Het Urantia Boek in het Engels is sinds 2006 wereldwijd Public Domain.
Vertalingen: © 1997 De Stichting Urantia
Verhandeling 103. De realiteit der religieuze ervaring |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 105. Godheid en werkelijkheid |
GROWTH OF THE TRINITY CONCEPT
DE GROEI VAN HET TRINITEITS-BEGRIP
1955 104:0.1 THE Trinity concept of revealed religion must not be confused with the triad beliefs of evolutionary religions. The ideas of triads arose from many suggestive relationships but chiefly because of the three joints of the fingers, because three legs were the fewest which could stabilize a stool, because three support points could keep up a tent; furthermore, primitive man, for a long time, could not count beyond three.
1997 104:0.1 HET Triniteitsbegrip van de geopenbaarde religie moet niet worden verward met het geloof in triaden dat in allerlei vormen in de evolutionaire religies voorkomt. De ideeën over triaden zijn ontstaan uit velerlei suggestieve betrekkingen, maar hoofdzakelijk vanwege de drie gewrichten van de vingers, omdat dat drie poten het minimum is om een krukje vast te laten staan, en omdat men met drie stutpalen een tent kan opzetten. Bovendien kon de primitieve mens lange tijd slechts tot drie tellen.
1955 104:0.2 Aside from certain natural couplets, such as past and present, day and night, hot and cold, and male and female, man generally tends to think in triads: yesterday, today, and tomorrow; sunrise, noon, and sunset; father, mother, and child. Three cheers are given the victor. The dead are buried on the third day, and the ghost is placated by three ablutions of water.
1997 104:0.2 Afgezien van bepaalde natuurlijke begrippenparen, zoals verleden en heden, dag en nacht, heet en koud, en mannelijk en vrouwelijk, heeft de mens over het algemeen de neiging om in triaden te denken: gisteren, vandaag en morgen; zonsopgang, middag en zonsondergang; vader, moeder en kind. Men roept een overwinnaar een driewerf hoera toe. De doden worden op de derde dag begraven, en de schim wordt gunstig gestemd door drie afwassingen met water.
1955 104:0.3 As a consequence of these natural associations in human experience, the triad made its appearance in religion, and this long before the Paradise Trinity of Deities, or even any of their representatives, had been revealed to mankind. Later on, the Persians, Hindus, Greeks, Egyptians, Babylonians, Romans, and Scandinavians all had triad gods, but these were still not true trinities. Triad deities all had a natural origin and have appeared at one time or another among most of the intelligent peoples of Urantia. Sometimes the concept of an evolutionary triad has become mixed with that of a revealed Trinity; in these instances it is often impossible to distinguish one from the other.
1997 104:0.3 Deze natuurlijke associaties in de ervaring van de mens hadden tot gevolg dat de triade ook haar intrede deed in de religie, en wel lang voordat de Paradijs-Triniteit van Godheden, of zelfs ook maar een van hun vertegenwoordigers, aan het mensdom was geopenbaard. Later hadden de Perzen, Hindoes, Grieken, Egyptenaren, Babyloniërs, Romeinen en Skandinaviërs allen triadische goden, maar dit waren nog geen echte triniteiten. Triadische godheden zijn allen van natuurlijke oorsprong en zijn te eniger tijd wel bij de meeste intelligente volken van Urantia voorgekomen. Soms is het beeld van een evolutionaire triade vermengd geraakt met dat van een geopenbaarde Triniteit; in deze gevallen is het dikwijls onmogelijk het een van het andere te onderscheiden.
1. URANTIAN TRINITY CONCEPTS
1. TRINITEITSBEGRIPPEN OP URANTIA
1955 104:1.1 The first Urantian revelation leading to the comprehension of the Paradise Trinity was made by the staff of Prince Caligastia about one-half million years ago. This earliest Trinity concept was lost to the world in the unsettled times following the planetary rebellion.
1997 104:1.1 De eerste Urantiaanse openbaring die leidde tot het begrip van de Paradijs-Triniteit werd ongeveer een half miljoen jaar geleden geschonken door de staf van Vorst Caligastia. Dit vroegste Triniteitsbegrip ging op uw wereld verloren in de verwarde tijden na de planetaire opstand.
1955 104:1.2 The second presentation of the Trinity was made by Adam and Eve in the first and second gardens. These teachings had not been wholly obliterated even in the times of Machiventa Melchizedek about thirty-five thousand years later, for the Trinity concept of the Sethites persisted in both Mesopotamia and Egypt but more especially in India, where it was long perpetuated in Agni, the Vedic three-headed fire god.
1997 104:1.2 De Triniteit werd voor de tweede maal gepresenteerd door Adam en Eva in de eerste en de tweede hof. Deze leringen waren zelfs in de dagen van Machiventa Melchizedek, ongeveer vijfendertigduizend jaar later, nog niet geheel verdwenen, want het Triniteitsbegrip van de Setieten hield stand zowel in Mesopotamië als in Egypte, en vooral in India, waar het lang bleef voortbestaan in Agni, de Vedische driehoofdige vuurgod.
1955 104:1.3 The third presentation of the Trinity was made by Machiventa Melchizedek, and this doctrine was symbolized by the three concentric circles which the sage of Salem wore on his breast plate. But Machiventa found it very difficult to teach the Palestinian Bedouins about the Universal Father, the Eternal Son, and the Infinite Spirit. Most of his disciples thought that the Trinity consisted of the three Most Highs of Norlatiadek; a few conceived of the Trinity as the System Sovereign, the Constellation Father, and the local universe Creator Deity; still fewer even remotely grasped the idea of the Paradise association of the Father, Son, and Spirit.
1997 104:1.3 De derde maal werd de Triniteit gepresenteerd door Machiventa Melchizedek, en zijn leer werd symbolisch uitgebeeld in de drie concentrische cirkels die de wijze van Salem op zijn borstplaat droeg. Machiventa vond het echter zeer moeilijk om de Palestijnse Bedouïnen te onderrichten aangaande de Universele Vader, de Eeuwige Zoon en de Oneindige Geest. De meesten van zijn leerlingen dachten dat de Triniteit bestond uit de drie Meest Verheven- en van Norlatiadek; enkelen stelden zich de Triniteit voor als de Soeverein van het Stel- sel, de Constellatie-Vader en de Schepper-Godheid van het plaatselijk universum; een nog kleiner aantal vatte zelfs in de verte de idee van de Paradijs-associatie van de Vader, Zoon en Geest.
1955 104:1.4 Through the activities of the Salem missionaries the Melchizedek teachings of the Trinity gradually spread throughout much of Eurasia and northern Africa. It is often difficult to distinguish between the triads and the trinities in the later Andite and the post-Melchizedek ages, when both concepts to a certain extent intermingled and coalesced.
1997 104:1.4 Door de activiteiten van de zendelingen uit Salem verbreidden zich de leringen van Melchizedek over de Triniteit geleidelijk over een groot deel van Eurazië en het noorden van Afrika. Het is dikwijls moeilijk onderscheid te maken tussen de triaden en de triniteiten in de latere Anditische en post-Melchizedek-tijdperken, toen de twee begrippen zich tot op zekere hoogte vermengden en samensmolten.
1955 104:1.5 Among the Hindus the trinitarian concept took root as Being, Intelligence, and Joy. (A later Indian conception was Brahma, Siva, and Vishnu.) While the earlier Trinity portrayals were brought to India by the Sethite priests, the later ideas of the Trinity were imported by the Salem missionaries and were developed by the native intellects of India through a compounding of these doctrines with the evolutionary triad conceptions.
