Het Urantia Boek in het Engels is sinds 2006 wereldwijd Public Domain.
Vertalingen: © 1997 De Stichting Urantia
Verhandeling 141. Het werk in het openbaar wordt aangevangen |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 143. De tocht door Samaria |
THE PASSOVER AT JERUSALEM
HET PASCHA TE JERUZALEM
1955 142:0.1 THE month of April Jesus and the apostles worked in Jerusalem, going out of the city each evening to spend the night at Bethany. Jesus himself spent one or two nights each week in Jerusalem at the home of Flavius, a Greek Jew, where many prominent Jews came in secret to interview him.
1997 142:0.1 DE maand april werkten Jezus en de apostelen in Jeruzalem, maar iedere avond ver- lieten zij de stad om de nacht in Betanië door te brengen. Jezus zelf bleef iedere week een of twee nachten in Jeruzalem in het huis van Flavius, een Griekse Jood, waar vele vooraanstaande Joden onder geheimhouding heenkwamen om hem vragen te stellen.
1955 142:0.2 The first day in Jerusalem Jesus called upon his friend of former years, Annas, the onetime high priest and relative of Salome, Zebedee’s wife. Annas had been hearing about Jesus and his teachings, and when Jesus called at the high priest’s home, he was received with much reserve. When Jesus perceived Annas’s coldness, he took immediate leave, saying as he departed: “Fear is man’s chief enslaver and pride his great weakness; will you betray yourself into bondage to both of these destroyers of joy and liberty?” But Annas made no reply. The Master did not again see Annas until the time when he sat with his son-in-law in judgment on the Son of Man.
1997 142:0.2 De eerste dag in Jeruzalem bezocht Jezus zijn vriend uit vroeger jaren, Annas, de voormalige hogepriester, die een familielid was van Salome, de vrouw van Zebedeüs. Annas had voortdurend berichten ontvangen over Jezus en zijn onderricht, en toen Jezus hem thuis bezocht, werd hij met veel terughoudendheid ontvangen. Toen Jezus de koelheid van Annas bemerkte, nam hij onmiddellijk afscheid van hem en zei bij zijn vertrek: ‘Vrees is wat een mens voornamelijk in knechtschap houdt en trots is zijn grote zwakheid; wilt ge verraad plegen jegens uzelf en u uitleveren aan deze twee vernietigers van vreugde en vrijheid?’ Maar Annas gaf geen antwoord. De Meester zag Annas niet terug tot het ogenblik dat de Zoon des Mensen voor hem en zijn schoonzoon terechtstond.
1. TEACHING IN THE TEMPLE
1. HET ONDERRICHT IN DE TEMPEL
1955 142:1.1 Throughout this month Jesus or one of the apostles taught daily in the temple. When the Passover crowds were too great to find entrance to the temple teaching, the apostles conducted many teaching groups outside the sacred precincts. The burden of their message was:
1997 142:1.1 Deze gehele maand gaf Jezus of een van de apostelen dagelijks onderricht in de tempel. Wanneer de menigte die het Pascha kwam vieren te groot was om het onderricht in de tempel te kunnen volgen, onderrichtten de apostelen vele groepen buiten de gewijde ruimte. De essentie van hun boodschap was:
1955 142:1.2 1. The kingdom of heaven is at hand.
1955 142:1.3 2. By faith in the fatherhood of God you may enter the kingdom of heaven, thus becoming the sons of God.
1955 142:1.4 3. Love is the rule of living within the kingdom—supreme devotion to God while loving your neighbor as yourself.
1955 142:1.5 4. Obedience to the will of the Father, yielding the fruits of the spirit in one’s personal life, is the law of the kingdom.
1955 142:1.7 Besides teaching in and about the temple, the apostles and other believers were engaged in doing much personal work among the Passover throngs. These interested men and women carried the news of Jesus’ message from this Passover celebration to the uttermost parts of the Roman Empire and also to the East. This was the beginning of the spread of the gospel of the kingdom to the outside world. No longer was the work of Jesus to be confined to Palestine.
1997 142:1.7 Behalve dat de apostelen in en om de tempel onderricht gaven, hielden zij en andere gelovigen zich bezig met veel persoonlijk werk onder de Pascha-menigten. Deze geïnteresseer-de mannen en vrouwen droegen het nieuws van Jezus’ boodschap na dit Pascha uit naar de verste uithoeken van het Romeinse Keizerrijk, en ook naar het Oosten. Dit was het begin van de verbreiding van het evangelie van het koninkrijk naar de buitenwereld. Het werk van Jezus zou niet langer tot Palestina beperkt blijven.
2. GOD’S WRATH
2. GODS TOORN
1955 142:2.1 There was in Jerusalem in attendance upon the Passover festivities one Jacob, a wealthy Jewish trader from Crete, and he came to Andrew making request to see Jesus privately. Andrew arranged this secret meeting with Jesus at Flavius’s home the evening of the next day. This man could not comprehend the Master’s teachings, and he came because he desired to inquire more fully about the kingdom of God. Said Jacob to Jesus: “But, Rabbi, Moses and the olden prophets tell us that Yahweh is a jealous God, a God of great wrath and fierce anger. The prophets say he hates evildoers and takes vengeance on those who obey not his law. You and your disciples teach us that God is a kind and compassionate Father who so loves all men that he would welcome them into this new kingdom of heaven, which you proclaim is so near at hand.”
1997 142:2.1 Onder degenen die de feestelijkheden ter gelegenheid van het Pascha te Jeruzalem bijwoonden, bevond zich een zekere Jakob, een rijke Joodse handelaar uit Kreta, en deze kwam bij Andreas met het verzoek of hij een persoonlijk gesprek met Jezus zou mogen hebben. Andreas zorgde ervoor dat deze vertrouwelijke ontmoeting met Jezus de volgende avond ten huize van Flavius kon plaatsvinden. Deze man kon de leer van de Meester niet begrijpen en kwam omdat hij uitgebreider naar het koninkrijk Gods wenste te informeren. Jakob zei tot Jezus: ‘Maar Rabbi, Mozes en de profeten van voorheen zeggen ons dat Jehovah een naijverig God is, een God van grote gramschap en hevige toorn. De profeten zeggen dat hij boosdoeners haat en wraak neemt op degenen die ongehoorzaam zijn aan zijn wet. U en uw discipelen leren ons dat God een liefhebbend en meedogend Vader is, die alle mensen zo liefheeft, dat hij hen wil verwelkomen in dit nieuwe koninkrijk des hemels dat, zoals u verkondigt, zo nabij is[6].’
1955 142:2.2 When Jacob finished speaking, Jesus replied: “Jacob, you have well stated the teachings of the olden prophets who taught the children of their generation in accordance with the light of their day. Our Father in Paradise is changeless. But the concept of his nature has enlarged and grown from the days of Moses down through the times of Amos and even to the generation of the prophet Isaiah. And now have I come in the flesh to reveal the Father in new glory and to show forth his love and mercy to all men on all worlds. As the gospel of this kingdom shall spread over the world with its message of good cheer and good will to all men, there will grow up improved and better relations among the families of all nations. As time passes, fathers and their children will love each other more, and thus will be brought about a better understanding of the love of the Father in heaven for his children on earth. Remember, Jacob, that a good and true father not only loves his family as a whole—as a family—but he also truly loves and affectionately cares for each individual member.”
1997 142:2.2 Toen Jakob was uitgesproken, antwoordde Jezus: ‘Jakob, ge hebt de leer van de oude profeten goed weergegeven; zij onderrichtten de kinderen van hun generatie in overeenstemming met het licht van hun tijd. Onze Vader in het Paradijs is onveranderlijk. De voorstelling van zijn natuur is echter uitgebreider geworden en gegroeid, van de dagen van Mozes tot aan de tijd van Amos, en zelfs tot aan de generatie van de profeet Jesaja. En nu ben ik gekomen in het vlees om de Vader in nieuwe heerlijkheid te openbaren en zijn liefde en barmhartig- heid aan alle mensen op alle werelden te vertonen. Naarmate het evangelie van dit koninkrijk met zijn boodschap van blijdschap en welgezindheid jegens alle mensen zich over de wereld zal verspreiden, zullen er betere betrekkingen tussen de families der naties ontstaan. Na verloop van tijd zullen vaders en hun kinderen elkander meer liefhebben en zodoende zal er een beter idee ontstaan van de liefde van de Vader in de hemel voor zijn kinderen op aarde. Bedenk wel, Jakob, dat een goede, ware vader niet alleen zijn gezin als geheel — als een gezin — liefheeft, doch dat hij ook elk individueel lid daarvan waarlijk liefheeft en met tederheid verzorgt.’
1955 142:2.3 After considerable discussion of the heavenly Father’s character, Jesus paused to say: “You, Jacob, being a father of many, know well the truth of my words.” And Jacob said: “But, Master, who told you I was the father of six children? How did you know this about me?” And the Master replied: “Suffice it to say that the Father and the Son know all things, for indeed they see all. Loving your children as a father on earth, you must now accept as a reality the love of the heavenly Father for you—not just for all the children of Abraham, but for you, your individual soul.”
