CIVILIZATION
6. DE DAGERAAD DER CHINESE BESCHAVING
1955 79:6.1 Sometime after driving the red man across to North America, the expanding Chinese cleared the Andonites from the river valleys of eastern Asia, pushing them north into Siberia and west into Turkestan, where they were soon to come in contact with the superior culture of the Andites.
1997 79:6.1 Enige tijd nadat zij de rode mens naar de overkant, naar Noord-Amerika, hadden verdreven, verwijderden de zich uitbreidende Chinezen de Andonieten uit de riviervalleien in oostelijk Azië en drongen zij hen in noordelijke richting naar Siberië en in westelijke richting naar Turkestan, waar zij spoedig in aanraking kwamen met de superieure cultuur der Andieten.
1955 79:6.2 In Burma and the peninsula of Indo-China the cultures of India and China mixed and blended to produce the successive civilizations of those regions. Here the vanished green race has persisted in larger proportion than anywhere else in the world.
1997 79:6.2 In Birma en het schiereiland van Indo-China vermengden zich de culturen van India en China en gingen zij in elkaar over, en hieruit ontstonden de opeenvolgende civilisaties van die streken. Hier heeft het verdwenen groene ras aanzienlijk langer standgehouden dan waar ook ter wereld.
1955 79:6.3 Many different races occupied the islands of the Pacific. In general, the southern and then more extensive islands were occupied by peoples carrying a heavy percentage of green and indigo blood. The northern islands were held by Andonites and, later on, by races embracing large proportions of the yellow and red stocks. The ancestors of the Japanese people were not driven off the mainland until 12,000 B.C., when they were dislodged by a powerful southern-coastwise thrust of the northern Chinese tribes. Their final exodus was not so much due to population pressure as to the initiative of a chieftain whom they came to regard as a divine personage.
1997 79:6.3 Vele verschillende rassen namen de eilanden van de Grote Oceaan in bezit. In het algemeen werden de zuidelijke, destijds grotere eilanden bewoond door volken die een hoog percentage bloed van het groene en indigo ras in zich hadden. De noordelijke eilanden werden bewoond door Andonieten en later door volken die veel van het gele en rode ras in zich hadden. De voorouders van het Japanse volk werden pas in 12.000 v. Chr. van het vasteland verdreven, toen zij, onder sterke druk van noordelijke Chinese stammen, langs de kust uit het zuiden werden verjaagd. Hun laatste uittocht werd niet zozeer veroorzaakt door bevolkingsdruk als wel door het initiatief van een hoofdman die zij als een goddelijk personage waren gaan beschouwen.
1955 79:6.4 Like the peoples of India and the Levant, victorious tribes of the yellow man established their earliest centers along the coast and up the rivers. The coastal settlements fared poorly in later years as the increasing floods and the shifting courses of the rivers made the lowland cities untenable.
1997 79:6.4 Evenals de volken in India en de Levant, vestigden de zegevierende stammen van de gele mens hun eerste nederzettingen langs de kust en stroomopwaarts langs de rivieren. De nederzettingen aan de kust verging het slecht toen in latere jaren overstromingen en de veranderende loop van de rivieren de steden in het laagland onbewoonbaar maakten.
1955 79:6.5 Twenty thousand years ago the ancestors of the Chinese had built up a dozen strong centers of primitive culture and learning, especially along the Yellow River and the Yangtze. And now these centers began to be reinforced by the arrival of a steady stream of superior blended peoples from Sinkiang and Tibet. The migration from Tibet to the Yangtze valley was not so extensive as in the north, neither were the Tibetan centers so advanced as those of the Tarim basin. But both movements carried a certain amount of Andite blood eastward to the river settlements.
1997 79:6.5 Twintigduizend jaar geleden hadden de voorzaten van de Chinezen een dozijn sterke centra van primitieve cultuur en kennis opgebouwd, vooral langs de Gele Rivier en de Jangtse. Tegen deze tijd begonnen deze centra sterker te worden door de aankomst van een gestage stroom superieure, gemengde volken uit Singkian en Tibet. De migratie uit Tibet naar de vallei van de Jangtse was niet zo uitgebreid als die in het noorden, en de Tibetaanse centra waren ook niet zo ontwikkeld als die in het Tarim-bekken. Doch beide ontwikkelingen brachten een zekere hoeveelheid Anditisch bloed naar het oosten, naar de nederzettingen langs de rivieren.
