Het Urantia Boek in het Engels is sinds 2006 wereldwijd Public Domain.
Vertalingen: © 1997 De Stichting Urantia
Verhandeling 148. Het opleiden van evangelisten in Betsaïda |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 150. De derde prediktocht |
THE SECOND PREACHING TOUR
DE TWEEDE PREDIKTOCHT
1955 149:0.1 THE second public preaching tour of Galilee began on Sunday, October 3, A.D. 28, and continued for almost three months, ending on December 30. Participating in this effort were Jesus and his twelve apostles, assisted by the newly recruited corps of 117 evangelists and by numerous other interested persons. On this tour they visited Gadara, Ptolemais, Japhia, Dabaritta, Megiddo, Jezreel, Scythopolis, Tarichea, Hippos, Gamala, Bethsaida-Julias, and many other cities and villages.
1997 149:0.1 DE tweede openbare prediktocht door Galilea begon op zondag 3 october a.d. 28, duurde bijna drie maanden en eindigde op 30 december. Aan deze onderneming werd deelgenomen door Jezus en zijn twaalf apostelen, geassisteerd door het pas aangeworven korps van 117 evangelisten, en door talrijke andere geïnteresseerden. Op deze tocht bezochten zij Gadara, Ptolemaïs, Jafia, Dabaritta, Megiddo, Jezreël, Skytopolis, Tarichea, Hippos, Gamala, Betsaïda-Julias, en vele andere stadjes en dorpen.
1955 149:0.2 Before the departure on this Sunday morning Andrew and Peter asked Jesus to give the final charge to the new evangelists, but the Master declined, saying that it was not his province to do those things which others could acceptably perform. After due deliberation it was decided that James Zebedee should administer the charge. At the conclusion of James’s remarks Jesus said to the evangelists: “Go now forth to do the work as you have been charged, and later on, when you have shown yourselves competent and faithful, I will ordain you to preach the gospel of the kingdom.”
1997 149:0.2 Voor hun vertrek op deze zondagmorgen, werd Jezus door Andreas en Petrus gevraagd om de laatste instructie aan de nieuwe evangelisten te willen geven, maar de Meester weigerde, en zei dat het niet aan hem was de dingen te doen die anderen ook op aanvaardbare wijze konden doen. Na het nodige overleg werd besloten dat Jakobus Zebedeüs deze instructie zou geven. Toen Jakobus klaar was met hetgeen hij te zeggen had, sprak Jezus tot de evangelisten: ‘Trek nu uit om het werk te doen zoals u is opgedragen, en later, wanneer ge u bekwaam en getrouw betoond hebt, zal ik u bevestigen als predikers van het evangelie van het konink-rijk.’
1955 149:0.3 On this tour only James and John traveled with Jesus. Peter and the other apostles each took with them about one dozen of the evangelists and maintained close contact with them while they carried on their work of preaching and teaching. As fast as believers were ready to enter the kingdom, the apostles would administer baptism. Jesus and his two companions traveled extensively during these three months, often visiting two cities in one day to observe the work of the evangelists and to encourage them in their efforts to establish the kingdom. This entire second preaching tour was principally an effort to afford practical experience for this corps of 117 newly trained evangelists.
1997 149:0.3 Op deze tocht reisden alleen Jakobus en Johannes met Jezus. Petrus en de andere apostelen namen elk ongeveer een dozijn evangelisten met zich mee en hielden nauw contact met dezen terwijl zij hun werk van prediking en onderricht deden. Zodra gelovigen gereed waren het koninkrijk binnen te gaan, werden ze door de apostelen gedoopt. Jezus en zijn twee metgezellen legden gedurende deze drie maanden grote afstanden af, doordat zij dikwijls op één dag twee plaatsen bezochten om het werk der evangelisten gade te slaan en hen te bemoedigen in hun inspanningen om het koninkrijk te vestigen. Deze gehele tweede prediktocht was hoofdzakelijk bedoeld om dit korps van 117 nieuw opgeleide evangelisten praktische ervaring te laten opdoen.
1955 149:0.4 Throughout this period and subsequently, up to the time of the final departure of Jesus and the twelve for Jerusalem, David Zebedee maintained a permanent headquarters for the work of the kingdom in his father’s house at Bethsaida. This was the clearinghouse for Jesus’ work on earth and the relay station for the messenger service which David carried on between the workers in various parts of Palestine and adjacent regions. He did all of this on his own initiative but with the approval of Andrew. David employed forty to fifty messengers in this intelligence division of the rapidly enlarging and extending work of the kingdom. While thus employed, he partially supported himself by spending some of his time at his old work of fishing.
1997 149:0.4 Gedurende deze gehele periode en ook later, tot aan de tijd dat Jezus en de twaalf voor de laatste maal naar Jeruzalem vertrokken, had David Zebedeüs een permanent hoofdkwartier voor het werk van het koninkrijk in het huis van zijn vader te Betsaïda. Dit was het coördinatiecentrum voor het werk van Jezus op aarde en de aflossingsplaats van de koeriersdienst die David onderhield tussen de werkers in de verschillende delen van Palestina en aangrenzende streken. Hij deed dit alles op eigen initiatief, doch met goedkeuring van Andreas. David had veertig tot vijftig koeriers aan het werk in deze inlichtingendienst ten behoeve van het snel toenemende en zich uitbreidende werk van het koninkrijk. Terwijl hij dit werk deed, voorzag hij ten dele in zijn eigen onderhoud door ook enige tijd te besteden aan zijn oude vissershandwerk.
