Het Urantia Boek in het Engels is sinds 2006 wereldwijd Public Domain.
Vertalingen: © 1997 De Stichting Urantia
Verhandeling 142. Het Pascha te Jeruzalem |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 144. Op Gilboa en in de Dekapolis |
GOING THROUGH SAMARIA
DE TOCHT DOOR SAMARIA
1955 143:0.1 AT THE end of June, A.D. 27, because of the increasing opposition of the Jewish religious rulers, Jesus and the twelve departed from Jerusalem, after sending their tents and meager personal effects to be stored at the home of Lazarus at Bethany. Going north into Samaria, they tarried over the Sabbath at Bethel. Here they preached for several days to the people who came from Gophna and Ephraim. A group of citizens from Arimathea and Thamna came over to invite Jesus to visit their villages. The Master and his apostles spent more than two weeks teaching the Jews and Samaritans of this region, many of whom came from as far as Antipatris to hear the good news of the kingdom.
1997 143:0.1 IN het laatst van juni, a.d. 27, vertrokken Jezus en de twaalf uit Jeruzalem vanwege de toenemende tegenstand van de Joodse godsdienstige leiders; ze hadden hun tenten en schaarse persoonlijke bezittingen naar het huis van Lazarus te Betanië gezonden, om daar te worden opgeslagen. Ze reisden in noordelijke richting naar Samaria en bleven gedurende de Sabbat in Betel. Hier predikten zij verscheidene dagen tot de mensen die uit Gofna en Efraïm kwamen. Een groep inwoners van Arimatea en Tamna kwam over om Jezus uit te nodigen ook hun dorpen te bezoeken. De Meester en zijn apostelen verbleven meer dan twee weken hier en onderrichtten de Joden en Samaritanen uit deze streek, van wie velen helemaal uit Antipatris waren gekomen om het goede nieuws van het koninkrijk te horen.
1955 143:0.2 The people of southern Samaria heard Jesus gladly, and the apostles, with the exception of Judas Iscariot, succeeded in overcoming much of their prejudice against the Samaritans. It was very difficult for Judas to love these Samaritans. The last week of July Jesus and his associates made ready to depart for the new Greek cities of Phasaelis and Archelais near the Jordan.
1997 143:0.2 De mensen uit zuidelijk Samaria hoorden Jezus met blijdschap aan, en de apostelen, met uitzondering van Judas Iskariot, slaagden erin veel van hun vooroordelen tegen de Samaritanen te overwinnen. Het viel Judas zeer moeilijk deze Samaritanen lief te hebben. De laatste week van juli maakten Jezus en zijn metgezellen zich gereed om te vertrekken naar de nieuwe Griekse steden Phasaelis en Archelaïs, dichtbij de Jordaan.
1. PREACHING AT ARCHELAIS
1. PREDIKEN IN ARCHELAÏS
1955 143:1.1 The first half of the month of August the apostolic party made its headquarters at the Greek cities of Archelais and Phasaelis, where they had their first experience preaching to well-nigh exclusive gatherings of gentiles—Greeks, Romans, and Syrians—for few Jews dwelt in these two Greek towns. In contacting with these Roman citizens, the apostles encountered new difficulties in the proclamation of the message of the coming kingdom, and they met with new objections to the teachings of Jesus. At one of the many evening conferences with his apostles, Jesus listened attentively to these objections to the gospel of the kingdom as the twelve repeated their experiences with the subjects of their personal labors.
1997 143:1.1 De eerste helft van de maand augustus maakte het gezelschap der apostelen de Griekse steden Archelaïs en Phasaelis tot hun hoofdkwartier, en hier deden ze hun eerste ervaring op met het prediken tot groepen mensen die bijna geheel bestonden uit niet-Joden — Grieken, Romeinen, en Syriërs — want er woonden maar weinig Joden in deze twee Griekse steden. In hun contact met deze Romeinse burgers kregen de apostelen te kampen met nieuwe moeilijkheden bij de verkondiging van de boodschap van het komende koninkrijk, en zij kregen nieuwe tegenwerpingen te horen tegen de leer van Jezus. Op een van de vele avondbesprekingen met zijn apostelen, toen de twaalf vertelden van hun ervaringen met de mensen die zij in hun persoonlijke werk hadden ontmoet, luisterde Jezus aandachtig naar deze tegenwerpingen tegen het evangelie van het koninkrijk.
1955 143:1.2 A question asked by Philip was typical of their difficulties. Said Philip: “Master, these Greeks and Romans make light of our message, saying that such teachings are fit for only weaklings and slaves. They assert that the religion of the heathen is superior to our teaching because it inspires to the acquirement of a strong, robust, and aggressive character. They affirm that we would convert all men into enfeebled specimens of passive nonresisters who would soon perish from the face of the earth. They like you, Master, and freely admit that your teaching is heavenly and ideal, but they will not take us seriously. They assert that your religion is not for this world; that men cannot live as you teach. And now, Master, what shall we say to these gentiles?”
1997 143:1.2 Een vraag die door Filippus gesteld werd, was typerend voor hun moeilijkheden. Filippus zei: ‘Meester, deze Grieken en Romeinen wuiven onze boodschap luchtig weg en zeggen dat zo’n leer alleen geschikt is voor zwakkelingen en slaven. Zij beweren dat de religie van de heidenen beter is dan onze leer, omdat ze inspireert tot het verwerven van een sterk, robuust, en strijdlustig karakter. Zij verzekeren ons dat wij alle mensen willen veranderen in toonbeelden van verzwakte passiviteit, die geen weerstand bieden en spoedig zullen omkomen en van de aardbodem verdwenen zullen zijn. Zij mogen u wel, Meester, en erkennen ronduit dat uw leer hemels en ideaal is, maar zij willen ons niet serieus nemen. Ze beweren dat uw religie niet voor deze wereld is: dat mensen niet kunnen leven zoals u leert. En wat moeten wij tegen deze heidenen zeggen, Meester?’
1955 143:1.3 After Jesus had heard similar objections to the gospel of the kingdom presented by Thomas, Nathaniel, Simon Zelotes, and Matthew, he said to the twelve:
1997 143:1.3 Toen Jezus soortgelijke tegenwerpingen tegen het evangelie had aangehoord van de zijde van Tomas, Natanael, Simon Zelotes en Matteüs, zei hij tot de twaalf:
1955 143:1.4 “I have come into this world to do the will of my Father and to reveal his loving character to all mankind. That, my brethren, is my mission. And this one thing I will do, regardless of the misunderstanding of my teachings by Jews or gentiles of this day or of another generation. But you should not overlook the fact that even divine love has its severe disciplines. A father’s love for his son oftentimes impels the father to restrain the unwise acts of his thoughtless offspring. The child does not always comprehend the wise and loving motives of the father’s restraining discipline. But I declare to you that my Father in Paradise does rule a universe of universes by the compelling power of his love. Love is the greatest of all spirit realities. Truth is a liberating revelation, but love is the supreme relationship. And no matter what blunders your fellow men make in their world management of today, in an age to come the gospel which I declare to you will rule this very world. The ultimate goal of human progress is the reverent recognition of the fatherhood of God and the loving materialization of the brotherhood of man.
1997 143:1.4 ‘Ik ben in deze wereld gekomen om de wil van mijn Vader te doen en zijn liefdevolle karakter aan de hele mensheid te openbaren. Dat, broeders, is mijn missie. En dit ene zal ik doen, ongeacht of mijn onderricht door Joden of niet-Joden van nu of van een latere generatie, verkeerd wordt begrepen. Maar jullie moet het feit niet over het hoofd zien dat zelfs de goddelijke liefde haar strenge tuchtmaatregelen kent. De liefde van een vader voor zijn zoon dwingt hem er dikwijls toe zijn onnadenkende kinderen van dwaze daden af te houden. Het kind begrijpt niet altijd de wijze, liefdevolle beweegredenen achter de intomende tucht van de vader. Maar ik zeg jullie dat mijn Vader in het Paradijs inderdaad een universum van universa regeert door de dwingende kracht van zijn liefde. Liefde is de grootste van alle geest-werkelijkheden. Waarheid is een bevrijdende openbaring, maar liefde is de allerhoogste verhouding. En welke grote fouten uw medemensen ook maken in het beheer van de wereld van vandaag, toch zal dit evangelie dat ik u verkondig, in een toekomende tijd deze zelfde wereld regeren. Het uiteindelijke doel van de menselijke vooruitgang is de eerbiedige erkenning van het vaderschap van God en de liefdevolle verwezenlijking van de broederschap der mensen[1].
1955 143:1.5 “But who told you that my gospel was intended only for slaves and weaklings? Do you, my chosen apostles, resemble weaklings? Did John look like a weakling? Do you observe that I am enslaved by fear? True, the poor and oppressed of this generation have the gospel preached to them. The religions of this world have neglected the poor, but my Father is no respecter of persons. Besides, the poor of this day are the first to heed the call to repentance and acceptance of sonship. The gospel of the kingdom is to be preached to all men—Jew and gentile, Greek and Roman, rich and poor, free and bond—and equally to young and old, male and female.