1955 79:6.6 The superiority of the ancient yellow race was due to four great factors:
1997 79:6.6 De superioriteit van het oude gele ras werd veroorzaakt door vier belangrijke factoren:
1955 79:6.7 1. Genetic. Unlike their blue cousins in Europe, both the red and yellow races had largely escaped mixture with debased human stocks. The northern Chinese, already strengthened by small amounts of the superior red and Andonic strains, were soon to benefit by a considerable influx of Andite blood. The southern Chinese did not fare so well in this regard, and they had long suffered from absorption of the green race, while later on they were to be further weakened by the infiltration of the swarms of inferior peoples crowded out of India by the Dravidian-Andite invasion. And today in China there is a definite difference between the northern and southern races.
1997 79:6.7 1. Genetische. Anders dan hun blauwe verwanten in Europa, waren zowel het rode als het gele ras grotendeels ontkomen aan vermenging met lagere mensengeslachten. De noordelijke Chinezen, die reeds versterkt waren door kleine hoeveelheden superieur rood en Andonisch erfelijk materiaal, zouden spoedig profiteren van een belangrijke toevloed van Anditisch bloed. De zuidelijke Chinezen verging het wat dit betreft niet zo goed, en zij hadden lang geleden door absorptie van het groene ras, terwijl zij later verder zouden worden verzwakt door de infiltratie van zwermen inferieure volken die door de Dravidisch-Anditische invasie uit India werden verdreven. Ook heden ten dage is er in China een duidelijk verschil tussen de noordelijke en zuidelijke volken.
1955 79:6.8 2. Social. The yellow race early learned the value of peace among themselves. Their internal peaceableness so contributed to population increase as to insure the spread of their civilization among many millions. From 25,000 to 5000 B.C. the highest mass civilization on Urantia was in central and northern China. The yellow man was first to achieve a racial solidarity—the first to attain a large-scale cultural, social, and political civilization.
1997 79:6.8 2. Sociale. Het gele ras leerde al vroeg de waarde van onderlinge vrede kennen. Hun interne vreedzaamheid droeg zo bij tot de bevolkingsgroei, dat de verbreiding van hun civilisatie onder vele miljoenen mensen werd verzekerd. Van 25.000 tot 5000 v. Chr. was de hoogste massale civilisatie op Urantia in het centrum en het noorden van China te vinden. De gele mens was de eerste die raciale solidariteit tot stand bracht — de eerste mens die op grote schaal een culturele, sociale en politieke beschaving bereikte.
1955 79:6.9 The Chinese of 15,000 B.C. were aggressive militarists; they had not been weakened by an overreverence for the past, and numbering less than twelve million, they formed a compact body speaking a common language. During this age they built up a real nation, much more united and homogeneous than their political unions of historic times.
1997 79:6.9 De Chinezen van 15.000 v. Chr. waren agressieve militaristen; zij waren nog niet verzwakt door overmatige eerbied voor het verleden, en aangezien hun aantal minder dan twaalf miljoen bedroeg, vormden zij een compact geheel met een gemeenschappelijke taal. In die tijd bouwden zij een werkelijke natie op, die veel eendrachtiger en homogener was dan hun politieke unies in de historische tijd.
1955 79:6.10 3. Spiritual. During the age of Andite migrations the Chinese were among the more spiritual peoples of earth. Long adherence to the worship of the One Truth proclaimed by Singlangton kept them ahead of most of the other races. The stimulus of a progressive and advanced religion is often a decisive factor in cultural development; as India languished, so China forged ahead under the invigorating stimulus of a religion in which truth was enshrined as the supreme Deity.
1997 79:6.10 3. Geestelijke. In het tijdperk van de volksverhuizingen der Andieten behoorden de Chinezen tot de meer geestelijk ingestelde volken op aarde. Doordat zij de verering van de Ene Waarheid die verkondigd was door Singlangton, lang trouw bleven, waren zij de meeste andere volken ver vooruit. De prikkel van een vooruitstrevende, geavanceerde religie is vaak een beslissende factor in de ontwikkeling van een cultuur; terwijl India wegkwijnde, maakte China gestage vooruitgang door de inspirerende stimulans van een religie waarin waarheid werd vereerd als de allerhoogste Godheid.
1955 79:6.11 This worship of truth was provocative of research and fearless exploration of the laws of nature and the potentials of mankind. The Chinese of even six thousand years ago were still keen students and aggressive in their pursuit of truth.