1997 104:1.5 Bij de Hindoes schoot het trinitaire begrip wortel als Zijn, Intelligentie en Vreugde. (Een latere Indiase opvatting was Brahma, Shiva en Vishnu.) Terwijl de vroege uitbeeldingen van de Triniteit door de Setitische priesters naar India werden gebracht, werden de latere ideeën aangaande de Triniteit ingevoerd door de zendelingen van Salem en verder ontwikkeld door de inheemse intellectuelen in India, die deze leringen vermengden met de evolutionaire triadische opvattingen.
1955 104:1.6 The Buddhist faith developed two doctrines of a trinitarian nature: The earlier was Teacher, Law, and Brotherhood; that was the presentation made by Gautama Siddhartha. The later idea, developing among the northern branch of the followers of Buddha, embraced Supreme Lord, Holy Spirit, and Incarnate Savior.
1997 104:1.6 Het Boeddhistische geloof ontwikkelde twee leerstukken van trinitaire aard. De eerste was die van Leraar, Wet en Broederschap, en werd door Gautama Siddhartha ingevoerd. De latere idee, die tot ontwikkeling kwam onder de noordelijke tak van de volgelingen van Boeddha, omvatte de Allerhoogste Heer, de Heilige Geest en de Geïncarneerde Verlosser.
1955 104:1.7 And these ideas of the Hindus and Buddhists were real trinitarian postulates, that is, the idea of a threefold manifestation of a monotheistic God. A true trinity conception is not just a grouping together of three separate gods.
1997 104:1.7 En deze ideeën van de Hindoes en Boeddhisten waren werkelijke postulaten van de triniteit, dat wil zeggen, de idee van een drievoudige manifestatie van een monotheïstische God. Een echt triniteitsbegrip is niet alleen maar een samenvoeging van drie afzonderlijke goden.
1955 104:1.8 The Hebrews knew about the Trinity from the Kenite traditions of the days of Melchizedek, but their monotheistic zeal for the one God, Yahweh, so eclipsed all such teachings that by the time of Jesus’ appearance the Elohim doctrine had been practically eradicated from Jewish theology. The Hebrew mind could not reconcile the trinitarian concept with the monotheistic belief in the One Lord, the God of Israel.
1997 104:1.8 De Hebreeërs wisten van de Triniteit door de Kenitische overleveringen uit de dagen van Melchizedek, maar hun monotheïstische ijveren voor de ene God, Jahweh, verduisterde al deze leringen dermate, dat de leer aangaande Elohim tegen de tijd van het verschijnen van Jezus praktisch geheel uit de Joodse theologie was uitgeroeid. Het Hebreeuwse denken kon het trinitaire begrip niet rijmen met het monotheïstische geloof in de Ene Heer, de God van Israel.
1955 104:1.9 The followers of the Islamic faith likewise failed to grasp the idea of the Trinity. It is always difficult for an emerging monotheism to tolerate trinitarianism when confronted by polytheism. The trinity idea takes best hold of those religions which have a firm monotheistic tradition coupled with doctrinal elasticity. The great monotheists, the Hebrews and Mohammedans, found it difficult to distinguish between worshiping three gods, polytheism, and trinitarianism, the worship of one Deity existing in a triune manifestation of divinity and personality.
1997 104:1.9 De volgelingen van het Islamitische geloof konden de idee van de Triniteit evenmin vatten. Voor een opkomend monotheïsme is het altijd moeilijk om trinitarisme te tolereren wanneer het zich geconfronteerd ziet met polytheïsme. De triniteitsidee wortelt het best in die godsdiensten waar een sterke monotheïstische traditie gepaard gaat met rekbaarheid in de leerstellingen. De grote monotheïsten, de Hebreeërs en de Mohammedanen, hebben het moeilijk gevonden om onderscheid te maken tussen polytheïsme, de aanbidding van drie goden, en trinitarisme, de aanbidding van één Godheid die bestaat in een drieënige manifestatie van goddelijkheid en persoonlijkheid.
1955 104:1.10 Jesus taught his apostles the truth regarding the persons of the Paradise Trinity, but they thought he spoke figuratively and symbolically. Having been nurtured in Hebraic monotheism, they found it difficult to entertain any belief that seemed to conflict with their dominating concept of Yahweh. And the early Christians inherited the Hebraic prejudice against the Trinity concept.
1997 104:1.10 Jezus onderrichtte zijn apostelen de waarheid ten aanzien van de personen van de Paradijs-Triniteit, maar zij meenden dat hij figuurlijk en symbolisch sprak. Aangezien zij waren grootgebracht in het Hebraïsche monotheïsme, vonden zij het moeilijk in iets te geloven dat in strijd leek met hun overheersende voorstelling van Jahweh. En de vroege Christenen namen het Hebraïsche vooroordeel tegen het denkbeeld van de Triniteit over.
1955 104:1.11 The first Trinity of Christianity was proclaimed at Antioch and consisted of God, his Word, and his Wisdom. Paul knew of the Paradise Trinity of Father, Son, and Spirit, but he seldom preached about it and made mention thereof in only a few of his letters to the newly forming churches. Even then, as did his fellow apostles, Paul confused Jesus, the Creator Son of the local universe, with the Second Person of Deity, the Eternal Son of Paradise.
1997 104:1.11 De eerste Triniteit van het Christendom werd in Antiochië verkondigd en bestond uit God, zijn Woord, en zijn Wijsheid[1]. Paulus wist van de Paradijs-Triniteit van Vader, Zoon en Geest, maar hij predikte er zelden over en maakte er alleen gewag van in enkele van zijn brieven aan de zich pas vormende kerken. En ook daar verwarde Paulus, net zoals zijn mede-apostelen, Jezus, de Schepper-Zoon van het plaatselijk universum, met de Tweede Persoon der Godheid, de Eeuwige Zoon van het Paradijs.
1955 104:1.12 The Christian concept of the Trinity, which began to gain recognition near the close of the first century after Christ, was comprised of the Universal Father, the Creator Son of Nebadon, and the Divine Minister of Salvington—Mother Spirit of the local universe and creative consort of the Creator Son.
1997 104:1.12 Het Christelijke denkbeeld van de Triniteit, dat erkenning begon te vinden tegen het einde van de eerste eeuw na Christus, was opgebouwd uit de Universele Vader, de Schepper-Zoon van Nebadon, en de Goddelijke Hulp en Bijstand van Salvington — de Moeder-Geest van het plaatselijk universum en scheppende gade van de Schepper-Zoon[2].
1955 104:1.13 Not since the times of Jesus has the factual identity of the Paradise Trinity been known on Urantia (except by a few individuals to whom it was especially revealed) until its presentation in these revelatory disclosures. But though the Christian concept of the Trinity erred in fact, it was practically true with respect to spiritual relationships. Only in its philosophic implications and cosmological consequences did this concept suffer embarrassment: It has been difficult for many who are cosmic minded to believe that the Second Person of Deity, the second member of an infinite Trinity, once dwelt on Urantia; and while in spirit this is true, in actuality it is not a fact. The Michael Creators fully embody the divinity of the Eternal Son, but they are not the absolute personality.