1997 143:1.5 ‘Maar wie heeft jullie verteld dat mijn evangelie alleen bedoeld was voor slaven en zwakkelingen? Zien jullie, mijn uitverkoren apostelen, eruit als zwakkelingen? Zag Johannes er als een zwakkeling uit? Vinden jullie dat ik geknecht word door vrees? Het is waar dat het evangelie wordt gepredikt aan de armen en verdrukten van deze generatie. De godsdiensten van deze wereld hebben de armen verwaarloosd, maar mijn Vader kent geen aanzien des persoons. Daar komt bij dat de armen van nu de eersten zijn die gehoor geven aan de oproep tot berouw, en het zoonschap aanvaarden. Het evangelie van het koninkrijk moet aan alle mensen gepredikt worden — Joden en niet-Joden, Grieken en Romeinen, rijken en armen, vrijen en slaven — en gelijkelijk aan jong en oud, aan mannen en vrouwen[2].
1955 143:1.6 “Because my Father is a God of love and delights in the practice of mercy, do not imbibe the idea that the service of the kingdom is to be one of monotonous ease. The Paradise ascent is the supreme adventure of all time, the rugged achievement of eternity. The service of the kingdom on earth will call for all the courageous manhood that you and your coworkers can muster. Many of you will be put to death for your loyalty to the gospel of this kingdom. It is easy to die in the line of physical battle when your courage is strengthened by the presence of your fighting comrades, but it requires a higher and more profound form of human courage and devotion calmly and all alone to lay down your life for the love of a truth enshrined in your mortal heart.
1997 143:1.6 ‘Denkt niet, omdat mijn Vader een God van liefde is en er genoegen in schept om barmhartigheid te tonen, dat de dienst in het koninkrijk eentonig en gemakkelijk zal zijn. De opklimming naar het Paradijs is het allerhoogste avontuur van alle tijden, de stoere opgave die in de eeuwigheid volbracht moet worden. En de dienst in het koninkrijk op aarde zal alle moed en mannelijkheid van jullie vergen die jullie en jullie medewerkers zult kunnen opbrengen. Velen van jullie zullen ter dood gebracht worden om jullie trouw aan het evangelie van dit koninkrijk. Het is gemakkelijk om in de frontlijn van een fysieke veldslag te sterven, wanneer je moed gesterkt wordt door de aanwezigheid van je strijdende kameraden, doch het vereist een hogere, dieper wortelende vorm van menselijke moed en toewijding om kalm en helemaal alleen je leven te geven uit liefde voor een waarheid die je als een kostbaarheid in je sterfelijke hart bewaart[3].
1955 143:1.7 “Today, the unbelievers may taunt you with preaching a gospel of nonresistance and with living lives of nonviolence, but you are the first volunteers of a long line of sincere believers in the gospel of this kingdom who will astonish all mankind by their heroic devotion to these teachings. No armies of the world have ever displayed more courage and bravery than will be portrayed by you and your loyal successors who shall go forth to all the world proclaiming the good news—the fatherhood of God and the brotherhood of men. The courage of the flesh is the lowest form of bravery. Mind bravery is a higher type of human courage, but the highest and supreme is uncompromising loyalty to the enlightened convictions of profound spiritual realities. And such courage constitutes the heroism of the God-knowing man. And you are all God-knowing men; you are in very truth the personal associates of the Son of Man.”
1997 143:1.7 ‘De ongelovigen kunnen jullie nu wel honen omdat je een evangelie predikt van geweldloosheid en omdat jullie een leven zonder geweld leidt, maar jullie zijn de eerste vrijwilligers in een lange rij van oprechte gelovigen in dit evangelie van het koninkrijk die de ganse mensheid verbaasd zullen doen staan door hun heldhaftige toewijding aan deze leer. Geen leger ter wereld heeft ooit meer moed en dapperheid aan de dag gelegd dan door jullie getoond zal worden, en door jullie trouwe opvolgers die over de ganse aarde zullen uitgaan om het goede nieuws te verkondigen — het vaderschap van God en de broederschap der mensen. De moed van het vlees is de laagste vorm van dapperheid. Dapperheid van denken is een hogere vorm van menselijke moed, maar de hoogste, verhevenste dapperheid is een onwrikbare trouw aan verlichte overtuigingen ten aanzien van diepe geestelijke werkelijkheden. Uit zulk een moed bestaat het heldendom van de Godkennende mens. En jullie allen kennen God: jullie bent naar diepste waarheid de persoonlijke medewerkers van de Zoon des Mensen.
1955 143:1.8 This was not all that Jesus said on that occasion, but it is the introduction of his address, and he went on at great length in amplification and in illustration of this pronouncement. This was one of the most impassioned addresses which Jesus ever delivered to the twelve. Seldom did the Master speak to his apostles with evident strong feeling, but this was one of those few occasions when he spoke with manifest earnestness, accompanied by marked emotion.
1997 143:1.8 Dit was niet alles wat Jezus bij deze gelegenheid zei, maar vormde de inleiding tot zijn toespraak, en hij sprak nog lang door om deze uitspraken aan te vullen en toe te lichten. Dit was een van de meest gepassioneerde toespraken die Jezus ooit tot de twaalf hield. Slechts zelden gaf de Meester, wanneer hij tot zijn apostelen sprak, blijk van intense gevoelens, maar dit was een van die weinige gelegenheden dat hij met zichtbare ernst en kennelijke emotie sprak.
1955 143:1.9 The result upon the public preaching and personal ministry of the apostles was immediate; from that very day their message took on a new note of courageous dominance. The twelve continued to acquire the spirit of positive aggression in the new gospel of the kingdom. From this day forward they did not occupy themselves so much with the preaching of the negative virtues and the passive injunctions of their Master’s many-sided teaching.
1997 143:1.9 De uitwerking op de openbare prediking en op het persoonlijke werk van de apostelen was onmiddellijk merkbaar: van die dag af aan klonk er in hun boodschap een nieuwe toon van moed en overwicht. De twaalf maakten zich steeds meer de geestesgesteldheid van positieve strijdlust voor het nieuwe evangelie van het koninkrijk eigen. Vanaf die dag hielden ze zich niet meer zoveel bezig met het prediken van de negatieve deugden en de passieve geboden van de zo veelzijdige leer van hun Meester.
2. LESSON ON SELF-MASTERY
2. HET ONDERRICHT OVER ZELFBEHEERSING
1955 143:2.1 The Master was a perfected specimen of human self-control. When he was reviled, he reviled not; when he suffered, he uttered no threats against his tormentors; when he was denounced by his enemies, he simply committed himself to the righteous judgment of the Father in heaven.
1997 143:2.1 De Meester was een voorbeeld van volmaakt geworden menselijke zelfbeheersing[4]. Toen hij werd bespot, spotte hij niet terug; toen hij leed, uitte hij geen dreigementen tegen zijn kwellers; toen hij door zijn vijanden openlijk werd aangeklaagd, vertrouwde hij zich eenvoudig toe aan het rechtvaardige oordeel van de Vader in de hemel.
1955 143:2.2 At one of the evening conferences, Andrew asked Jesus: “Master, are we to practice self-denial as John taught us, or are we to strive for the self-control of your teaching? Wherein does your teaching differ from that of John?” Jesus answered: “John indeed taught you the way of righteousness in accordance with the light and laws of his fathers, and that was the religion of self-examination and self-denial. But I come with a new message of self-forgetfulness and self-control. I show to you the way of life as revealed to me by my Father in heaven.
1997 143:2.2 Op een van de avondbesprekingen vroeg Andreas aan Jezus: ‘Meester, moeten wij een leven van zelfverzaking leiden, zoals Johannes ons leerde, of moeten wij streven naar de zelfbeheersing die u onderricht? Waarin verschilt uw leer van die van Johannes?’ Jezus antwoordde: ‘Johannes leerde jullie inderdaad de weg der rechtvaardigheid in overeenstemming met de verlichting en de wetten van zijn vaderen, en dit was de godsdienst van zelfonderzoek en zelfverzaking. Maar ik kom met een nieuwe boodschap van onbaatzuchtigheid en zelfbeheersing. Ik toon jullie de manier van leven die mij door mijn Vader in de hemel is geopenbaard.
1955 143:2.3 “Verily, verily, I say to you, he who rules his own self is greater than he who captures a city. Self-mastery is the measure of man’s moral nature and the indicator of his spiritual development. In the old order you fasted and prayed; as the new creature of the rebirth of the spirit, you are taught to believe and rejoice. In the Father’s kingdom you are to become new creatures; old things are to pass away; behold I show you how all things are to become new. And by your love for one another you are to convince the world that you have passed from bondage to liberty, from death into life everlasting.