1997 79:6.11 Deze verering van waarheid prikkelde tot onderzoek het en onbevreesde onderzoek van de natuurwetten en de mogelijkheden van de mensheid. De Chinezen van ook zesduizend jaar geleden waren nog steeds scherpzinnige navorsers en stoutmoedig in hun zoeken naar waarheid.
1955 79:6.12 4. Geographic. China is protected by the mountains to the west and the Pacific to the east. Only in the north is the way open to attack, and from the days of the red man to the coming of the later descendants of the Andites, the north was not occupied by any aggressive race.
1997 79:6.12 4. Geografische. China wordt in het westen beschermd door de bergen en in het oosten door de Grote Oceaan. Alleen vanuit het noorden kan het land aangevallen worden, en van de dagen van de rode mens tot de komst van de latere afstammelingen der Andieten werd het noorden nooit bewoond door een agressief ras.
1955 79:6.13 And but for the mountain barriers and the later decline in spiritual culture, the yellow race undoubtedly would have attracted to itself the larger part of the Andite migrations from Turkestan and unquestionably would have quickly dominated world civilization.
1997 79:6.13 Indien de barrière der bergen niet had bestaan en het latere verval van hun geestelijke cultuur niet had plaatsgevonden, dan zou het gele ras ongetwijfeld het grootste deel van de Anditische migraties vanuit Turkestan hebben aangetrokken en zeker spoedig een overheersende invloed hebben gehad op de civilisatie der wereld.
7. THE ANDITES ENTER CHINA
7. DE ANDIETEN TREKKEN CHINA BINNEN
1955 79:7.1 About fifteen thousand years ago the Andites, in considerable numbers, were traversing the pass of Ti Tao and spreading out over the upper valley of the Yellow River among the Chinese settlements of Kansu. Presently they penetrated eastward to Honan, where the most progressive settlements were situated. This infiltration from the west was about half Andonite and half Andite.
1997 79:7.1 Ongeveer vijftienduizend jaar geleden trokken de Andieten in aanzienlijke aantallen over de pas van de Ti Tao en verspreidden zij zich onder de Chinese nederzettingen van Kansoe in de bovenvallei van de Gele Rivier. Weldra drongen zij oostwaarts door tot Honan, waar de meest ontwikkelde nederzettingen waren gelegen. Deze infiltratie vanuit het westen bestond voor ongeveer de helft uit Andonieten en voor de andere helft uit Andieten.
1955 79:7.2 The northern centers of culture along the Yellow River had always been more progressive than the southern settlements on the Yangtze. Within a few thousand years after the arrival of even the small numbers of these superior mortals, the settlements along the Yellow River had forged ahead of the Yangtze villages and had achieved an advanced position over their brethren in the south which has ever since been maintained.
1997 79:7.2 De noordelijke cultuurcentra langs de Gele Rivier waren altijd progressiever geweest dan de zuidelijke nederzettingen aan de Jangtse. Binnen enkele duizenden jaren nadat er zelfs maar kleine aantallen van deze superieure stervelingen waren gearriveerd, waren de nederzettingen langs de Gele Rivier de dorpen aan de Jangtse voorbijgestreefd en hadden zij een meer geavanceerde positie bereikt dan hun broeders in het zuiden, een positie die zij sindsdien hebben behouden.
1955 79:7.3 It was not that there were so many of the Andites, nor that their culture was so superior, but amalgamation with them produced a more versatile stock. The northern Chinese received just enough of the Andite strain to mildly stimulate their innately able minds but not enough to fire them with the restless, exploratory curiosity so characteristic of the northern white races. This more limited infusion of Andite inheritance was less disturbing to the innate stability of the Sangik type.
1997 79:7.3 De oorzaak was niet zozeer dat er zoveel Andieten waren, en evenmin dat hun cultuur zo superieur was, maar dat er door vermenging met hen een veelzijdiger geslacht ontstond. De noordelijke Chinezen namen net genoeg Anditische elementen op om hun aangeboren verstandelijke begaafdheden gunstig te stimuleren, echter niet voldoende om hen aan te vuren met de rusteloze, vorsende nieuwsgierigheid die zo kenmerkend is voor de noordelijke blanke rassen. Deze beperktere inbreng van de Anditische erfenis was minder verstorend voor de aangeboren evenwichtigheid van het Sangik-type.
