Het Urantia Boek in het Engels is sinds 2006 wereldwijd Public Domain.
Vertalingen: © 1997 De Stichting Urantia
Verhandeling 96. Jahweh — de God der Hebreeërs |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 98. Het onderricht van Melchizedek in het Westen |
EVOLUTION OF THE GOD CONCEPT AMONG THE HEBREWS
DE EVOLUTIE VAN HET GODSBEGRIP BIJ DE HEBREEËRS
1955 97:0.1 THE spiritual leaders of the Hebrews did what no others before them had ever succeeded in doing—they deanthropomorphized their God concept without converting it into an abstraction of Deity comprehensible only to philosophers. Even common people were able to regard the matured concept of Yahweh as a Father, if not of the individual, at least of the race.
1997 97:0.1 DE geestelijke leiders van de Hebreeërs slaagden waar anderen voor hen immer waren gefaald — zij ontdeden hun Godsvoorstelling van antropomorfe trekken zonder haar om te vormen tot een abstractie van de Godheid die alleen voor filosofen begrijpelijk was. Toen de voorstelling van Jahweh tot rijping was gekomen, konden zelfs de gewone men- sen hem als een Vader zien, zo niet van ieder individu, dan toch in ieder geval van het volk.
1955 97:0.2 The concept of the personality of God, while clearly taught at Salem in the days of Melchizedek, was vague and hazy at the time of the flight from Egypt and only gradually evolved in the Hebraic mind from generation to generation in response to the teaching of the spiritual leaders. The perception of Yahweh’s personality was much more continuous in its progressive evolution than was that of many other of the Deity attributes. From Moses to Malachi there occurred an almost unbroken ideational growth of the personality of God in the Hebrew mind, and this concept was eventually heightened and glorified by the teachings of Jesus about the Father in heaven.
1997 97:0.2 Ofschoon het denkbeeld van de persoonlijkheid van God in de dagen van Melchizedek duidelijk was onderricht in Salem, was het vaag en wazig ten tijde van de vlucht uit Egypte en evolueerde het slechts geleidelijk, van generatie op generatie, in het Hebraïsch denken, in reactie op het onderricht van de geestelijke leiders. De perceptie van de persoonlijkheid van Jahweh kende veel minder onderbrekingen in haar gestage evolutie dan die van vele andere eigenschappen van de Godheid. Van Mozes tot Maleachi vond er bij de Hebreeërs een bijna ononderbroken ontwikkeling plaats in de ideevorming over de persoonlijkheid van God, en dit idee werd uiteindelijk verhoogd en verheerlijkt door de onderrichtingen van Jezus over de Vader in de hemel.
1. SAMUEL—FIRST OF THE HEBREW PROPHETS
1. SAMUEL — DE EERSTE DER HEBREEUWSE PROFETEN
1955 97:1.1 Hostile pressure of the surrounding peoples in Palestine soon taught the Hebrew sheiks they could not hope to survive unless they confederated their tribal organizations into a centralized government. And this centralization of administrative authority afforded a better opportunity for Samuel to function as a teacher and reformer.
1997 97:1.1 Door de vijandige druk van de omringende volken in Palestina leerden de Hebreeuwse sheiks spoedig dat er alleen hoop was dat zij konden overleven wanneer zij hun stam-organisaties verenigden tot een federatie met een centraal bestuur. Deze centralisatie van het bestuurlijk gezag gaf Samuel een betere gelegenheid om als leraar en hervormer op te treden[1].
1955 97:1.2 Samuel sprang from a long line of the Salem teachers who had persisted in maintaining the truths of Melchizedek as a part of their worship forms. This teacher was a virile and resolute man. Only his great devotion, coupled with his extraordinary determination, enabled him to withstand the almost universal opposition which he encountered when he started out to turn all Israel back to the worship of the supreme Yahweh of Mosaic times. And even then he was only partially successful; he won back to the service of the higher concept of Yahweh only the more intelligent half of the Hebrews; the other half continued in the worship of the tribal gods of the country and in the baser conception of Yahweh.
1997 97:1.2 Samuel stamde af van een lange rij leraren uit Salem die aan de waarheden van Melchizedek waren blijven vasthouden als een onderdeel van de vormen van hun godsverering. Deze leraar was een viriele, vastberaden man. Alleen door zijn grote toewijding, gekoppeld aan een buitengewone vastbeslotenheid, was hij in staat de tegenstand te weerstaan die hij bijna overal ondervond toen hij zijn campagne begon om heel Israel terug te brengen tot de verering van de oppermachtige Jahweh van de dagen van Mozes. En zelfs toen slaagde hij hij maar gedeeltelijk; hij won alleen de meer intelligente Hebreeërs terug tot de dienst van de hogere opvatting van Jahweh; de andere helft bleef de stamgoden van het land aanbidden en hield vast aan de lagere opvatting van Jahweh.
1955 97:1.3 Samuel was a rough-and-ready type of man, a practical reformer who could go out in one day with his associates and overthrow a score of Baal sites. The progress he made was by sheer force of compulsion; he did little preaching, less teaching, but he did act. One day he was mocking the priest of Baal; the next, chopping in pieces a captive king. He devotedly believed in the one God, and he had a clear concept of that one God as creator of heaven and earth: “The pillars of the earth are the Lord’s, and he has set the world upon them.”
1997 97:1.3 Samuel was een eenvoudig soort man, een praktische hervormer die er met zijn gezellen op uit kon trekken om op één dag een twintigtal Baäl-heiligdommen te verwoesten[2]. De vooruitgang die hij boekte, kwam louter door dwang tot stand; hij predikte weinig en onderrichtte nog minder, maar hij handelde wèl. De ene dag bespotte hij de priester van Baäl en de volgende hakte hij een gevangen koning aan stukken[3]. Hij geloofde met toewijding in de ene God en hij had een duidelijk denkbeeld van die ene God als schepper van hemel en aarde: ‘De grondvesten der aarde zijn des Heren en hij heeft daarop het aardrijk gesteld[4].’
1955 97:1.4 But the great contribution which Samuel made to the development of the concept of Deity was his ringing pronouncement that Yahweh was changeless, forever the same embodiment of unerring perfection and divinity. In these times Yahweh was conceived to be a fitful God of jealous whims, always regretting that he had done thus and so; but now, for the first time since the Hebrews sallied forth from Egypt, they heard these startling words, “The Strength of Israel will not lie nor repent, for he is not a man, that he should repent.” Stability in dealing with Divinity was proclaimed. Samuel reiterated the Melchizedek covenant with Abraham and declared that the Lord God of Israel was the source of all truth, stability, and constancy. Always had the Hebrews looked upon their God as a man, a superman, an exalted spirit of unknown origin; but now they heard the onetime spirit of Horeb exalted as an unchanging God of creator perfection. Samuel was aiding the evolving God concept to ascend to heights above the changing state of men’s minds and the vicissitudes of mortal existence. Under his teaching, the God of the Hebrews was beginning the ascent from an idea on the order of the tribal gods to the ideal of an all-powerful and changeless Creator and Supervisor of all creation.
1997 97:1.4 De grote bijdrage die Samuel leverde aan de ontwikkeling van de voorstelling van de Godheid was echter zijn klinkende verkondiging dat Jahweh onveranderlijk was, voor immer dezelfde belichaming van feilloze volmaaktheid en goddelijkheid. In deze dagen dacht men zich Jahweh als een grillige God met jaloerse kuren, die altijd spijt had dat hij zus of zo gehandeld had, maar nu, voor de eerste maal sinds zij uit Egypte waren uitgetrokken, hoorden de Hebreeërs deze verrassende woorden: ‘De Kracht van Israel liegt niet en hij kent geen berouw, want hij is geen mens, dat hij berouw zou hebben.’ Er werd hun verkondigd dat zij standvastigheid moesten betrachten in hun omgang met de Godheid[5]. Samuel vertelde opnieuw over het verbond van Melchizedek met Abraham en verklaarde dat de Here God van Israel de bron was van alle waarheid, stabiliteit en bestendigheid. De Hebreeërs hadden hun God altijd beschouwd als een mens, een supermens, een verheven geest van onbekende oorsprong, doch nu hoorden zij hoe de vroegere geest van de Horeb werd verheven als een onveranderlijke God van scheppende volmaaktheid. Door Samuels hulp kon het zich ontwikkelende Godsbeeld tot hoogten rijzen die de veranderlijke staat van het denken van de mens en de wisselvalligheden van het sterfelijk bestaan te boven gingen. Onder zijn onderricht begon de God der Hebreeërs van een idee van het niveau der stamgoden op te klimmen tot het ideaal van een almachtige, onveranderlijke Schepper en Supervisor van al het geschapene.
1955 97:1.5 And he preached anew the story of God’s sincerity, his covenant-keeping reliability. Said Samuel: “The Lord will not forsake his people.” “He has made with us an everlasting covenant, ordered in all things and sure.” And so, throughout all Palestine there sounded the call back to the worship of the supreme Yahweh. Ever this energetic teacher proclaimed, “You are great, O Lord God, for there is none like you, neither is there any God beside you.”
1997 97:1.5 Ook predikte hij opnieuw het verhaal van Gods oprechtheid, zijn betrouwbaarheid in het onderhouden van een verbond. Samuel zeide: ‘De Heer zal zijn volk niet verlaten[6].’ ‘Hij heeft met ons een eeuwig verbond gemaakt, geordend in alles en verzekerd[7].’ En zo klonk door heel Palestina de wederoproep tot het vereren van de oppermachtige Jahweh. Deze energieke leraar verkondigde voortdurend: ‘Gij zijt groot, O Here God, want niemand is U gelijk en geen God is er behalve Gij[8].’
1955 97:1.6 Theretofore the Hebrews had regarded the favor of Yahweh mainly in terms of material prosperity. It was a great shock to Israel, and almost cost Samuel his life, when he dared to proclaim: “The Lord enriches and impoverishes; he debases and exalts. He raises the poor out of the dust and lifts up the beggars to set them among princes to make them inherit the throne of glory.” Not since Moses had such comforting promises for the humble and the less fortunate been proclaimed, and thousands of despairing among the poor began to take hope that they could improve their spiritual status.
1997 97:1.6 Vóór deze tijd hadden de Hebreeërs de gunst van Jahweh hoofdzakelijk gezien in termen van materiële voorspoed. Het was een grote schok voor Israel en kostte Samuel bijna het leven, toen hij durfde te verkondigen: ‘De Here maakt arm en maakt rijk; Hij vernedert, ook verhoogt Hij. Hij verheft de geringe op uit het stof en verheft de bedelaars en zet hen tussen vorsten om hen de troon der heerlijkheid te doen erven[9].’ Sinds Mozes waren er niet meer zulke troostende beloften aan de nederigen en minder fortuinlijken verkondigd, en duizenden wanhopige armen begonnen hoop te krijgen dat zij hun geestelijke status konden verbeteren.
1955 97:1.7 But Samuel did not progress very far beyond the concept of a tribal god. He proclaimed a Yahweh who made all men but was occupied chiefly with the Hebrews, his chosen people. Even so, as in the days of Moses, once more the God concept portrayed a Deity who is holy and upright. “There is none as holy as the Lord. Who can be compared to this holy Lord God?”
1997 97:1.7 Maar Samuel ging niet veel verder dan het denkbeeld van een stamgod. Hij verkondigde een Jahweh die alle mensen schiep, maar zich voornamelijk bezighield met de Hebreeërs, zijn uitverkoren volk. Maar zoals ook in de dagen van Mozes, sprak uit deze Godsvoorstelling toch wederom een Godheid die heilig en rechtschapen is. ‘Er is niemand heilig gelijk de Here. Wie kan vergeleken worden met deze heilige Here God?’[10]
1955 97:1.8 As the years passed, the grizzled old leader progressed in the understanding of God, for he declared: “The Lord is a God of knowledge, and actions are weighed by him. The Lord will judge the ends of the earth, showing mercy to the merciful, and with the upright man he will also be upright.” Even here is the dawn of mercy, albeit it is limited to those who are merciful. Later he went one step further when, in their adversity, he exhorted his people: “Let us fall now into the hands of the Lord, for his mercies are great.” “There is no restraint upon the Lord to save many or few.”
1997 97:1.8 Naarmate de jaren verstreken, begreep de grijze oude leider God steeds beter, want hij verklaarde: ‘De Here is een God der kennis en door hem worden de daden getoetst. De Here zal de einden der aarde richten, en barmhartigheid doen aan de barmhartigen, en met de oprechte zal hij zich ook oprecht betonen[11].’ Hier nu daagt de barmhartigheid, al wordt zij beperkt tot hen die barmhartig zijn. Later ging hij nog een stap verder, toen hij zijn volk in tegenspoed vermaande: ‘Laat ons toch vallen in de hand des Heren, want Zijn barmhartigheden zijn vele[12].’ ‘Want de Here kan evengoed velen als weinigen verlossen[13].’
1955 97:1.9 And this gradual development of the concept of the character of Yahweh continued under the ministry of Samuel’s successors. They attempted to present Yahweh as a covenant-keeping God but hardly maintained the pace set by Samuel; they failed to develop the idea of the mercy of God as Samuel had later conceived it. There was a steady drift back toward the recognition of other gods, despite the maintenance that Yahweh was above all. “Yours is the kingdom, O Lord, and you are exalted as head above all.”