1997 143:2.3 ‘Voorwaar, voorwaar zeg ik jullie, hij die zichzelf beheerst is groter dan wie een stad inneemt. Zelfbeheersing is de maatstok van ’s mensen morele natuur en de indicator van zijn geestelijke ontwikkeling. Onder de oude orde hebben jullie gevast en gebeden; als nieuwe schepselen door de wedergeboorte uit de geest, wordt jullie geleerd te geloven en je te verheugen. In het koninkrijk van de Vader moeten jullie nieuwe schepselen worden: de oude dingen zullen voorbijgaan; zie, ik toon jullie hoe alle dingen nieuw zullen worden. En door jullie liefde voor elkaar moeten jullie de wereld overtuigen dat je uit knechtschap bent overgegaan naar vrijheid, uit de dood naar het eeuwig leven.[5]
1955 143:2.4 “By the old way you seek to suppress, obey, and conform to the rules of living; by the new way you are first transformed by the Spirit of Truth and thereby strengthened in your inner soul by the constant spiritual renewing of your mind, and so are you endowed with the power of the certain and joyous performance of the gracious, acceptable, and perfect will of God. Forget not—it is your personal faith in the exceedingly great and precious promises of God that ensures your becoming partakers of the divine nature. Thus by your faith and the spirit’s transformation, you become in reality the temples of God, and his spirit actually dwells within you. If, then, the spirit dwells within you, you are no longer bondslaves of the flesh but free and liberated sons of the spirit. The new law of the spirit endows you with the liberty of self-mastery in place of the old law of the fear of self-bondage and the slavery of self-denial.
1997 143:2.4 ‘Op de oude manier probeer je te onderdrukken, te gehoorzamen, en te voldoen aan de regels van het leven; op de nieuwe manier wordt je eerst getransformeerd door de Geest van Waarheid en daardoor in het diepst van je ziel gesterkt door de voortdurende geestelijke vernieuwing van je bewustzijn, en zo wordt je de kracht geschonken om in zekerheid en vreugde de genadevolle, aannemelijke en volmaakte wil van God te volbrengen. Vergeet niet dat het je persoonlijke geloofsvertrouwen is in de buitengewoon grote en kostbare beloften van God, dat garandeert dat je deel zult hebben aan de goddelijke natuur. Zo worden jullie door je geloof en de transformatie van de geest in werkelijkheid de tempels van God, en zijn geest woont daadwerkelijk in jullie. Als dan de geest in jullie woont, zijn jullie niet langer slaven van het vlees, maar vrije en vrijgemaakte zonen van de geest. De nieuwe wet van de geest schenkt je de vrijheid van heerschappij over jezelf, in plaats van de oude wet van de vrees voor onderworpenheid aan het zelf en de slavernij van zelfverzaking[6].
1955 143:2.5 “Many times, when you have done evil, you have thought to charge up your acts to the influence of the evil one when in reality you have but been led astray by your own natural tendencies. Did not the Prophet Jeremiah long ago tell you that the human heart is deceitful above all things and sometimes even desperately wicked? How easy for you to become self-deceived and thereby fall into foolish fears, divers lusts, enslaving pleasures, malice, envy, and even vengeful hatred!
1997 143:2.5 ‘Dikwijls, wanneer jullie iets slechts hadden gedaan, hebben jullie gemeend jullie daden te kunnen toeschrijven aan de invloed van de boze, terwijl je in werkelijkheid alleen maar van het rechte spoor was afgebracht door je eigen natuurlijke neigingen. Zei de profeet Jeremia lang geleden al niet dat het menselijk hart arglistig is, meer dan enig ding, en soms zelfs hopeloos verdorven? Hoe licht bedrieg je jezelf niet, en verval je daardoor tot dwaze angsten, allerlei lusten, verslavende genoegens, boosaardigheid, jaloezie, en zelfs tot wraakzuchtige haat![7]
1955 143:2.6 “Salvation is by the regeneration of the spirit and not by the self-righteous deeds of the flesh. You are justified by faith and fellowshipped by grace, not by fear and the self-denial of the flesh, albeit the Father’s children who have been born of the spirit are ever and always masters of the self and all that pertains to the desires of the flesh. When you know that you are saved by faith, you have real peace with God. And all who follow in the way of this heavenly peace are destined to be sanctified to the eternal service of the ever-advancing sons of the eternal God. Henceforth, it is not a duty but rather your exalted privilege to cleanse yourselves from all evils of mind and body while you seek for perfection in the love of God.
1997 143:2.6 ‘Redding komt door wedergeboorte uit de geest en niet door van eigendunk getuigende daden van het vlees. Je wordt gerechtvaardigd door geloof en tot broederschap gebracht door genade, niet door vrees en de verzaking van het vlees, zij het dat de kinderen van de Vader die uit de geest geboren zijn, immer en altijd meester zijn over het zelf en over alles dat tot de verlangens van het vlees behoort. Wanneer je weet dat je door het geloof gered wordt, heb je werkelijk vrede met God. En het is de bestemming van allen die deze weg van hemelse vrede gaan, om zich te heiligen voor de eeuwige dienst van de immer vorderende zonen van de eeuwige God. Van nu af aan is het niet meer een plicht, maar veeleer je verheven voorrecht om jezelf van alle kwaad van bewustzijn en lichaam te reinigen, terwijl je streeft naar volmaaktheid in de liefde voor God[8].
1955 143:2.7 “Your sonship is grounded in faith, and you are to remain unmoved by fear. Your joy is born of trust in the divine word, and you shall not therefore be led to doubt the reality of the Father’s love and mercy. It is the very goodness of God that leads men into true and genuine repentance. Your secret of the mastery of self is bound up with your faith in the indwelling spirit, which ever works by love. Even this saving faith you have not of yourselves; it also is the gift of God. And if you are the children of this living faith, you are no longer the bondslaves of self but rather the triumphant masters of yourselves, the liberated sons of God.
1997 143:2.7 ‘Je zoonschap is gegrond op geloofsvertrouwen en je dient niet door vrees te worden bewogen. Je vreugde is ontsproten aan vertrouwen in het goddelijke woord, en derhalve zul je je niet aan het twijfelen laten brengen aan de werkelijkheid van de liefde en barmhartigheid van de Vader. Het is juist de goedheid van God die de mensen tot waar en echt berouw voert. Het geheim van de heerschappij over jezelf is onlosmakelijk verbonden met je geloof in de inwonende geest, die altijd door liefde werkt. Zelfs dit reddende geloof hebben jullie niet van jezelf: ook dit wordt je door God geschonken. En indien jullie kinderen bent die uit dit levende geloof zijn geboren, zijn jullie niet meer slaven van het zelf, maar veeleer triomferende meesters van jezelf, vrijgeworden zonen van God[9].
1955 143:2.8 “If, then, my children, you are born of the spirit, you are forever delivered from the self-conscious bondage of a life of self-denial and watchcare over the desires of the flesh, and you are translated into the joyous kingdom of the spirit, whence you spontaneously show forth the fruits of the spirit in your daily lives; and the fruits of the spirit are the essence of the highest type of enjoyable and ennobling self-control, even the heights of terrestrial mortal attainment—true self-mastery.”
1997 143:2.8 ‘Welnu dan, kinderen, indien jullie uit de geest geboren zijn, zijn jullie voor altijd bevrijd uit de steeds van het eigen zelf bewuste slavernij van een leven van zelfverzaking en toezicht op de verlangens van het vlees, en zijn jullie overgegaan naar het vreugdevolle koninkrijk van de geest, van waaruit je spontaan de vruchten van de geest voortbrengt in je dagelijks leven; en de vruchten van de geest zijn de essentie van de hoogste vorm van aangename en veredelende zelf-beheersing die men kan kennen, ja, het hoogtepunt van wat stervelingen op aarde kunnen bereiken — ware zelfbeheersing.’[10]
3. DIVERSION AND RELAXATION
3. AFLEIDING EN ONTSPANNING
1955 143:3.1 About this time a state of great nervous and emotional tension developed among the apostles and their immediate disciple associates. They had hardly become accustomed to living and working together. They were experiencing increasing difficulties in maintaining harmonious relations with John’s disciples. The contact with the gentiles and the Samaritans was a great trial to these Jews. And besides all this, the recent utterances of Jesus had augmented their disturbed state of mind. Andrew was almost beside himself; he did not know what next to do, and so he went to the Master with his problems and perplexities. When Jesus had listened to the apostolic chief relate his troubles, he said: “Andrew, you cannot talk men out of their perplexities when they reach such a stage of involvement, and when so many persons with strong feelings are concerned. I cannot do what you ask of me—I will not participate in these personal social difficulties—but I will join you in the enjoyment of a three-day period of rest and relaxation. Go to your brethren and announce that all of you are to go with me up on Mount Sartaba, where I desire to rest for a day or two.