1955 79:7.4 The later waves of Andites brought with them certain of the cultural advances of Mesopotamia; this is especially true of the last waves of migration from the west. They greatly improved the economic and educational practices of the northern Chinese; and while their influence upon the religious culture of the yellow race was short-lived, their later descendants contributed much to a subsequent spiritual awakening. But the Andite traditions of the beauty of Eden and Dalamatia did influence Chinese traditions; early Chinese legends place “the land of the gods” in the west.
1997 79:7.4 De latere golven Andieten brachten bepaalde culturele vorderingen uit Mesopotamië met zich mee. Dit geldt vooral voor de laatste migratiegolven vanuit het westen. Deze verbeterden in sterke mate de economische en opvoedkundige gewoonten van de noordelijke Chinezen; en hoewel hun invloed op de godsdienstige cultuur van het gele ras van korte duur was, droegen hun latere afstammelingen veel bij tot een geestelijke bewustwording die daarna plaatsvond. Maar de Anditische overleveringen omtrent de schoonheid van Eden en Dalamatia beïnvloedden de Chinese tradities wel; oude Chinese legenden plaatsen ‘het land der goden’ in het westen.
1955 79:7.5 The Chinese people did not begin to build cities and engage in manufacture until after 10,000 B.C., subsequent to the climatic changes in Turkestan and the arrival of the later Andite immigrants. The infusion of this new blood did not add so much to the civilization of the yellow man as it stimulated the further and rapid development of the latent tendencies of the superior Chinese stocks. From Honan to Shensi the potentials of an advanced civilization were coming to fruit. Metalworking and all the arts of manufacture date from these days.
1997 79:7.5 Het Chinese volk begon pas na 10.000 v. Chr., na de klimaatveranderingen in Turkestan en de komst van de latere Anditische immigranten, steden te bouwen en zich bezig te houden met nijverheid. De toevloed van dit nieuwe bloed droeg niet zozeer bij tot de beschaving van de gele mens, doch zij stimuleerde de verdere, snelle ontwikkeling van de sluimerende talenten van de superieure Chinese geslachten. Van Honan tot Shensi begon het potentieel tot een geavanceerde civilisatie vruchten af te werpen. Metaalbewerking en alle vormen van nijverheid dateren uit deze tijd.
1955 79:7.6 The similarities between certain of the early Chinese and Mesopotamian methods of time reckoning, astronomy, and governmental administration were due to the commercial relationships between these two remotely situated centers. Chinese merchants traveled the overland routes through Turkestan to Mesopotamia even in the days of the Sumerians. Nor was this exchange one-sided—the valley of the Euphrates benefited considerably thereby, as did the peoples of the Gangetic plain. But the climatic changes and the nomadic invasions of the third millennium before Christ greatly reduced the volume of trade passing over the caravan trails of central Asia.
1997 79:7.6 De overeenkomsten tussen zekere vroege Chinese en Mesopotamische methoden van tijdrekening, astronomie en bestuurlijke administratie waren te danken aan de handelsbetrekkingen tussen deze twee ver uiteen gelegen centra. Zelfs al in de dagen van de Sumeriërs reisden Chinese handelslieden over de landroutes door Turkestan naar Mesopotamië. Deze uitwisseling was niet eenzijdig — de vallei van de Eufraat profiteerde er in belangrijke mate van, evenals de volken in de Gangesvlakte. Doch door de klimaatsveranderingen en de invallen der nomaden in het derde millennium voor Christus werd de omvang van het handelsverkeer over de karavaanwegen van Centraal-Azië sterk gereduceerd.
8. LATER CHINESE CIVILIZATION
8. DE LATERE CHINESE BESCHAVING
1955 79:8.1 While the red man suffered from too much warfare, it is not altogether amiss to say that the development of statehood among the Chinese was delayed by the thoroughness of their conquest of Asia. They had a great potential of racial solidarity, but it failed properly to develop because the continuous driving stimulus of the ever-present danger of external aggression was lacking.
1997 79:8.1 Terwijl de rode mens te lijden had van teveel oorlogvoering, is het niet geheel misplaatst om te zeggen dat bij de Chinezen de ontwikkeling van de staat werd vertraagd door hun grondige verovering van Azië. Zij hadden als ras een groot potentieel tot solidariteit, maar zij slaagden er niet in dit op de juiste manier te ontwikkelen vanwege de afwezigheid van de steeds drijvende prikkel van het voortdurend gevaar van buitenlandse agressie.