1997 97:1.9 Deze geleidelijke ontwikkeling van het begrip van het karakter van Jahweh ging ook door onder het optreden van Samuels opvolgers. Zij trachtten Jahweh voor te stellen als een God die het verbond hield, maar konden het tempo van Samuel eigenlijk niet bijhouden: zij slaagden er niet in om het idee van de barmhartigheid Gods, zoals Samuel dit zich in latere jaren had gevormd, verder te ontwikkelen. Men dreef gestadig terug naar de erkenning van andere goden, ondanks het feit dat er werd volgehouden dat Jahweh boven allen stond. ‘Van U is het koninkrijk, O Here, en Gij zijt als hoofd boven alles verheven[14].’
1955 97:1.10 The keynote of this era was divine power; the prophets of this age preached a religion designed to foster the king upon the Hebrew throne. “Yours, O Lord, is the greatness and the power and the glory and the victory and the majesty. In your hand is power and might, and you are able to make great and to give strength to all.” And this was the status of the God concept during the time of Samuel and his immediate successors.
1997 97:1.10 De grondtoon van dit tijdperk was de goddelijke macht: de profeten van deze tijd predikten een religie die bedoeld was om de Koning op de Hebreeuwse troon te vleien. ‘Van U, O Here, is de grootheid en de macht en de heerlijkheid en de overwinning en de majesteit. In Uw hand is sterkte en kracht en Gij hebt het in Uw macht een ieder groot en sterk te maken[15].’ Dit was de status van het Godsbegrip in de tijd van Samuel en zijn directe opvolgers.
2. ELIJAH AND ELISHA
2. ELIA EN ELISA
1955 97:2.1 In the tenth century before Christ the Hebrew nation became divided into two kingdoms. In both of these political divisions many truth teachers endeavored to stem the reactionary tide of spiritual decadence that had set in, and which continued disastrously after the war of separation. But these efforts to advance the Hebraic religion did not prosper until that determined and fearless warrior for righteousness, Elijah, began his teaching. Elijah restored to the northern kingdom a concept of God comparable with that held in the days of Samuel. Elijah had little opportunity to present an advanced concept of God; he was kept busy, as Samuel had been before him, overthrowing the altars of Baal and demolishing the idols of false gods. And he carried forward his reforms in the face of the opposition of an idolatrous monarch; his task was even more gigantic and difficult than that which Samuel had faced.
1997 97:2.1 In de tiende eeuw voor Christus raakte de Hebreeuwse natie verdeeld in twee koninkrijken. In beide politieke districten poogden vele leraren van waarheid keerdammen op te werpen tegen het reactionaire getij van geestelijke decadentie dat was opgekomen en zich na de afscheidingsoorlog met rampzalige gevolgen doorzette. Deze inspanningen om de Hebreeuwse religie te bevorderen hadden echter pas succes toen Elia, de vastbesloten en onbevreesde strijder voor rechtvaardigheid, begon te onderrichten[16]. Elia schonk het noordelijke koninkrijk een Godsbegrip terug dat vergelijkbaar was met de voorstelling die in de dagen van Samuel had geleefd. Elia had weinig gelegenheid om een gevorderde Godsvoorstelling te introduceren; net als Samuel vóór hem, werd hij in beslag genomen door het omverwerpen van de altaren van Baäl en het vernietigen van de beelden van valse goden[17]. Bovendien zette hij zijn hervormingen door ondanks de tegenstand van een afgodische monarch; zijn taak was nog gigantischer en moeilijker dan die waarvoor Samuel zich geplaatst had gezien[18].
1955 97:2.3 But these were not times of progress in the concept of Deity. Not yet had the Hebrews ascended even to the Mosaic ideal. The era of Elijah and Elisha closed with the better classes returning to the worship of the supreme Yahweh and witnessed the restoration of the idea of the Universal Creator to about that place where Samuel had left it.
1997 97:2.3 Dit waren echter geen tijden van vooruitgang in het denken over de Godheid. De Hebreeërs hadden zelfs nog niet het ideaal van Mozes bereikt. Toen het tijdperk van Elia en Elisa ten einde liep, keerden de betere klassen terug tot de aanbidding van de oppermachtige Jahweh; dit tijdperk was getuige van de restauratie van het idee van de Universele Schepper op ongeveer het niveau waar Samuel het had moeten achtergelaten.
3. YAHWEH AND BAAL
3. JAHWEH EN BAÄL
1955 97:3.1 The long-drawn-out controversy between the believers in Yahweh and the followers of Baal was a socioeconomic clash of ideologies rather than a difference in religious beliefs.
1997 97:3.1 De lang aanhoudende controverse tussen degenen die in Jahweh geloofden en de volgelingen van Baäl was meer een sociaal-economische botsing van ideologieën, dan een verschil in religieuze overtuigingen.
1955 97:3.2 The inhabitants of Palestine differed in their attitude toward private ownership of land. The southern or wandering Arabian tribes (the Yahwehites) looked upon land as an inalienable—as a gift of Deity to the clan. They held that land could not be sold or mortgaged. “Yahweh spoke, saying, ‘The land shall not be sold, for the land is mine.’”
1997 97:3.2 De inwoners van Palestina hadden verschillende standpunten ten opzichte van de particuliere eigendom van land. De zuidelijke, ofwel trekkende Arabische stammen (de Jahwehieten) beschouwden land als onvervreemdbaar — als een geschenk van de Godheid aan de stam. Zij waren van mening dat land niet verkocht of verhypothekeerd kon worden. ‘Jahweh sprak, zeggende, “het land zal niet verkocht worden, want het land is van mij[22].”’
1955 97:3.3 The northern and more settled Canaanites (the Baalites) freely bought, sold, and mortgaged their lands. The word Baal means owner. The Baal cult was founded on two major doctrines: First, the validation of property exchange, contracts, and covenants—the right to buy and sell land. Second, Baal was supposed to send rain—he was a god of fertility of the soil. Good crops depended on the favor of Baal. The cult was largely concerned with land, its ownership and fertility.
1997 97:3.3 De noordelijke Kanaänieten (de Baälieten), die meer op vaste plaatsen woonden, kochten, verkochten en verhypothekeerden hun landerijen vrijelijk. Het woord Baäl betekent eigenaar. De cultus van Baäl was op twee belangrijke leerstellingen gebaseerd: ten eerste de legalisering van het uitwisselen van eigendommen, contracten en overeenkomsten — het recht om land te kopen en te verkopen. Ten tweede nam men aan dat Baäl de regen zond — hij was een vruchtbaarheidsgod van de aarde. De cultus had vooral betrekking op land, het eigendom en de vruchtbaarheid van land.
1955 97:3.4 In general, the Baalites owned houses, lands, and slaves. They were the aristocratic landlords and lived in the cities. Each Baal had a sacred place, a priesthood, and the “holy women,” the ritual prostitutes.
1997 97:3.4 In het algemeen waren de Baälieten eigenaars van huizen, landerijen en slaven. Zij waren de aristocratische landeigenaren en woonden in de steden. Iedere Baäl had een gewijde plaats, een priesterdom en zijn ‘heilige vrouwen,’ de rituele prostituees.
1955 97:3.5 Out of this basic difference in the regard for land, there evolved the bitter antagonisms of social, economic, moral, and religious attitudes exhibited by the Canaanites and the Hebrews. This socioeconomic controversy did not become a definite religious issue until the times of Elijah. From the days of this aggressive prophet the issue was fought out on more strictly religious lines—Yahweh vs. Baal—and it ended in the triumph of Yahweh and the subsequent drive toward monotheism.
1997 97:3.5 Uit dit fundamentele verschil in waardering van land ontstonden de bittere tegenstellingen tussen de sociale, economische, morele en godsdienstige opvattingen tussen de Kanaänieten en de Hebreeërs. Deze sociaal-economische controverse werd pas een duidelijk religieuze kwestie in de tijd van Elia. Vanaf de dagen van deze doortastende profeet werd de kwestie langs meer strikt religieuze lijnen uitgevochten — Jahweh tegen Baäl — hetgeen eindigde met de triomf van Jahweh en de campagne voor het monotheïsme die daaruit volgde[23].
1955 97:3.6 Elijah shifted the Yahweh-Baal controversy from the land issue to the religious aspect of Hebrew and Canaanite ideologies. When Ahab murdered the Naboths in the intrigue to get possession of their land, Elijah made a moral issue out of the olden land mores and launched his vigorous campaign against the Baalites. This was also a fight of the country folk against domination by the cities. It was chiefly under Elijah that Yahweh became Elohim. The prophet began as an agrarian reformer and ended up by exalting Deity. Baals were many, Yahweh was one—monotheism won over polytheism.
1997 97:3.6 Elia bracht in de Jahweh-Baäl-controverse een verschuiving tot stand van de landkwestie naar het religieuze aspect van de Hebreeuwse en Kanaänietische ideologieën. Toen Achab de Nabots vermoordde als onderdeel van de intrige om hun land in bezit te krijgen, maakte Elia een morele kwestie van de oude gebruiken ten aanzien van landbezit en begon hij zijn krachtdadige veldtocht tegen de Baälieten[24]. Dit was ook een gevecht van de plattelandsbewoners tegen overheersing door de steden. Het was vooral onder Elia dat Jahweh Elohim werd. Deze profeet begon als agrarisch hervormer en eindigde als verheerlijker van de Godheid. Baäls waren er vele, doch Jahweh was één — het monotheïsme zegevierde over het poly- theïsme.
4. AMOS AND HOSEA
4. AMOS EN HOSEA
1955 97:4.1 A great step in the transition of the tribal god—the god who had so long been served with sacrifices and ceremonies, the Yahweh of the earlier Hebrews—to a God who would punish crime and immorality among even his own people, was taken by Amos, who appeared from among the southern hills to denounce the criminality, drunkenness, oppression, and immorality of the northern tribes. Not since the times of Moses had such ringing truths been proclaimed in Palestine.
1997 97:4.1 In de overgang van de stamgod — de god die zo lang gediend was met offeranden en ceremoniën, de Jahweh van de Hebreeërs uit vroegere tijden — naar een God die misdaad en immoraliteit zelfs onder zijn eigen volk strafte, werd een grote stap gedaan door Amos, die vanuit de zuidelijke heuvels optrad om de criminaliteit, dronkenschap, onderdrukking en immoraliteit van de noordelijke stammen aan de kaak te stellen. Zulke luidklinkende waarheden waren er sinds de dagen van Mozes in Palestina niet meer verkondigd.
1955 97:4.2 Amos was not merely a restorer or reformer; he was a discoverer of new concepts of Deity. He proclaimed much about God that had been announced by his predecessors and courageously attacked the belief in a Divine Being who would countenance sin among his so-called chosen people. For the first time since the days of Melchizedek the ears of man heard the denunciation of the double standard of national justice and morality. For the first time in their history Hebrew ears heard that their own God, Yahweh, would no more tolerate crime and sin in their lives than he would among any other people. Amos envisioned the stern and just God of Samuel and Elijah, but he also saw a God who thought no differently of the Hebrews than of any other nation when it came to the punishment of wrongdoing. This was a direct attack on the egoistic doctrine of the “chosen people,” and many Hebrews of those days bitterly resented it.
1997 97:4.2 Amos herstelde en hervormde niet alleen, hij ontdekte ook nieuwe voorstellingen van de Godheid. Hij verkondigde veel over God dat al door zijn voorgangers was aangekondigd, en deed een moedige aanval op het geloof in een Goddelijk Wezen dat zonde onder zijn zogenaamde uitverkoren volk duldde. Voor de eerste maal sinds de dagen van Melchizedek hoorden de mensen de dubbele maatstaf in zaken van nationaal recht en nationale ethiek openlijk veroordeeld worden. Voor de eerste maal in hun geschiedenis hoorden de Hebreeërs dat hun eigen God, Jahweh, misdaad en zonde in hun levens evenmin tolereerde als bij enig ander volk. Amos stelde zich de strenge en rechtvaardige God van Samuel en Elia voor, maar hij zag ook een God die, wanneer het om het straffen van wandaden ging, over de Hebreeërs niet anders dacht dan over enige andere natie. Dit was een directe aanval op de egoïstische leer van het ‘uitverkoren volk,’ en vele Hebreeërs van die dagen namen er ernstig aanstoot aan[25].
1955 97:4.3 Said Amos: “He who formed the mountains and created the wind, seek him who formed the seven stars and Orion, who turns the shadow of death into the morning and makes the day dark as night.” And in denouncing his half-religious, timeserving, and sometimes immoral fellows, he sought to portray the inexorable justice of an unchanging Yahweh when he said of the evildoers: “Though they dig into hell, thence shall I take them; though they climb up to heaven, thence will I bring them down.” “And though they go into captivity before their enemies, thence will I direct the sword of justice, and it shall slay them.” Amos further startled his hearers when, pointing a reproving and accusing finger at them, he declared in the name of Yahweh: “Surely I will never forget any of your works.” “And I will sift the house of Israel among all nations as wheat is sifted in a sieve.”