1997 143:3.1 Omstreeks deze tijd groeide er onder de apostelen en hun naaste discipel-medewerkers een toestand van grote nerveuze en emotionele spanning. Ze waren er eigenlijk nog niet aan gewend om met elkaar te leven en te werken. Het viel hun steeds moeilijker de verhouding met de discipelen van Johannes harmonisch te houden. De omgang met de niet-Joden en de Samaritanen was een grote beproeving voor deze Joden. En naast dit alles hadden de uitspraken die Jezus kortgeleden had gedaan de verwarring in hun denken nog versterkt. Andreas was bijna buiten zichzelf: hij wist niet wat hij doen moest en dus ging hij met zijn verwarrende problemen naar de Meester. Toen Jezus het verslag van het hoofd der apostelen over zijn zorgen en moeilijkheden had aangehoord, zei hij: ‘Andreas, je kunt mensen door praten niet meer uit hun verwarrende problemen helpen als zij er zo diep in verwikkeld zijn geraakt, en als er zoveel personen met heftige gevoelens bij betrokken zijn. Ik kan niet doen wat je me vraagt — ik wil mij niet mengen in deze persoonlijke moeilijkheden in jullie omgang met elkaar — maar wij zullen samen drie dagen rust nemen en ons ontspannen. Ga naar je broeders en vertel hen dat jullie allemaal met mij mee moeten naar de berg Sartaba, waar ik een dag of twee rust wil nemen.
1955 143:3.2 “Now you should go to each of your eleven brethren and talk with him privately, saying: ‘The Master desires that we go apart with him for a season to rest and relax. Since we all have recently experienced much vexation of spirit and stress of mind, I suggest that no mention be made of our trials and troubles while on this holiday. Can I depend upon you to co-operate with me in this matter?’ In this way privately and personally approach each of your brethren.” And Andrew did as the Master had instructed him.
1997 143:3.2 ‘Nu moet je naar je elf broeders toe gaan en ieder apart nemen en zeggen: “De Meester verlangt dat wij ons met hem voor een tijdje afzonderen om uit te rusten en ons te ontspannen. Aangezien wij de laatste tijd allen geestelijk geïrriteerd en gespannen zijn geraakt, stel ik voor dat wij tijdens deze vakantie niet over onze beproevingen en zorgen praten. Kan ik op je medewerking rekenen in deze zaak?” Benader elk van je broeders op deze wijze persoonlijk en onder vier ogen.’ En Andreas deed zoals de Meester hem had opgedragen.
1955 143:3.3 This was a marvelous occasion in the experience of each of them; they never forgot the day going up the mountain. Throughout the entire trip hardly a word was said about their troubles. Upon reaching the top of the mountain, Jesus seated them about him while he said: “My brethren, you must all learn the value of rest and the efficacy of relaxation. You must realize that the best method of solving some entangled problems is to forsake them for a time. Then when you go back fresh from your rest or worship, you are able to attack your troubles with a clearer head and a steadier hand, not to mention a more resolute heart. Again, many times your problem is found to have shrunk in size and proportions while you have been resting your mind and body.”
1997 143:3.3 In de ervaring van ieder van hen was dit een heerlijk evenement: de dag dat ze de berg opgingen, zouden ze nooit vergeten. Tijdens de hele tocht werd er nauwelijks een woord gesproken over hun moeilijkheden. Toen ze de top van de berg hadden bereikt, liet Jezus hen allen rond zich plaatsnemen en zei: ‘Broeders, jullie moet allen de waarde van rust en het nut van ontspanning leren inzien. Je moet beseffen dat de beste methode om bepaalde problemen waarin je verstrikt bent geraakt op te lossen, is om ze een poosje te laten rusten. Daarna, wanneer je verfrist door rust of godsverering terugkomt, kun je je moeilijkheden met een helderder hoofd en een vastere hand aanpakken, om maar niet te spreken van een meer vastbesloten hart. En ook zul je dikwijls merken dat je probleem gekrompen is in grootte en proporties, terwijl jij je gedachten en lichaam tot rust hebt laten komen.’
1955 143:3.4 The next day Jesus assigned to each of the twelve a topic for discussion. The whole day was devoted to reminiscences and to talking over matters not related to their religious work. They were momentarily shocked when Jesus even neglected to give thanks—verbally—when he broke bread for their noontide lunch. This was the first time they had ever observed him to neglect such formalities.
1997 143:3.4 De volgende dag gaf Jezus aan elk van de twaalf een onderwerp ter discussie op. De hele dag was gewijd aan het ophalen van herinneringen en het praten over zaken die geen verband hielden met hun religieuze werk. Ze waren een ogenblik geschokt toen Jezus zelfs naliet om te danken, in woorden, toen hij het brood brak voor hun middagmaaltijd. Dit was de eerste keer dat zij hem deze formaliteit niet in acht hadden zien nemen.
1955 143:3.5 When they went up the mountain, Andrew’s head was full of problems. John was inordinately perplexed in his heart. James was grievously troubled in his soul. Matthew was hard pressed for funds inasmuch as they had been sojourning among the gentiles. Peter was overwrought and had recently been more temperamental than usual. Judas was suffering from a periodic attack of sensitiveness and selfishness. Simon was unusually upset in his efforts to reconcile his patriotism with the love of the brotherhood of man. Philip was more and more nonplused by the way things were going. Nathaniel had been less humorous since they had come in contact with the gentile populations, and Thomas was in the midst of a severe season of depression. Only the twins were normal and unperturbed. All of them were exceedingly perplexed about how to get along peaceably with John’s disciples.
1997 143:3.5 Toen ze de berg opgingen, had Andreas zijn hoofd vol problemen. Johannes was buitensporig verward in zijn gevoelens. Jakobus leed tot in zijn ziel onder zijn moeilijkheden. Matteüs was in geldnood, aangezien ze zich onder niet-Joden hadden opgehouden. Petrus was overspannen en was de laatste tijd prikkelbaarder geweest dan gewoonlijk. Judas leed aan een periodieke aanval van overgevoeligheid en egoïsme. Simon had het ongewoon moeilijk met zijn pogingen om zijn patriottisme te verzoenen met de liefde voor de broederschap der mensen. Filippus was steeds onthutster door de manier waarop de zaken gingen. Natanael was minder humoristisch geweest sinds ze in contact waren gekomen met de niet-Joodse bevolkingsgroepen, en Tomas zat midden in een periode van zware depressie. Alleen de tweelingbroers waren normaal en onverstoord. Allen zaten volstrekt in de knoop met het probleem hoe ze in vrede met de discipelen van Johannes om moesten gaan.
1955 143:3.6 The third day when they started down the mountain and back to their camp, a great change had come over them. They had made the important discovery that many human perplexities are in reality nonexistent, that many pressing troubles are the creations of exaggerated fear and the offspring of augmented apprehension. They had learned that all such perplexities are best handled by being forsaken; by going off they had left such problems to solve themselves.
1997 143:3.6 Toen ze op de derde dag aan de afdaling begonnen om terug te gaan naar hun kamp, was er een grote verandering over hen gekomen. Zij hadden de belangrijke ontdekking gedaan dat veel complexe problemen van de mens in werkelijkheid niet bestaan, dat veel drukkende moeilijkheden door overdreven vrees worden geschapen en het product zijn van overbezorgdheid. Ze hadden geleerd dat zulke ingewikkelde problemen het beste aangepakt kunnen worden door ze met rust te laten; door weg te gaan hadden ze deze problemen zichzelf laten oplossen.
1955 143:3.7 Their return from this holiday marked the beginning of a period of greatly improved relations with the followers of John. Many of the twelve really gave way to mirth when they noted the changed state of everybody’s mind and observed the freedom from nervous irritability which had come to them as a result of their three days’ vacation from the routine duties of life. There is always danger that monotony of human contact will greatly multiply perplexities and magnify difficulties.
1997 143:3.7 Hun terugkomst van deze vakantie markeerde het begin van een periode waarin de verhouding met de volgelingen van Johannes veel beter werd. Velen van de twaalf moesten werkelijk lachen toen ze zagen hoe iedereens gemoedstoestand was veranderd en merkten dat zij van hun nerveuze prikkelbaarheid waren bevrijd ten gevolge van hun driedaagse vakantie van de dagelijkse plichten van hun leven. Eentonigheid in menselijke contacten brengt altijd het gevaar met zich mee dat er veel meer ingewikkelde problemen ontstaan en dat moeilijkheden veel groter worden.
1955 143:3.8 Not many of the gentiles in the two Greek cities of Archelais and Phasaelis believed in the gospel, but the twelve apostles gained a valuable experience in this their first extensive work with exclusively gentile populations. On a Monday morning, about the middle of the month, Jesus said to Andrew: “We go into Samaria.” And they set out at once for the city of Sychar, near Jacob’s well.
1997 143:3.8 Niet velen van de niet-Joden in de twee Griekse steden Archelaïs en Phasaelis geloofden in het evangelie, maar de twaalf apostelen deden waardevolle ervaring op door dit eerste meer uitgebreide werk onder uitsluitend niet-Joodse bevolkingsgroepen. Op een maandagochtend, ongeveer in het midden van de maand, zei Jezus tegen Andreas: ‘We gaan naar Samaria[11].’ En ze gingen direct op weg naar de stad Sichar, dicht bij de put van Jakob.