1997 104:1.13 De feitelijke identiteit van de Paradijs-Triniteit die u in deze openbarende verhandelingen wordt onthuld, is sinds de dagen van Jezus niet meer op Urantia bekend geweest (behalve bij enkele individuen aan wie zij speciaal werd geopenbaard). Maar hoewel de Christelijke voorstelling van de Triniteit een feitelijke dwaling was, was zij in praktische zin juist, waar het de geestelijke betrekkingen betrof. Alleen in zijn filosofische implicaties en kosmologische consequenties heeft dit begrip tot moeilijkheden geleid: velen die kosmisch dachten hebben moeilijk kunnen geloven dat de Tweede Persoon der Godheid, het tweede lid van een oneindige Triniteit, eens op Urantia heeft geleefd, en hoewel zulks naar de geest waar is, is het in feite niet het geval geweest. De Michael-Scheppers belichamen volledig de goddelijkheid van de Eeuwige Zoon, maar zijn niet de absolute persoonlijkheid.
2. TRINITY UNITY AND DEITY PLURALITY
2. TRINITEITSEENHEID EN GODHEIDSPLURALITEIT
1955 104:2.1 Monotheism arose as a philosophic protest against the inconsistency of polytheism. It developed first through pantheon organizations with the departmentalization of supernatural activities, then through the henotheistic exaltation of one god above the many, and finally through the exclusion of all but the One God of final value.
1997 104:2.1 Het monotheïsme is ontstaan als filosofisch protest tegen de inconsistentie van het poly- theïsme. Het ontwikkelde zich aanvankelijk door de vereniging van vele goden in pantheons, waarbij bovennatuurlijke activiteiten in verschillende afdelingen werden ondergebracht; vervolgens werd in het henotheïsme één god boven de velen verheven, en ten slotte werden alle goden buitengesloten, behalve de Ene God van finale waarde.
1955 104:2.2 Trinitarianism grows out of the experiential protest against the impossibility of conceiving the oneness of a deanthropomorphized solitary Deity of unrelated universe significance. Given a sufficient time, philosophy tends to abstract the personal qualities from the Deity concept of pure monotheism, thus reducing this idea of an unrelated God to the status of a pantheistic Absolute. It has always been difficult to understand the personal nature of a God who has no personal relationships in equality with other and co-ordinate personal beings. Personality in Deity demands that such Deity exist in relation to other and equal personal Deity.
1997 104:2.2 Het trinitarisme komt voort uit het experiëntiële protest tegen de onmogelijkheid zich de eenheid voor te stellen van een solitaire Godheid die van menselijke trekken is ontdaan en wiens betekenis voor het universum geen betrekkingen inhoudt. Wanneer er maar voldoende tijd verstrijkt, ontdoet de filosofie het Godheidsbegrip van het zuivere monotheïsme meestal van zijn persoonlijke kenmerken, zodat dit idee van een God zonder betrekkingen wordt gereduceerd tot de status van een pantheïstisch Absolute. Het is altijd moeilijk geweest om de persoonlijke natuur te begrijpen van een God die geen persoonlijke betrekkingen onderhoudt op voet van gelijkheid met andere persoonlijke wezens die van dezelfde orde zijn als hijzelf. Om persoonlijk te zijn, moet een Godheid bestaan in betrekking tot een andere, gelijke, persoonlijke Godheid.
1955 104:2.3 Through the recognition of the Trinity concept the mind of man can hope to grasp something of the interrelationship of love and law in the time-space creations. Through spiritual faith man gains insight into the love of God but soon discovers that this spiritual faith has no influence on the ordained laws of the material universe. Irrespective of the firmness of man’s belief in God as his Paradise Father, expanding cosmic horizons demand that he also give recognition to the reality of Paradise Deity as universal law, that he recognize the Trinity sovereignty extending outward from Paradise and overshadowing even the evolving local universes of the Creator Sons and Creative Daughters of the three eternal persons whose deity union is the fact and reality and eternal indivisibility of the Paradise Trinity.
1997 104:2.3 Door inzicht in het denkbeeld van de Triniteit kan de mens hopen met zijn verstand iets te begrijpen van de onderlinge samenhang van liefde en wetmatigheid in de scheppingen in tijd en ruimte. Door geestelijk geloof verwerft de mens inzicht in de liefde van God, doch hij ontdekt al spoedig dat dit geestelijke geloof geen invloed heeft op de verordineerde wetten van het materiële universum. Ongeacht de vastheid van ’s mensen geloof in God als zijn Paradijs-Vader, maken de steeds wijder wordende kosmische horizonten het noodzakelijk dat hij ook de realiteit erkent van de Paradijs-Godheid als universele wet, dat hij de soevereiniteit erkent van de Triniteit die zich vanuit het Paradijs naar buiten uitstrekt en zelfs de evoluerende plaatselijke universa overschaduwt, de universa van de Schepper-Zonen en Scheppende Dochters der drie eeuwige personen wier eenheid als godheid het feit, de werkelijkheid en de eeuwige ondeelbaarheid van de Paradijs-Triniteit is.
1955 104:2.4 And this selfsame Paradise Trinity is a real entity—not a personality but nonetheless a true and absolute reality; not a personality but nonetheless compatible with coexistent personalities—the personalities of the Father, the Son, and the Spirit. The Trinity is a supersummative Deity reality eventuating out of the conjoining of the three Paradise Deities. The qualities, characteristics, and functions of the Trinity are not the simple sum of the attributes of the three Paradise Deities; Trinity functions are something unique, original, and not wholly predictable from an analysis of the attributes of Father, Son, and Spirit.
1997 104:2.4 En deze zelfde Paradijs-Triniteit is een werkelijke entiteit — geen persoonlijkheid, doch niettemin een echte, absolute werkelijkheid; geen persoonlijkheid, doch niettemin verenigbaar met coëxistente persoonlijkheden — de persoonlijkheden van de Vader, de Zoon en de Geest. De Triniteit is een boven alles uitgaande, alles omvattende realiteit der Godheid, die resulteert uit de onderlinge vereniging van de drie Paradijs-Godheden. De eigenschappen, kenmerken en functies van de Triniteit zijn niet slechts de som van de kenmerkende eigenschappen der drie Paradijs-Godheden: Triniteitsfuncties zijn uniek en oorspronkelijk en niet geheel voorspelbaar uit een analyse van de kenmerkende eigenschappen van de Vader, de Zoon en de Geest.
1955 104:2.5 For example: The Master, when on earth, admonished his followers that justice is never a personal act; it is always a group function. Neither do the Gods, as persons, administer justice. But they perform this very function as a collective whole, as the Paradise Trinity.
1997 104:2.5 Bij voorbeeld: toen de Meester op aarde was, waarschuwde hij zijn volgelingen dat rechtspraak nooit een persoonlijke daad is, maar altijd een functie van de groep. De Goden spreken nooit recht als personen. Wel oefenen zij juist deze functie uit als een collectief, als de Paradijs-Triniteit.
1955 104:2.6 The conceptual grasp of the Trinity association of Father, Son, and Spirit prepares the human mind for the further presentation of certain other threefold relationships. Theological reason may be fully satisfied by the concept of the Paradise Trinity, but philosophical and cosmological reason demand the recognition of the other triune associations of the First Source and Center, those triunities in which the Infinite functions in various non-Father capacities of universal manifestation—the relationships of the God of force, energy, power, causation, reaction, potentiality, actuality, gravity, tension, pattern, principle, and unity.