1997 97:4.3 Amos zeide: ‘Hij die de bergen formeerde en de wind schiep, zoek Hem die het Zevengesternte en Orion heeft gemaakt, Hij die de schaduw des doods in de morgenstond verandert en de dag tot nacht verduistert[26].’ En bij het aan de kaak stellen van zijn half-religieuze, opportunistische en soms immorele medemensen, trachtte hij de onverbiddelijke gerechtigheid van een onveranderlijke Jahweh af te schilderen toen hij over de kwaaddoeners sprak: ‘Al groeven zij door tot in het dodenrijk, Mijn hand zou hen vandaar weghalen; al klommen zij op ten hemel, Ik zal hen vandaar omlaag trekken[27].’ ‘Al gingen zij voor hun vijanden uit in gevangenschap, ik zou vandaar het zwaard gelasten hen om te brengen[28].’ Amos schokte zijn toehoorders nog meer toen hij, een berispende, beschuldigende vinger naar hen uitgestoken, in de naam van Jahweh verklaarde: ‘Voorwaar, Ik zal in eeuwigheid niet een van uw daden vergeten[29].’ ‘En Ik zal het huis van Israel schudden onder alle volken, gelijk men een zeef schudt[30].’
1955 97:4.4 Amos proclaimed Yahweh the “God of all nations” and warned the Israelites that ritual must not take the place of righteousness. And before this courageous teacher was stoned to death, he had spread enough leaven of truth to save the doctrine of the supreme Yahweh; he had insured the further evolution of the Melchizedek revelation.
1997 97:4.4 Amos riep Jahweh uit tot de ‘God van alle naties’ en waarschuwde de Israëlieten dat rituelen niet de plaats van rechtvaardigheid moesten innemen[31]. En voordat deze moedige leraar werd gestenigd, had hij genoeg zuurdesem van waarheid verspreid om de leer over de allerhoogste Jahweh te redden; hij had de verdere evolutie van de openbaring van Melchizedek zeker gesteld.
1955 97:4.5 Hosea followed Amos and his doctrine of a universal God of justice by the resurrection of the Mosaic concept of a God of love. Hosea preached forgiveness through repentance, not by sacrifice. He proclaimed a gospel of loving-kindness and divine mercy, saying: “I will betroth you to me forever; yes, I will betroth you to me in righteousness and judgment and in loving-kindness and in mercies. I will even betroth you to me in faithfulness.” “I will love them freely, for my anger is turned away.”
1997 97:4.5 Amos en zijn leer van een universele God van rechtvaardigheid werden gevolgd door Hosea die het Mozaïsche denkbeeld van een God van liefde nieuw leven inblies. Hosea predikte vergeving door berouw, niet door offeranden[32]. Hij verkondigde een evangelie van goedertierenheid en goddelijke barmhartigheid, zeggende: ‘Ik zal u Mij tot bruid werven voor eeuwig: Ik zal u Mij tot bruid werven door gerechtigheid en recht, door goedertierenheid en ontferming; Ik zal u Mij tot bruid werven door trouw.’ ‘Ik zal hen vrijwillig liefhebben, want Mijn toorn keert zich van hen af[33].’[34]
1955 97:4.6 Hosea faithfully continued the moral warnings of Amos, saying of God, “It is my desire that I chastise them.” But the Israelites regarded it as cruelty bordering on treason when he said: “I will say to those who were not my people, ‘you are my people’; and they will say, ‘you are our God.’” He continued to preach repentance and forgiveness, saying, “I will heal their backsliding; I will love them freely, for my anger is turned away.” Always Hosea proclaimed hope and forgiveness. The burden of his message ever was: “I will have mercy upon my people. They shall know no God but me, for there is no savior beside me.”
1997 97:4.6 Hosea zette de ethische waarschuwingen van Amos getrouw voort, zeggende van God: ‘Het is Mijn begeren dat Ik hen tuchtig[35].’ Maar de Israëlieten beschouwden het als aan verraad grenzende wreedheid toen hij zei: ‘Ik zal tot hen die niet Mijn volk zijn, zeggen: Gij zijt Mijn volk; en zij zullen zeggen: Gij zijt onze God’[36]. Hij bleef berouw en vergeving prediken, zeggend: ‘Ik zal hun afkerigheid genezen, Ik zal hen vrijwillig liefhebben, want Mijn toorn keert zich van hen af[37].’ Hosea verkondigde aldoor hoop en vergeving. De kern van zijn boodschap was steeds: ‘Ik zal Mij over Mijn volk ontfermen. Zij zullen geen andere God kennen dan Mij alleen, want er is geen redder dan Ik[38].’
1955 97:4.7 Amos quickened the national conscience of the Hebrews to the recognition that Yahweh would not condone crime and sin among them because they were supposedly the chosen people, while Hosea struck the opening notes in the later merciful chords of divine compassion and loving-kindness which were so exquisitely sung by Isaiah and his associates.
1997 97:4.7 Amos maakte het nationale geweten van de Hebreeërs wakker, zodat zij inzagen dat Jahweh hun hun misdaden en zonden niet zou vergeven, ook al waren zij zogenaamd het uitverkoren volk, terwijl Hosea de eerste tonen liet horen van de barmhartige akkoorden van het goddelijk mededogen en de goddelijke goedertierenheid, die later zo prachtig werden gezongen door Jesaja en zijn metgezellen.
5. THE FIRST ISAIAH
5. DE EERSTE JESAJA
1955 97:5.1 These were the times when some were proclaiming threatenings of punishment against personal sins and national crime among the northern clans while others predicted calamity in retribution for the transgressions of the southern kingdom. It was in the wake of this arousal of conscience and consciousness in the Hebrew nations that the first Isaiah made his appearance.
1997 97:5.1 Dit waren de dagen dat sommigen dreigementen van bestraffing van persoonlijke zonden en nationale misdaden verkondigden onder de noordelijke clans, terwijl anderen rampen voorspelden ter vergelding van de overtredingnen van het zuidelijke koninkrijk. Het was in het spoor van deze opwekking van het geweten en het gevoel van de Hebreeuwse naties dat de eerste Jesaja optrad.
1955 97:5.2 Isaiah went on to preach the eternal nature of God, his infinite wisdom, his unchanging perfection of reliability. He represented the God of Israel as saying: “Judgment also will I lay to the line and righteousness to the plummet.” “The Lord will give you rest from your sorrow and from your fear and from the hard bondage wherein man has been made to serve.” “And your ears shall hear a word behind you, saying, ‘this is the way, walk in it.’” “Behold God is my salvation; I will trust and not be afraid, for the Lord is my strength and my song.” “‘Come now and let us reason together,’ says the Lord, ‘though your sins be as scarlet, they shall be as white as snow; though they be red like the crimson, they shall be as wool.’”
1997 97:5.2 Jesaja ging door met het prediken van de eeuwige natuur van God, zijn oneindige wijsheid, zijn overanderlijke, volkomen betrouwbaarheid. Volgens zijn voorstelling van de God van Israel sprak deze: ‘Ik zal het recht tot meetsnoer maken en de gerechtigheid tot paslood[39].’ ‘De Heer zal u rust geven van uw smart en van uw onrust en van de harde dienst die men u heeft laten verrichten[40].’ ‘Uw oren zullen achter u het woord horen: Dit is de weg, wandelt daarop[41].’ ‘Zie, God is mijn heil, ik vertrouw en vrees niet, want de Heer is mijn sterkte en mijn lied[42].’ ‘“Komt toch en laat ons tezamen richten,” zegt de Heer, “al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol[43].”’
1955 97:5.3 Speaking to the fear-ridden and soul-hungry Hebrews, this prophet said: “Arise and shine, for your light has come, and the glory of the Lord has risen upon you.” “The spirit of the Lord is upon me because he has anointed me to preach good tidings to the meek; he has sent me to bind up the brokenhearted, to proclaim liberty to the captives and the opening of the prison to those who are bound.” “I will greatly rejoice in the Lord, my soul shall be joyful in my God, for he has clothed me with the garments of salvation and has covered me with his robe of righteousness.” “In all their afflictions he was afflicted, and the angel of his presence saved them. In his love and in his pity he redeemed them.”
1997 97:5.3 Sprekend tot de Hebreeërs die door vrees bevangen en hongerig van ziel waren, zei deze profeet: ‘Sta op, word verlicht, want uw licht komt en de heerlijkheid des Heren gaat over u op[44].’ ‘De Geest des Heren is op mij, omdat Hij mij gezalfd heeft; Hij heeft mij gezonden om een blijde boodschap te brengen aan ootmoedigen, om te verbinden gebrokenen van hart, om voor gevangenen vrijlating uit te roepen en voor gebondenen opening der gevangenis[45].’ ‘Ik verblijd mij zeer in de Heer, mijn ziel juicht in mijn God, want Hij heeft mij bekleed met de klederen des heils, met Zijn mantel der gerechtigheid heeft Hij mij omhuld[46].’ ‘In al hun benauwdheid was ook Hij benauwd, en de engel Zijns aangezichts heeft hen gered. In Zijn liefde en in Zijn mededogen heeft hij hen verlost[47].’
1955 97:5.4 This Isaiah was followed by Micah and Obadiah, who confirmed and embellished his soul-satisfying gospel. And these two brave messengers boldly denounced the priest-ridden ritual of the Hebrews and fearlessly attacked the whole sacrificial system.
1997 97:5.4 Deze Jesaja werd gevolgd door Micha en Obadja, die zijn zielverkwikkende evangelie bevestigden en verfraaiden. En deze twee dappere boodschappers veroordeelden moedig het door priesters gedomineerde ritueel van de Hebreeërs en deden een onbevreesde aanval op het hele systeem van offeranden.
1955 97:5.5 Micah denounced “the rulers who judge for reward and the priests who teach for hire and the prophets who divine for money.” He taught of a day of freedom from superstition and priestcraft, saying: “But every man shall sit under his own vine, and no one shall make him afraid, for all people will live, each one according to his understanding of God.”
1997 97:5.5 Micha hekelde ‘de hoofden die rechtspreken voor geschenken en de priesters die onderricht geven om loon, en de profeten die waarzeggen om geld[48].’ Hij onderrichtte over een dag van vrijheid van bijgeloof en priesterpolitiek, met de woorden: ‘Maar een ieder zal onder zijn eigen wijnstok zitten, zonder dat iemand hem opschrikt, want alle mensen zullen leven, elk volgens zijn verstaan van God[49].’
1955 97:5.6 Ever the burden of Micah’s message was: “Shall I come before God with burnt offerings? Will the Lord be pleased with a thousand rams or with ten thousand rivers of oil? Shall I give my first-born for my transgression, the fruit of my body for the sin of my soul? He has shown me, O man, what is good; and what does the Lord require of you but to do justly and to love mercy and to walk humbly with your God?” And it was a great age; these were indeed stirring times when mortal man heard, and some even believed, such emancipating messages more than two and a half millenniums ago. And but for the stubborn resistance of the priests, these teachers would have overthrown the whole bloody ceremonial of the Hebrew ritual of worship.
1997 97:5.6 De kern van Micha’s boodschap was steeds: ‘Zal ik voor God treden met brandoffers? Zal de Heer welgevallen hebben aan duizenden rammen of aan tienduizenden oliebeken? Zal ik mijn eerstgeborene geven voor mijn overtreding, de vrucht van mijn schoot voor de zonde mijner ziel? Hij heeft mij bekendgemaakt, o mens, wat goed is; en wat vraagt de Heer van u: niet anders dan recht te doen en barmhartigheid lief te hebben en ootmoedig te wandelen met uw God[50].’ Dit was een belangrijke periode; het waren inderdaad bezielende tijden, meer dan tweeëneenhalf duizend jaar geleden, toen de sterfelijke mens zulke bevrijdende boodschappen te horen kreeg, en soms zelfs geloofde. En wanneer de priesters niet zo halsstarrig weerstand hadden geboden, zouden deze leraren het gehele bloedige ceremonieel van de Hebreeuwse riten van godsverering ten val hebben gebracht.
6. JEREMIAH THE FEARLESS
6. JEREMIA, DE ONVERSCHROKKENE
1955 97:6.1 While several teachers continued to expound the gospel of Isaiah, it remained for Jeremiah to take the next bold step in the internationalization of Yahweh, God of the Hebrews.
1997 97:6.1 Terwijl verscheidene leraren voortgingen het evangelie van Jesaja toe lichten, was het voor Jeremia weggelegd om de volgende moedige stap te zetten in de internationalisering van Jahweh, de God der Hebreeërs.
1955 97:6.2 Jeremiah fearlessly declared that Yahweh was not on the side of the Hebrews in their military struggles with other nations. He asserted that Yahweh was God of all the earth, of all nations and of all peoples. Jeremiah’s teaching was the crescendo of the rising wave of the internationalization of the God of Israel; finally and forever did this intrepid preacher proclaim that Yahweh was God of all nations, and that there was no Osiris for the Egyptians, Bel for the Babylonians, Ashur for the Assyrians, or Dagon for the Philistines. And thus did the religion of the Hebrews share in that renaissance of monotheism throughout the world at about and following this time; at last the concept of Yahweh had ascended to a Deity level of planetary and even cosmic dignity. But many of Jeremiah’s associates found it difficult to conceive of Yahweh apart from the Hebrew nation.
1997 97:6.2 Jeremia verklaarde onverschrokken dat Jahweh niet aan de zijde stond van de Hebreeërs in hun militaire worstelingen met andere naties[51]. Hij verklaarde dat Jahweh de God was van de gehele aarde, van alle naties en alle volkeren[52]. Jeremia’s onderricht vormde het crescendo van de opkomende golf van de internationalisering van de God van Israel; voor eens en al verkondigde deze moedige prediker dat Jahweh de God van alle naties was, en dat er geen Osiris was voor de Egptenaren, of een Bel voor de Babyloniërs, een Assur voor de Assyrieërs of Dagon voor de Filistijnen. En zo nam de religie der Hebreeërs deel in de wedergeboorte van het monotheïsme in de gehele wereld rond deze tijd en in de volgende periode; eindelijk had de voorstelling van Jahweh een niveau bereikt van planetaire en zelfs kosmische waardigheid. Maar veel van Jeremia’s metgezellen vonden het moeilijk Jahweh los te zien van de Hebreeuwse natie.