1997 142:2.3 Toen zij uitvoerig hadden gesproken over het karakter van de hemelse Vader, wachtte Jezus even en zei toen: ‘Gij, Jakob, die de vader van vele kinderen zijt, beseft heel goed de waarheid van mijn woorden.’ Jakob zei daarop: ‘Maar Meester, wie heeft u verteld dat ik de vader van zes kinderen ben? Hoe weet ge dat van mij?’ De Meester antwoordde: ‘Laat het u voldoende zijn te horen dat de Vader en de Zoon alle dingen weten, want zij zien inderdaad alles. Zoals gij uw kinderen als een aardse vader liefhebt, moet ge nu de liefde van de hemelse Vader voor uzelf als een werkelijkheid aanvaarden — niet alleen maar voor alle kinderen van Abraham, doch voor u, voor uw individuele ziel.’
1955 142:2.4 Then Jesus went on to say: “When your children are very young and immature, and when you must chastise them, they may reflect that their father is angry and filled with resentful wrath. Their immaturity cannot penetrate beyond the punishment to discern the father’s farseeing and corrective affection. But when these same children become grown-up men and women, would it not be folly for them to cling to these earlier and misconceived notions regarding their father? As men and women they should now discern their father’s love in all these early disciplines. And should not mankind, as the centuries pass, come the better to understand the true nature and loving character of the Father in heaven? What profit have you from successive generations of spiritual illumination if you persist in viewing God as Moses and the prophets saw him? I say to you, Jacob, under the bright light of this hour you should see the Father as none of those who have gone before ever beheld him. And thus seeing him, you should rejoice to enter the kingdom wherein such a merciful Father rules, and you should seek to have his will of love dominate your life henceforth.”
1997 142:2.4 Daarna vervolgde Jezus: ‘Als je kinderen nog heel jong en onvolwassen zijn en als je ze dan moet kastijden, kunnen zij denken dat hun vader boos is en vol verontwaardiging en gramschap zit. Door hun onvolwassenheid kunnen zij niet verder zien dan de straf, de vooruitziende, corrigerende liefde van de vader onderkennen zij niet, maar wanneer diezelfde kinderen eenmaal volwassen mannen en vrouwen zijn geworden, zou het dan niet dwaas zijn als zij zouden blijven vasthouden aan die vroegere misvattingen over hun vader? Als mannen en vrouwen dienen zij nu hun vaders liefde in al die vroege kastijdingen te onderkennen. En moet de mensheid, bij het verstrijken der eeuwen, ook niet des te beter de ware natuur en het liefhebbende karakter van de Vader in de hemel gaan begrijpen? Welk profijt hebt ge van opeenvolgende generaties van geestelijke verlichting, indien ge God hardnekkig blijft zien zoals Mozes en de profeten hem zagen? Ik zeg tot u, Jakob, in het heldere licht van dit uur moet gij de Vader zien zoals geen van allen die u zijn voorgegaan, hem ooit gezien heeft. En als ge hem zo ziet, zoudt ge u moeten verblijden dat ge het koninkrijk kunt binnengaan waar zulk een barmhartige Vader regeert, en moeten trachten uw leven voortaan te laten domineren door zijn wil van liefde.’
1955 142:2.5 And Jacob answered: “Rabbi, I believe; I desire that you lead me into the Father’s kingdom.”
1997 142:2.5 Jakob antwoordde: ‘Rabbi, ik geloof. Ik verlang ernaar dat ge mij in het koninkrijk van de Vader binnenleidt.’
3. THE CONCEPT OF GOD
3. DE VOORSTELLING VAN GOD
1955 142:3.1 The twelve apostles, most of whom had listened to this discussion of the character of God, that night asked Jesus many questions about the Father in heaven. The Master’s answers to these questions can best be presented by the following summary in modern phraseology:
1997 142:3.1 De twaalf apostelen, van wie de meesten naar de bespreking van het karakter van God hadden geluisterd, stelden Jezus die avond vele vragen over de Vader in de hemel. De antwoorden van de Meester op deze vragen kunnen het best worden weergegeven door de volgende samenvatting in moderne bewoordingen.
1955 142:3.2 Jesus mildly upbraided the twelve, in substance saying: Do you not know the traditions of Israel relating to the growth of the idea of Yahweh, and are you ignorant of the teaching of the Scriptures concerning the doctrine of God? And then did the Master proceed to instruct the apostles about the evolution of the concept of Deity throughout the course of the development of the Jewish people. He called attention to the following phases of the growth of the God idea:
1997 142:3.2 Jezus berispte de twaalf zachtmoedig toen hij, in het kort weergegeven, zei: Kennen jullie niet de overleveringen van Israel die betrekking hebben op de groei van de voorstelling van Jahweh, en weten jullie niet wat de Schrift onderricht aangaande het leerstuk van God? En vervolgens begon de Meester de apostelen te onderrichten inzake de evolutie van de Godsvoorstelling gedurende de gehele ontwikkelingsgang van het Joodse volk. Hij vestigde de aandacht op de navolgende fasen in de groei van de Godsidee:
1955 142:3.3 1. Yahweh—the god of the Sinai clans. This was the primitive concept of Deity which Moses exalted to the higher level of the Lord God of Israel. The Father in heaven never fails to accept the sincere worship of his children on earth, no matter how crude their concept of Deity or by what name they symbolize his divine nature.
1997 142:3.3 1. Jahweh — de God van de Sinaï-stammen[7]. Dit was de primitieve voorstelling van de Godheid die Mozes tot het hogere plan verhief van de Here God van Israel. De Vader in de hemel aanvaardt altijd de oprechte godsverering van zijn kinderen op aarde, hoe onrijp hun Godsbegrip ook moge zijn of onder welke naam zij zijn goddelijke natuur ook symboliseren.
1955 142:3.4 2. The Most High. This concept of the Father in heaven was proclaimed by Melchizedek to Abraham and was carried far from Salem by those who subsequently believed in this enlarged and expanded idea of Deity. Abraham and his brother left Ur because of the establishment of sun worship, and they became believers in Melchizedek’s teaching of El Elyon—the Most High God. Theirs was a composite concept of God, consisting in a blending of their older Mesopotamian ideas and the Most High doctrine.
1997 142:3.4 2. De Hoogste. Deze voorstelling van de Vader in de hemel werd door Melchizedek aan Abraham verkondigd en werd vanuit Salem wijd verbreid door degenen die daarna geloofden in dit ruimere, meer omvattende begrip van de Godheid. Abraham en zijn broeder gingen weg uit Ur omdat daar de aanbidding van de zon werd ingevoerd, en zij kwamen tot het geloof in Melchizedeks leer van El Elyon — de Allerhoogste God[8][9]. Hun samengestelde Godsvoorstelling was een mengeling van hun oudere ideeën uit Mesopotamië en de leer over de Hoogste.
1955 142:3.5 3. El Shaddai. During these early days many of the Hebrews worshiped El Shaddai, the Egyptian concept of the God of heaven, which they learned about during their captivity in the land of the Nile. Long after the times of Melchizedek all three of these concepts of God became joined together to form the doctrine of the creator Deity, the Lord God of Israel.
1997 142:3.5 3. El Shaddai[10]. In deze vroege dagen vereerden vele Hebreeën El Shaddai, de Egyptische voorstelling van de God des hemels, waarover zij tijdens hun gevangenschap in het land van de Nijl hadden gehoord. Lang na de tijd van Melchizedek werden deze drie Godsbegrippen samengevoegd tot de leerstelling van de schepper-godheid, de Here God van Israel.
1955 142:3.6 4. Elohim. From the times of Adam the teaching of the Paradise Trinity has persisted. Do you not recall how the Scriptures begin by asserting that “In the beginning the Gods created the heavens and the earth”? This indicates that when that record was made the Trinity concept of three Gods in one had found lodgment in the religion of our forebears.
1997 142:3.6 4. Elohim[11]. Sinds de dagen van Adam is het onderricht over de Paradijs-Triniteit blijven bestaan. Herinneren jullie je niet hoe de Schrift begint met de verklaring: ‘In den beginne schiepen de Goden de hemelen en de aarde’? Dit geeft aan dat in de tijd toen dit geschrift werd opgesteld, het Triniteitsbegrip van drie Goden in één, vaste voet had gekregen in de religie van onze voorvaderen.
1955 142:3.7 5. The Supreme Yahweh. By the times of Isaiah these beliefs about God had expanded into the concept of a Universal Creator who was simultaneously all-powerful and all-merciful. And this evolving and enlarging concept of God virtually supplanted all previous ideas of Deity in our fathers’ religion.