1997 104:2.6 Inzicht in het begrip van de Triniteitsassociatie van de Vader, de Zoon en de Geest bereidt het menselijk bewustzijn voor op bepaalde andere drievoudige betrekkingen die hem worden aangeboden. De theologische rede moge geheel tevreden zijn met het denkbeeld van de Paradijs-Triniteit, maar de filosofische en kosmologische rede vereist de erkenning van de andere drieënige associaties van de Eerste Bron en Centrum, de drieënigheden waarin de Oneindige functioneert in verscheidene niet-Vader-capaciteiten die zich universeel manifesteren — de betrekkingen van de God van Paradijskracht, energie, universumkracht, veroorzaking, reactie, potentialiteit, actualiteit, zwaartekracht, spanning, patroon, beginsel en eenheid.
3. TRINITIES AND TRIUNITIES
3. TRINITEITEN EN DRIEËNIGHEDEN
1955 104:3.1 While mankind has sometimes grasped at an understanding of the Trinity of the three persons of Deity, consistency demands that the human intellect perceive that there are certain relationships between all seven Absolutes. But all that which is true of the Paradise Trinity is not necessarily true of a triunity, for a triunity is something other than a trinity. In certain functional aspects a triunity may be analogous to a trinity, but it is never homologous in nature with a trinity.
1997 104:3.1 Ofschoon de mensheid af en toe heeft gepoogd de Triniteit van de drie personen der Godheid te begrijpen, vereist de consistentie dat het menselijk verstand inziet dat er bepaalde betrekkingen bestaan tussen alle zeven Absoluten. Doch al wat geldt voor de Paradijs-Triniteit geldt niet noodzakelijkerwijze voor een drieënigheid, want een drieënigheid is iets anders dan een triniteit. In bepaalde functionele aspecten kan een drieënigheid overeenkomst vertonen met een triniteit, maar haar natuur is nooit homoloog aan die van een triniteit.
1955 104:3.2 Mortal man is passing through a great age of expanding horizons and enlarging concepts on Urantia, and his cosmic philosophy must accelerate in evolution to keep pace with the expansion of the intellectual arena of human thought. As the cosmic consciousness of mortal man expands, he perceives the interrelatedness of all that he finds in his material science, intellectual philosophy, and spiritual insight. Still, with all this belief in the unity of the cosmos, man perceives the diversity of all existence. In spite of all concepts concerning the immutability of Deity, man perceives that he lives in a universe of constant change and experiential growth. Regardless of the realization of the survival of spiritual values, man has ever to reckon with the mathematics and premathematics of force, energy, and power.
1997 104:3.2 De sterfelijke mens op Urantia beleeft een grootse tijd van steeds wijder wordende horizonten en zich steeds verruimende denkbeelden, en de evolutie van zijn kosmische filosofie moet versnellen om gelijke tred te kunnen houden met deze uitbreiding van de intellectuele arena van het menselijk denken. Naargelang het kosmische besef van de sterfelijke mens zich uitbreidt, neemt hij de onderlinge verbanden waar tussen al zijn bevindingen in zijn materiële wetenschap, zijn intellectuele filosofie en zijn geestelijk inzicht. Hoezeer de mens ook gelooft in de eenheid van de kosmos, toch neemt hij de diversiteit van alle bestaan waar. Ondanks al zijn denkbeelden aangaande de onveranderlijkheid der Godheid, neemt de mens waar dat hij leeft in een universum van constante verandering en experiëntiële groei. Ook al beseft de mens dat geestelijke waarden voortleven, toch moet hij immer rekening houden met de mathematica en pre-mathematica van Paradijskracht, energie en universumkracht.
1955 104:3.3 In some manner the eternal repleteness of infinity must be reconciled with the time-growth of the evolving universes and with the incompleteness of the experiential inhabitants thereof. In some way the conception of total infinitude must be so segmented and qualified that the mortal intellect and the morontia soul can grasp this concept of final value and spiritualizing significance.
1997 104:3.3 Op enigerlei wijze moet de eeuwige volheid der oneindigheid worden verzoend met de tijdsgroei van de evoluerende universa en met de onvolkomenheid van hun experiëntiële bewoners. Op de een of andere manier moet de idee van totale oneindigheid zo worden gesegmenteerd en gekwalificeerd, dat het sterfelijke verstand en de morontia-ziel dit begrip van finale waarde en vergeestelijkende betekenis kunnen vatten.
1955 104:3.4 While reason demands a monotheistic unity of cosmic reality, finite experience requires the postulate of plural Absolutes and of their co-ordination in cosmic relationships. Without co-ordinate existences there is no possibility for the appearance of diversity of absolute relationships, no chance for the operation of differentials, variables, modifiers, attenuators, qualifiers, or diminishers.
1997 104:3.4 Terwijl de rede het bestaan van een monotheïstische eenheid van kosmische realiteit vereist, vereist de eindige ervaring het postulaat van meervoudige Absoluten en van de coördinatie daarvan in kosmische betrekkingen. Zonder existenties van eenzelfde orde kan er in absolute betrekkingen onmogelijk diversiteit verschijnen en is er geen kans dat er differenties, variabelen, of modificerende, temperende, beperkende of reducerende factoren optreden.
1955 104:3.5 In these papers total reality (infinity) has been presented as it exists in the seven Absolutes:
1997 104:3.5 In deze verhandelingen is u de totale realiteit (de oneindigheid) voorgelegd zoals zij bestaat in de zeven Absoluten:
1955 104:3.6 1. The Universal Father.
1997 104:3.6 1. de Universele Vader;
1955 104:3.7 2. The Eternal Son.
1997 104:3.7 2. de Eeuwige Zoon;
1955 104:3.8 3. The Infinite Spirit.
1997 104:3.8 3. de Oneindige Geest;
1955 104:3.9 4. The Isle of Paradise.
1997 104:3.9 4. het Paradijs-Eiland;
1955 104:3.10 5. The Deity Absolute.
1997 104:3.10 5. het Godheid-Absolute;
1955 104:3.11 6. The Universal Absolute.
1997 104:3.11 6. het Universeel Absolute;
1955 104:3.12 7. The Unqualified Absolute.
1997 104:3.12 7. het Ongekwalificeerd Absolute.
1955 104:3.13 The First Source and Center, who is Father to the Eternal Son, is also Pattern to the Paradise Isle. He is personality unqualified in the Son but personality potentialized in the Deity Absolute. The Father is energy revealed in Paradise-Havona and at the same time energy concealed in the Unqualified Absolute. The Infinite is ever disclosed in the ceaseless acts of the Conjoint Actor while he is eternally functioning in the compensating but enshrouded activities of the Universal Absolute. Thus is the Father related to the six co-ordinate Absolutes, and thus do all seven encompass the circle of infinity throughout the endless cycles of eternity.
1997 104:3.13 De Eerste Bron en Centrum, die de Vader is van de Eeuwige Zoon, is ook het Patroon van het Paradijs-Eiland. Hij is ongekwalificeerde persoonlijkheid in de Zoon, doch gepotentialiseerde persoonlijkheid in het Godheid-Absolute. De Vader is energie geopenbaard in Paradijs-Havona en tegelijkertijd energie verborgen in het Ongekwalificeerd Absolute. De Oneindige wordt immer ontsluierd in het onophoudelijk handelen van de Vereend Handelende Geest, terwijl hij eeuwig functioneert in de compenserende doch verhulde activiteiten van het Universeel Absolute. Aldus is de Vader verbonden met de zes Absoluten die van gelijke orde zijn, en aldus omvatten de Absoluten tezamen de cirkel der oneindigheid, door de eindeloze cycli der eeuwigheid heen.