1955 97:6.4 Said this fearless prophet: “Righteous is our Lord, great in counsel and mighty in work. His eyes are open upon all the ways of all the sons of men, to give every one according to his ways and according to the fruit of his doings.” But it was considered blasphemous treason when, during the siege of Jerusalem, he said: “And now have I given these lands into the hand of Nebuchadnezzar, the king of Babylon, my servant.” And when Jeremiah counseled the surrender of the city, the priests and civil rulers cast him into the miry pit of a dismal dungeon.
1997 97:6.4 Deze onverschrokken profeet zei: ‘Rechtvaardig is onze Heer, groot van raad en machtig van daad. Zijn ogen zijn open over alle wegen der mensenkinderen om aan een ieder te geven naar zijn wegen en naar de vrucht zijner handelingen[55].’ Maar het werd als godslasterlijk verraad beschouwd toen hij tijdens het beleg van Jerusalem zei: ‘Nu heb Ik al deze landen in de macht van Nebukadnessar, de koning van Babel, Mijn dienaar, gegeven[56].’ En toen Jeremia adviseerde de stad over te geven, wierpen de priesters en burgerlijke bestuurders hem in de modderige kuil van een ellendige kerker[57][58].
7. THE SECOND ISAIAH
7. DE TWEEDE JESAJA
1955 97:7.1 The destruction of the Hebrew nation and their captivity in Mesopotamia would have proved of great benefit to their expanding theology had it not been for the determined action of their priesthood. Their nation had fallen before the armies of Babylon, and their nationalistic Yahweh had suffered from the international preachments of the spiritual leaders. It was resentment of the loss of their national god that led the Jewish priests to go to such lengths in the invention of fables and the multiplication of miraculous appearing events in Hebrew history in an effort to restore the Jews as the chosen people of even the new and expanded idea of an internationalized God of all nations.
1997 97:7.1 De ondergang van de natie der Hebreeërs en hun ballingschap in Mesopotamië zou hun ontbloeiende theologie zeer ten goede zijn gekomen wannneer niet hun priesters vastbesloten tot handelen waren overgegaan. Hun natie was gevallen voor de legers van Babylon en hun nationalistische Jahweh had schade geleden door de internationale prediking van de geestelijke leiders. Vooral de verontwaardiging over het verlies van hun nationale god bracht de Joodse priesters ertoe om zover te gaan in het verzinnen van fabels en de vermeerdering van mirakuleuze gebeurtenissen in de Hebreeuwse geschiedenis teneinde te trachten de Joden in ere te herstellen als het uitverkoren volk van zelfs de geïnternationaliseerde God van alle naties, volgens het nieuwe, uitgebreide idee.
1955 97:7.2 During the captivity the Jews were much influenced by Babylonian traditions and legends, although it should be noted that they unfailingly improved the moral tone and spiritual significance of the Chaldean stories which they adopted, notwithstanding that they invariably distorted these legends to reflect honor and glory upon the ancestry and history of Israel.
1997 97:7.2 Tijdens de ballingschap werden de Joden sterk beïnvloed door Babylonische overleveringen en legenden, hoewel moet worden opgemerkt dat zij de morele toon en geestelijke betekenis van de overgenomen Chaldese verhalen immer verbeterden, ook al verdraaiden zij deze legenden zonder uitzondering zodanig, dat zij de afkomst en geschiedenis van Israel tot eer en roem strekten.
1955 97:7.3 These Hebrew priests and scribes had a single idea in their minds, and that was the rehabilitation of the Jewish nation, the glorification of Hebrew traditions, and the exaltation of their racial history. If there is resentment of the fact that these priests have fastened their erroneous ideas upon such a large part of the Occidental world, it should be remembered that they did not intentionally do this; they did not claim to be writing by inspiration; they made no profession to be writing a sacred book. They were merely preparing a textbook designed to bolster up the dwindling courage of their fellows in captivity. They were definitely aiming at improving the national spirit and morale of their compatriots. It remained for later-day men to assemble these and other writings into a guide book of supposedly infallible teachings.
1997 97:7.3 Deze Hebreeuwse priesters en schriftgeleerden hadden slechts één gedachte in hun hoofd: de rehabilitatie van de Joodse natie, de verheerlijking van Hebreeuwse tradities en de verheffing van de geschiedenis van hun volk. Mocht ge verontwaardigd zijn over het feit dat deze priesters hun onjuiste ideeën aan zo’n groot gedeelte van de westerse wereld hebben opgedrongen, dan moet ge wel bedenken dat zij dit niet met opzet hebben gedaan: zij hebben niet beweerd dat ze door inspiratie schreven, en zij hebben niet gepretendeerd dat ze een heilig boek aan het schrijven waren. Ze maakten slechts een leerboek dat bedoeld was om de slinkende moed van hun medegevangenen te schragen. Hun doel was duidelijk de verheffing van de nationale geest en het moreel van hun landgenoten. Het waren mensen van een latere tijd die deze en andere geschriften verzamelden en er een gids van zogenaamd onfeilbaar leringen van hebben gemaakt.
1955 97:7.4 The Jewish priesthood made liberal use of these writings subsequent to the captivity, but they were greatly hindered in their influence over their fellow captives by the presence of a young and indomitable prophet, Isaiah the second, who was a full convert to the elder Isaiah’s God of justice, love, righteousness, and mercy. He also believed with Jeremiah that Yahweh had become the God of all nations. He preached these theories of the nature of God with such telling effect that he made converts equally among the Jews and their captors. And this young preacher left on record his teachings, which the hostile and unforgiving priests sought to divorce from all association with him, although sheer respect for their beauty and grandeur led to their incorporation among the writings of the earlier Isaiah. And thus may be found the writings of this second Isaiah in the book of that name, embracing chapters forty to fifty-five inclusive.
1997 97:7.4 De Joodse priesters maakten na de ballingschap overvloedig gebruik van deze geschriften, maar zij werden in hun invloed op hun medegevangen ernstig gehinderd door de aanwezigheid van een jonge, ontembare profeet, Jesaja de tweede, die zich geheel had bekeerd tot de God van gerechtigheid, liefde, rechtvaardigheid en genade van de oudere Jesaja. Hij geloofde ook, met Jeremia, dat Jahweh de God van alle naties geworden was. Hij predikte deze theorieën over het wezen van God met zo’n treffend effect, dat hij evenveel bekeerlingen maakte onder de Joden als onder hun overweldigers. Bovendien stelde deze jonge prediker zijn leringen op schrift, leringen die de vijandige en niet vergevensgezinde priesters trachtten los maken van alle verband met zijn persoon, ofschoon zij uit louter respect voor hun schoonheid en grootsheid werden opgenomen in de geschriften van de eerdere Jesaja. En zo zijn de geschriften van deze tweede Jesaja te vinden in het Bijbelboek van die naam, waar zij de hoofdstukken veertig tot en met vijfenvijftig vormen.
1955 97:7.5 No prophet or religious teacher from Machiventa to the time of Jesus attained the high concept of God that Isaiah the second proclaimed during these days of the captivity. It was no small, anthropomorphic, man-made God that this spiritual leader proclaimed. “Behold he takes up the isles as a very little thing.” “And as the heavens are higher than the earth, so are my ways higher than your ways and my thoughts higher than your thoughts.”
1997 97:7.5 Van Machiventa tot de tijd van Jezus heeft geen enkele profeet of religieuze leraar het hoge begrip van God bereikt dat Jesaja de tweede gedurende deze tijden van de ballingschap verkondigde. Het was geen kleine, antropomorfe, door de mens gemaakte God die door deze geestelijke leider werd verkondigd. ‘Zie, Hij strooit de eilanden uit als dun stof[59].’ ‘Want zoals de hemelen hoger zijn dan de aarde, zo zijn Mijn wegen hoger dan uw wegen en Mijn gedachten dan uw gedachten[60].’
1955 97:7.6 At last Machiventa Melchizedek beheld human teachers proclaiming a real God to mortal man. Like Isaiah the first, this leader preached a God of universal creation and upholding. “I have made the earth and put man upon it. I have created it not in vain; I formed it to be inhabited.” “I am the first and the last; there is no God beside me.” Speaking for the Lord God of Israel, this new prophet said: “The heavens may vanish and the earth wax old, but my righteousness shall endure forever and my salvation from generation to generation.” “Fear you not, for I am with you; be not dismayed, for I am your God.” “There is no God beside me—a just God and a Savior.”
1997 97:7.6 Eindelijk aanschouwde Machiventa Melchizedek menselijke leraren die aan stervelingen een werkelijke God verkondigden. Evenals de eerste Jesaja, predikte deze leider een God die een universeel schepper is en zijn schepping in stand houdt. ‘Ik heb de aarde gemaakt en de mens daarop geschapen. Ik heb ze niet geschapen tot een baaierd; Ik heb ze ter bewoning geformeerd[61].’ ‘Ik ben de eerste en Ik ben de laatste en buiten Mij is er geen God[62].’ Sprekende voor de Here God van Israel, zei deze nieuwe profeet: ‘De hemel moge als rook verdwijnen en de aarde moge oud worden, maar Mijn rechtvaardigheid zal eeuwig duren en Mijn heil van geslacht tot geslacht[63].’ ‘Vrees niet, want Ik ben met u; wees niet ontsteld, want Ik ben uw God[64].’ ‘Er is geen God behalve Ik — een rechtvaardig God en Heiland[65].’
1955 97:7.7 And it comforted the Jewish captives, as it has thousands upon thousands ever since, to hear such words as: “Thus says the Lord, ‘I have created you, I have redeemed you, I have called you by your name; you are mine.’” “When you pass through the waters, I will be with you since you are precious in my sight.” “Can a woman forget her suckling child that she should not have compassion on her son? Yes, she may forget, yet will I not forget my children, for behold I have graven them upon the palms of my hands; I have even covered them with the shadow of my hands.” “Let the wicked forsake his ways and the unrighteous man his thoughts, and let him return to the Lord, and he will have mercy upon him, and to our God, for he will abundantly pardon.”
1997 97:7.7 En het bemoedigde de Joodse ballingen, zoals het sindsdien vele duizenden bemoedigd heeft, om woorden te horen als deze: ‘Zo zegt de Here, “Ik heb u geschapen, Ik heb u verlost, Ik heb u bij uw naam geroepen, gij zijt Mijn[66].”’ ‘Wanneer gij door het water trekt, ben Ik met u omdat gij kostbaar zijt in Mijn ogen[67].’ ‘Kan ook een vrouw haar zuigeling vergeten, dat zij zich niet ontfermen zou over haar zoon? Ja, zij kan hem vergeten, maar toch vergeet Ik mijn kinderen niet, want zie, Ik heb hen in Mijn handpalmen gegrift en met de schaduw van Mijn handen heb ik hen zelfs bedekt[68].’ ‘De goddeloze verlate zijn weg en de ongerechtige man zijn gedachten en hij bekere zich tot de Heer, dan zal Hij zich over hem ontfermen, en tot onze God, want Hij vergeeft overvloedig[69].’
1955 97:7.8 Listen again to the gospel of this new revelation of the God of Salem: “He shall feed his flock like a shepherd; he shall gather the lambs in his arms and carry them in his bosom. He gives power to the faint, and to those who have no might he increases strength. Those who wait upon the Lord shall renew their strength; they shall mount up with wings as eagles; they shall run and not be weary; they shall walk and not faint.”
1997 97:7.8 Luistert opnieuw naar het evangelie van deze nieuwe openbaring van de God van Salem: ‘Hij zal als een herder Zijn kudde weiden, in Zijn arm de lammeren vergaderen en ze in Zijn schoot dragen. Hij geeft de moede kracht en de machteloze vermeerdert Hij sterkte. Wie de Here verwachten putten nieuwe kracht; zij varen op met vleugelen als arenden; zij lopen maar worden niet moede; zij wandelen, maar worden niet mat[70].’
1955 97:7.9 This Isaiah conducted a far-flung propaganda of the gospel of the enlarging concept of a supreme Yahweh. He vied with Moses in the eloquence with which he portrayed the Lord God of Israel as the Universal Creator. He was poetic in his portrayal of the infinite attributes of the Universal Father. No more beautiful pronouncements about the heavenly Father have ever been made. Like the Psalms, the writings of Isaiah are among the most sublime and true presentations of the spiritual concept of God ever to greet the ears of mortal man prior to the arrival of Michael on Urantia. Listen to his portrayal of Deity: “I am the high and lofty one who inhabits eternity.” “I am the first and the last, and beside me there is no other God.” “And the Lord’s hand is not shortened that it cannot save, neither his ear heavy that it cannot hear.” And it was a new doctrine in Jewry when this benign but commanding prophet persisted in the preachment of divine constancy, God’s faithfulness. He declared that “God would not forget, would not forsake.”