1997 142:3.7 5. De Allerhoogste Jahweh. In de tijd van Jesaja waren deze geloofsopvattingen over God uitgegroeid tot de voorstelling van een Universele Schepper die tegelijk al-machtig en al-barmhartig was[12][13][14]. En dit evoluerende en groeiende Godsbegrip verdrong in de religie van onze vaders praktisch alle eerdere ideeën van de Godheid.
1955 142:3.8 6. The Father in heaven. And now do we know God as our Father in heaven. Our teaching provides a religion wherein the believer is a son of God. That is the good news of the gospel of the kingdom of heaven. Coexistent with the Father are the Son and the Spirit, and the revelation of the nature and ministry of these Paradise Deities will continue to enlarge and brighten throughout the endless ages of the eternal spiritual progression of the ascending sons of God. At all times and during all ages the true worship of any human being—as concerns individual spiritual progress—is recognized by the indwelling spirit as homage rendered to the Father in heaven.
1997 142:3.8 6. De Vader in de hemel[15]. En nu kennen wij God als onze Vader in de hemel. Ons onderricht brengt een religie waarin de gelovige een zoon van God is. Dit is het goede nieuws van het evangelie van het koninkrijk des hemels. Coëxistent met de Vader zijn de Zoon en de Geest, en de openbaring van de natuur en het dienstbetoon van deze Paradijs-Godheden zal steeds groeien en helderder worden in alle eindeloze eeuwen van de eeuwige geestelijke progressie van de opklimmende zonen van God. Te allen tijde en in alle eeuwen zal de ware godsverering van ieder mens — waar het diens individuele geestelijke vooruitgang betreft — door de inwonende geest erkend worden als eerbetoon aan de Vader in de hemel.
1955 142:3.9 Never before had the apostles been so shocked as they were upon hearing this recounting of the growth of the concept of God in the Jewish minds of previous generations; they were too bewildered to ask questions. As they sat before Jesus in silence, the Master continued: “And you would have known these truths had you read the Scriptures. Have you not read in Samuel where it says: ‘And the anger of the Lord was kindled against Israel, so much so that he moved David against them, saying, go number Israel and Judah’? And this was not strange because in the days of Samuel the children of Abraham really believed that Yahweh created both good and evil. But when a later writer narrated these events, subsequent to the enlargement of the Jewish concept of the nature of God, he did not dare attribute evil to Yahweh; therefore he said: ‘And Satan stood up against Israel and provoked David to number Israel.’ Cannot you discern that such records in the Scriptures clearly show how the concept of the nature of God continued to grow from one generation to another?
1997 142:3.9 Nimmer tevoren waren de apostelen zo geschokt geweest als nu zij deze de groei van het Godsbegrip in het Joodse denken van vorige generaties zo uitvoerig hoorden verhalen: ze waren te verbijsterd om vragen te stellen. Terwijl zij zwijgend voor Jezus zaten, ging de Meester verder: ‘En jullie zouden deze waarheden hebben geweten indien jullie de Schrift hadden gelezen. Hebben jullie niet in Samuel gelezen waar staat: “En de toorn des Heren ontbrandde weer tegen Israel; Hij zette David tegen hen op en zeide: Ga, tel Israel en Juda.” En dit was niet vreemd omdat de kinderen Abrahams in de tijd van Samuel werkelijk geloofden dat Jahweh zowel het goede als het kwade schiep. Maar toen een latere schrijver deze gebeurtenissen verhaalde, toen het Joodse begrip aangaande de natuur van God gegroeid was, durfde hij Jahweh geen kwaad toe te dichten; daarom zei hij: “Satan keerde zich tegen Israel en zette David aan Israel te tellen.” Kunnen jullie niet inzien dat zulke verhalen in de Schrift duidelijk aantonen dat de voorstelling van de natuur van God bleef groeien van generatie op generatie?[16]
1955 142:3.10 “Again should you have discerned the growth of the understanding of divine law in perfect keeping with these enlarging concepts of divinity. When the children of Israel came out of Egypt in the days before the enlarged revelation of Yahweh, they had ten commandments which served as their law right up to the times when they were encamped before Sinai. And these ten commandments were:
1997 142:3.10 ‘Verder zouden jullie de groei in het begrip van de goddelijke wet opgemerkt moeten hebben, die volmaakt gelijke tred houdt met deze groeiende voorstellingen van goddelijkheid. Toen de kinderen Israels uit Egypte kwamen in de dagen voor de ruimere openbaring van Jahweh, hadden zij tien geboden die voor hen de wet vormden tot aan de tijd dat zij hun kamp hadden opgeslagen voor de Sinaï. En deze tien geboden waren:
1955 142:3.12 “2. You shall not make molten gods.
1955 142:3.13 “3. You shall not neglect to keep the feast of unleavened bread.
1955 142:3.14 “4. Of all the males of men or cattle, the first-born are mine, says the Lord.
1955 142:3.15 “5. Six days you may work, but on the seventh day you shall rest.
1955 142:3.17 “7. You shall not offer the blood of any sacrifice with leavened bread.
1955 142:3.20 “10. You shall not seethe a kid in its mother’s milk.
1955 142:3.21 “And then, amidst the thunders and lightnings of Sinai, Moses gave them the new ten commandments, which you will all allow are more worthy utterances to accompany the enlarging Yahweh concepts of Deity. And did you never take notice of these commandments as twice recorded in the Scriptures, that in the first case deliverance from Egypt is assigned as the reason for Sabbath keeping, while in a later record the advancing religious beliefs of our forefathers demanded that this be changed to the recognition of the fact of creation as the reason for Sabbath observance?
1997 142:3.21 ‘En toen gaf Mozes hun, onder het donderen en bliksemen op de Sinaï, de nieuwe tien geboden die zoals jullie zult toegeven, waardiger uitspraken waren om de ruimere Jahweh-voorstellingen der Godheid te vergezellen. En hebben jullie nooit opgemerkt bij deze geboden, zoals die twee keer zijn opgetekend in de Schrift, dat de eerste keer de bevrijding uit Egypte wordt opgegeven als reden voor het onderhouden van de Sabbat, terwijl het door de vooruitgang in het religieuze geloof van onze voorvaderen, in een latere weergave nodig werd om dit te veranderen in de erkenning van het feit van de schepping als reden voor het in acht nemen van de Sabbat?[27]
1955 142:3.22 “And then will you remember that once again—in the greater spiritual enlightenment of Isaiah’s day—these ten negative commandments were changed into the great and positive law of love, the injunction to love God supremely and your neighbor as yourself. And it is this supreme law of love for God and for man that I also declare to you as constituting the whole duty of man.”
1997 142:3.22 ‘En dan zullen jullie je herinneren dat — in de grotere geestelijke verlichting van de dagen van Jesaja — deze tien negatieve geboden werden veranderd in de grote positieve wet der liefde, het gebod om God boven alles lief te hebben en uw naaste als uzelf. En ik verklaar jullie ook dat dat deze allerhoogste wet van liefde voor God en voor de mens, de gehele plicht van de mens vormt[28].’
1955 142:3.23 And when he had finished speaking, no man asked him a question. They went, each one to his sleep.
1997 142:3.23 Toen hij ophield met spreken, stelde niemand hem een vraag. Ze gingen allen slapen.
4. FLAVIUS AND GREEK CULTURE
4. FLAVIUS EN DE GRIEKSE BESCHAVING
1955 142:4.1 Flavius, the Greek Jew, was a proselyte of the gate, having been neither circumcised nor baptized; and since he was a great lover of the beautiful in art and sculpture, the house which he occupied when sojourning in Jerusalem was a beautiful edifice. This home was exquisitely adorned with priceless treasures which he had gathered up here and there on his world travels. When he first thought of inviting Jesus to his home, he feared that the Master might take offense at the sight of these so-called images. But Flavius was agreeably surprised when Jesus entered the home that, instead of rebuking him for having these supposedly idolatrous objects scattered about the house, he manifested great interest in the entire collection and asked many appreciative questions about each object as Flavius escorted him from room to room, showing him all of his favorite statues.
1997 142:4.1 Flavius, de Griekse Jood, was een proseliet van de poort omdat hij noch besneden, noch gedoopt was; en aangezien hij een groot minnaar was van het schone in de kunsten, was het huis dat hij bewoonde wanneer hij in Jeruzalem verbleef, een prachtig gebouw. Dit huis was schitterend versierd met kostbare schatten die hij op zijn reizen in de wereld uit allerlei plaatsen verzameld had. Toen hij er voor het eerst over dacht Jezus bij zich thuis uit te nodigen, vreesde hij dat de Meester aanstoot zou nemen als hij deze zogenoemde beeltenissen zou zien. Flavius was echter aangenaam verrast toen Jezus bij zijn binnenkomst, in plaats van hem te berispen omdat hij deze vermeend afgodische voorwerpen overal in zijn huis had opgesteld, grote belangstelling toonde voor de hele verzameling en vele waarderende vragen stelde over ieder object, terwijl Flavius hem van kamer tot kamer rondleidde en hem al zijn favoriete beelden liet zien.