1955 79:8.2 With the completion of the conquest of eastern Asia the ancient military state gradually disintegrated—past wars were forgotten. Of the epic struggle with the red race there persisted only the hazy tradition of an ancient contest with the archer peoples. The Chinese early turned to agricultural pursuits, which contributed further to their pacific tendencies, while a population well below the land-man ratio for agriculture still further contributed to the growing peacefulness of the country.
1997 79:8.2 Toen de verovering van oostelijk Azië voltooid was, viel ook de oude militaire staat geleidelijk uiteen — de voorbije oorlogen werden vergeten. Van de heroïsche strijd met het rode ras bleef slechts een vage overlevering over een oude krachtmeting met de boogschuttervolken. De Chinezen legden zich al spoedig op landbouw toe, hetgeen verder bijdroeg tot hun vredelievendheid, terwijl de bevolkingsdichtheid, die duidelijk beneden de voor landbouw maximaal toelaatbare lag, de toenemende vredesgezindheid van het land nog verder bevorderde.
1955 79:8.3 Consciousness of past achievements (somewhat diminished in the present), the conservatism of an overwhelmingly agricultural people, and a well-developed family life equaled the birth of ancestor veneration, culminating in the custom of so honoring the men of the past as to border on worship. A very similar attitude prevailed among the white races in Europe for some five hundred years following the disruption of Greco-Roman civilization.
1997 79:8.3 Het besef van vroegere prestaties (iets verminderd in de huidige tijd), het conservatisme van een bevolking die voor het overgrote deel uit landbouwers bestond, en een goed ontwikkeld familieleven, leidden tot het ontstaan van de verering der voorouders, en culmineerden in de gewoonte om de mensen uit het verleden dermate te vereren, dat het aan aanbidding grensde. Een zeer vergelijkbare instelling heerste bij de blanke rassen in Europa ongeveer vijfhonderd jaar lang na het uiteenvallen van de Grieks-Romeinse beschaving.
1955 79:8.4 The belief in, and worship of, the “One Truth” as taught by Singlangton never entirely died out; but as time passed, the search for new and higher truth became overshadowed by a growing tendency to venerate that which was already established. Slowly the genius of the yellow race became diverted from the pursuit of the unknown to the preservation of the known. And this is the reason for the stagnation of what had been the world’s most rapidly progressing civilization.
1997 79:8.4 Het geloof in en de aanbidding van de ‘Ene Waarheid,’ zoals onderwezen door Singlangton, zijn nooit geheel uitgestorven; naarmate de tijd verstreek, werd het zoeken naar nieuwe en hogere waarheid echter overschaduwd door een groeiende tendens om de waarheid die reeds vaststond te vereren[3]. Langzaam richtte het talent van het gele ras voor het vorsen naar het onbekende zich op het behoud van het bekende. Dit nu is de reden van de stagnatie in wat de zich het snelst ontwikkelende cvilisatie op aarde was geweest.
1955 79:8.5 Between 4000 and 500 B.C. the political reunification of the yellow race was consummated, but the cultural union of the Yangtze and Yellow river centers had already been effected. This political reunification of the later tribal groups was not without conflict, but the societal opinion of war remained low; ancestor worship, increasing dialects, and no call for military action for thousands upon thousands of years had rendered this people ultrapeaceful.
1997 79:8.5 Tussen 4000 en 500 v. Chr. werd de politieke hereniging van het gele ras voltooid, maar de culturele vereniging van de centra aan de Jangtse en de Gele Rivier was reeds tot stand gekomen. Deze politieke hereniging van de latere stammengroepen verliep niet zonder strijd, maar de samenleving had nog steeds een lage dunk van oorlogvoering; de voorouderverering, het groeiende aantal dialecten en het uitblijven van de roep om militaire actie gedurende vele duizenden jaren, hadden dit volk ultra-vreedzaam gemaakt.
1955 79:8.6 Despite failure to fulfill the promise of an early development of advanced statehood, the yellow race did progressively move forward in the realization of the arts of civilization, especially in the realms of agriculture and horticulture. The hydraulic problems faced by the agriculturists in Shensi and Honan demanded group co-operation for solution. Such irrigation and soil-conservation difficulties contributed in no small measure to the development of interdependence with the consequent promotion of peace among farming groups.