4. THE JEWS AND THE SAMARITANS
4. DE JODEN EN DE SAMARITANEN
1955 143:4.1 For more than six hundred years the Jews of Judea, and later on those of Galilee also, had been at enmity with the Samaritans. This ill feeling between the Jews and the Samaritans came about in this way: About seven hundred years B.C., Sargon, king of Assyria, in subduing a revolt in central Palestine, carried away and into captivity over twenty-five thousand Jews of the northern kingdom of Israel and installed in their place an almost equal number of the descendants of the Cuthites, Sepharvites, and the Hamathites. Later on, Ashurbanipal sent still other colonies to dwell in Samaria.
1997 143:4.1 Meer dan zeshonderd jaar lang hadden de Joden uit Judea, en later ook die uit Galilea, in vijandschap geleefd met de Samaritanen. Deze vijandige gezindheid tussen de Joden en de Samaritanen was op de volgende wijze ontstaan: toen Sargon, de koning van Assyrië, ongeveer zevenhonderd jaar v.Chr. een opstand had neergeslagen in centraal Palestina, voerde hij meer dan vijfentwintigduizend Joden uit het noordelijk koninkrijk van Israel in ballingschap en liet hij een ongeveer gelijk aantal afstammelingen van de Kusieten, Sefarwiten, en Hamatieten zich in hun plaats vestigen. Later stuurde Assurbanipal nog andere kolonisten naar Samaria om zich daar te vestigen.
1955 143:4.2 The religious enmity between the Jews and the Samaritans dated from the return of the former from the Babylonian captivity, when the Samaritans worked to prevent the rebuilding of Jerusalem. Later they offended the Jews by extending friendly assistance to the armies of Alexander. In return for their friendship Alexander gave the Samaritans permission to build a temple on Mount Gerizim, where they worshiped Yahweh and their tribal gods and offered sacrifices much after the order of the temple services at Jerusalem. At least they continued this worship up to the time of the Maccabees, when John Hyrcanus destroyed their temple on Mount Gerizim. The Apostle Philip, in his labors for the Samaritans after the death of Jesus, held many meetings on the site of this old Samaritan temple.
1997 143:4.2 De godsdienstige vijandschap tussen de Joden en de Samaritanen dateerde van de terugkeer der eerstgenoemden uit de Babylonische ballingschap, toen de Samaritanen het erop aanlegden de wederopbouw van Jeruzalem te verhinderen. Later krenkten zij de Joden door vriendenhulp te verlenen aan de legers van Alexander. Als beloning voor hun vriendschap gaf Alexander de Samaritanen toestemming om een tempel te bouwen op de berg Gerizim, waar zij Jahweh en hun stamgoden vereerden, en offeranden brachten ongeveer zoals dit in de tempeldiensten in Jeruzalem gebruikelijk was. Met deze eredienst gingen zij zeker door tot de tijd der Maccabeeën, toen Johannes Hyrcanus hun tempel op de berg Gerizim verwoestte. Toen de apostel Filippus na de dood van Jezus onder de Samaritanen ging werken, hield hij vele samenkomsten op de plek van deze oude Samaritaanse tempel.
1955 143:4.3 The antagonisms between the Jews and the Samaritans were time-honored and historic; increasingly since the days of Alexander they had had no dealings with each other. The twelve apostles were not averse to preaching in the Greek and other gentile cities of the Decapolis and Syria, but it was a severe test of their loyalty to the Master when he said, “Let us go into Samaria.” But in the year and more they had been with Jesus, they had developed a form of personal loyalty which transcended even their faith in his teachings and their prejudices against the Samaritans.
1997 143:4.3 De vijandschap tussen de Joden en de Samaritanen was een aloud, historisch gegeven: sedert de dagen van Alexander hadden ze steeds minder met elkaar te maken gehad. De twaalf apostelen voelden geen weerzin tegen het prediken in de Griekse en andere niet-Joodse steden in de Dekapolis en Syrië, maar hun trouw aan de Meester werd danig op de proef gesteld toen hij zei: ‘Laten wij naar Samaria gaan.’ In de periode van meer dan een jaar die zij nu met Jezus hadden doorgebracht, hadden ze echter een mate van persoonlijke trouw ontwikkeld die zelfs hun geloof in zijn leer en hun vooroordelen tegen de Samaritanen te boven ging.
5. THE WOMAN OF SYCHAR
5. DE VROUW UIT SICHAR
1955 143:5.1 When the Master and the twelve arrived at Jacob’s well, Jesus, being weary from the journey, tarried by the well while Philip took the apostles with him to assist in bringing food and tents from Sychar, for they were disposed to stay in this vicinity for a while. Peter and the Zebedee sons would have remained with Jesus, but he requested that they go with their brethren, saying: “Have no fear for me; these Samaritans will be friendly; only our brethren, the Jews, seek to harm us.” And it was almost six o’clock on this summer’s evening when Jesus sat down by the well to await the return of the apostles.
1997 143:5.1 Toen de Meester en de twaalf bij de put van Jakob aankwamen, bleef Jezus die moe was van de reis, bij de put wachten, terwijl Filippus de apostelen meenam om te helpen voedsel en tenten uit Sichar te halen, want ze hadden het voornemen een tijdje in deze buurt te blijven[12][13]. Petrus en de zonen van Zebedeüs zouden bij Jezus zijn gebleven indien hij hun niet gevraagd had met hun broeders mee te gaan, met de woorden: ‘Wees niet bang dat mij iets overkomen zal, deze Samaritanen zullen een vriendschappelijke houding aannemen; alleen onze broeders, de Joden, trachten ons kwaad te doen.’ Het was bijna zes uur deze zomeravond toen Jezus bij de put ging zitten om de terugkeer van de apostelen af te wachten.
1955 143:5.2 The water of Jacob’s well was less mineral than that from the wells of Sychar and was therefore much valued for drinking purposes. Jesus was thirsty, but there was no way of getting water from the well. When, therefore, a woman of Sychar came up with her water pitcher and prepared to draw from the well, Jesus said to her, “Give me a drink.” This woman of Samaria knew Jesus was a Jew by his appearance and dress, and she surmised that he was a Galilean Jew from his accent. Her name was Nalda and she was a comely creature. She was much surprised to have a Jewish man thus speak to her at the well and ask for water, for it was not deemed proper in those days for a self-respecting man to speak to a woman in public, much less for a Jew to converse with a Samaritan. Therefore Nalda asked Jesus, “How is it that you, being a Jew, ask for a drink of me, a Samaritan woman?” Jesus answered: “I have indeed asked you for a drink, but if you could only understand, you would ask me for a draught of the living water.” Then said Nalda: “But, Sir, you have nothing to draw with, and the well is deep; whence, then, have you this living water? Are you greater than our father Jacob who gave us this well, and who drank thereof himself and his sons and his cattle also?”
1997 143:5.2 Het water van de put van Jakob bevatte minder mineralen dan dat van de andere putten in Sichar en werd daarom zeer op prijs gesteld als drinkwater. Jezus had dorst, maar hij kon water uit de put bemachtigen. Toen er daarom een vrouw uit Sichar kwam aanlopen met haar waterkruik, en water wilde gaan putten, zei Jezus tot haar: ‘Geef mij wat te drinken[14].’ Deze Samaritaanse vrouw zag aan zijn voorkomen en kleding dat Jezus een Jood was, en vanwege zijn accent vermoedde zij dat hij een Galilese Jood was. Haar naam was Nalda en zij was een bevallige vrouw. Ze was zeer verrast dat een Joodse man haar op deze wijze bij de put aansprak en om water vroeg, want men vond het in die dagen ongepast voor een zichzelf respecterende man om in het openbaar met een vrouw te spreken, en zeker voor een Jood om zich met een Samaritaanse te onderhouden. Daarom vroeg Nalda aan Jezus: ‘Waarom vraagt gij, een Jood, aan mij, een Samaritaanse vrouw, om water?’ Jezus antwoordde: ‘Ik heb u inderdaad om water gevraagd, maar indien ge mij kon begrijpen, zoudt gij mij vragen om een teug van het levende water[15].’ Hierop zei Nalda: ‘Maar, mijnheer, ge hebt niets om mee te putten en de put is diep; waar hebt ge dan dit levende water vandaan? Zijt gij groter dan onze vader Jakob die ons deze put heeft gegeven en daar zelf uit heeft gedronken, en ook zijn zonen en zijn vee?’[16][17]
1955 143:5.3 Jesus replied: “Everyone who drinks of this water will thirst again, but whosoever drinks of the water of the living spirit shall never thirst. And this living water shall become in him a well of refreshment springing up even to eternal life.” Nalda then said: “Give me this water that I thirst not, neither come all the way hither to draw. Besides, anything which a Samaritan woman could receive from such a commendable Jew would be a pleasure.”
1997 143:5.3 Jezus antwoordde: ‘Ieder die van dit water drinkt zal opnieuw dorst krijgen, maar ieder die van het water van de levende geest drinkt, zal nooit meer dorsten. En dit levende water zal in hem tot een bron van verkwikking worden, die zelfs tot in het eeuwig leven opwelt.’ Nalda zei daarop: ‘Geef mij dit water, zodat ik geen dorst meer krijg en niet meer helemaal hierheen behoef te komen om te putten. Trouwens, alles wat een Samaritaanse vrouw van zulk een hoffelijke Jood zou krijgen, zou een genoegen zijn[18].’