1955 142:4.2 The Master saw that his host was bewildered at his friendly attitude toward art; therefore, when they had finished the survey of the entire collection, Jesus said: “Because you appreciate the beauty of things created by my Father and fashioned by the artistic hands of man, why should you expect to be rebuked? Because Moses onetime sought to combat idolatry and the worship of false gods, why should all men frown upon the reproduction of grace and beauty? I say to you, Flavius, Moses’ children have misunderstood him, and now do they make false gods of even his prohibitions of images and the likeness of things in heaven and on earth. But even if Moses taught such restrictions to the darkened minds of those days, what has that to do with this day when the Father in heaven is revealed as the universal Spirit Ruler over all? And, Flavius, I declare that in the coming kingdom they shall no longer teach, ‘Do not worship this and do not worship that’; no longer shall they concern themselves with commands to refrain from this and take care not to do that, but rather shall all be concerned with one supreme duty. And this duty of man is expressed in two great privileges: sincere worship of the infinite Creator, the Paradise Father, and loving service bestowed upon one’s fellow men. If you love your neighbor as you love yourself, you really know that you are a son of God.
1997 142:4.2 De Meester zag dat zijn gastheer verbijsterd was over zijn gunstige instelling ten opzichte van beeldende kunst; toen ze de gehele collectie hadden bekeken, zei Jezus daarom: ‘Waarom verwacht ge berispt te worden wanneer ge waardering hebt voor de schoonheid van dingen die door mijn Vader zijn geschapen en vorm hebben gekregen door de kunstenaarshanden van de mens? Omdat Mozes vroeger afgoderij en de verering van valse goden trachtte te bestrijden, waarom zouden daarom alle mensen uitbeeldingen van gratie en schoonheid moeten afkeuren? Ik zeg u, Flavius, de kinderen van Mozes hebben hem verkeerd begrepen, en nu maken ze zelfs valse goden van zijn verboden om beelden te maken en de dingen in hemel en aarde uit te beelden. Maar ook al leerde Mozes zulke beperkingen aan het verduisterde denken van zijn tijd, wat heeft dat te maken met deze tijd, nu de Vader in de hemel wordt geopenbaard als de universele Geest-Regeerder over alles en allen? En, Flavius, ik zeg u dat in het komende koninkrijk niet meer geleerd zal worden, “Gij zult dit niet aanbidden en gij zult dat niet aanbidden”: de mensen zullen zich niet langer bezighouden met geboden om zich van dìt te onthouden en te zorgen dat men dàt niet doet, maar een ieder zal zich integendeel inzetten voor één allerhoogste plicht. En deze plicht van de mens kan in twee grote voorrechten worden uitgedrukt: oprechte verering van de oneindige Schepper, de Paradijs-Vader, en liefdevol dienstbetoon aan de medemens. Indien ge uw naaste liefhebt als uzelf, weet ge waarlijk dat ge een zoon van God zijt[29].
1955 142:4.3 “In an age when my Father was not well understood, Moses was justified in his attempts to withstand idolatry, but in the coming age the Father will have been revealed in the life of the Son; and this new revelation of God will make it forever unnecessary to confuse the Creator Father with idols of stone or images of gold and silver. Henceforth, intelligent men may enjoy the treasures of art without confusing such material appreciation of beauty with the worship and service of the Father in Paradise, the God of all things and all beings.”
1997 142:4.3 ‘In een tijdperk toen mijn Vader niet goed werd begrepen, waren de pogingen van Mozes om de afgodendienst tegen te gaan gerechtvaardigd, maar in het komende tijdperk zal de Vader geopenbaard zijn in het leven van de Zoon; en deze nieuwe openbaring van God zal het voorgoed onnodig maken om de Schepper-Vader te verwarren met afgoden van steen of beelden van goud en zilver. Voortaan kunnen intelligente mensen genieten van kunstschatten, zonder dergelijke materiële waardering van schoonheid te verwarren met de verering en dienst van de Vader in het Paradijs, de God van alle dingen en alle wezens.’
1955 142:4.4 Flavius believed all that Jesus taught him. The next day he went to Bethany beyond the Jordan and was baptized by the disciples of John. And this he did because the apostles of Jesus did not yet baptize believers. When Flavius returned to Jerusalem, he made a great feast for Jesus and invited sixty of his friends. And many of these guests also became believers in the message of the coming kingdom.
1997 142:4.4 Flavius geloofde alles wat Jezus hem onderrichtte. De volgende dag ging hij naar Betanië over de Jordaan en werd hij gedoopt door de discipelen van Johannes. En hij deed dit omdat de apostelen van Jezus de gelovigen nog niet doopten. Toen Flavius in Jeruzalem terug was, richtte hij een groot feest aan voor Jezus, en nodigde daarbij zestig van zijn vrienden uit. En velen van deze gasten gingen ook geloven in de boodschap van het komende koninkrijk.
5. THE DISCOURSE ON ASSURANCE
5. DE VERHANDELING OVER ZEKERHEID
1955 142:5.1 One of the great sermons which Jesus preached in the temple this Passover week was in answer to a question asked by one of his hearers, a man from Damascus. This man asked Jesus: “But, Rabbi, how shall we know of a certainty that you are sent by God, and that we may truly enter into this kingdom which you and your disciples declare is near at hand?” And Jesus answered:
1997 142:5.1 Een van de grote preken die Jezus in deze Paasweek in de tempel hield, was in antwoord op een vraag van een van zijn toehoorders, een man uit Damascus. Deze vroeg Jezus: ‘Maar Rabbi, hoe zullen wij met zekerheid weten dat u door God bent gezonden, en dat wij werkelijk dit koninkrijk mogen binnengaan, waarvan u en uw discipelen zeggen dat het op handen is?’ Jezus antwoordde:
1955 142:5.2 “As to my message and the teaching of my disciples, you should judge them by their fruits. If we proclaim to you the truths of the spirit, the spirit will witness in your hearts that our message is genuine. Concerning the kingdom and your assurance of acceptance by the heavenly Father, let me ask what father among you who is a worthy and kindhearted father would keep his son in anxiety or suspense regarding his status in the family or his place of security in the affections of his father’s heart? Do you earth fathers take pleasure in torturing your children with uncertainty about their place of abiding love in your human hearts? Neither does your Father in heaven leave his faith children of the spirit in doubtful uncertainty as to their position in the kingdom. If you receive God as your Father, then indeed and in truth are you the sons of God. And if you are sons, then are you secure in the position and standing of all that concerns eternal and divine sonship. If you believe my words, you thereby believe in Him who sent me, and by thus believing in the Father, you have made your status in heavenly citizenship sure. If you do the will of the Father in heaven, you shall never fail in the attainment of the eternal life of progress in the divine kingdom.
1997 142:5.2 ‘Wat mijn boodschap en het onderricht van mijn discipelen aangaat, ge moet beide beoordelen naar hun vruchten. Indien wij u de waarheden van de geest verkondigen, zal de geest in uw hart getuigen dat onze boodschap echt is. Wat het koninkrijk aangaat en uw zekerheid dat ge door de hemelse Vader zult worden aangenomen, zou ik u willen vragen welke vader onder u, die een waardige, milde vader is, zijn zoon in angst en onzekerheid zou laten ten aanzien van zijn status in het gezin of zijn veilige plaats in het liefhebbende hart van zijn vader? Schept gij als aardse vaders er genoegen in uw kinderen in martelende onzekerheid te laten ten aanzien van hun blijvende plaats in de liefde van uw menselijke hart? Zo laat uw Vader in de hemel zijn geloofskinderen van de geest ook niet in twijfel en onzekerheid over hun positie in het koninkrijk. Indien ge God als uw Vader aanneemt, zijt ge inderdaad en in waarheid zonen van God. En indien ge zonen zijt, zijt ge onbekommerd in de positie en status van al hetgeen het eeuwige, goddelijke zoonschap aangaat. Indien ge mijn woorden gelooft, gelooft ge daardoor in Hem die mij gezonden heeft, en door aldus in de Vader te geloven, hebt ge uw status als hemels burger zekergesteld. Indien ge de wil van de Vader in de hemel doet, zult ge nooit falen in het bereiken van het eeuwige leven van vooruitgang in het goddelijke koninkrijk[30].
1955 142:5.3 “The Supreme Spirit shall bear witness with your spirits that you are truly the children of God. And if you are the sons of God, then have you been born of the spirit of God; and whosoever has been born of the spirit has in himself the power to overcome all doubt, and this is the victory that overcomes all uncertainty, even your faith.
1997 142:5.3 ‘De Allerhoogste Geest zal met uw geest getuigen dat ge waarlijk de kinderen van God zijt. En als ge de zonen van God zijt, dan zijt ge uit de geest Gods geboren; en een ieder die uit de geest is geboren, heeft in zichzelf de kracht om alle twijfel te overwinnen, en dit is de overwinning die alle onzekerheid te boven komt, te weten uw geloof[31].