1997 79:8.6 Niettegenstaande dat het gele ras er niet in slaagde om de belofte van een vroege ontwikkeling tot een vooruitstrevend staatsbestel te verwerkelijken, ging het wel steeds verder met het verwezenlijken van de kundigheden der beschaving, vooral op het gebied van land- en tuinbouw. De hydraulische problemen waarvoor de landbouwers in Sjensi en Honan zich geplaatst zagen, konden alleen worden opgelost door in groepsverband samen te werken. Dergelijke moeilijkheden bij de irrigatie en het behoud van de grond, droegen in niet geringe mate bij tot de ontwikkeling van onderlinge afhankelijkheid, met de daaruit voortvloeiende bevordering van de vrede tussen de landbouw bedrijvende groepen.
1955 79:8.7 Soon developments in writing, together with the establishment of schools, contributed to the dissemination of knowledge on a previously unequaled scale. But the cumbersome nature of the ideographic writing system placed a numerical limit upon the learned classes despite the early appearance of printing. And above all else, the process of social standardization and religio-philosophic dogmatization continued apace. The religious development of ancestor veneration became further complicated by a flood of superstitions involving nature worship, but lingering vestiges of a real concept of God remained preserved in the imperial worship of Shang-ti.
1997 79:8.7 Spoedig droegen de ontwikkelingen in het schrift, alsmede het oprichten van scholen op een voordien ongeëvenaarde schaal, bij tot de verspreiding van kennis. Maar het lastige karakter van het beeldschrift beperkte het aantal onderlegde klassen, ondanks de vroege opkomst van de boekdrukkunst. Bovenal ging het proces van sociale standaardisatie en religieus-filosofische dogmatisering met grote snelheid verder. De religieuze ontwikkeling van de voorouderverering werd nog verder gecompliceerd door een stroom van allerlei soorten bijgeloof die met natuuraanbidding te maken hadden, doch nog steeds voortlevende resten van een werkelijk godsbegrip bleven bewaard in de rijksaanbidding van Shang-ti.
1955 79:8.8 The great weakness of ancestor veneration is that it promotes a backward-looking philosophy. However wise it may be to glean wisdom from the past, it is folly to regard the past as the exclusive source of truth. Truth is relative and expanding; it lives always in the present, achieving new expression in each generation of men—even in each human life.
1997 79:8.8 De grote zwakheid van voorouderverering is dat zij een levensopvatting bevordert die op het verleden gericht is. Hoe wijs het ook moge zijn om wijsheid te zoeken in het verleden, het is dwaasheid om het verleden te beschouwen als de uitsluitende bron van waarheid. Waarheid is betrekkelijk en breidt zich uit; zij leeft altijd in het heden en komt iedere generatie — zelfs in ieder mensenleven — tot nieuwe uitdrukking.
1955 79:8.9 The great strength in a veneration of ancestry is the value that such an attitude places upon the family. The amazing stability and persistence of Chinese culture is a consequence of the paramount position accorded the family, for civilization is directly dependent on the effective functioning of the family; and in China the family attained a social importance, even a religious significance, approached by few other peoples.
1997 79:8.9 De grote kracht die in verering der voorouders schuilt is de waarde die deze instelling aan de familie hecht. De verbazingwekkende stabiliteit en het lange standhouden van de Chinese cultuur zijn gevolgen van de voorname plaats die aan de familie werd toegekend, want de civilisatie is direct afhankelijk van het doeltreffend functioneren van de familie; in China verkreeg de familie een sociaal gewicht en zelfs een godsdienstige betekenis, zoals bij weinig andere volken is voorgekomen.
1955 79:8.10 The filial devotion and family loyalty exacted by the growing cult of ancestor worship insured the building up of superior family relationships and of enduring family groups, all of which facilitated the following factors in the preservation of civilization:
1997 79:8.10 Door de toewijding aan de ouders en de loyaliteit aan de familie die door de groeiende cultus der voorouderverering werden afgedwongen, werd de ontwikkeling van hoogstaande gezinsverhoudingen en duurzame familiegroeperingen verzekerd. Alles bijeengenomen werden daardoor de volgende factoren bij het bewaren van de civilisatie bevorderd:
1955 79:8.11 1. Conservation of property and wealth.
1997 79:8.11 1. het behoud van eigendom en rijkdom;
1955 79:8.12 2. Pooling of the experience of more than one generation.