1955 104:3.14 It would seem that triunity of absolute relationships is inevitable. Personality seeks other personality association on absolute as well as on all other levels. And the association of the three Paradise personalities eternalizes the first triunity, the personality union of the Father, the Son, and the Spirit. For when these three persons, as persons, conjoin for united function, they thereby constitute a triunity of functional unity, not a trinity—an organic entity—but nonetheless a triunity, a threefold functional aggregate unanimity.
1997 104:3.14 De drieënigheid van absolute betrekkingen lijkt onvermijdelijk. Persoonlijkheid zoekt de omgang met andere persoonlijkheid op het absolute niveau, evenals op alle andere niveaus. En de associatie van de drie Paradijs-persoonlijkheden vereeuwigt de eerste drieënigheid, de vereniging van de persoonlijkheden van de Vader, de Zoon en de Geest. Want wanneer deze drie personen zich als personen onderling verbinden om verenigd te functioneren, vormen zij daardoor een drieënigheid van functionele eenheid, geen triniteit — een organische entiteit — maar niettemin een drieënigheid, een drievoudige, functionele, samengestelde unanimiteit.
1955 104:3.15 The Paradise Trinity is not a triunity; it is not a functional unanimity; rather is it undivided and indivisible Deity. The Father, Son, and Spirit (as persons) can sustain a relationship to the Paradise Trinity, for the Trinity is their undivided Deity. The Father, Son, and Spirit sustain no such personal relationship to the first triunity, for that is their functional union as three persons. Only as the Trinity—as undivided Deity—do they collectively sustain an external relationship to the triunity of their personal aggregation.
1997 104:3.15 De Paradijs-Triniteit is geen drieënigheid: zij is geen functionele unanimiteit, doch veeleer de ongedeelde en ondeelbare Godheid. De Vader, Zoon en Geest (als personen) kunnen een betrekking onderhouden tot de Paradijs-Triniteit, want de Triniteit is hun ongedeelde Godheid. De Vader, Zoon en Geest onderhouden niet zulk een persoonlijke betrekking tot de eerste drieënigheid, want deze is hun functionele eenheid als drie personen. Alleen als de Triniteit — als ongedeelde Godheid — onderhouden zij collectief een externe betrekking tot de drieënigheid van hun samenvoeging als personen.
1955 104:3.16 Thus does the Paradise Trinity stand unique among absolute relationships; there are several existential triunities but only one existential Trinity. A triunity is not an entity. It is functional rather than organic. Its members are partners rather than corporative. The components of the triunities may be entities, but a triunity itself is an association.
1997 104:3.16 Zo is de Paradijs-Triniteit uniek onder de absolute betrekkingen: er zijn verscheidene existentiële drieënigheden, docht slechts één existentiële Triniteit. Een drieënigheid is niet een entiteit. Zij is veeleer functioneel dan organisch. Haar leden zijn veeleer partners dan dat zij één lichaam vormen. De componenten van de drieënigheden kunnen entiteiten zijn, maar een drieënigheid zelve is een associatie.
1955 104:3.17 There is, however, one point of comparison between trinity and triunity: Both eventuate in functions that are something other than the discernible sum of the attributes of the component members. But while they are thus comparable from a functional standpoint, they otherwise exhibit no categorical relationship. They are roughly related as the relation of function to structure. But the function of the triunity association is not the function of the trinity structure or entity.
1997 104:3.17 Op één punt echter zijn triniteiten en drieënigheden vergelijkbaar: beide resulteren in functies die iets anders zijn dan de waarneembare som der eigenschappen van de samenstellende leden. Maar ook al zijn zij aldus vanuit een functioneel oogpunt vergelijkbaar, zij vertonen anderszins geen categorisch onderling verband. Hun onderlinge betrekking is ongeveer de betrekking tussen functie en structuur. De functie van de drieënigsheidsassociatie is echter niet de functie van de triniteitsstructuur of triniteitsentiteit.
1955 104:3.18 The triunities are nonetheless real; they are very real. In them is total reality functionalized, and through them does the Universal Father exercise immediate and personal control over the master functions of infinity.
1997 104:3.18 De drieënigheden zijn niettemin werkelijk, zij zijn zeer werkelijk. In de drieënigheden wordt de totale realiteit gefunctionaliseerd en door hen beheerst de Universele Vader direct en persoonlijk de hoofdfuncties der oneindigheid.
4. THE SEVEN TRIUNITIES
4. DE ZEVEN DRIEËNIGHEDEN
1955 104:4.1 In attempting the description of seven triunities, attention is directed to the fact that the Universal Father is the primal member of each. He is, was, and ever will be: the First Universal Father-Source, Absolute Center, Primal Cause, Universal Controller, Limitless Energizer, Original Unity, Unqualified Upholder, First Person of Deity, Primal Cosmic Pattern, and Essence of Infinity. The Universal Father is the personal cause of the Absolutes; he is the absolute of Absolutes.
1997 104:4.1 Bij deze poging om de zeven drieënigheden te beschrijven, wordt uw aandacht gevraagd voor het feit dat de Universele Vader het primaire lid is van elk van deze. Hij is, was, en zal immer zijn: de Eerste Universele Vader-Bron, Absoluut Centrum, Primaire Oorzaak, Univer s ele Beheerser, Onbegrensde Activeerder, Oorspronkelijke Eenheid, Onvoorwaardelijk Handhaver, Eerste Persoon der Godheid, Primair Kosmisch Patroon, en Essentie der Oneindigheid. De Universele Vader is de persoonlijke oorzaak van de Absoluten; hij is het absolute der Absoluten.
1955 104:4.2 The nature and meaning of the seven triunities may be suggested as:
1997 104:4.2 De natuur en betekenis van de zeven drieënigheden mogen u op de volgende wijze in overweging worden gegeven:
1955 104:4.3 The First Triunity—the personal-purposive triunity. This is the grouping of the three Deity personalities:
1997 104:4.3 De Eerste Drieënigheid — de persoonlijk-doelgerichte drieënigheid. Dit is de groepering van de drie persoonlijkheden der Godheid:
1955 104:4.4 1. The Universal Father.
1997 104:4.4 1. de Universele Vader;
1955 104:4.5 2. The Eternal Son.
1997 104:4.5 2. de Eeuwige Zoon;
1955 104:4.6 3. The Infinite Spirit.
1997 104:4.6 3. de Oneindige Geest.
1955 104:4.7 This is the threefold union of love, mercy, and ministry—the purposive and personal association of the three eternal Paradise personalities. This is the divinely fraternal, creature-loving, fatherly-acting, and ascension-promoting association. The divine personalities of this first triunity are personality-bequeathing, spirit-bestowing, and mind-endowing Gods.
1997 104:4.7 Dit is de drievoudige vereniging van liefde, barmhartigheid en dienstbetoon — de doelgerichte, persoonlijke associatie van de drie eeuwige Paradijs-persoonlijkheden. Dit is de goddelijk-broederlijke, schepsel-minnende, vaderlijk handelende, en de opklimming bevorderende associatie. De goddelijke persoonlijkheden van deze eerste drieënigheid zijn persoonlijkheid toekennende, geest schenkende en bewustzijn verlenende Goden.
1955 104:4.8 This is the triunity of infinite volition; it acts throughout the eternal present and in all of the past-present-future flow of time. This association yields volitional infinity and provides the mechanisms whereby personal Deity becomes self-revelatory to the creatures of the evolving cosmos.