1955 142:5.4 “Said the Prophet Isaiah, speaking of these times: ‘When the spirit is poured upon us from on high, then shall the work of righteousness become peace, quietness, and assurance forever.’ And for all who truly believe this gospel, I will become surety for their reception into the eternal mercies and the everlasting life of my Father’s kingdom. You, then, who hear this message and believe this gospel of the kingdom are the sons of God, and you have life everlasting; and the evidence to all the world that you have been born of the spirit is that you sincerely love one another.”
1997 142:5.4 ‘De Profeet Jesaja zei, sprekend van deze tijden: “Wanneer de geest over ons wordt uitgestort vanuit den hoge, dan zal het werk der gerechtigheid vrede, rust, en veiligheid tot in eeuwigheid worden.” En voor allen die dit evangelie waarlijk geloven, zal ik borgstaan dat zij in de eeuwige zegeningen en het eeuwig leven van het koninkrijk van mijn Vader zullen worden ontvangen. Gij dan die de boodschap hoort en dit evangelie van het koninkrijk gelooft, zijt de zonen van God en hebt het eeuwige leven; en het bewijs voor de hele wereld dat gij uit de geest geboren zijt, is dat ge elkaar oprecht liefhebt.’[32]
1955 142:5.5 The throng of listeners remained many hours with Jesus, asking him questions and listening attentively to his comforting answers. Even the apostles were emboldened by Jesus’ teaching to preach the gospel of the kingdom with more power and assurance. This experience at Jerusalem was a great inspiration to the twelve. It was their first contact with such enormous crowds, and they learned many valuable lessons which proved of great assistance in their later work.
1997 142:5.5 De schare toehoorders bleef vele uren bij Jezus, stelde hem vragen en luisterde aandachtig naar zijn bemoedigende antwoorden. Zelfs de apostelen kregen door het onderricht van Jezus moed om het evangelie van het koninkrijk krachtiger en met meer zekerheid te prediken. Deze ervaring in Jeruzalem was een grote inspiratie voor de twaalf. Het was voor het eerst dat zij met zulke enorme menigten in aanraking kwamen, en zij leerden hieruit vele waardevolle lessen die in hun latere werk van groot nut bleken te zijn.
6. THE VISIT WITH NICODEMUS
6. GESPREK MET NIKODEMUS
1955 142:6.1 One evening at the home of Flavius there came to see Jesus one Nicodemus, a wealthy and elderly member of the Jewish Sanhedrin. He had heard much about the teachings of this Galilean, and so he went one afternoon to hear him as he taught in the temple courts. He would have gone often to hear Jesus teach, but he feared to be seen by the people in attendance upon his teaching, for already were the rulers of the Jews so at variance with Jesus that no member of the Sanhedrin would want to be identified in any open manner with him. Accordingly, Nicodemus had arranged with Andrew to see Jesus privately and after nightfall on this particular evening. Peter, James, and John were in Flavius’s garden when the interview began, but later they all went into the house where the discourse continued.
1997 142:6.1 Op een avond kwam een zekere Nikodemus, een rijk, bejaard lid van het Joodse Sanhedrin, Jezus bezoeken ten huize van Flavius[33]. Nikodemus had veel over de leer van deze man uit Galilea gehoord, en daarom ging hij op een middag naar de voorhof in de tempel waar hij leerde, om naar hem te luisteren. Hij zou wel graag vaker zijn gegaan om het onderricht van Jezus aan te horen, doch hij was bang te worden opgemerkt door de mensen die bij dit onderricht aanwezig waren, want de oversten der Joden verschilden reeds zodanig van mening met Jezus, dat geen enkel lid van het Sanhedrin openlijk met hem vereenzelvigd zou willen worden. Bijgevolg had Nikodemus met Andreas afgesproken Jezus deze avond persoonlijk, nadat het donker geworden was, te bezoeken. Petrus, Jakobus, en Johannes waren bij de aanvang van het gesprek in de tuin van Flavius, doch later gingen ze allen naar binnen, en hier werd de gedachtenwisseling voortgezet.
1955 142:6.2 In receiving Nicodemus, Jesus showed no particular deference; in talking with him, there was no compromise or undue persuasiveness. The Master made no attempt to repulse his secretive caller, nor did he employ sarcasm. In all his dealings with the distinguished visitor, Jesus was calm, earnest, and dignified. Nicodemus was not an official delegate of the Sanhedrin; he came to see Jesus wholly because of his personal and sincere interest in the Master’s teachings.
1997 142:6.2 Toen hij Nikodemus ontving, betoonde Jezus hem geen bijzondere eerbied en toen hij met hem sprak, deed hij geen water bij de wijn, noch gaf hij blijk van een al te groot verlangen om hem te overtuigen. De Meester deed geen poging deze heimelijk gekomen bezoeker te weren, maar evenmin was hij sarcastisch. In zijn gehele contact met de voorname bezoeker was Jezus kalm, serieus en waardig. Nikodemus was geen officiële afgezant van het Sanhedrin; hij kwam Jezus zuiver en alleen bezoeken omdat hij persoonlijk oprecht geïnteresseerd was in de leer van de Meester.
1955 142:6.3 Upon being presented by Flavius, Nicodemus said: “Rabbi, we know that you are a teacher sent by God, for no mere man could so teach unless God were with him. And I am desirous of knowing more about your teachings regarding the coming kingdom.”
1997 142:6.3 Nadat hij door Flavius was voorgesteld, zei Nikodemus: ‘Rabbi, wij weten dat gij een leraar zijt die door God gezonden is, want geen gewoon mens zou zulk onderricht kunnen geven tenzij God met hem was. Ik zou dan ook graag meer willen weten van uw onderricht over het komende koninkrijk[34].’
1955 142:6.4 Jesus answered Nicodemus: “Verily, verily, I say to you, Nicodemus, except a man be born from above, he cannot see the kingdom of God.” Then replied Nicodemus: “But how can a man be born again when he is old? He cannot enter a second time into his mother’s womb to be born.”
1997 142:6.4 Jezus antwoordde Nikodemus: ‘Voorwaar, voorwaar zeg ik u, Nikodemus, tenzij een mens van omhoog geboren wordt, kan hij het koninkrijk Gods niet zien[35].’ Nikodemus antwoordde daarop: ‘Maar hoe kan een mens opnieuw geboren worden wanneer hij al oud is? Hij kan niet opnieuw de schoot van zijn moeder binnengaan om geboren te worden[36].’
1955 142:6.5 Jesus said: “Nevertheless, I declare to you, except a man be born of the spirit, he cannot enter into the kingdom of God. That which is born of the flesh is flesh, and that which is born of the spirit is spirit. But you should not marvel that I said you must be born from above. When the wind blows, you hear the rustle of the leaves, but you do not see the wind—whence it comes or whither it goes—and so it is with everyone born of the spirit. With the eyes of the flesh you can behold the manifestations of the spirit, but you cannot actually discern the spirit.”
1997 142:6.5 Jezus zei: ‘Niettemin zeg ik u dat tenzij iemand uit de geest geboren is, hij het koninkrijk Gods niet kan binnengaan. Wat uit het vlees is geboren is vlees, en wat uit de geest is geboren is geest. Doch ge moet niet verwonderd zijn dat ik zei dat ge van omhoog geboren moet worden. Wanneer de wind waait, hoort ge het geritsel van de bladeren, maar ge ziet de wind niet — ge ziet niet vanwaar hij komt en waarheen hij gaat — en zo is het ook met ieder die uit de geest geboren is. Met de ogen van het vlees kunt ge de manifestaties van de geest waarnemen, doch ge kunt de geest zelf niet daadwerkelijk onderscheiden[37].’
1955 142:6.6 Nicodemus replied: “But I do not understand—how can that be?” Said Jesus: “Can it be that you are a teacher in Israel and yet ignorant of all this? It becomes, then, the duty of those who know about the realities of the spirit to reveal these things to those who discern only the manifestations of the material world. But will you believe us if we tell you of the heavenly truths? Do you have the courage, Nicodemus, to believe in one who has descended from heaven, even the Son of Man?”
1997 142:6.6 Nikodemus antwoordde: ‘Maar ik begrijp het niet — hoe is dit mogelijk?’ Waarop Jezus zei: ‘Is het mogelijk dat ge een leraar in Israel zijt en toch onbekend met al deze zaken? Het wordt dan de plicht van hen die weten van de werkelijkheden van de geest om deze zaken te openbaren aan hen die slechts de manifestaties in de materiële wereld kennen[38]. Maar zult ge ons geloven wanneer wij spreken van de hemelse waarheden? Hebt ge de moed, Nikodemus, om te geloven in iemand die uit de hemel is neergedaald, ja in de Zoon des Mensen?’[39]
1955 142:6.7 And Nicodemus said: “But how can I begin to lay hold upon this spirit which is to remake me in preparation for entering into the kingdom?” Jesus answered: “Already does the spirit of the Father in heaven indwell you. If you would be led by this spirit from above, very soon would you begin to see with the eyes of the spirit, and then by the wholehearted choice of spirit guidance would you be born of the spirit since your only purpose in living would be to do the will of your Father who is in heaven. And so finding yourself born of the spirit and happily in the kingdom of God, you would begin to bear in your daily life the abundant fruits of the spirit.”