1997 97:7.9 Deze Jesaja voerde alom propaganda voor het evangelie van de zich uitbreidende voorstelling van een allerhoogste Jahweh. Hij wedijverde met Mozes in de welsprekendheid waarmee hij de Here God van Israel afschilderde als de Universele Schepper. Hij was poëtisch in zijn uitbeelding van de oneindige eigenschappen van de Universele Vader. Schonere uitspraken over de hemelse Vader zijn nimmer gedaan. Evenals de Psalmen behoren de geschriften van Jesaja tot de verhevenste en waarachtigste verwoordingen van de geestelijke voorstelling van God die stervelingen vóór de komst van Michael op Urantia te horen hebben gekregen. Luistert naar zijn uitbeelding van de Godheid: ‘Ik ben de hoge en verhevene die in de eeuwigheid woont[71].’ ‘Ik ben de eerste en de laatste, en buiten Mij is er geen God[72].’ ‘Zie, de hand des Heren is niet te kort om te verlossen, en Zijn oor niet te onmachtig om te horen[73].’ En het was een nieuwe leer voor de Joden toen deze minzame maar imposante profeet volhardde in de prediking van de goddelijke standvastigheid, God’s getrouwheid. Hij verklaarde dat ‘God niet zou vergeten, niet zou verzaken[74].’
1955 97:7.10 This daring teacher proclaimed that man was very closely related to God, saying: “Every one who is called by my name I have created for my glory, and they shall show forth my praise. I, even I, am he who blots out their transgressions for my own sake, and I will not remember their sins.”
1997 97:7.10 Deze vermetele leraar verkondigde dat de mens zeer nauw verbonden was met God, en zei: ‘Iedereen die naar Mijn naam genoemd is, heb Ik geschapen tot Mijn eer, en zij zullen Mijn lof verkondigen. Ik, ja Ik, ben het die hun overtredingen uitdelgt om Mijnentwil, en Ik gedenk hun zonden niet[75].’
1955 97:7.11 Hear this great Hebrew demolish the concept of a national God while in glory he proclaims the divinity of the Universal Father, of whom he says, “The heavens are my throne, and the earth is my footstool.” And Isaiah’s God was none the less holy, majestic, just, and unsearchable. The concept of the angry, vengeful, and jealous Yahweh of the desert Bedouins has almost vanished. A new concept of the supreme and universal Yahweh has appeared in the mind of mortal man, never to be lost to human view. The realization of divine justice has begun the destruction of primitive magic and biologic fear. At last, man is introduced to a universe of law and order and to a universal God of dependable and final attributes.
1997 97:7.11 Hoort hoe deze grote Hebreeër het beeld van een nationale God afbreekt, terwijl hij in heerlijkheid de goddelijkheid van de Universele Vader verkondigt, van wie hij zegt: ‘De hemel is Mijn troon en de aarde de voetbank Mijner voeten[76].’ En Jesaja’s God was niettemin heilig, majesteitelijk, rechtvaardig en onnaspeurlijk. De voorstelling van de boze, wraakzuchtige en jaloerse Jahweh van de Bedouïnen uit de woestijn is bijna verdwenen. Een nieuwe voorstelling van de allerhoogste, universele Jahweh is in het denken van stervelingen opgekomen en zal nooit meer door mensen uit het oog worden verloren. Het besef van de goddelijke gerechtigheid is begonnen de primitieve magie en biologische vrees te niet te doen. Eindelijk wordt de mens in kennis gebracht met een universum van wetten en orde en met een universele God met betrouwbare, finale eigenschappen.
1955 97:7.12 And this preacher of a supernal God never ceased to proclaim this God of love. “I dwell in the high and holy place, also with him who is of a contrite and humble spirit.” And still further words of comfort did this great teacher speak to his contemporaries: “And the Lord will guide you continually and satisfy your soul. You shall be like a watered garden and like a spring whose waters fail not. And if the enemy shall come in like a flood, the spirit of the Lord will lift up a defense against him.” And once again did the fear-destroying gospel of Melchizedek and the trust-breeding religion of Salem shine forth for the blessing of mankind.
1997 97:7.12 En deze prediker van een hemelse God verkondigde deze God van liefde zonder ophouden. ‘In den hoge en in het heilige woon Ik en bij de berouwvolle en nederige van geest[77].’ En nog meer woorden van troost sprak deze grote leraar tot zijn tijdgenoten: ‘En de Here zal u voortdurend leiden en uw ziel verzadigen. Gij zult zijn als een besproeide hof en als een bron waarvan het water niet teleurstelt. En wanneer de vijand als een stroom zal binnenkomen, zal de geest van de Here de bannier tegen hem oprichten[78].’ En wederom straalden het vreesdodende evangelie van Melchziedek en de vertrouwenscheppende religie van Salem tot zegen der mensheid.
1955 97:7.13 The farseeing and courageous Isaiah effectively eclipsed the nationalistic Yahweh by his sublime portraiture of the majesty and universal omnipotence of the supreme Yahweh, God of love, ruler of the universe, and affectionate Father of all mankind. Ever since those eventful days the highest God concept in the Occident has embraced universal justice, divine mercy, and eternal righteousness. In superb language and with matchless grace this great teacher portrayed the all-powerful Creator as the all-loving Father.
1997 97:7.13 De vèrziende, moedige Jesaja verduisterde in feite de nationalistische Jahweh door zijn verheven afschildering van de majesteit en universele almacht van de allerhoogste Jahweh, de God van liefde, regeerder van het universum en liefhebbende Vader van het gehele mensdom. Sinds die veelbewogen dagen heeft het hoogste Godsbegrip in het Westen altijd universele gerechtigheid, goddelijke barmhartigheid en eeuwige rechtvaardigheid omvat. In luisterrijke taal en met onvergelijkelijke gratie portretteerde deze grote leraar de almachtige Schepper als de liefhebbende Vader van allen.
1955 97:7.14 This prophet of the captivity preached to his people and to those of many nations as they listened by the river in Babylon. And this second Isaiah did much to counteract the many wrong and racially egoistic concepts of the mission of the promised Messiah. But in this effort he was not wholly successful. Had the priests not dedicated themselves to the work of building up a misconceived nationalism, the teachings of the two Isaiahs would have prepared the way for the recognition and reception of the promised Messiah.
1997 97:7.14 Deze profeet van de ballingschap predikte tot zijn volk en tot mensen van vele naties terwijl zij bij de rivier in Babylon naar hem luisterden. En deze tweede Jesaja getroostte zich veel moeite om de vele verkeerde, raciaal-egoïstische ideeën over de missie van de beloofde Messias tegen te gaan. In deze poging slaagde hij echter niet geheel. Indien de priesters zich niet hadden gewijd aan het werk van het opbouwen van een verkeerd opgevat nationalisme, dan zouden de leringen van de twee Jesaja’s de weg hebben geëffend voor de erkenning en aanvaarding van de beloofde Messias.
8. SACRED AND PROFANE HISTORY
8. RELIGIEUZE EN PROFANE GESCHIEDENIS
1955 97:8.1 The custom of looking upon the record of the experiences of the Hebrews as sacred history and upon the transactions of the rest of the world as profane history is responsible for much of the confusion existing in the human mind as to the interpretation of history. And this difficulty arises because there is no secular history of the Jews. After the priests of the Babylonian exile had prepared their new record of God’s supposedly miraculous dealings with the Hebrews, the sacred history of Israel as portrayed in the Old Testament, they carefully and completely destroyed the existing records of Hebrew affairs—such books as “The Doings of the Kings of Israel” and “The Doings of the Kings of Judah,” together with several other more or less accurate records of Hebrew history.
1997 97:8.1 De gewoonte om het verslag van de ervaringen der Hebreeërs als religieuze geschiedenis te beschouwen en de handelingen van de rest van de wereld als profane geschiedenis, is verantwoordelijk voor veel van de verwarring die er in het denken van de mens heerst ten aanzien van de interpretatie van de geschiedenis. Deze moeilijkheid doet zich voor omdat er geen wereldlijke geschiedenis van de Joden bestaat. Toen de priesters ten tijde van de Babylonische ballingschap hun nieuwe verslag hadden samengesteld van Gods zogenaamd mirakuleuze betrekkingen met de Hebreeërs, de religieuze geschiedenis van Israel zoals beschreven in het Oude Testament, vernietigden zij zorgvuldig en volledig de bestaande verslagen van de Hebreeuwse zaken — boeken als ‘De Handelingen van de Koningen van Israel’ en ‘De Handelingen van de Koningen van Juda,’ alsmede verscheidene andere min of meer nauwkeurige verslagen van de Hebreeuwse geschiedenis.
1955 97:8.2 In order to understand how the devastating pressure and the inescapable coercion of secular history so terrorized the captive and alien-ruled Jews that they attempted the complete rewriting and recasting of their history, we should briefly survey the record of their perplexing national experience. It must be remembered that the Jews failed to evolve an adequate nontheologic philosophy of life. They struggled with their original and Egyptian concept of divine rewards for righteousness coupled with dire punishments for sin. The drama of Job was something of a protest against this erroneous philosophy. The frank pessimism of Ecclesiastes was a worldly wise reaction to these overoptimistic beliefs in Providence.
1997 97:8.2 Om te begrijpen hoe de gevangen en door vreemden overheerste Joden door de verschrikkelijke druk en onontkoombare dwang van de wereldlijke geschiedenis dermate konden worden geïntimideerd, dat zij hun geschiedenis geheel poogden te herschrijven en te bewerken, moeten wij een kort overzicht geven van hun verwarrende ervaring als natie. Ge moet wel bedenken dat de Joden er niet in slaagden een adequate, niet-theologische levensfilosofie te ontwikkelen. Zij worstelden met hun oorspronkelijke, Egyptische denkbeeld van goddelijke beloningen voor rechtvaardigheid, gekoppeld aan zware straffen voor de zonde. Het drama van Job was een soort protest tegen deze onjuiste filosofie. Het openlijke pessimisme van de Prediker was een wereldwijze reactie op deze al te optimistische vormen van geloof in de Voorzienigheid.[79]
1955 97:8.3 But five hundred years of the overlordship of alien rulers was too much for even the patient and long-suffering Jews. The prophets and priests began to cry: “How long, O Lord, how long?” As the honest Jew searched the Scriptures, his confusion became worse confounded. An olden seer promised that God would protect and deliver his “chosen people.” Amos had threatened that God would abandon Israel unless they re-established their standards of national righteousness. The scribe of Deuteronomy had portrayed the Great Choice—as between the good and the evil, the blessing and the curse. Isaiah the first had preached a beneficent king-deliverer. Jeremiah had proclaimed an era of inner righteousness—the covenant written on the tablets of the heart. The second Isaiah talked about salvation by sacrifice and redemption. Ezekiel proclaimed deliverance through the service of devotion, and Ezra promised prosperity by adherence to the law. But in spite of all this they lingered on in bondage, and deliverance was deferred. Then Daniel presented the drama of the impending “crisis”—the smiting of the great image and the immediate establishment of the everlasting reign of righteousness, the Messianic kingdom.
1997 97:8.3 Maar vijfhonderd jaar opperheerschappij van vreemde heersers was zelfs de geduldige, lankmoedige Joden te veel. De profeten en priesters begonnen te roepen: ‘Hoe lang nog, O Here, hoe lang?’ Wanneer de oprechte Jood de Schrift onderzocht, ging zijn verwarring over in verbijstering[80]. Een oude ziener beloofde dat God zijn ‘uitverkoren volk’ zou beschermen en bevrijden[81]. Amos had gedreigd dat God Israel aan zijn lot zou overlaten, tenzij het volk opnieuw zijn maatstaven van nationale rechtvaardigheid zou instellen[82]. De schrijver van Deuteronomium had een uitbeelding gegeven van de Grote Keuze, als tussen het goede en het boze, de zegen en de vervloeking[83]. De eerste Jesaja had een weldoende koning-verlosser gepredikt[84]. Jeremia had een tijdperk van innerlijke rechtvaardigheid verkondigd — het verbond geschreven op de tafelen van het hart[85]. De tweede Jesaja sprak over behoud door offer en verlossing[86]. Ezechiël verkondigde bevrijding door het dienstbetoon van vroomheid en Ezra beloofde voorspoed door aanhankelijkheid aan de wet[87][88]. Maar ondanks dit alles kwijnden zij voort in gevangenschap en hun bevrijding bleef uit. Toen kwam Daniël met het drama van de ‘crisis’ die op handen zou zijn — het neerstorten van het grote beeld en de onmiddellijke vestiging van de eeuwige heerschappij der gerechtigheid, het Messiaanse koninkrijk[89].
1955 97:8.4 And all of this false hope led to such a degree of racial disappointment and frustration that the leaders of the Jews were so confused they failed to recognize and accept the mission and ministry of a divine Son of Paradise when he presently came to them in the likeness of mortal flesh—incarnated as the Son of Man.
1997 97:8.4 Al deze valse hoop nu leidde tot zoveel teleurstelling en frustratie bij het volk, dat de leiders van de Joden dermate verward raakten dat zij de zending en en het dienstbetoon van een goddelijke Zoon van het Paradijs niet herkenden en aanvaardden, toen hij weldra tot hen kwam in de gelijkenis van het sterfelijk vlees — geïncarneerd als de Zoon des Mensen.
1955 97:8.5 All modern religions have seriously blundered in the attempt to put a miraculous interpretation on certain epochs of human history. While it is true that God has many times thrust a Father’s hand of providential intervention into the stream of human affairs, it is a mistake to regard theologic dogmas and religious superstition as a supernatural sedimentation appearing by miraculous action in this stream of human history. The fact that the “Most Highs rule in the kingdoms of men” does not convert secular history into so-called sacred history.