1997 104:4.8 Dit is de drieënigheid van oneindige wil; zij handelt overal in het gehele eeuwige heden en in de gehele stroom van de verleden-tegenwoordige-toekomstige tijd. Door deze associatie wordt oneindigheid van wilsvermogen voortgebracht en wordt voorzien in de mechanismen waardoor de persoonlijke Godheid zelf-openbarend wordt voor de schepselen van de evoluerende kosmos.
1955 104:4.9 The Second Triunity—the power-pattern triunity. Whether it be a tiny ultimaton, a blazing star, or a whirling nebula, even the central or superuniverses, from the smallest to the largest material organizations, always is the physical pattern—the cosmic configuration—derived from the function of this triunity. This association consists of:
1997 104:4.9 De Tweede Drieënigheid — de drieënigheid van kracht-patroon. Het fysische patroon, de kosmische configuratie, van de kleinste tot de grootste organisatievormen der materie — of het nu een minuscuul ultimaton, een fel gloeiende ster of wervelende sterrennevel, of zelfs het centrale universum of de superuniversa betreft — komt altijd voort uit de functie van deze drieënigheid. Deze associatie bestaat uit:
1955 104:4.12 3. The Conjoint Actor.
1997 104:4.12 3. de Vereend Handelende Geest.
1955 104:4.13 Energy is organized by the cosmic agents of the Third Source and Center; energy is fashioned after the pattern of Paradise, the absolute materialization; but behind all of this ceaseless manipulation is the presence of the Father-Son, whose union first activated the Paradise pattern in the appearance of Havona concomitant with the birth of the Infinite Spirit, the Conjoint Actor.
1997 104:4.13 Energie wordt georganiseerd door het handelen van de kosmische vertegenwoordigers van de Derde Bron en Centrum; energie wordt gevormd naar het patroon van het Paradijs, de absolute materialisatie. Doch achter al dit onophoudelijk manipuleren staat de aanwezigheid van de Va- der-Zoon, wier vereniging voor het eerst het Paradijs-patroon activeerde bij het verschijnen van Havona, dat samenviel met de geboorte van de Oneindige Geest, de Vereend Handelende Geest.
1955 104:4.14 In religious experience, creatures make contact with the God who is love, but such spiritual insight must never eclipse the intelligent recognition of the universe fact of the pattern which is Paradise. The Paradise personalities enlist the freewill adoration of all creatures by the compelling power of divine love and lead all such spirit-born personalities into the supernal delights of the unending service of the finaliter sons of God. The second triunity is the architect of the space stage whereon these transactions unfold; it determines the patterns of cosmic configuration.
1997 104:4.14 In hun religieuze ervaring maken schepselen contact met de God die liefde is, maar dit geestelijke inzicht mag nooit de intelligente onderkenning verduisteren van het universum-feit van het patroon dat het Paradijs is. Door de dwingende kracht van de goddelijke liefde mobiliseren de Paradijs-persoonlijkheden de vrijwillige adoratie van alle schepselen, en leiden zij al deze uit de geest geboren persoonlijkheden naar de hemelse verrukkingen van het nimmer eindigend dienstbetoon van de volkomen zonen van God. De tweede drieënigheid is de architect van het toneel der ruimte, waar zich deze verrichtingen ontvouwen, en zij bepaalt de patronen der configuratie van de kosmos.
1955 104:4.15 Love may characterize the divinity of the first triunity, but pattern is the galactic manifestation of the second triunity. What the first triunity is to evolving personalities, the second triunity is to the evolving universes. Pattern and personality are two of the great manifestations of the acts of the First Source and Center; and no matter how difficult it may be to comprehend, it is nonetheless true that the power-pattern and the loving person are one and the same universal reality; the Paradise Isle and the Eternal Son are co-ordinate but antipodal revelations of the unfathomable nature of the Universal Father-Force.
1997 104:4.15 Weliswaar is liefde het kenmerk van de goddelijkheid van de eerste drieënigheid, maar patroon is de galactische manifestatie van de tweede drieënigheid. Wat de eerste drieënigheid betekent voor evoluerende persoonlijkheden, betekent de tweede drieënigheid voor de evoluerende universa. Patroon en persoonlijkheid zijn twee van de grootse manifestaties van de handelingen van de Eerste Bron en Centrum, en hoe moeilijk te vatten het ook moge zijn, niettemin is het waar dat het kracht-patroon en de liefhebbende persoon één en dezelfde universele realiteit zijn; het Paradijs-Eiland en de Eeuwige Zoon zijn gelijkwaardige doch antipodische openbaringen van de onpeilbare natuur van de Universele Vader-kracht.
1955 104:4.16 The Third Triunity—the spirit-evolutional triunity. The entirety of spiritual manifestation has its beginning and end in this association, consisting of:
1997 104:4.16 De Derde Drieënigheid — de geest-evolutieve drieënigheid. De totaliteit der geestelijke manifestatie heeft haar begin en einde in deze associatie, die bestaat uit:
1955 104:4.17 1. The Universal Father.
1997 104:4.17 1. de Universele Vader;
1955 104:4.19 3. The Deity Absolute.
1997 104:4.19 3. het Godheid-Absolute.
1955 104:4.20 From spirit potency to Paradise spirit, all spirit finds reality expression in this triune association of the pure spirit essence of the Father, the active spirit values of the Son-Spirit, and the unlimited spirit potentials of the Deity Absolute. The existential values of spirit have their primordial genesis, complete manifestation, and final destiny in this triunity.
1997 104:4.20 Alle geest, van geest-potentie tot Paradijs-geest, vindt realiteitsuitdrukking in deze drieënige associatie van de zuivere geest-essentie van de Vader, de actieve geest-waarden van de Zoon-Geest, en de onbegrensde geest-potentialiteiten van het Godheid-Absolute. In deze drieënigheid hebben de existentiële waarden van geest hun primordiale genese, hun volledige manifestatie en hun finale bestemming.
1955 104:4.21 The Father exists before spirit; the Son-Spirit functions as active creative spirit; the Deity Absolute exists as all-encompassing spirit, even beyond spirit.
1997 104:4.21 De Vader bestaat vóór geest; de Zoon-Geest functioneert als actieve creatieve geest; het Godheid-Absolute bestaat als alles omvattende geest, zelfs voorbij geest.
1955 104:4.22 The Fourth Triunity—the triunity of energy infinity. Within this triunity there eternalizes the beginnings and the endings of all energy reality, from space potency to monota. This grouping embraces the following:
1997 104:4.22 De Vierde Drieënigheid — de drieënigheid van oneindigheid van energie. Binnen deze drieënigheid vereeuwigen zich de begin- en eindpunten van alle energie-werkelijkheid, van ruimte-potentie tot monota. Deze groepering omvat de volgende leden:
1955 104:4.25 3. The Unqualified Absolute.
1997 104:4.25 3. het Ongekwalificeerd Absolute.
1955 104:4.26 Paradise is the center of the force-energy activation of the cosmos—the universe position of the First Source and Center, the cosmic focal point of the Unqualified Absolute, and the source of all energy. Existentially present within this triunity is the energy potential of the cosmos-infinite, of which the grand universe and the master universe are only partial manifestations.