1955 143:5.4 Nalda did not know how to take Jesus’ willingness to talk with her. She beheld in the Master’s face the countenance of an upright and holy man, but she mistook friendliness for commonplace familiarity, and she misinterpreted his figure of speech as a form of making advances to her. And being a woman of lax morals, she was minded openly to become flirtatious, when Jesus, looking straight into her eyes, with a commanding voice said, “Woman, go get your husband and bring him hither.” This command brought Nalda to her senses. She saw that she had misjudged the Master’s kindness; she perceived that she had misconstrued his manner of speech. She was frightened; she began to realize that she stood in the presence of an unusual person, and groping about in her mind for a suitable reply, in great confusion, she said, “But, Sir, I cannot call my husband, for I have no husband.” Then said Jesus: “You have spoken the truth, for, while you may have once had a husband, he with whom you are now living is not your husband. Better it would be if you would cease to trifle with my words and seek for the living water which I have this day offered you.”
1997 143:5.4 Nalda wist niet hoe ze de bereidheid van Jezus om met haar te praten moest opvatten. Ze zag aan de gelaatsuitdrukking van de Meester dat hij een oprecht en heilig man was, maar zij nam zijn vriendelijkheid op als alledaagse familiariteit, en zijn beeldspraak als een vorm van hofmakerij. En aangezien ze een vrouw was van losse zeden, was ze van zins openlijk met hem te gaan koketteren, maar Jezus zag haar recht in de ogen en zei op bevelende toon: ‘Vrouw, ga uw echtgenoot halen en breng hem hier.’ Dit bevel bracht Nalda weer tot zichzelf. Ze zag in dat ze de vriendelijkheid van de Meester verkeerd had beoordeeld en zijn manier van spreken verkeerd had uitgelegd. Ze schrok en begon te beseffen dat ze tegenover een uitzonderlijk man stond; ze zocht naar een passend antwoord en zei in grote verwarring: ‘Maar mijnheer, ik kan mijn echtgenoot niet roepen, want ik heb geen echtgenoot.’ Toen zei Jezus: ‘Ge hebt de waarheid gesproken, want hoewel ge eens een echtgenoot hebt gehad, is degene met wie ge nu samenleeft niet uw echtgenoot. Het ware beter indien ge zoudt ophouden mijn woorden lichtzinnig op te vatten en naar het levende water zoudt zoeken dat ik u heden heb aangeboden[19].’
1955 143:5.5 By this time Nalda was sobered, and her better self was awakened. She was not an immoral woman wholly by choice. She had been ruthlessly and unjustly cast aside by her husband and in dire straits had consented to live with a certain Greek as his wife, but without marriage. Nalda now felt greatly ashamed that she had so unthinkingly spoken to Jesus, and she most penitently addressed the Master, saying: “My Lord, I repent of my manner of speaking to you, for I perceive that you are a holy man or maybe a prophet.” And she was just about to seek direct and personal help from the Master when she did what so many have done before and since—dodged the issue of personal salvation by turning to the discussion of theology and philosophy. She quickly turned the conversation from her own needs to a theological controversy. Pointing over to Mount Gerizim, she continued: “Our fathers worshiped on this mountain, and yet you would say that in Jerusalem is the place where men ought to worship; which, then, is the right place to worship God?”
1997 143:5.5 Nu was Nalda geheel ontnuchterd en haar betere zelf werd wakker. Ze was niet geheel uit eigen keuze een immorele vrouw. Haar echtgenoot had haar meedogenloos en onrechtvaardig aan de kant gezet en in zeer benarde omstandigheden had ze er in toegestemd met een zekere Griek samen te gaan leven als zijn vrouw, maar zonder huwelijksceremonie. Nalda voelde zich zeer beschaamd over haar onbezonnen woorden tot Jezus, en op zeer berouwvolle toon richtte ze zich nu tot de Meester en zei: ‘Mijn Heer, het spijt mij dat ik zo tot u gesproken heb, want ik zie dat ge een heilig man zijt, of misschien wel een profeet[20].’ En ze stond juist op het punt om rechtstreekse, persoonlijke hulp van de Meester te vragen, toen ze deed wat zovelen daarvoor en daarna hebben gedaan — ze ontweek de kwestie van haar persoonlijke verlossing door het gesprek op theologie en filosofie te brengen. Vlug bracht ze het gesprek op een theologisch twistpunt, in plaats van haar eigen noden. Wijzend naar de berg Gerizim in de verte, vervolgde zij: ‘Onze vaderen hebben op deze berg aanbeden, en toch zegt gij dat in Jeruzalem de plaats is waar men moet aanbidden; wat is dan wel de juiste plaats om God te aanbidden?’[21]
1955 143:5.6 Jesus perceived the attempt of the woman’s soul to avoid direct and searching contact with its Maker, but he also saw that there was present in her soul a desire to know the better way of life. After all, there was in Nalda’s heart a true thirst for the living water; therefore he dealt patiently with her, saying: “Woman, let me say to you that the day is soon coming when neither on this mountain nor in Jerusalem will you worship the Father. But now you worship that which you know not, a mixture of the religion of many pagan gods and gentile philosophies. The Jews at least know whom they worship; they have removed all confusion by concentrating their worship upon one God, Yahweh. But you should believe me when I say that the hour will soon come—even now is—when all sincere worshipers will worship the Father in spirit and in truth, for it is just such worshipers the Father seeks. God is spirit, and they who worship him must worship him in spirit and in truth. Your salvation comes not from knowing how others should worship or where but by receiving into your own heart this living water which I am offering you even now.”
1997 143:5.6 Jezus doorzag de poging van de ziel van de vrouw om een rechtstreeks en diepgaand contact met haar Maker te vermijden, maar hij zag ook dat er een verlangen in haar ziel leefde om de beste manier van leven te leren kennen. Er was per slot van rekening in het hart van Nalda een ware dorst naar het levende water: hij had daarom geduld met haar en zei: ‘Vrouw, laat mij u dit zeggen, spoedig zal de dag komen dat ge noch op deze berg, noch in Jeruzalem de Vader zult aanbidden. Doch nu aanbidt ge wat ge niet kent, een mengsel van de religie van vele heidense goden en niet-Joodse filosofieën. De Joden weten tenminste wie zij aanbidden; zij hebben alle verwarring opgeheven door hun aanbidding te concentreren op één God, Jahweh. Maar ge moet me geloven als ik zeg dat het uur spoedig zal komen — in feite er nu al is — dat alle oprechte aanbidders de Vader zullen aanbidden in geest en in waarheid, want juist zulke vereerders zoekt de Vader. God is geest, en wie hem aanbidden moeten hem aanbidden in geest en in waarheid. Ge vindt geen verlossing als ge weet hoe anderen dienen te aanbidden of waar, maar als ge in uw eigen hart het levende water ontvangt dat ik u nu, op dit ogenblik, aanbied[22].’
1955 143:5.7 But Nalda would make one more effort to avoid the discussion of the embarrassing question of her personal life on earth and the status of her soul before God. Once more she resorted to questions of general religion, saying: “Yes, I know, Sir, that John has preached about the coming of the Converter, he who will be called the Deliverer, and that, when he shall come, he will declare to us all things”—and Jesus, interrupting Nalda, said with startling assurance, “I who speak to you am he.”
1997 143:5.7 Maar Nalda wilde nog één poging wagen om te vermijden dat de beschamende kwestie van haar persoonlijke leven op aarde en de status van haar ziel voor God ter sprake zou komen. Opnieuw nam ze haar toevlucht tot godsdienstige kwesties in het algemeen, en zei: ‘Ja, ik weet, mijnheer, dat Johannes gepredikt heeft over de komst van de Bekeerder, hij die de Verlosser genaamd zal worden, en dat, wanneer deze zal komen hij ons alle dingen zal verklaren’ — en Jezus, Nalda onderbrekend, zei met schokkende zekerheid: ‘Ik, die met u spreek, ben het.’[23]
1955 143:5.8 This was the first direct, positive, and undisguised pronouncement of his divine nature and sonship which Jesus had made on earth; and it was made to a woman, a Samaritan woman, and a woman of questionable character in the eyes of men up to this moment, but a woman whom the divine eye beheld as having been sinned against more than as sinning of her own desire and as now being a human soul who desired salvation, desired it sincerely and wholeheartedly, and that was enough.
1997 143:5.8 Dit was de eerste rechtstreekse, positieve en onverhulde uitspraak over zijn goddelijke natuur en zoonschap die Jezus op aarde deed; en deze uitspraak was tot een vrouw gericht, een Samaritaanse, tot aan dit ogenblik een vrouw met een verdachte reputatie in de ogen der mensen, maar een vrouw die het goddelijk oog aanschouwde als iemand tegen wie meer gezondigd was dan dat zij uit eigen begeerte had gezondigd, en als een menselijke ziel die nu verlossing begeerde, oprecht en van ganser harte, en dat was voldoende.