1997 97:8.5 Alle moderne godsdiensten hebben ernstige fouten begaan bij de poging een mirakuleuze uitleg te geven van bepaalde tijdperken in de menselijke geschiedenis. Hoewel het waar is dat God vele malen zijn Vaderhand van voorzienende tussenkomst in de stroom van de zaken der mensen heeft gestoken, is het een vergissing om theologische dogma’s en religieus bijgeloof te beschouwen als een bovennatuurlijke neerslag, die door mirakuleuze werkingen in deze stroom van de menselijke geschiedenis wordt aangetroffen. Het feit dat de ‘Allerhoogsten regeren in de koninkrijken der mensen’ verandert de wereldlijke geschiedenis niet in zogenaamd heilige geschiedenis[90].
1955 97:8.6 New Testament authors and later Christian writers further complicated the distortion of Hebrew history by their well-meant attempts to transcendentalize the Jewish prophets. Thus has Hebrew history been disastrously exploited by both Jewish and Christian writers. Secular Hebrew history has been thoroughly dogmatized. It has been converted into a fiction of sacred history and has become inextricably bound up with the moral concepts and religious teachings of the so-called Christian nations.
1997 97:8.6 Schrijvers van het Nieuwe Testament en latere Christelijke schrijvers hebben de verdraaiing van de Hebreeuwse geschiedenis nog verder gecompliceerd door hun goedbedoelde pogingen om de Joodse profeten een transcendentaal karakter te geven. Zo is de Hebreeuwse geschiedenis door zowel Joodse als Christelijke schrijvers met rampzalige gevolgen uitgebuit. De wereldlijke Hebreeuwse geschiedenis is volkomen gedogmatiseerd. Zij is omgevormd tot een fictie van religieuze geschiedenis en onlosmakelijk verbonden geraakt aan de morele opvattingen en religieuze onderrichtingen van de zogenoemde Christelijke naties.
1955 97:8.7 A brief recital of the high points in Hebrew history will illustrate how the facts of the record were so altered in Babylon by the Jewish priests as to turn the everyday secular history of their people into a fictitious and sacred history.
1997 97:8.7 Een kort relaas over de hoogtepunten van de Hebreeuwse geschiedenis zal hier illustreren hoe de feiten van het verslag door de Joodse priesters in Babylon dusdanig werden veranderd, dat de alledaagse wereldlijke geschiedenis van hun volk tot een fictieve religieuze geschiedenis werd.
9. HEBREW HISTORY
9. DE HEBREEUWSE GESCHIEDENIS
1955 97:9.1 There never were twelve tribes of the Israelites—only three or four tribes settled in Palestine. The Hebrew nation came into being as the result of the union of the so-called Israelites and the Canaanites. “And the children of Israel dwelt among the Canaanites. And they took their daughters to be their wives and gave their daughters to the sons of the Canaanites.” The Hebrews never drove the Canaanites out of Palestine, notwithstanding that the priests’ record of these things unhesitatingly declared that they did.
1997 97:9.1 Er zijn nooit twaalf stammen Israels geweest — er vestigden zich slechts drie of vier stammen in Palestina. De Hebreeuwse natie ontstond ten gevolge van de vereniging van de zogenaamde Israelieten en de Kanaänieten[91]. ‘De kinderen Israels dan woonden te midden der Kanaänieten. En zij namen zich hun dochters tot vrouw en gaven de eigen dochters aan de zonen van de Kanaänieten.’ De Hebreeërs hebben de Kanaänieten nooit uit Palestina verdreven, ook al wordt er in het verslag van deze zaken dat door de priesters werd opgesteld, zonder aarzeling verklaard dat zij dit wel deden[92].
1955 97:9.2 The Israelitish consciousness took origin in the hill country of Ephraim; the later Jewish consciousness originated in the southern clan of Judah. The Jews (Judahites) always sought to defame and blacken the record of the northern Israelites (Ephraimites).
1997 97:9.2 Het Israëlitische bewustzijn ontstond in het heuvelland van Efraïm; het latere Joodse bewustzijn ontstond bij de zuidelijke clan van Juda. De Joden (Judaïeten) hebben altijd gepoogd de opgetekende geschiedenis van de noordelijke Israelieten (Efraïmieten) in diskrediet te brengen en te bekladden.
1955 97:9.3 Pretentious Hebrew history begins with Saul’s rallying the northern clans to withstand an attack by the Ammonites upon their fellow tribesmen—the Gileadites—east of the Jordan. With an army of a little more than three thousand he defeated the enemy, and it was this exploit that led the hill tribes to make him king. When the exiled priests rewrote this story, they raised Saul’s army to 330,000 and added “Judah” to the list of tribes participating in the battle.
1997 97:9.3 De aanmatigende Hebreeuwse geschiedenis begint met Saul, die de noordelijke clans verzamelde om een aanval van de Ammonieten op hun stamgenoten — de Gileadieten — ten oosten van de Jordaan af te slaan[93]. Met een leger van maar iets meer dan drieduizend man versloeg hij de vijand, en het was dit wapenfeit dat de bergstammen ertoe bracht hem tot koning te maken[94]. Toen de priesters in ballingschap dit verhaal herschreven, vergrootten zij Sauls leger tot 330.000en2 = n voegden ‘Juda’ toe aan de lijst van de stammen die aan de strijd hadden deelgenomen[95].
1955 97:9.4 Immediately following the defeat of the Ammonites, Saul was made king by popular election by his troops. No priest or prophet participated in this affair. But the priests later on put it in the record that Saul was crowned king by the prophet Samuel in accordance with divine directions. This they did in order to establish a “divine line of descent” for David’s Judahite kingship.
1997 97:9.4 Onmiddellijk na de nederlaag van de Ammonieten werd Saul door middel van een referendum onder zijn troepen tot koning uitgeroepen. Geen enkele priester of profeet had deel aan deze zaak. Later echter schreven de priesters in het verslag dat Saul volgens goddelijke richtlijnen door de profeet Samuel tot koning werd gekroond[96]. Zij deden dit om een ‘goddelijke afstammingslinie’ vast te stellen voor Davids Judaïtisch koningschap.
1955 97:9.5 The greatest of all distortions of Jewish history had to do with David. After Saul’s victory over the Ammonites (which he ascribed to Yahweh) the Philistines became alarmed and began attacks on the northern clans. David and Saul never could agree. David with six hundred men entered into a Philistine alliance and marched up the coast to Esdraelon. At Gath the Philistines ordered David off the field; they feared he might go over to Saul. David retired; the Philistines attacked and defeated Saul. They could not have done this had David been loyal to Israel. David’s army was a polyglot assortment of malcontents, being for the most part made up of social misfits and fugitives from justice.
1997 97:9.5 De allergrootste verdraaiing van de Joodse geschiedenis betrof David. Na Sauls overwinning over de Ammonieten (die hij aan Jahweh toeschreef) werden de Filistijnen ongerust en begonnen zij de noordelijke clans aan te vallen. David en Saul waren het nooit eens. David ging met zeshonderd man een verbond aan met de Filistijnen en trok op naar de kust, naar Esdrelon[97]. In Gat stuurden de Filistijnen David uit het veld; zij vreesden dat hij zou overlopen naar Saul. David trok zich terug; de Filistijnen vielen Saul aan en versloegen hem[98][99]. Zij hadden dit niet kunnen doen wanneer David loyaal was geweest jegens Israel. Davids leger bestond uit een veeltalige verzameling malcontenten, voor het grootste deel maatschappelijk onaangepasten en voortvluchtigen[100].
1955 97:9.6 Saul’s tragic defeat at Gilboa by the Philistines brought Yahweh to a low point among the gods in the eyes of the surrounding Canaanites. Ordinarily, Saul’s defeat would have been ascribed to apostasy from Yahweh, but this time the Judahite editors attributed it to ritual errors. They required the tradition of Saul and Samuel as a background for the kingship of David.
1997 97:9.6 Sauls tragische nederlaag in Gilboa tegen de Filistijnen bracht Jahweh in de ogen van de omringende Kanaänieten tot een lage positie onder de goden. Naar de gewone gang van zaken zou de nederlaag van Saul zijn toegeschreven aan afvalligheid van Jahweh, maar ditmaal schreven de Judaïtische bewerkers haar toe aan dwalingen op het gebied van de riten[101]. Zij hadden de overlevering over Saul en Samuel nodig als achtergrond voor het koningschap van David.
1955 97:9.7 David with his small army made his headquarters at the non-Hebrew city of Hebron. Presently his compatriots proclaimed him king of the new kingdom of Judah. Judah was made up mostly of non-Hebrew elements—Kenites, Calebites, Jebusites, and other Canaanites. They were nomads—herders—and so were devoted to the Hebrew idea of land ownership. They held the ideologies of the desert clans.
1997 97:9.7 Met zijn kleine leger sloeg David zijn hoofdkwartier op in de niet-Hebreeuwse stad Hebron[102]. Weldra werd hij door zijn landgenoten uitgeroepen tot koning van het nieuwe koninkrijk Juda. Juda bestond grotendeels uit niet-Hebreeuwse elementen — Kenieten, Kalebieten, Jebusieten en andere Kanaänieten. Dit waren nomaden — veehoeders — en dus verknocht aan het Hebreeuwse idee van landeigendom. Zij hielden vast aan de ideologieën van de woestijnstammen.
1955 97:9.8 The difference between sacred and profane history is well illustrated by the two differing stories concerning making David king as they are found in the Old Testament. A part of the secular story of how his immediate followers (his army) made him king was inadvertently left in the record by the priests who subsequently prepared the lengthy and prosaic account of the sacred history wherein is depicted how the prophet Samuel, by divine direction, selected David from among his brethren and proceeded formally and by elaborate and solemn ceremonies to anoint him king over the Hebrews and then to proclaim him Saul’s successor.
1997 97:9.8 Een goede illustratie van het verschil tussen religieuze geschiedenis en profane geschiedenis zijn de twee verschillende verhalen die in het Oude Testament worden aangetroffen over het uitroepen van David tot koning. De priesters die later het lange, prozaïsche verslag opstelden van de religieuze geschiedenis die uitbeeldt hoe de profeet Samuel, onder goddelijke leiding, David uitkoos onder zijn broeders en ertoe overging hem formeel, volgens uitgebreide, plechtige ceremoniën, tot koning der Hebreeërs te zalven en hem daarna uit te roepen tot opvolger van Saul, hebben een gedeelte van het wereldlijke verhaal hoe hij door zijn onmiddellijke volgelingen (zijn leger) tot koning werd gemaakt, per ongeluk in het verslag laten staan[103][104].
1955 97:9.9 So many times did the priests, after preparing their fictitious narratives of God’s miraculous dealings with Israel, fail fully to delete the plain and matter-of-fact statements which already rested in the records.
1997 97:9.9 Na het opstellen van hun fictieve verhalen over Gods wonderbaarlijke betrekkingen met Israel, lieten de priesters zeer vaak na de onversierde, feitelijke uiteenzettingen die reeds in de verslagen stonden, in hun geheel te schrappen.
1955 97:9.10 David sought to build himself up politically by first marrying Saul’s daughter, then the widow of Nabal the rich Edomite, and then the daughter of Talmai, the king of Geshur. He took six wives from the women of Jebus, not to mention Bathsheba, the wife of the Hittite.
1997 97:9.10 David trachtte zichzelf politiek te versterken door eerst de dochter van Saul te huwen, vervolgens de weduwe van Nabal, de rijke Edomiet, en toen de dochter van Talmai, de koning van Gesur[105][106][107]. Hij nam zes echtgenoten uit de vrouwen van Jebus, om maar niet te spreken van Batsheba, de echtgenote van de Hittiet[108].
1955 97:9.11 And it was by such methods and out of such people that David built up the fiction of a divine kingdom of Judah as the successor of the heritage and traditions of the vanishing northern kingdom of Ephraimite Israel. David’s cosmopolitan tribe of Judah was more gentile than Jewish; nevertheless the oppressed elders of Ephraim came down and “anointed him king of Israel.” After a military threat, David then made a compact with the Jebusites and established his capital of the united kingdom at Jebus (Jerusalem), which was a strong-walled city midway between Judah and Israel. The Philistines were aroused and soon attacked David. After a fierce battle they were defeated, and once more Yahweh was established as “The Lord God of Hosts.”
1997 97:9.11 Door zulke methoden nu, en met zulke mensen, kon David de fictie opbouwen van een goddelijk koninkrijk Juda, erfgenaam van het erfdeel en de overleveringen van het noordelijke koninkrijk van het Efraïmitische Israel, dat aan het verdwijnen was. Davids kosmopolitische stam van Juda was meer niet-Joods dan Joods; toch reisden de onderdrukte oudsten van Efraïm naar hem toe en ‘zalfden hem tot koning van Israel[109].’ Na een militaire bedreiging sloot David vervolgens een overeenkomst met de Jebusieten en vestigde hij zijn hoofdstad van het verenigde koninkrijk in Jebus (Jerusalem), een sterk ommuurde stad halverwege Juda en Israel[110]. De Filistijnen werden geprikkeld en vielen David al spoedig aan[111]. Zij werden na een hevige veldslag verslagen en Jahweh werd wederom als ‘De Here God der Heerscharen’ bevestigd[112][113].
1955 97:9.12 But Yahweh must, perforce, share some of this glory with the Canaanite gods, for the bulk of David’s army was non-Hebrew. And so there appears in your record (overlooked by the Judahite editors) this telltale statement: “Yahweh has broken my enemies before me. Therefore he called the name of the place Baal-Perazim.” And they did this because eighty per cent of David’s soldiers were Baalites.