1997 104:4.26 Het Paradijs is het centrum van de kracht-energie-activering van de kosmos, de positie van de Eerste Bron en Centrum in het universum, het kosmische middelpunt van het Ongekwalificeerd Absolute, en de bron van alle energie. Binnen deze drieënigheid is het energie-potentieel van de oneindige kosmos existentieel aanwezig en het groot universum en het meester-universum zijn slechts gedeeltelijke manifestaties hiervan.
1955 104:4.27 The fourth triunity absolutely controls the fundamental units of cosmic energy and releases them from the grasp of the Unqualified Absolute in direct proportion to the appearance in the experiential Deities of subabsolute capacity to control and stabilize the metamorphosing cosmos.
1997 104:4.27 De vierde drieënigheid beheerst op absolute wijze de fundamentele eenheden der kosmische energie, en de mate waarin zij deze aan de greep van het Ongekwalificeerd Absolute doet ontsnappen staat in evenredige verhouding tot de mate waarin, in de experiëntiële Godheden, de subabsolute capaciteit verschijnt om de metamorfosen van de kosmos te beheersen en te stabiliseren.
1955 104:4.28 This triunity is force and energy. The endless possibilities of the Unqualified Absolute are centered around the absolutum of the Isle of Paradise, whence emanate the unimaginable agitations of the otherwise static quiescence of the Unqualified. And the endless throbbing of the material Paradise heart of the infinite cosmos beats in harmony with the unfathomable pattern and the unsearchable plan of the Infinite Energizer, the First Source and Center.
1997 104:4.28 Deze drieënigheid is Paradijskracht en energie. De eindeloze mogelijkheden van het Ongekwalificeerd Absolute zijn gecentreerd rond het absolutum van het Paradijs-Eiland, vanwaar de onvoorstelbare agitaties van de overigens statische rust van het Ongekwalificeerde uitgaan. En het onophoudelijk pulseren van het materiële Paradijs, het hart der oneindige kosmos, is in harmonie met het ondoorgrondelijke patroon en het onnaspeurlijke plan van de Oneindige Activeerder, de Eerste Bron en Centrum.
1955 104:4.29 The Fifth Triunity—the triunity of reactive infinity. This association consists of:
1997 104:4.29 De Vijfde Drieënigheid — de drieënigheid van reactieve oneindigheid. Deze associatie bestaat uit:
1955 104:4.30 1. The Universal Father.
1997 104:4.30 1. de Universele Vader;
1955 104:4.31 2. The Universal Absolute.
1997 104:4.31 2. het Universeel Absolute;
1955 104:4.32 3. The Unqualified Absolute.
1997 104:4.32 3. het Ongekwalificeerd Absolute.
1955 104:4.33 This grouping yields the eternalization of the functional infinity realization of all that is actualizable within the domains of nondeity reality. This triunity manifests unlimited reactive capacity to the volitional, causative, tensional, and patternal actions and presences of the other triunities.
1997 104:4.33 Deze groepering brengt de vereeuwiging voort van de functionele oneindigheidsverwerkelijking van al hetgeen actualiseerbaar is binnen de domeinen der werkelijkheid die geen deel uitmaken van de Godheid. Deze drieënigheid manifesteert een onbegrensd vermogen tot reageren op de volitionele, causatieve, spanning- en patroonhandelingen en -presenties van de andere drieënigheden.
1955 104:4.34 The Sixth Triunity—the triunity of cosmic-associated Deity. This grouping consists of:
1997 104:4.34 De Zesde Drieënigheid — de drieënigheid van de kosmisch-geassocieerde Godheid. Deze groepering bestaat uit:
1955 104:4.35 1. The Universal Father.
1997 104:4.35 1. de Universele Vader;
1955 104:4.36 2. The Deity Absolute.
1997 104:4.36 2. het Godheid-Absolute;
1955 104:4.37 3. The Universal Absolute.
1997 104:4.37 3. het Universeel Absolute.
1955 104:4.38 This is the association of Deity-in-the-cosmos, the immanence of Deity in conjunction with the transcendence of Deity. This is the last outreach of divinity on the levels of infinity toward those realities which lie outside the domain of deified reality.
1997 104:4.38 Dit is de associatie van de Godheid-in-de-kosmos, de immanentie der Godheid in combinatie met de transcendentie der Godheid. Dit is het laatste reiken van goddelijkheid op de niveaus der oneindigheid naar de werkelijkheden welke buiten het domein der vergoddelijkte werkelijkheid liggen.
1955 104:4.39 The Seventh Triunity—the triunity of infinite unity. This is the unity of infinity functionally manifest in time and eternity, the co-ordinate unification of actuals and potentials. This group consists of:
1997 104:4.39 De Zevende Drieënigheid — de drieënigheid van oneindige eenheid. Dit is de eenheid der oneindigheid, functioneel manifest in de tijd en de eeuwigheid, de coördinerende unificatie van actuele en potentiële werkelijkheden. Deze groep bestaat uit:
1955 104:4.40 1. The Universal Father.
1997 104:4.40 1. de Universele Vader;
1955 104:4.41 2. The Conjoint Actor.
1997 104:4.41 2. de Vereend Handelende Geest;
1955 104:4.42 3. The Universal Absolute.
1997 104:4.42 3. het Universeel Absolute.
1955 104:4.43 The Conjoint Actor universally integrates the varying functional aspects of all actualized reality on all levels of manifestation, from finites through transcendentals and on to absolutes. The Universal Absolute perfectly compensates the differentials inherent in the varying aspects of all incomplete reality, from the limitless potentialities of active-volitional and causative Deity reality to the boundless possibilities of static, reactive, nondeity reality in the incomprehensible domains of the Unqualified Absolute.
1997 104:4.43 De Vereend Handelende Geest integreert universeel de wisselende functionele aspecten van alle geactualiseerde werkelijkheid op alle niveaus van manifestatie, van eindige, en transcendentale tot en met absolute werkelijkheden. Het Universeel Absolute compenseert op volmaakte wijze de verschillen die inherent zijn aan de wisselende aspecten van alle incomplete werkelijkheid, van de onbeperkte potentialiteiten van de actief-volitionele en causatieve werkelijkheid der Godheid, tot aan de grenzeloze mogelijkheden der statische, reactieve realiteit die geen deel uitmaakt van de Godheid en in de ondoorgrondelijke domeinen van het Ongekwalificeerd Absolute is gelegen.
1955 104:4.44 As they function in this triunity, the Conjoint Actor and the Universal Absolute are alike responsive to Deity and to nondeity presences, as also is the First Source and Center, who in this relationship is to all intents and purposes conceptually indistinguishable from the I AM.
1997 104:4.44 Zoals zij in deze drieënigheid functioneren, zijn de Vereend Handelende Geest en het Universeel Absolute gelijkelijk reactief op Godheid- en niet-Godheid-presenties. Hetzelfde geldt voor de Eerste Bron en Centrum, die in deze betrekking conceptueel vrijwel niet te onderscheiden is van de IK BEN.
1955 104:4.45 These approximations are sufficient to elucidate the concept of the triunities. Not knowing the ultimate level of the triunities, you cannot fully comprehend the first seven. While we do not deem it wise to attempt any further elaboration, we may state that there are fifteen triune associations of the First Source and Center, eight of which are unrevealed in these papers. These unrevealed associations are concerned with realities, actualities, and potentialities which are beyond the experiential level of supremacy.