1997 142:6.7 En Nikodemus zei: ‘Maar hoe kan ik vat krijgen op deze geest die mij moet herscheppen ter voorbereiding op het binnengaan in het koninkrijk?’ Jezus antwoordde: ‘De geest van de Vader in de hemel woont reeds in u. Indien ge u zoudt willen laten leiden door deze geest van omhoog, zoudt ge zeer spoedig beginnen te zien met de ogen van de geest, en daarna zoudt ge, doordat ge van ganser harte kiest voor de leiding door de geest, geboren worden uit de geest, daar uw enig doel in het leven zou zijn de wil van de Vader in de hemel te doen. En wanneer ge u zo uit de geest geboren ziet, en gelukkig zijt in het koninkrijk Gods, zoudt ge in uw leven overvloedig de vruchten van de geest beginnen voort te brengen.’
1955 142:6.8 Nicodemus was thoroughly sincere. He was deeply impressed but went away bewildered. Nicodemus was accomplished in self-development, in self-restraint, and even in high moral qualities. He was refined, egoistic, and altruistic; but he did not know how to submit his will to the will of the divine Father as a little child is willing to submit to the guidance and leading of a wise and loving earthly father, thereby becoming in reality a son of God, a progressive heir of the eternal kingdom.
1997 142:6.8 Nikodemus was volkomen oprecht. Hij was diep onder de indruk, doch ging verbijsterd heen. Nikodemus was volleerd in zelfontwikkeling, in zelfbeheersing, en had zelfs hoge morele kwaliteiten. Hij was verfijnd, zelfzuchtig en altruïstisch; maar hij kon zijn wil niet onderwerpen aan de wil van de goddelijke Vader zoals een klein kind bereid is zich te onderwerpen aan de leiding van een wijze, liefhebbende aardse vader, waardoor hij in werkelijkheid een zoon van God zou worden, een voortschrijdende erfgenaam van het eeuwige koninkrijk.
1955 142:6.9 But Nicodemus did summon faith enough to lay hold of the kingdom. He faintly protested when his colleagues of the Sanhedrin sought to condemn Jesus without a hearing; and with Joseph of Arimathea, he later boldly acknowledged his faith and claimed the body of Jesus, even when most of the disciples had fled in fear from the scenes of their Master’s final suffering and death.
1997 142:6.9 Doch Nikodemus bracht voldoende geloof op om beslag te leggen op het koninkrijk. Hij uitte zwakke protesten toen zijn collega’s in het Sanhedrin trachtten Jezus te veroordelen zonder verhoor: en samen met Jozef van Arimatea legde hij later stoutmoedig getuigenis af van zijn geloof en eiste hij het lichaam van Jezus op, op een ogenblik dat zelfs de meeste discipelen uit vrees gevlucht waren van de plek van het laatste lijden en de dood van de Meester.[40]
7. THE LESSON ON THE FAMILY
7. HET ONDERRICHT OVER HET GEZIN
1955 142:7.1 After the busy period of teaching and personal work of Passover week in Jerusalem, Jesus spent the next Wednesday at Bethany with his apostles, resting. That afternoon, Thomas asked a question which elicited a long and instructive answer. Said Thomas: “Master, on the day we were set apart as ambassadors of the kingdom, you told us many things, instructed us regarding our personal mode of life, but what shall we teach the multitude? How are these people to live after the kingdom more fully comes? Shall your disciples own slaves? Shall your believers court poverty and shun property? Shall mercy alone prevail so that we shall have no more law and justice?” Jesus and the twelve spent all afternoon and all that evening, after supper, discussing Thomas’s questions. For the purposes of this record we present the following summary of the Master’s instruction:
1997 142:7.1 Na de drukke tijd van het onderricht en het persoonlijke werk in de Paasweek in Jeruzalem, brachten Jezus en zijn apostelen de volgende woensdag in rust door in Betanië. Die middag stelde Tomas een vraag die een lang en leerzaam antwoord uitlokte. Tomas zei: ‘Meester, op de dag dat wij afgezonderd werden als ambassadeurs van het koninkrijk heeft u ons vele zaken meegedeeld, heeft u ons instructies gegeven aangaande onze persoonlijke levenswijze, maar wat moeten wij de menigte leren? Hoe moeten deze mensen leven nadat het koninkrijk duidelijker aan de dag zal treden? Zullen uw discipelen slaven mogen houden? Zullen zij die in u geloven de armoede verkiezen en eigendom schuwen? Zal alleen barmhartigheid gelden, zodat we geen wetten en rechtspraak meer zullen hebben?’ Jezus en de twaalf brachten de hele middag, en ook die avond na de maaltijd, door met het bespreken van de vragen van Tomas. Voor de doeleinden van dit verslag geven wij de volgende samenvatting van het onderricht van de Meester:
1955 142:7.2 Jesus sought first to make plain to his apostles that he himself was on earth living a unique life in the flesh, and that they, the twelve, had been called to participate in this bestowal experience of the Son of Man; and as such coworkers, they, too, must share in many of the special restrictions and obligations of the entire bestowal experience. There was a veiled intimation that the Son of Man was the only person who had ever lived on earth who could simultaneously see into the very heart of God and into the very depths of man’s soul.
1997 142:7.2 Jezus trachtte eerst aan zijn apostelen duidelijk te maken dat hijzelf op aarde een uniek leven in het vlees leidde en dat zij, de twaalf, geroepen waren om deel te nemen aan deze zelfschenkingservaring van de Zoon des Mensen; en als dergelijke medewerkers moesten zij ook delen in veel van de speciale beperkingen en verplichtingen van de gehele zelfschenkings ervaring. Hij maakte een bedekte toespeling op het feit dat de Zoon des Mensen de enige persoon was die ooit op aarde had geleefd, en die tegelijkertijd inzicht had in het hart van God zelf en in de diepste diepten van ’s mensen ziel.
1955 142:7.3 Very plainly Jesus explained that the kingdom of heaven was an evolutionary experience, beginning here on earth and progressing up through successive life stations to Paradise. In the course of the evening he definitely stated that at some future stage of kingdom development he would revisit this world in spiritual power and divine glory.
1997 142:7.3 Zeer duidelijk legde Jezus uit dat het koninkrijk des hemels een evolutionaire ervaring was die hier op aarde een aanvang nam en zich voortzette langs opeenvolgende tussenstations van het leven tot aan het Paradijs. In de loop van de avond verklaarde hij met stelligheid dat hij in een toekomstig ontwikkelingsstadium van het koninkrijk deze wereld opnieuw zou bezoeken in geestelijke macht en goddelijke heerlijkheid.
1955 142:7.4 He next explained that the “kingdom idea” was not the best way to illustrate man’s relation to God; that he employed such figures of speech because the Jewish people were expecting the kingdom, and because John had preached in terms of the coming kingdom. Jesus said: “The people of another age will better understand the gospel of the kingdom when it is presented in terms expressive of the family relationship—when man understands religion as the teaching of the fatherhood of God and the brotherhood of man, sonship with God.” Then the Master discoursed at some length on the earthly family as an illustration of the heavenly family, restating the two fundamental laws of living: the first commandment of love for the father, the head of the family, and the second commandment of mutual love among the children, to love your brother as yourself. And then he explained that such a quality of brotherly affection would invariably manifest itself in unselfish and loving social service.
1997 142:7.4 Vervolgens legde hij uit dat het ‘koninkrijk-idee’ niet de beste manier was om de verhouding van de mens tot God te verduidelijken: dat hij zulke beeldspraak gebruikte omdat het Joodse volk het koninkrijk verwachtte, en ook omdat Johannes gepredikt had in termen van het komende koninkrijk. Jezus zei: ‘De mensen van een ander tijdperk zullen het evangelie van het koninkrijk beter begrijpen wanneer het gebracht wordt in bewoordingen die de familieverhouding uitdrukken — wanneer de mens religie opvat als de leer van het vaderschap van God en de broederschap der mensen, zoonschap bij God[41].’ Daarna sprak de Meester tamelijk lang over de aardse familie als een illustratie van de hemelse familie, waarbij hij de twee fundamentele levenswetten opnieuw onder woorden bracht: het eerste gebod van liefde voor de vader, het hoofd van het gezin, en het tweede gebod van onderlinge liefde tussen de kinderen, uw broeder lief te hebben als uzelf. En vervolgens legde hij uit dat een dergelijke kwaliteit van broederlijke genegenheid zich onveranderlijk zou manifesteren in onbaatzuchtig, liefdevol dienstbetoon aan de gemeenschap.