1997 97:9.12 Maar Jahweh moest noodgedwongen iets van deze glorie delen met de Kanaänietische goden, want het merendeel van Davids leger was niet-Hebreeuws. En zo staat er in uw beschrijving (over het hoofd gezien door de Judaïetische bewerkers) deze onthullende verklaring: ‘Jahweh heeft mijn vijanden voor mij gebroken. Daarom noemde hij de naam van die plaats Baäl-Perasim[114].’ En zij deden dit omdat Davids soldaten voor tachtig procent Baälieten waren.
1955 97:9.13 David explained Saul’s defeat at Gilboa by pointing out that Saul had attacked a Canaanite city, Gibeon, whose people had a peace treaty with the Ephraimites. Because of this, Yahweh forsook him. Even in Saul’s time David had defended the Canaanite city of Keilah against the Philistines, and then he located his capital in a Canaanite city. In keeping with the policy of compromise with the Canaanites, David turned seven of Saul’s descendants over to the Gibeonites to be hanged.
1997 97:9.13 David weet de nederlaag van Saul in Gilboa aan het feit dat Saul Gibeon, een Kanaänietische stad, had aangevallen, welks bevolking een vredesverdrag met de Efraïmieten hadden gesloten[115]. Hierom werd hij door Jahweh in de steek gelaten. Zelfs in de tijd van Saul had David de Kanaänitische stad Keïla reeds tegen de Filistijnen verdedigd, en in die tijd maakte hij in een Kanaänitische stad zijn hoofdstad[116]. In overeenstemming met de politiek van compromissen ten opzichte van de Kanaänieten, leverde David zeven afstammelingen van Saul over aan de Gibeonieten om opgehangen te worden[117].
1955 97:9.14 After the defeat of the Philistines, David gained possession of the “ark of Yahweh,” brought it to Jerusalem, and made the worship of Yahweh official for his kingdom. He next laid heavy tribute on the neighboring tribes—the Edomites, Moabites, Ammonites, and Syrians.
1997 97:9.14 Na de nederlaag van de Filistijnen, kreeg David de ‘ark van Jahweh’ in zijn bezit, bracht deze naar Jerusalem, en maakte de verering van Jahweh tot de officiële godsdienst in zijn koninkrijk[118]. Vervolgens legde hij de naburige stammen — de Edomieten, Moabieten, Ammonieten en Syriërs — zware schattingen op[119].
1955 97:9.15 David’s corrupt political machine began to get personal possession of land in the north in violation of the Hebrew mores and presently gained control of the caravan tariffs formerly collected by the Philistines. And then came a series of atrocities climaxed by the murder of Uriah. All judicial appeals were adjudicated at Jerusalem; no longer could “the elders” mete out justice. No wonder rebellion broke out. Today, Absalom might be called a demagogue; his mother was a Canaanite. There were a half dozen contenders for the throne besides the son of Bathsheba—Solomon.
1997 97:9.15 Davids corrupte politieke bestuursapparaat begon, met schending van de Hebreeuwse zeden, persoonlijk landbezit in het noorden te verwerven, en kreeg weldra de karavaan-tolrechten in handen, die eerst door de Filistijnen waren geïnd. Daarop volgde een reeks wreedheden die zijn climax vond in de moord op Uria[120]. In alle gerechtelijke beroepszaken werd vonnis gewezen in Jerusalem; de rechtspleging was niet meer in handen van ‘de oudsten.’ Geen wonder dat er een opstand uitbrak. Tegenwoordig zou Absolom een demagoog genoemd kunnen worden; zijn moeder was een Kanaänitische[121]. Naast de zoon van Batsheba — Salomo — dongen nog een half dozijn anderen mee naar de troon.
1955 97:9.16 After David’s death Solomon purged the political machine of all northern influences but continued all of the tyranny and taxation of his father’s regime. Solomon bankrupted the nation by his lavish court and by his elaborate building program: There was the house of Lebanon, the palace of Pharaoh’s daughter, the temple of Yahweh, the king’s palace, and the restoration of the walls of many cities. Solomon created a vast Hebrew navy, operated by Syrian sailors and trading with all the world. His harem numbered almost one thousand.
1997 97:9.16 Na de dood van David zuiverde Salomo het politieke bestuursapparaat van alle noordelijke invloeden, maar hij zette de tirannie en het belastingstelsel van de regering van zijn vader geheel voort[122]. Salomo deed de natie failliet gaan door zijn overdadige hofhouding en zijn uitgebreide bouwprogramma: het huis van Libanon, het paleis van Farao’s dochter, de tempel van Jahweh, het koninklijk paleis en de restauratie van de muren van vele steden[123]. Salomo creëerde een zeer uitgebreide Hebreeuwse zeemacht, die bemand werd door Syrische zeelieden en handel dreef met de hele wereld[124]. Zijn harem bestond uit bijna duizend vrouwen[125].
1955 97:9.17 By this time Yahweh’s temple at Shiloh was discredited, and all the worship of the nation was centered at Jebus in the gorgeous royal chapel. The northern kingdom returned more to the worship of Elohim. They enjoyed the favor of the Pharaohs, who later enslaved Judah, putting the southern kingdom under tribute.
1997 97:9.17 Tegen deze tijd raakte de tempel van Jahweh te Silo in opspraak en concentreerde zich de gehele godsverering van de natie rond de schitterende koninklijke kapel in Jebus. Het noordelijke koninkrijk keerde veeleer terug tot de aanbidding van Elohim. Het genoot de gunst van de Farao’s, die later Juda onderwierpen en het zuidelijke koninkrijk schatplichtig maakten[126].
1955 97:9.18 There were ups and downs—wars between Israel and Judah. After four years of civil war and three dynasties, Israel fell under the rule of city despots who began to trade in land. Even King Omri attempted to buy Shemer’s estate. But the end drew on apace when Shalmaneser III decided to control the Mediterranean coast. King Ahab of Ephraim gathered ten other groups and resisted at Karkar; the battle was a draw. The Assyrian was stopped but the allies were decimated. This great fight is not even mentioned in the Old Testament.
1997 97:9.18 Er waren tijden van voorspoed en tegenspoed — oorlogen tussen Israel en Juda. Na vier jaar b urgeroorlog en drie dynastieën, kwam Israel onder de heerschappij van stedelijke despoten, die in land begonnen te handelen[127]. Zelfs Koning Omri probeerde het landgoed van Semer te kopen. Maar het einde kwam snel toen Salmanassar III besloot de Middellandse Zeekust te gaan beheersen. Koning Achab van Efraïm verzamelde tien andere groepen en bood weerstand bij Karkar; de strijd bleef onbeslist. De Assyriër werd tegengehouden, maar de bondgenoten werden gedecimeerd. Deze grote veldslag wordt in het Oude Testament niet eens genoemd.
1955 97:9.19 New trouble started when King Ahab tried to buy land from Naboth. His Phoenician wife forged Ahab’s name to papers directing that Naboth’s land be confiscated on the charge that he had blasphemed the names of “Elohim and the king.” He and his sons were promptly executed. The vigorous Elijah appeared on the scene denouncing Ahab for the murder of the Naboths. Thus Elijah, one of the greatest of the prophets, began his teaching as a defender of the old land mores as against the land-selling attitude of the Baalim, against the attempt of the cities to dominate the country. But the reform did not succeed until the country landlord Jehu joined forces with the gypsy chieftain Jehonadab to destroy the prophets (real estate agents) of Baal at Samaria.
1997 97:9.19 Er ontstond nieuwe onrust toen Koning Achab land trachtte te kopen van Nabot. Zijn Fenicische echtgenote vervalste Achabs naam op documenten die aangaven dat Nabots land geconfiskeerd moest worden omdat hij ervan werd beschuldigd gespot te hebben met de namen van ‘Elohim en de koning’. Hij en zijn zonen werden onmiddellijk geëxcuteerd. De krachtige Elia verscheen op het toneel en beschuldigde Achab van de moord op de Nabots[128]. Zo begon Elia, een van de grootste profeten, zijn onderricht als een verdediger van de oude landzeden tegenover de instelling van de Baälim die land verkochten, tegen de poging van de steden om het platteland te overheersen. Maar zijn hervormingen slaagden pas toen de plattelandsgrondeigenaar Jehu zich aansloot bij de de zigeunerhoofdman Jehonadab met het doel om de profeten (makelaars in onroerend goed) van Baäl in Samaria te gronde te richten[129].
1955 97:9.20 New life appeared as Jehoash and his son Jeroboam delivered Israel from its enemies. But by this time there ruled in Samaria a gangster-nobility whose depredations rivaled those of the Davidic dynasty of olden days. State and church went along hand in hand. The attempt to suppress freedom of speech led Elijah, Amos, and Hosea to begin their secret writing, and this was the real beginning of the Jewish and Christian Bibles.
1997 97:9.20 Er ontstond nieuw leven toen Joachaz en zijn zoon Jerobeam Israel van zijn vijanden verlosten[130]. Tegen die tijd heerste er in Samaria echter een gangster-adel wier plunderingen die van de Davidische dynastie uit vroeger dagen naar de kroon staken. Hand aan hand werkten staat en kerk samen. Pogingen om de vrijheid van meningsuiting te onderdrukken, leidden Elia, Amos en Hosea ertoe in het geheim te gaan schrijven, en dit was het werkelijke begin van de Joodse en Christelijke Bijbels.
1955 97:9.21 But the northern kingdom did not vanish from history until the king of Israel conspired with the king of Egypt and refused to pay further tribute to Assyria. Then began the three years’ siege followed by the total dispersion of the northern kingdom. Ephraim (Israel) thus vanished. Judah—the Jews, the “remnant of Israel”—had begun the concentration of land in the hands of the few, as Isaiah said, “Adding house to house and field to field.” Presently there was in Jerusalem a temple of Baal alongside the temple of Yahweh. This reign of terror was ended by a monotheistic revolt led by the boy king Joash, who crusaded for Yahweh for thirty-five years.
1997 97:9.21 Maar het noordelijke koninkrijk verdween pas uit de geschiedenis toen de koning van Israel samenzweerde met de koning van Egypte en weigerde nog langer schatting te betalen aan Assyrië. Toen begon het driejarige beleg, dat gevolgd werd door de totale verstrooiing van het noordelijke koninkrijk. Zo werd Efraïm (Israel) weggevaagd[131]. Juda — de Joden, de ‘rest van Israel’ — was begonnen het landeigendom te concentreren in het bezit van enkelen, in de woorden van Jesaja: ‘die huis aan huis voegen, akker aan akker trekken[132][133].’ Weldra stond er in Jerusalem een tempel van Baäl naast de tempel van Jahweh. Dit schrikbewind werd beëindigd door een monotheïstische opstand onder aanvoering van de kind-koning Joas, die vijfendertig jaar lang ijverde voor Jahweh[134].
1955 97:9.22 The next king, Amaziah, had trouble with the revolting tax-paying Edomites and their neighbors. After a signal victory he turned to attack his northern neighbors and was just as signally defeated. Then the rural folk revolted; they assassinated the king and put his sixteen-year-old son on the throne. This was Azariah, called Uzziah by Isaiah. After Uzziah, things went from bad to worse, and Judah existed for a hundred years by paying tribute to the kings of Assyria. Isaiah the first told them that Jerusalem, being the city of Yahweh, would never fall. But Jeremiah did not hesitate to proclaim its downfall.
1997 97:9.22 De volgende koning, Amasja, had problemen met de opstand van de schatting betalende Edomieten en hun buren[135]. Na een glansrijke overwinning over hen maakte hij een zwenking en viel zijn noordelijke buren aan, om door hen even glansrijk te worden verslagen. Toen kwamen de plattelandsbewoners in opstand; zij vermoordden de koning en zetten zijn zestienjarige zoon op de troon[136]. Dit was Azarja, die door Jesaja Uzzia wordt genoemd. Na Uzzia gingen de zaken van kwaad tot erger, en honderd jaar lang kon Juda slechts blijven bestaan door schatting te betalen aan de koningen van Assyrië[137]. Jesaja de eerste zei tot Juda dat Jerusalem, omdat het de stad van Jahweh was, nooit zou vallen[138]. Maar Jeremia aarzelde niet haar ondergang te verkondigen.
1955 97:9.23 The real undoing of Judah was effected by a corrupt and rich ring of politicians operating under the rule of a boy king, Manasseh. The changing economy favored the return of the worship of Baal, whose private land dealings were against the ideology of Yahweh. The fall of Assyria and the ascendancy of Egypt brought deliverance to Judah for a time, and the country folk took over. Under Josiah they destroyed the Jerusalem ring of corrupt politicians.
1997 97:9.23 De werkelijke ondergang van Juda werd teweeggebracht door een corrupte, rijke groep politici, die opereerde onder het bewind van Mannasse, een kind-koning[139]. Veranderingen in de economie waren gunstig voor de terugkeer tot de verering van Baäl, waarbij particuliere transacties in land waren toegestaan die tegen de ideologie van Jahweh indruisten. De val van Assyrië en de opkomst van Egypte brachten even bevrijding voor Juda, en de plattelandsbevolking nam het heft in handen. Onder leiding van Josia vernietigde deze de kliek corrupte politici in Jerusalem.