1955 143:5.9 As Nalda was about to voice her real and personal longing for better things and a more noble way of living, just as she was ready to speak the real desire of her heart, the twelve apostles returned from Sychar, and coming upon this scene of Jesus’ talking so intimately with this woman—this Samaritan woman, and alone—they were more than astonished. They quickly deposited their supplies and drew aside, no man daring to reprove him, while Jesus said to Nalda: “Woman, go your way; God has forgiven you. Henceforth you will live a new life. You have received the living water, and a new joy will spring up within your soul, and you shall become a daughter of the Most High.” And the woman, perceiving the disapproval of the apostles, left her waterpot and fled to the city.
1997 143:5.9 Toen Nalda op het punt stond haar werkelijke, persoonlijke verlangen naar betere dingen en een nobeler levenswijze onder woorden te brengen, juist toen ze het werkelijke verlangen van haar hart kenbaar wilde maken, kwamen de apostelen terug uit Sichar, en toen ze dit tafereel aantroffen, Jezus die zo vertrouwelijk praatte met deze vrouw — deze Samaritaanse vrouw die alleen was — waren ze meer dan verbaasd[24]. Vlug legden ze hun voorraden neer en trokken zich terug, want niemand durfde hem te berispen, en Jezus zei tegen Nalda: ‘Vrouw, ga heen; God heeft u vergeven. Van nu af aan zult ge een nieuw leven leiden. Ge hebt het levende water ontvangen, en een nieuwe vreugde zal in uw ziel opwellen, en ge zult een dochter worden van de Allerhoogste.’ En de vrouw die de afkeuring van de apostelen bespeurde, liet haar waterkruik achter en vluchtte naar de stad.
1955 143:5.10 As she entered the city, she proclaimed to everyone she met: “Go out to Jacob’s well and go quickly, for there you will see a man who told me all I ever did. Can this be the Converter?” And ere the sun went down, a great crowd had assembled at Jacob’s well to hear Jesus. And the Master talked to them more about the water of life, the gift of the indwelling spirit.
1997 143:5.10 Toen zij in de stad kwam, verkondigde zij aan iedereen die zij tegenkwam: ‘Ga naar de put van Jakob, en vlug, want daar zult ge een man aantreffen die mij alles vertelde wat ik ooit gedaan heb. Kan dit de Bekeerder zijn?’ En voordat de zon was ondergegaan, had zich een grote menigte bij Jakobs put verzameld om Jezus aan te horen. En de Meester vertelde hen meer over het water des levens, het geschenk van de inwonende geest[25].
1955 143:5.11 The apostles never ceased to be shocked by Jesus’ willingness to talk with women, women of questionable character, even immoral women. It was very difficult for Jesus to teach his apostles that women, even so-called immoral women, have souls which can choose God as their Father, thereby becoming daughters of God and candidates for life everlasting. Even nineteen centuries later many show the same unwillingness to grasp the Master’s teachings. Even the Christian religion has been persistently built up around the fact of the death of Christ instead of around the truth of his life. The world should be more concerned with his happy and God-revealing life than with his tragic and sorrowful death.
1997 143:5.11 De apostelen waren steeds opnieuw geschokt door de bereidheid van Jezus om met vrouwen te spreken, vrouwen van twijfelachtige reputatie en zelfs immorele vrouwen. Het was een moeilijke opgave voor Jezus om zijn apostelen te leren dat vrouwen, zelfs zogenaamde immorele vrouwen, een ziel hebben die God als hun Vader kan kiezen, zodat zij dochters van God worden en kandidaten voor het eeuwige leven. Zelfs negentien eeuwen later tonen velen hetzelfde gebrek aan bereidheid om het onderricht van de Meester te begrijpen. Zelfs de Christelijke godsdienst is met een zekere hardnekkigheid opgebouwd rond het feit van de dood van Christus, in plaats van de waarheid van zijn leven. De wereld zou zich meer moeten bezighouden met zijn gelukkige, God-openbarende leven dan met zijn tragische, smartelijke dood.
1955 143:5.12 Nalda told this entire story to the Apostle John the next day, but he never revealed it fully to the other apostles, and Jesus did not speak of it in detail to the twelve.
1997 143:5.12 De volgende dag vertelde Nalda deze gehele geschiedenis aan de Apostel Johannes, maar deze onthulde de gang van zaken nooit geheel aan de andere apostelen, en Jezus ging tegenover de twaalf niet op de details in.
1955 143:5.13 Nalda told John that Jesus had told her “all I ever did.” John many times wanted to ask Jesus about this visit with Nalda, but he never did. Jesus told her only one thing about herself, but his look into her eyes and the manner of his dealing with her had so brought all of her checkered life in panoramic review before her mind in a moment of time that she associated all of this self-revelation of her past life with the look and the word of the Master. Jesus never told her she had had five husbands. She had lived with four different men since her husband cast her aside, and this, with all her past, came up so vividly in her mind at the moment when she realized Jesus was a man of God that she subsequently repeated to John that Jesus had really told her all about herself.
1997 143:5.13 Nalda zei Johannes dat Jezus haar ‘alles wat ik ooit gedaan heb’ had verteld. Johannes wilde Jezus dikwijls vragen naar dit gesprek met Nalda, maar hij heeft het nooit gedaan. Jezus vertelde haar slechts één ding over haarzelf, maar de wijze waarop hij haar aanzag en met haar omging, had haar haar hele leven met al zijn licht en schaduw in een ogenblik tijds als in een panorama voor de geest teruggebracht, zodat ze deze hele zelf-openbaring van haar verleden verbond aan de blik en het woord van de Meester[26]. Jezus had haar helemaal niet gezegd dat zij vijf echtgenoten had gehad. Nadat haar echtgenoot haar had verstoten, had zij met vier verschillende mannen samengeleefd, en dit feit kwam haar, samen met haar hele verleden, zo helder voor de geest op het moment dat zij besefte dat Jezus een man Gods was, dat zij het later tegenover Johannes weergaf alsof Jezus haar alles omtrent haarzelf had verteld[27].
6. THE SAMARITAN REVIVAL
6. HET REVEIL IN SAMARIA
1955 143:6.1 On the evening that Nalda drew the crowd out from Sychar to see Jesus, the twelve had just returned with food, and they besought Jesus to eat with them instead of talking to the people, for they had been without food all day and were hungry. But Jesus knew that darkness would soon be upon them; so he persisted in his determination to talk to the people before he sent them away. When Andrew sought to persuade him to eat a bite before speaking to the crowd, Jesus said, “I have meat to eat that you do not know about.” When the apostles heard this, they said among themselves: “Has any man brought him aught to eat? Can it be that the woman gave him food as well as drink?” When Jesus heard them talking among themselves, before he spoke to the people, he turned aside and said to the twelve: “My meat is to do the will of Him who sent me and to accomplish His work. You should no longer say it is such and such a time until the harvest. Behold these people coming out from a Samaritan city to hear us; I tell you the fields are already white for the harvest. He who reaps receives wages and gathers this fruit to eternal life; consequently the sowers and the reapers rejoice together. For herein is the saying true: ‘One sows and another reaps.’ I am now sending you to reap that whereon you have not labored; others have labored, and you are about to enter into their labor.” This he said in reference to the preaching of John the Baptist.
1997 143:6.1 Op de avond dat Nalda de menigte uit Sichar ertoe bracht om Jezus te gaan opzoeken, waren de twaalf juist teruggekeerd met voedsel, en zij drongen er bij Jezus op aan om met hen te eten in plaats van met de mensen te spreken, want ze hadden de hele dag niet gegeten en waren hongerig. Maar Jezus wist dat de duisternis hen spoedig zou overvallen, en daarom liet hij zich niet van zijn besluit afbrengen om met de mensen te praten alvorens hen weg te zenden. Toen Andreas trachtte hem ertoe te bewegen iets te eten voordat hij tot de menigte zou spreken, zei Jezus: ‘Ik heb voedsel te eten waarvan jij niet weet[28][29].’ Toen de apostelen dit hoorden, zeiden ze onder elkaar: ‘Heeft iemand hem iets te eten gebracht? Heeft de vrouw hem misschien niet alleen water, maar ook voedsel gegeven?’ Toen Jezus hen zo onder elkaar hoorde praten, wendde hij zich, voordat hij de mensen ging toespreken, naar de apostelen en zei: ‘Mijn voedsel is om de wil te doen van hem die mij gezonden heeft, en om zijn werk te volbrengen. Jullie moet maar niet meer zeggen dat het nog zo of zo lang zal duren tot het oogsttijd is. Zie hoe deze mensen uit een Samaritaanse stad komen om ons te horen; ik zeg jullie, de velden zijn reeds wit om te oogsten. Hij die oogst, ontvangt loon en verzamelt deze vrucht voor het eeuwige leven; bijgevolg verheugen zich de zaaiers en de maaiers tezamen. Want hierin geldt het gezegde: “De een zaait en de ander oogst.” Ik zend jullie nu uit om datgene te oogsten waaraan jullie niet gearbeid hebt; anderen hebben gearbeid, en jullie staan nu op het punt om in hun werk in te treden.’ Dit zei hij doelende op de prediking van Johannes de Doper.