1955 142:7.5 Following that, came the memorable discussion of the fundamental characteristics of family life and their application to the relationship existing between God and man. Jesus stated that a true family is founded on the following seven facts:
1997 142:7.5 Hierop volgde de gedenkwaardige bespreking over de fundamentele kenmerken van het familieleven en hun toepasselijkheid op de verhouding die tussen God en de mens bestaat. Jezus stelde dat een echte familie is gebaseerd op de volgende zeven feiten:
1955 142:7.6 1. The fact of existence. The relationships of nature and the phenomena of mortal likenesses are bound up in the family: Children inherit certain parental traits. The children take origin in the parents; personality existence depends on the act of the parent. The relationship of father and child is inherent in all nature and pervades all living existences.
1997 142:7.6 1. Het feit van het bestaan. Natuurlijke verhoudingen en de verschijnselen van de overeenkomsten tussen stervelingen zijn nauw verbonden aan de familie: kinderen erven bepaalde trekken van de ouders. De kinderen hebben hun oorsprong in de ouders; het bestaan van de persoonlijkheid is afhankelijk van de daad van de vader. De verhouding tussen vader en kind is eigen aan de hele natuur en doordringt alle levend bestaan.
1955 142:7.7 2. Security and pleasure. True fathers take great pleasure in providing for the needs of their children. Many fathers are not content with supplying the mere wants of their children but enjoy making provision for their pleasures also.
1997 142:7.7 2. Veiligheid en genoegen. Echte vaders scheppen er een groot genoegen in om te voorzien in de behoeften van hun kinderen. Vele vaders stellen zich er niet mee tevreden alleen maar in de behoeften van hun kinderen te voorzien, maar vinden het prettig ook voorzieningen te treffen voor hun genoegens.
1955 142:7.8 3. Education and training. Wise fathers carefully plan for the education and adequate training of their sons and daughters. When young they are prepared for the greater responsibilities of later life.
1997 142:7.8 3. Opvoeding en opleiding. Verstandige vaders maken zorgvuldige plannen voor de opvoeding en adequate opleiding van hun zonen en dochters. Als dezen nog jong zijn, worden ze voorbereid op de grotere verantwoordelijkheden in hun latere leven.
1955 142:7.9 4. Discipline and restraint. Farseeing fathers also make provision for the necessary discipline, guidance, correction, and sometimes restraint of their young and immature offspring.
1997 142:7.9 4. Discipline en beteugeling. Vooruitziende vaders zorgen ook voor de noodzakelijke discipline, leiding, terechtwijzing, en soms beteugeling van hun jonge, onvolwassen nakomelingen.
1955 142:7.10 5. Companionship and loyalty. The affectionate father holds intimate and loving intercourse with his children. Always is his ear open to their petitions; he is ever ready to share their hardships and assist them over their difficulties. The father is supremely interested in the progressive welfare of his progeny.
1997 142:7.10 5. Kameraadschap en loyaliteit. De liefhebbende vader gaat vertrouwelijk en liefdevol met zijn kinderen om. Hij staat altijd open voor hun verzoeken; hij is altijd bereid om hun tegenspoed te delen en hen door hun moeilijkheden heen te helpen. De vader is in de allerhoogste mate geïnteresseerd in het gestaag toenemende welzijn van zijn nageslacht.
1955 142:7.11 6. Love and mercy. A compassionate father is freely forgiving; fathers do not hold vengeful memories against their children. Fathers are not like judges, enemies, or creditors. Real families are built upon tolerance, patience, and forgiveness.
1997 142:7.11 6. Liefde en barmhartigheid. Een meevoelende vader vergeeft gemakkelijk; vaders koesteren geen wraakzuchtige herinneringen ten opzichte van hun kinderen. Vaders gedragen zich niet als rechters, vijanden, of als schuldeisers. Echte families zijn gebouwd op verdraagzaamheid, geduld, en vergevensgezindheid.
1955 142:7.12 7. Provision for the future. Temporal fathers like to leave an inheritance for their sons. The family continues from one generation to another. Death only ends one generation to mark the beginning of another. Death terminates an individual life but not necessarily the family.
1997 142:7.12 7. Voorziening voor de toekomst. Aardse vaders laten graag een erfenis na voor hun zonen. De familie blijft bestaan van generatie op generatie. De dood brengt slechts het einde van één generatie en geeft tegelijk het begin aan van een nieuwe. De dood beëindigt het leven van een individueel mens, doch niet noodzakelijkerwijs van de familie.
1955 142:7.13 For hours the Master discussed the application of these features of family life to the relations of man, the earth child, to God, the Paradise Father. And this was his conclusion: “This entire relationship of a son to the Father, I know in perfection, for all that you must attain of sonship in the eternal future I have now already attained. The Son of Man is prepared to ascend to the right hand of the Father, so that in me is the way now open still wider for all of you to see God and, ere you have finished the glorious progression, to become perfect, even as your Father in heaven is perfect.”
1997 142:7.13 Urenlang besprak de Meester de toepasselijkheid van deze kenmerken van het gezinsleven op de betrekking tussen de mens, het aardse kind, tot God, de Vader in het Paradijs. En zijn conclusie was als volgt: ‘Deze gehele verhouding van een zoon met de Vader ken ik in volmaaktheid, want alles wat jullie in de eeuwige toekomst aan zoonschap moet bereiken, heb ik nu reeds bereikt. De Zoon des Mensen is klaar om op te varen ter rechterhand des Vaders, zodat in mij de weg nog wijder open ligt voor jullie allen om God te zien, en om nog voordat jullie de glorierijke weg omhoog hebt volbracht, volmaakt te worden zoals jullie Vader in de hemel volmaakt is[42].’
1955 142:7.14 When the apostles heard these startling words, they recalled the pronouncements which John made at the time of Jesus’ baptism, and they also vividly recalled this experience in connection with their preaching and teaching subsequent to the Master’s death and resurrection.
1997 142:7.14 Toen de apostelen deze verbazingwekkende woorden hoorden, herinnerden ze zich de uitspraken van Johannes op het moment van de doop van Jezus, en zij herinnerden zich deze ervaring ook levendig bij hun prediking en onderricht in de tijd na de dood en opstanding van de Meester.
1955 142:7.15 Jesus is a divine Son, one in the Universal Father’s full confidence. He had been with the Father and comprehended him fully. He had now lived his earth life to the full satisfaction of the Father, and this incarnation in the flesh had enabled him fully to comprehend man. Jesus was the perfection of man; he had attained just such perfection as all true believers are destined to attain in him and through him. Jesus revealed a God of perfection to man and presented in himself the perfected son of the realms to God.
1997 142:7.15 Jezus is een goddelijke Zoon, een Zoon die het volle vertrouwen geniet van de Universele Vader. Hij had met de Vader verkeerd en begreep hem ten volle. Hij had nu zijn aardse leven geleid tot volle tevredenheid van de Vader, en deze incarnatie in het vlees had hem in staat gesteld de mens volledig te begrijpen. Jezus was de volmaaktheid van de mens; hij had dezelfde volmaaktheid bereikt die alle ware gelovigen voorbestemd zijn in hem en door hem te bereiken. Jezus openbaarde een God van volmaaktheid aan de mens en liet in zichzelf de volmaakt geworden zoon van deze gebieden aan God zien.
1955 142:7.16 Although Jesus discoursed for several hours, Thomas was not yet satisfied, for he said: “But, Master, we do not find that the Father in heaven always deals kindly and mercifully with us. Many times we grievously suffer on earth, and not always are our prayers answered. Where do we fail to grasp the meaning of your teaching?”
1997 142:7.16 Ofschoon Jezus verschillende uren lang sprak, was Tomas nog niet geheel tevredengesteld, want hij zei: ‘Maar Meester, wij merken niet dat de Vader in de hemel ons altijd vriendelijk en barmhartig bejegent. Vaak lijden wij smartelijk op aarde, en niet altijd worden onze gebeden verhoord. Op welk punt begrijpen wij de betekenis van uw onderricht niet?’
1955 142:7.17 Jesus replied: “Thomas, Thomas, how long before you will acquire the ability to listen with the ear of the spirit? How long will it be before you discern that this kingdom is a spiritual kingdom, and that my Father is also a spiritual being? Do you not understand that I am teaching you as spiritual children in the spirit family of heaven, of which the fatherhead is an infinite and eternal spirit? Will you not allow me to use the earth family as an illustration of divine relationships without so literally applying my teaching to material affairs? In your minds cannot you separate the spiritual realities of the kingdom from the material, social, economic, and political problems of the age? When I speak the language of the spirit, why do you insist on translating my meaning into the language of the flesh just because I presume to employ commonplace and literal relationships for purposes of illustration? My children, I implore that you cease to apply the teaching of the kingdom of the spirit to the sordid affairs of slavery, poverty, houses, and lands, and to the material problems of human equity and justice. These temporal matters are the concern of the men of this world, and while in a way they affect all men, you have been called to represent me in the world, even as I represent my Father. You are spiritual ambassadors of a spiritual kingdom, special representatives of the spirit Father. By this time it should be possible for me to instruct you as full-grown men of the spirit kingdom. Must I ever address you only as children? Will you never grow up in spirit perception? Nevertheless, I love you and will bear with you, even to the very end of our association in the flesh. And even then shall my spirit go before you into all the world.”