1997 104:4.45 Met deze benaderingen is het begrip van de drieënigheden voldoende toegelicht. Daar ge het ultieme niveau van de drieënigheden niet kent, kunt ge ook de eerste zeven niet geheel begrijpen. Ofschoon wij het niet verstandig vinden te trachten nog uitvoeriger hierop in te gaan, mogen wij wel verklaren dat er vijftien drieënige associaties van de Eerste Bron en Centrum bestaan, waarvan er acht in deze verhandelingen ongeopenbaard blijven. Deze ongeopenbaarde associaties betreffen realiteiten, actualiteiten en potentialiteiten die voorbij het experiëntiële niveau van het bewind van de Allerhoogste liggen.
1955 104:4.46 The triunities are the functional balance wheel of infinity, the unification of the uniqueness of the Seven Infinity Absolutes. It is the existential presence of the triunities that enables the Father-I AM to experience functional infinity unity despite the diversification of infinity into seven Absolutes. The First Source and Center is the unifying member of all triunities; in him all things have their unqualified beginnings, eternal existences, and infinite destinies—“in him all things consist.”
1997 104:4.46 De drieënigheden zijn het functionele echappement der oneindigheid, de unificatie van de uniciteit van de Zeven Absoluten der Oneindigheid. Door de existentiële presentie van de drieënigheden wordt de Vader-IK BEN in staat gesteld de functionele eenheid der oneindigheid te ervaren, ondanks de diversificatie der oneindigheid in zeven Absoluten. De Eerste Bron en Centrum is het verenigende lid van alle drieënigheden; in hem hebben alle dingen hun ongekwa- lificeerde begin, hun eeuwige bestaan en oneindige bestemming — ‘in hem bestaan alle dingen[3].’
1955 104:4.47 Although these associations cannot augment the infinity of the Father-I AM, they do appear to make possible the subinfinite and subabsolute manifestations of his reality. The seven triunities multiply versatility, eternalize new depths, deitize new values, disclose new potentialities, reveal new meanings; and all these diversified manifestations in time and space and in the eternal cosmos are existent in the hypothetical stasis of the original infinity of the I AM.
1997 104:4.47 Hoewel deze associaties de oneindigheid van de Vader-IK BEN niet kunnen vergroten, blijken zij wèl die manifestaties van zijn werkelijkheid mogelijk te maken die beneden de niveaus van het oneindige en het absolute liggen. Door de zeven drieënigheden wordt de wendbaarheid vermenigvuldigd, worden nieuwe diepten vereeuwigd, nieuwe waarden vergoddelijkt, nieuwe potentialiteiten ontsloten en nieuwe betekenissen geopenbaard; en al deze gediversifieerde manifestaties in tijd en ruimte en in de eeuwige kosmos zijn existent in de hypothetische stasis van de oorspronkelijke oneindigheid van de IK BEN.
5. TRIODITIES
5. TRIODITEITEN
1955 104:5.1 There are certain other triune relationships which are non-Father in constitution, but they are not real triunities, and they are always distinguished from the Father triunities. They are called variously, associate triunities, co-ordinate triunities, and triodities. They are consequential to the existence of the triunities. Two of these associations are constituted as follows:
1997 104:5.1 Er zijn bepaalde andere drieënige betrekkingen die in hun samenstelling niet-Vader zijn, maar dit zijn geen werkelijke drieënigheden, en zij worden altijd onderscheiden van de Vader-drieënigheden. Zij worden afwisselend geassocieerde drieënigheden, gecoördineerde drieënigheden en trioditeiten genoemd. Zij vloeien voort uit het bestaan van de drieënigheden. Twee van deze associaties zijn als volgt samengesteld:
1955 104:5.2 The Triodity of Actuality. This triodity consists in the interrelationship of the three absolute actuals:
1997 104:5.2 De Trioditeit van Actualiteit. Deze trioditeit bestaat uit het onderlinge verband van de drie absolute actuele realiteiten:
1955 104:5.3 1. The Eternal Son.
1997 104:5.3 1. de Eeuwige Zoon;
1955 104:5.5 3. The Conjoint Actor.
1997 104:5.5 3. de Vereend Handelende Geest.
1955 104:5.6 The Eternal Son is the absolute of spirit reality, the absolute personality. The Paradise Isle is the absolute of cosmic reality, the absolute pattern. The Conjoint Actor is the absolute of mind reality, the co-ordinate of absolute spirit reality, and the existential Deity synthesis of personality and power. This triune association eventuates the co-ordination of the sum total of actualized reality—spirit, cosmic, or mindal. It is unqualified in actuality.
1997 104:5.6 De Eeuwige Zoon is het absolutum der geest-werkelijkheid, de absolute persoonlijkheid. Het Paradijs-Eiland is het absolutum der kosmische werkelijkheid, het absolute patroon. De Vereend Handelende Geest is het absolutum der bewustzijnswerkelijkheid, de soortgenoot van absolute geest-werkelijkheid, en de existentiële Godheidssynthese van persoonlijkheid en kracht. Uit deze drieënige associatie resulteert de coördinatie van de totale som der geactualiseerde werkelijkheid — geestelijke, kosmische en mentale. Deze is onbeperkt in actualiteit.
1955 104:5.7 The Triodity of Potentiality. This triodity consists in the association of the three Absolutes of potentiality:
1997 104:5.7 De Trioditeit van Potentialiteit. Deze trioditeit bestaat uit de associatie van de drie Absoluten van potentialiteit:
1955 104:5.8 1. The Deity Absolute.
1997 104:5.8 1. het Godheid-Absolute;
1955 104:5.9 2. The Universal Absolute.
1997 104:5.9 2. het Universeel Absolute;
1955 104:5.10 3. The Unqualified Absolute.
1997 104:5.10 3. het Ongekwalificeerd Absolute.
1955 104:5.11 Thus are interassociated the infinity reservoirs of all latent energy reality—spirit, mindal, or cosmic. This association yields the integration of all latent energy reality. It is infinite in potential.
1997 104:5.11 Aldus zijn de oneindigheidsreservoirs van alle latente energie-werkelijkheid — geestelijke, mentale en kosmische — onderling met elkaar verbonden. Door deze associatie wordt de integratie van alle latente energie-werkelijkheid voortgebracht. Zij is oneindig in potentialiteit.
1955 104:5.12 As the triunities are primarily concerned with the functional unification of infinity, so are triodities involved in the cosmic appearance of experiential Deities. The triunities are indirectly concerned, but the triodities are directly concerned, in the experiential Deities—Supreme, Ultimate, and Absolute. They appear in the emerging power-personality synthesis of the Supreme Being. And to the time creatures of space the Supreme Being is a revelation of the unity of the I AM.
1997 104:5.12 Zoals de drieënigheden in de eerste plaats betrokken zijn bij de functionele unificatie der oneindigheid, zo zijn de trioditeiten betrokken bij de kosmische verschijning van experiëntiële Godheden. De drieënigheden zijn indirect betrokken bij de experiëntiële Godheden, de Allerhoogste, de Ultieme en de Absolute, de trioditeiten zijn dit rechtstreeks. Zij treden aan de dag in de wordende kracht-persoonlijkheid-synthese van de Allerhoogste. En voor de tijdsschepselen der ruimte is de Allerhoogste een openbaring van de eenheid van de IK BEN.
1955 104:5.13 [Presented by a Melchizedek of Nebadon.]
1997 104:5.13 [Aangeboden door een Melchizedek van Nebadon.]
Verhandeling 103. De realiteit der religieuze ervaring |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 105. Godheid en werkelijkheid |