1997 79:8.12 2. de samenvoeging van de ervaringen van meer dan één generatie;
1955 79:8.13 3. Efficient education of children in the arts and sciences of the past.
1997 79:8.13 3. efficiënt onderwijs aan kinderen in de kunsten en wetenschappen van het verleden;
1955 79:8.14 4. Development of a strong sense of duty, the enhancement of morality, and the augmentation of ethical sensitivity.
1997 79:8.14 4. de ontwikkeling van een sterk plichtsgevoel, de verhoging van de moraliteit, en toename van de ethische gevoeligheid.
1955 79:8.15 The formative period of Chinese civilization, opening with the coming of the Andites, continues on down to the great ethical, moral, and semireligious awakening of the sixth century before Christ. And Chinese tradition preserves the hazy record of the evolutionary past; the transition from mother- to father-family, the establishment of agriculture, the development of architecture, the initiation of industry—all these are successively narrated. And this story presents, with greater accuracy than any other similar account, the picture of the magnificent ascent of a superior people from the levels of barbarism. During this time they passed from a primitive agricultural society to a higher social organization embracing cities, manufacture, metalworking, commercial exchange, government, writing, mathematics, art, science, and printing.
1997 79:8.15 De periode waarin de Chinese beschaving gevormd werd en die aanving met de komst der Andieten, loopt door tot de grote ethische, morele en semi-religieuze bewustwording van de zesde eeuw voor Christus. In de Chinese traditie blijft de vage geschiedenis van het evolutionaire verleden bewaard; de overgang van het moedergezin tot het vadergezin, de ontwikkeling der landbouw, de ontwikkeling der architectuur, het begin van de industrie — zij worden één voor één beschreven. Dit verhaal biedt nauwkeuriger dan enig ander soortgelijk verslag het beeld van de indrukwekkende opkomst van een hoogstaand volk vanuit het niveau van barbaarsheid. Gedurende deze tijd gingen zij van een primitieve agrarische samenleving over naar een hogere sociale samenlevingsvorm met steden, industrie, metaalbewerking, handelsverkeer, staatsbestuur, schrift, wiskunde, kunsten, wetenschap en boekdrukkunst.
1955 79:8.16 And so the ancient civilization of the yellow race has persisted down through the centuries. It is almost forty thousand years since the first important advances were made in Chinese culture, and though there have been many retrogressions, the civilization of the sons of Han comes the nearest of all to presenting an unbroken picture of continual progression right on down to the times of the twentieth century. The mechanical and religious developments of the white races have been of a high order, but they have never excelled the Chinese in family loyalty, group ethics, or personal morality.
1997 79:8.16 En zo heeft de oude beschaving van het gele ras door de eeuwen heen standgehouden. Het is bijna veertigduizend jaar geleden dat de eerste belangrijke stappen in de vooruitgang van de Chinese cultuur werden gezet, en hoewel er dikwijls terugval is opgetreden, geeft de civilisatie van de zonen van Han, meer dan alle andere culturen, een ononderbroken beeld te zien van gestage vooruitgang tot in de twintigste eeuw. De ontwikkeling van de blanke rassen op technisch en godsdienstig gebied is van een hoog peil geweest, maar zij hebben de Chinezen nimmer overtroffen in familietrouw, groepsethiek of persoonlijke moraliteit.
1955 79:8.17 This ancient culture has contributed much to human happiness; millions of human beings have lived and died, blessed by its achievements. For centuries this great civilization has rested upon the laurels of the past, but it is even now reawakening to envision anew the transcendent goals of mortal existence, once again to take up the unremitting struggle for never-ending progress.
1997 79:8.17 Deze oude cultuur heeft veel bijgedragen tot het menselijk geluk; miljoenen mensen hebben geleefd en zijn gestorven, gezegend door hetgeen door deze beschaving werd bereikt. Eeuwenlang heeft deze grote beschaving gerust op de lauweren uit het verleden, doch juist nu beleeft zij een wederopleving waardoor zij opnieuw zicht zal krijgen op de transcendente doeleinden van het sterfelijk bestaan, en opnieuw de niet aflatende worsteling om nimmer-eindigende vooruitgang aan zal gaan.
1997 79:8.18 [Aangeboden door een Aartsengel van Nebadon.]
Verhandeling 78. Het violette ras na de tijd van Adam |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 80. De expansie der Andieten in het Westen |