1997 142:7.17 Jezus antwoordde: ‘Tomas, Tomas, hoe lang zal het nog duren voordat je in staat zult zijn met het oor van de geest te luisteren? Hoe lang zal het nog duren voordat je inziet dat dit koninkrijk een geestelijk koninkrijk is, en dat mijn Vader ook een geestelijk wezen is? Begrijp je niet dat ik jullie onderricht als geestelijke kinderen in het geestelijke gezin van de hemel, waarvan het hoofd, de Vader, een oneindige, eeuwige geest is? Wil je me niet toestaan om de aardse familie te gebruiken ter verheldering van goddelijke betrekkingen, zonder mijn onderricht zo letterlijk op materiële zaken toe te passen? Kun je in je denken de geestelijke werkelijkheden van het koninkrijk niet los zien van de materiële, sociale, economische, en politieke problemen van deze tijd? Als ik de taal van de geest spreek, waarom sta je er dan op om mijn bedoeling te vertalen in de taal van het vlees, alleen maar omdat ik gewone, letterlijke betrekkingen durf te gebruiken om de dingen te verduidelijken? Kinderen, ik smeek jullie ermee op te houden de leer van het koninkrijk van de geest toe te passen op verachtelijke zaken als slavernij, armoede, huizen, en land, en op de materiële problemen van menselijke billijkheid en rechtvaardigheid. Deze wereldlijke zaken gaan de mensen van deze wereld aan en ofschoon ze in zekere zin van invloed zijn op alle mensen, zijn jullie geroepen om mij in de wereld te vertegenwoordigen, evenals ik mijn Vader vertegenwoordig. Jullie zijn geestelijke ambassadeurs van een geestelijk koninkrijk, speciale vertegenwoordigers van de Vader die geest is. Het zou mij nu mogelijk moeten zijn jullie te onderrichten als volwassenen in het koninkrijk van de geest. Moet ik mij altijd alleen maar tot jullie blijven richten als tot kinderen? Zullen jullie wat het geestelijk inzicht betreft nooit volwassen worden? Niettemin houd ik van jullie en zal ik geduld met jullie hebben, ja, tot aan het ein- de van ons samenzijn in het vlees. En zelfs dan zal mijn geest jullie voorgaan in de hele wereld.’
8. IN SOUTHERN JUDEA
8. IN ZUIDELIJK JUDEA
1955 142:8.1 By the end of April the opposition to Jesus among the Pharisees and Sadducees had become so pronounced that the Master and his apostles decided to leave Jerusalem for a while, going south to work in Bethlehem and Hebron. The entire month of May was spent in doing personal work in these cities and among the people of the surrounding villages. No public preaching was done on this trip, only house-to-house visitation. A part of this time, while the apostles taught the gospel and ministered to the sick, Jesus and Abner spent at Engedi, visiting the Nazarite colony. John the Baptist had gone forth from this place, and Abner had been head of this group. Many of the Nazarite brotherhood became believers in Jesus, but the majority of these ascetic and eccentric men refused to accept him as a teacher sent from heaven because he did not teach fasting and other forms of self-denial.
1997 142:8.1 Tegen het einde van april was de tegenstand tegen Jezus onder de Farizeeën en Sadduceeën zo uitgesproken geworden, dat de Meester en zijn apostelen besloten Jeruzalem voor een poosje te verlaten en naar het zuiden te gaan om in Betlehem en Hebron te werken[43]. De gehele maand mei werd besteed aan persoonlijk werk in deze steden en onder de mensen van de omliggende dorpen. Er werd op deze tocht niet in het openbaar gepredikt, ze gingen alleen van huis tot huis op bezoek. Terwijl de apostelen onderricht gaven in het evangelie en de zieken hielpen, brachten Jezus en Abner deze tijd gedeeltelijk door te Engedi, waar ze de kolonie der Nazareeërs bezochten. Johannes de Doper was van hieruit zijn werk begonnen, en Abner had aan het hoofd gestaan van deze groep. Velen van de broederschap der Nazareeërs gingen in Jezus geloven, maar de meerderheid van deze ascetische en excentrieke mannen weigerde hem als een van de hemel gezonden leraar te aanvaarden, omdat hij het vasten niet onderrichtte, noch andere vormen van onthouding.
1955 142:8.2 The people living in this region did not know that Jesus had been born in Bethlehem. They always supposed the Master had been born at Nazareth, as did the vast majority of his disciples, but the twelve knew the facts.
1997 142:8.2 De mensen in deze streek wisten niet dat Jezus geboren was in Betlehem. Zij veronderstelden steeds dat hij in Nazaret was geboren, zoals ook de grote meerderheid van zijn discipelen dachten, maar de twaalf kenden de feiten.
1955 142:8.3 This sojourn in the south of Judea was a restful and fruitful season of labor; many souls were added to the kingdom. By the first days of June the agitation against Jesus had so quieted down in Jerusalem that the Master and the apostles returned to instruct and comfort believers.
1997 142:8.3 Dit verblijf in het zuiden van Judea was een rustgevende, vruchtbare arbeidsperiode: vele zielen werden toegevoegd aan het koninkrijk. In het begin van juni was de agitatie tegen Jezus zo afgenomen in Jeruzalem, dat de Meester en de apostelen er terugkeerden om de gelovigen te onderrichten en te bemoedigen.
1955 142:8.4 Although Jesus and the apostles spent the entire month of June in or near Jerusalem, they did no public teaching during this period. They lived for the most part in tents, which they pitched in a shaded park, or garden, known in that day as Gethsemane. This park was situated on the western slope of the Mount of Olives not far from the brook Kidron. The Sabbath weekends they usually spent with Lazarus and his sisters at Bethany. Jesus entered within the walls of Jerusalem only a few times, but a large number of interested inquirers came out to Gethsemane to visit with him. One Friday evening Nicodemus and one Joseph of Arimathea ventured out to see Jesus but turned back through fear even after they were standing before the entrance to the Master’s tent. And, of course, they did not perceive that Jesus knew all about their doings.
1997 142:8.4 Ofschoon Jezus en de apostelen de gehele maand juni in of nabij Jeruzalem doorbrachten, gaven zij gedurende deze periode geen onderricht in het openbaar. Zij woonden grotendeels in tenten die zij opsloegen in een schaduwrijk park, of tuin, in die tijd Getsemane genaamd. Dit park lag op de westelijke helling van de Olijfberg, niet ver van de beek Kidron. De Sabbat-weekeinden brachten zij gewoonlijk te Betanië door, bij Lazarus en zijn zusters. Jezus begaf zich slechts een paar maal binnen de muren van Jeruzalem, doch een groot aantal belangstellenden, die hem vragen wilden stellen, kwam uit de stad naar Getsemane om hem te bezoeken. Op een vrijdagavond waagden Nicodemus en een zekere Jozef van Arimatea zich naar buiten om Jezus te bezoeken, maar zij keerden uit vrees terug, ofschoon zij reeds voor de ingang van de tent van de Meester stonden. En zij beseften natuurlijk niet dat Jezus alles van hun doen en laten wist.
1955 142:8.5 When the rulers of the Jews learned that Jesus had returned to Jerusalem, they prepared to arrest him; but when they observed that he did no public preaching, they concluded that he had become frightened by their previous agitation and decided to allow him to carry on his teaching in this private manner without further molestation. And thus affairs moved along quietly until the last days of June, when one Simon, a member of the Sanhedrin, publicly espoused the teachings of Jesus, after so declaring himself before the rulers of the Jews. Immediately a new agitation for Jesus’ apprehension sprang up and grew so strong that the Master decided to retire into the cities of Samaria and the Decapolis.
1997 142:8.5 Toen de oversten der Joden vernamen dat Jezus naar Jeruzalem was teruggekomen, troffen zij voorbereidingen om hem gevangen te nemen; toen zij echter zagen dat hij niet in het openbaar predikte, concludeerden zij dat hij bang was geworden door de beroering die zij de vorige keer verwekt hadden, en besloten toe te laten dat hij zijn onderricht op deze onopvallende wijze voortzette, zonder hem verder lastig te vallen. Zo verliep alles rustig, totdat in het laatst van juni een zekere Simon, een lid van het Sanhedrin, openlijk een aanhanger werd van de leer van Jezus, nadat hij ten overstaan van de oversten der Joden zich in deze zin geuit had. Ogenblikkelijk ontstond er nieuwe agitatie om Jezus gevangen te nemen en deze werd zo krachtig, dat de Meester besloot zich terug te trekken naar de steden in Samaria en de Dekapolis[44].
Verhandeling 141. Het werk in het openbaar wordt aangevangen |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 143. De tocht door Samaria |