1955 143:6.2 Jesus and the apostles went into Sychar and preached two days before they established their camp on Mount Gerizim. And many of the dwellers in Sychar believed the gospel and made request for baptism, but the apostles of Jesus did not yet baptize.
1955 143:6.3 The first night of the camp on Mount Gerizim the apostles expected that Jesus would rebuke them for their attitude toward the woman at Jacob’s well, but he made no reference to the matter. Instead he gave them that memorable talk on “The realities which are central in the kingdom of God.” In any religion it is very easy to allow values to become disproportionate and to permit facts to occupy the place of truth in one’s theology. The fact of the cross became the very center of subsequent Christianity; but it is not the central truth of the religion which may be derived from the life and teachings of Jesus of Nazareth.
1997 143:6.3 De eerste avond in het kamp op de berg Gerizim verwachtten de apostelen dat Jezus hen zou berispen om hun houding tegenover de vrouw bij de put van Jakob, maar hij roerde de kwestie niet aan. In plaats daarvan gaf hij hun de gedenkwaardige toespraak over ‘De werkelijkheden die centraal staan in het koninkrijk Gods.’ In iedere religie is het heel gemakkelijk om waarden onevenredig belangrijk te laten worden, en in de eigen theologie feiten de plaats te laten innemen van waarheid. Het feit van het kruis werd het centrum zelve van het latere Christendom: dit is echter niet de centrale waarheid van de religie die aan het leven en het onderricht van Jezus van Nazaret ontleend kan worden.
1955 143:6.4 The theme of Jesus’ teaching on Mount Gerizim was: That he wants all men to see God as a Father-friend just as he (Jesus) is a brother-friend. And again and again he impressed upon them that love is the greatest relationship in the world—in the universe—just as truth is the greatest pronouncement of the observation of these divine relationships.
1997 143:6.4 Het thema van Jezus’ onderricht op de berg Gerizim was dit, dat hij wil dat alle mensen God zien als een Vader-vriend, juist zoals hij (Jezus) een broeder-vriend is. Telkens opnieuw prentte hij hen in dat liefde de hoogste verhouding is in de wereld — en ook in het universum — precies zoals waarheid de hoogste uitspraak is over het waarnemen van deze goddelijke betrekkingen.
1955 143:6.5 Jesus declared himself so fully to the Samaritans because he could safely do so, and because he knew that he would not again visit the heart of Samaria to preach the gospel of the kingdom.
1997 143:6.5 Jezus sprak zich zo openlijk uit tegenover de Samaritanen omdat hij dit veilig kon doen, en omdat hij wist dat hij het hart van Samaria niet opnieuw zou bezoeken om er het evangelie van het koninkrijk te prediken.
1955 143:6.6 Jesus and the twelve camped on Mount Gerizim until the end of August. They preached the good news of the kingdom—the fatherhood of God—to the Samaritans in the cities by day and spent the nights at the camp. The work which Jesus and the twelve did in these Samaritan cities yielded many souls for the kingdom and did much to prepare the way for the marvelous work of Philip in these regions after Jesus’ death and resurrection, subsequent to the dispersion of the apostles to the ends of the earth by the bitter persecution of believers at Jerusalem.
1997 143:6.6 Jezus en de twaalf kampeerden tot het einde van augustus op de berg Gerizim. Overdag predikten zij tot de Samaritanen in de steden het goede nieuws van het koninkrijk — het vaderschap van God — en de avonden en nachten brachten ze in het kamp door. Het werk dat Jezus en de twaalf in deze Samaritaanse steden deden, bracht vele zielen tot het koninkrijk en vormde een goede voorbereiding voor de prachtige arbeid die Filippus na de dood en opstanding van Jezus in deze streken verrichtte, toen de apostelen door de bittere vervolging der gelovigen te Jeruzalem tot aan de einden der aarde waren verstrooid[32].
7. TEACHINGS ABOUT PRAYER AND WORSHIP
7. ONDERRICHT OVER GEBED EN AANBIDDING
1955 143:7.1 At the evening conferences on Mount Gerizim, Jesus taught many great truths, and in particular he laid emphasis on the following:
1997 143:7.1 Tijdens de avondbijeenkomsten op de berg Gerizim onderrichtte Jezus vele grote waarheden, en benadrukte in het bijzonder de volgende:
1955 143:7.2 True religion is the act of an individual soul in its self-conscious relations with the Creator; organized religion is man’s attempt to socialize the worship of individual religionists.
1997 143:7.2 Ware religie is de daad van de individuele ziel in zijn zelf-bewuste betrekkingen tot de Schepper; de georganiseerde godsdienst is ’s mensen poging om de godsverering van individuele religieuze mensen ten bate van de gemeenschap te doen zijn.
1955 143:7.3 Worship—contemplation of the spiritual—must alternate with service, contact with material reality. Work should alternate with play; religion should be balanced by humor. Profound philosophy should be relieved by rhythmic poetry. The strain of living—the time tension of personality—should be relaxed by the restfulness of worship. The feelings of insecurity arising from the fear of personality isolation in the universe should be antidoted by the faith contemplation of the Father and by the attempted realization of the Supreme.
1997 143:7.3 Godsverering — de contemplatie van het geestelijke — moet afgewisseld worden met dienstbetoon, contact met de materiële werkelijkheid. Werk dient afgewisseld te worden met spel; religie moet in evenwicht worden gehouden door humor. Diepzinnige filosofie dient afgewisseld te worden met ritmische poëzie. De inspanning van het leven — de tijd-spanning van de persoonlijkheid — dient ontspanning te vinden in de rustgevendheid van godsverering. De gevoelens van onveiligheid die voortkomen uit de vrees voor het isolement van de persoonlijkheid in het universum, dienen tegengegaan te worden door de geloofscontemplatie van de Vader en door de poging tot realisatie van de Allerhoogste.
1955 143:7.4 Prayer is designed to make man less thinking but more realizing; it is not designed to increase knowledge but rather to expand insight.
1997 143:7.4 Het gebed is bedoeld om de mens minder te doen denken, doch meer te doen beseffen: het is niet bedoeld om kennis te vermeerderen, naar veeleer om het inzicht te verdiepen.
1955 143:7.5 Worship is intended to anticipate the better life ahead and then to reflect these new spiritual significances back onto the life which now is. Prayer is spiritually sustaining, but worship is divinely creative.
1997 143:7.5 Godsverering is bedoeld om te anticiperen op het betere leven dat wachtende is, en om deze nieuwe geestelijke betekenissen dan hun licht te doen werpen op het leven dat nu is. Gebed is geestelijk voedend, maar aanbidding is op goddelijke wijze creatief.
1955 143:7.6 Worship is the technique of looking to the One for the inspiration of service to the many. Worship is the yardstick which measures the extent of the soul’s detachment from the material universe and its simultaneous and secure attachment to the spiritual realities of all creation.
1997 143:7.6 Godsverering is de techniek om zich tot de Ene te richten om inspiratie tot het dienen van de velen. Godsverering is de meetlat die de graad van onthechting van de ziel van het materiële universum meet, en haar gelijktijdige, vaste gehechtheid aan de geestelijke werkelijkheden van de ganse schepping.
1955 143:7.7 Prayer is self-reminding—sublime thinking; worship is self-forgetting—superthinking. Worship is effortless attention, true and ideal soul rest, a form of restful spiritual exertion.
1997 143:7.7 Gebed is zelf-gedachtig — verheven denken; godsverering is zichzelf vergeten — super-denken. Godsverering is moeiteloze aandacht, ware, ideale rust voor de ziel, een vorm van rustgevende geestelijke inspanning.
1955 143:7.8 Worship is the act of a part identifying itself with the Whole; the finite with the Infinite; the son with the Father; time in the act of striking step with eternity. Worship is the act of the son’s personal communion with the divine Father, the assumption of refreshing, creative, fraternal, and romantic attitudes by the human soul-spirit.
1997 143:7.8 Godsverering is de handeling van een deel dat zich identificeert met het Geheel; de eindige met de Oneindige, de zoon met de Vader; de tijd die bezig is in de pas te komen met de eeuwigheid. Godsverering is de handeling van persoonlijke gemeenschap van de zoon met de goddelijke Vader, het innemen van een verfrissende, creatieve, broederlijke, en romantische houding door de menselijke ziel-geest.
1955 143:7.9 Although the apostles grasped only a few of his teachings at the camp, other worlds did, and other generations on earth will.
1997 143:7.9 Ofschoon de apostelen slechts enkele van zijn leringen in het kamp konden vatten, werden deze door andere werelden wel begrepen, en andere generaties op aarde zullen ze eveneens begrijpen.
Verhandeling 142. Het Pascha te Jeruzalem |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 144. Op Gilboa en in de Dekapolis |