1955 97:9.24 But this era came to a tragic end when Josiah presumed to go out to intercept Necho’s mighty army as it moved up the coast from Egypt for the aid of Assyria against Babylon. He was wiped out, and Judah went under tribute to Egypt. The Baal political party returned to power in Jerusalem, and thus began the real Egyptian bondage. Then ensued a period in which the Baalim politicians controlled both the courts and the priesthood. Baal worship was an economic and social system dealing with property rights as well as having to do with soil fertility.
1997 97:9.24 Maar dit tijdperk kwam tot een tragisch einde toen Josia zich verstoutte om Neko’s machtige leger te onderscheppen toen het uit Egypte langs de kust oprukte om Assyrië hulp te bieden tegen Babylon[140]. Josia werd totaal verslagen en Juda werd schatplichtig aan Egypte. De politieke Baälpartij kwam in Jerusalem weer aan de macht, en zo begon de werkelijke Egyptische slavernij. Er volgde een periode waarin de Baäl-dienende politici zowel de rechtbanken als het priesterdom beheersten. De verering van Baäl was een economisch, sociaal systeem dat zowel met eigendomsrechten als met de vruchtbaarheid van de bodem te maken had.
1955 97:9.25 With the overthrow of Necho by Nebuchadnezzar, Judah fell under the rule of Babylon and was given ten years of grace, but soon rebelled. When Nebuchadnezzar came against them, the Judahites started social reforms, such as releasing slaves, to influence Yahweh. When the Babylonian army temporarily withdrew, the Hebrews rejoiced that their magic of reform had delivered them. It was during this period that Jeremiah told them of the impending doom, and presently Nebuchadnezzar returned.
1997 97:9.25 Neko werd door Nebukadnessar ten val werd gebracht, waarop Juda onder de heerschappij van Babylon kwam en tien jaar gratie kreeg, doch het rebelleerde al spoedig[141]. Toen Nebukadnessar tegen hen optrok, begonnen de Judaïeten sociale hervormingen in te voeren, zoals het vrijlaten van slaven, teneinde Jahweh te beïnvloeden. Toen het Babylonische leger zich tijdelijk terugtrok, verheugden de Hebreeërs zich dat zij door de magie van hun hervorming waren verlost. Het was gedurende deze periode dat Jeremia hun vertelde over de ondergang die op handen was, en weldra keerde Nebukadnessar terug[142][143].
1955 97:9.27 In Babylon the Jews arrived at the conclusion that they could not exist as a small group in Palestine, having their own peculiar social and economic customs, and that, if their ideologies were to prevail, they must convert the gentiles. Thus originated their new concept of destiny—the idea that the Jews must become the chosen servants of Yahweh. The Jewish religion of the Old Testament really evolved in Babylon during the captivity.
1997 97:9.27 In Babylon kwamen de Joden tot de conclusie dat ze niet konden blijven bestaan als een kleine groep in Palestina met eigen bijzondere sociale en economische gewoonten, en dat zij de niet-Joden moesten bekeren om hun ideologieën de overhand te doen krijgen. Zo ontstond hun nieuwe denkbeeld over hun bestemming — het idee dat de Joden de uitverkoren dienaren van Jahweh moesten worden. De Joodse religie van het Oude Testament ontwikkelde zich in werkelijkheid in Babylon, tijdens de ballingschap.
1955 97:9.28 The doctrine of immortality also took form at Babylon. The Jews had thought that the idea of the future life detracted from the emphasis of their gospel of social justice. Now for the first time theology displaced sociology and economics. Religion was taking shape as a system of human thought and conduct more and more to be separated from politics, sociology, and economics.
1997 97:9.28 De leer der onsterfelijkheid kreeg eveneens gestalte in Babylon. De Joden hadden steeds gedacht dat het idee van het toekomstig leven afbreuk deed aan het evangelie van sociale rechtvaardigheid waarop zij de nadruk legden. Voor de eerste maal verdrong nu de theologie de sociologie en de economie.
1955 97:9.29 And so does the truth about the Jewish people disclose that much which has been regarded as sacred history turns out to be little more than the chronicle of ordinary profane history. Judaism was the soil out of which Christianity grew, but the Jews were not a miraculous people.
1997 97:9.29 Aldus brengt de waarheid ten aanzien van het Joodse volk aan het licht dat veel van wat als religieuze geschiedenis is beschouwd, weinig meer blijkt te zijn dan de kroniek van de gewone, profane geschiedenis. Het Judaïsme was de bodem waarop het Christendom kon groeien, maar de Joden waren geen bovennatuurlijk volk.
10. THE HEBREW RELIGION
10. DE HEBREEUWSE RELIGIE
1955 97:10.1 Their leaders had taught the Israelites that they were a chosen people, not for special indulgence and monopoly of divine favor, but for the special service of carrying the truth of the one God over all to every nation. And they had promised the Jews that, if they would fulfill this destiny, they would become the spiritual leaders of all peoples, and that the coming Messiah would reign over them and all the world as the Prince of Peace.
1997 97:10.1 Hun leiders hadden de Israëlieten onderricht dat zij een uitverkoren volk waren, niet ter wille van speciale privileges of een monopolie op Gods gunst, maar omdat zij de speciale opdracht had- den de waarheid van de ene God uit te dragen naar alle naties[145]. En zij hadden de Joden beloofd dat zij, indien zij deze bestemming zouden vervullen, de geestelijke leiders van alle volkeren zou- den worden, en dat de komende Messias als Vredevorst over hen en de gehele wereld zou regeren.
1955 97:10.2 When the Jews had been freed by the Persians, they returned to Palestine only to fall into bondage to their own priest-ridden code of laws, sacrifices, and rituals. And as the Hebrew clans rejected the wonderful story of God presented in the farewell oration of Moses for the rituals of sacrifice and penance, so did these remnants of the Hebrew nation reject the magnificent concept of the second Isaiah for the rules, regulations, and rituals of their growing priesthood.
1997 97:10.2 Na hun bevrijding door de Perzen keerden de Joden terug naar Palestina, maar hier kwamen zij onder de knechtschap van hun eigen code van wetten, offeranden en rituelen, die door de priesters werd beheerst. En zoals het prachtige verhaal over God dat Mozes hen in zijn afscheidsrede had aangeboden, door de Hebreeuwse stammen werd verworpen ten gunste van de rituelen van offerande en boetedoening, werd ook de schitterende voorstelling van de tweede Jesaja door deze overlevenden van de Hebreeuwse natie verworpen ten gunste van de voorschriften, regelingen en rituelen van hun groeiende priesterdom[146].
1955 97:10.3 National egotism, false faith in a misconceived promised Messiah, and the increasing bondage and tyranny of the priesthood forever silenced the voices of the spiritual leaders (excepting Daniel, Ezekiel, Haggai, and Malachi); and from that day to the time of John the Baptist all Israel experienced an increasing spiritual retrogression. But the Jews never lost the concept of the Universal Father; even to the twentieth century after Christ they have continued to follow this Deity conception.
1997 97:10.3 Nationale eigenwaan, een vals geloof in een verkeerde opvatting van de beloofde Messias en toenemende knechting door het tyrannieke optreden van het priesterdom, legden voorgoed het zwijgen op aan de geestelijke leiders (met uitzondering van Daniël, Ezechiël, Haggaï en Maleachi); van die dagen tot de tijd van Johannes de Doper vond er in geheel Israel een steeds snellere geestelijke achtuitgang plaats. Maar de Joden hebben het denkbeeld van de Universele Vader nooit verloren; deze opvatting van de Godheid hebben zij zelfs tot in de twintigste eeuw na Christus gevolgd.
1955 97:10.4 From Moses to John the Baptist there extended an unbroken line of faithful teachers who passed the monotheistic torch of light from one generation to another while they unceasingly rebuked unscrupulous rulers, denounced commercializing priests, and ever exhorted the people to adhere to the worship of the supreme Yahweh, the Lord God of Israel.
1997 97:10.4 Van Mozes tot Johannes vormde zich een ononderbroken reeks getrouwe leraren, die de monotheïstische toorts van licht van de ene generatie aan de volgende doorgaven, terwijl zij onophoudelijk gewetenloze heersers berispten, priesters die de eredienst tot winsthandel maakten aan de kaak stelden, en het volk steeds opriepen zich te houden aan de verering van de allerhoogste Jahweh, de Here God van Israel.
1955 97:10.5 As a nation the Jews eventually lost their political identity, but the Hebrew religion of sincere belief in the one and universal God continues to live in the hearts of the scattered exiles. And this religion survives because it has effectively functioned to conserve the highest values of its followers. The Jewish religion did preserve the ideals of a people, but it failed to foster progress and encourage philosophic creative discovery in the realms of truth. The Jewish religion had many faults—it was deficient in philosophy and almost devoid of aesthetic qualities—but it did conserve moral values; therefore it persisted. The supreme Yahweh, as compared with other concepts of Deity, was clear-cut, vivid, personal, and moral.
1997 97:10.5 Als natie verloren de Joden tenslotte hun politieke identiteit, maar de Hebreeuwse religie van oprecht geloof in de ene, universele God leeft nog steeds voort in de harten van de verstrooide ballingen[147]. En deze religie blijft in leven omdat zij haar functie als bewaarder van de hoogste waarden van haar aanhangers doeltreffend heeft vervuld. De Joodse religie heeft de idealen van het volk bewaard, maar heeft niet tot vooruitgang aangespoord of filosofisch creatieve ontdekkingen op de verschillende gebieden van waarheid bevorderd. De Joodse religie had vele fouten — zij schoot tekort in filosofie en was bijna geheel verstoken van esthetische kwaliteiten — maar zij bewaarde wel ethische waarden, en om die reden is zij blijven bestaan. In vergelijking met andere ideeën over de Godheid was de allerhoogste Jahweh scherpomlijnd, levendig, persoonlijk en ethisch.
1955 97:10.6 The Jews loved justice, wisdom, truth, and righteousness as have few peoples, but they contributed least of all peoples to the intellectual comprehension and to the spiritual understanding of these divine qualities. Though Hebrew theology refused to expand, it played an important part in the development of two other world religions, Christianity and Mohammedanism.
1997 97:10.6 Als weinig andere volken hebben de Joden gerechtigheid, wijsheid, waarheid en rechtvaardigheid bemind, maar zij hebben minder dan enig volk bijgedragen tot het intellectuele begrip en het geestelijk verstaan van deze goddelijke kwaliteiten. Ofschoon de Hebreeuwse theologie zich niet wilde uitbreiden, heeft zij wel een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van twee andere wereldgodsdiensten, het Christendom en het Mohammedanisme.
1955 97:10.7 The Jewish religion persisted also because of its institutions. It is difficult for religion to survive as the private practice of isolated individuals. This has ever been the error of the religious leaders: Seeing the evils of institutionalized religion, they seek to destroy the technique of group functioning. In place of destroying all ritual, they would do better to reform it. In this respect Ezekiel was wiser than his contemporaries; though he joined with them in insisting on personal moral responsibility, he also set about to establish the faithful observance of a superior and purified ritual.
1997 97:10.7 De Joodse religie hield ook stand dankzij haar instellingen. Religie kan moeilijk in leven blijven als een persoonlijke gewoonte van geïsoleerde individuen. De religieuze leiders hebben steeds op de volgende wijze gedwaald: omdat zij het onheil van geïnstitutionaliseerde religie zien, trachten zij de techniek van het groepsfunctioneren teniet te doen. Zij zouden er beter aan doen het ritueel te hervormen in plaats van het geheel af te schaffen. In dit opzicht was Ezechiël wijzer dan zijn tijdgenoten[148][149]. Ofschoon hij zich bij hen aansloot in zijn aandringen op persoonlijke morele verantwoordelijkheid, maakte hij ook een begin met de instelling van een beter, gelouterd ritueel, dat getrouw in acht diende te worden genomen.
1955 97:10.8 And thus the successive teachers of Israel accomplished the greatest feat in the evolution of religion ever to be effected on Urantia: the gradual but continuous transformation of the barbaric concept of the savage demon Yahweh, the jealous and cruel spirit god of the fulminating Sinai volcano, to the later exalted and supernal concept of the supreme Yahweh, creator of all things and the loving and merciful Father of all mankind. And this Hebraic concept of God was the highest human visualization of the Universal Father up to that time when it was further enlarged and so exquisitely amplified by the personal teachings and life example of his Son, Michael of Nebadon.
1997 97:10.8 En zo volvoerden de opeenvolgende leraren van Israel de grootste heldendaad in de evolutie van de religie die ooit op Urantia is verricht: de geleidelijke, doorlopende transformatie van het primitieve denkbeeld van de barbaarse demon Jahweh, de jaloerse, wrede geest-god van de bliksemende vulkaan Sinaï, tot de latere verheven, hemelse voorstelling van de allerhoogste Jahweh, schepper van alle dingen en liefdevolle, barmhartige Vader van de gehele mensheid. En dit Hebreeuwse Godsbegrip was de hoogste menselijke voorstelling van de Universele Vader tot aan de tijd toen het nog verder werd uitgebreid en zo voortreffelijk werd aangevuld door het persoonlijke onderricht en het levende voorbeeld van zijn Zoon, Michael van Nebadon.
1955 97:10.9 [Presented by a Melchizedek of Nebadon.]
1997 97:10.9 [Aangeboden door een Mechizedek van Nebadon.]
Verhandeling 96. Jahweh — de God der Hebreeërs |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 98. Het onderricht van Melchizedek in het Westen |