1. THE WIDESPREAD FAME OF JESUS
1. DE WIJDVERBREIDE FAAM VAN JEZUS
1955 149:1.1 By the time the camp at Bethsaida had been broken up, the fame of Jesus, particularly as a healer, had spread to all parts of Palestine and through all of Syria and the surrounding countries. For weeks after they left Bethsaida, the sick continued to arrive, and when they did not find the Master, on learning from David where he was, they would go in search of him. On this tour Jesus did not deliberately perform any so-called miracles of healing. Nevertheless, scores of afflicted found restoration of health and happiness as a result of the reconstructive power of the intense faith which impelled them to seek for healing.
1997 149:1.1 Tegen de tijd dat het kamp te Betsaïda was opgebroken, had de faam van Jezus, vooral als genezer, zich naar alle delen van Palestina en door heel Syrië en de omliggende landen verbreid. Nog wekenlang nadat ze Betsaïda hadden verlaten, bleven de zieken arriveren, en als ze de Meester niet aantroffen en van David vernamen waar hij was, gingen ze hem opzoeken. Op deze tocht verrichtte Jezus geen enkel opzettelijk zogenaamd genezingswonder. Niettemin hervonden tientallen lijdende mensen hun gezondheid en geluk tengevolge van de herstellende kracht van het intense geloofsvertrouwen dat hen ertoe bewoog genezing te zoeken.
1955 149:1.2 There began to appear about the time of this mission—and continued throughout the remainder of Jesus’ life on earth—a peculiar and unexplained series of healing phenomena. In the course of this three months’ tour more than one hundred men, women, and children from Judea, Idumea, Galilee, Syria, Tyre, and Sidon, and from beyond the Jordan were beneficiaries of this unconscious healing by Jesus and, returning to their homes, added to the enlargement of Jesus’ fame. And they did this notwithstanding that Jesus would, every time he observed one of these cases of spontaneous healing, directly charge the beneficiary to “tell no man.”
1997 149:1.2 Omstreeks de tijd van deze prediktocht begon er zich een reeks eigenaardige, onverklaarbare voorvallen van genezing voor te doen, en dit bleef doorgaan gedurende de rest van Jezus’ leven op aarde[1]. In de loop van deze tocht van drie maanden ondervonden meer dan honderd mannen, vrouwen en kinderen uit Judea, Idumea, Galilea, Syrië, Tyrus en Sidon, en van de overzijde van de Jordaan, de weldadige gevolgen van dit onbewuste genezen door Jezus, en wanneer ze naar hun woonplaatsen waren teruggekeerd, droegen ze bij tot de vergroting van Jezus’ faam. En zij handelden aldus niettegenstaande het feit dat Jezus iedere keer wanneer hij een van deze gevallen van spontane genezing waarnam, degene die deze weldaad had ondervonden, direct opdroeg dit ‘aan niemand te vertellen[2].’
1955 149:1.3 It was never revealed to us just what occurred in these cases of spontaneous or unconscious healing. The Master never explained to his apostles how these healings were effected, other than that on several occasions he merely said, “I perceive that power has gone forth from me.” On one occasion he remarked when touched by an ailing child, “I perceive that life has gone forth from me.”
1997 149:1.3 Ons is nimmer geopenbaard wat er nu precies gebeurde in deze gevallen van spontane of onbewuste genezing. De Meester legde zijn apostelen nooit uit hoe deze genezingen tot stand kwamen, behalve dat hij bij verschillende gelegenheden eenvoudig zei: ‘Ik merk dat er kracht van mij is uitgegaan[3].’ Bij één gelegenheid, toen hij door een ziekelijk kind werd aangeraakt, zei hij: ‘Ik merk dat er leven van mij is uitgegaan.’
1955 149:1.4 In the absence of direct word from the Master regarding the nature of these cases of spontaneous healing, it would be presuming on our part to undertake to explain how they were accomplished, but it will be permissible to record our opinion of all such healing phenomena. We believe that many of these apparent miracles of healing, as they occurred in the course of Jesus’ earth ministry, were the result of the coexistence of the following three powerful, potent, and associated influences:
1997 149:1.4 Nu wij niet beschikken over een rechtstreekse uitspraak van de Meester over de natuur van deze genezingen, zou het van onze zijde aanmatigend zijn te gaan uitleggen hoe ze tot stand kwamen, maar het zal wel geoorloofd zijn onze mening weer te geven inzake al zulke genezingsverschijnselen. Wij geloven dat veel van deze klaarblijke wonderen van genezing, zoals voorvielen in de loop van Jezus’ missie op aarde, het gevolg waren van het gelijktijdig optreden van de volgende drie krachtige, machtige en onderling verbonden invloeden:
1955 149:1.5 1. The presence of strong, dominant, and living faith in the heart of the human being who persistently sought healing, together with the fact that such healing was desired for its spiritual benefits rather than for purely physical restoration.
1997 149:1.5 1. De aanwezigheid van een sterk, overheersend en levend geloof in het hart van de mens die volhardend genezing zocht, samen met het feit dat zulk een genezing meer werd begeerd terwille van de geestelijk voordelen dan alleen terwille van zuiver lichamelijk herstel.
1955 149:1.6 2. The existence, concomitant with such human faith, of the great sympathy and compassion of the incarnated and mercy-dominated Creator Son of God, who actually possessed in his person almost unlimited and timeless creative healing powers and prerogatives.
1997 149:1.6 2. Samengaand met dit menselijk geloofsvertrouwen, bestond er de grote sympathie en het mededogen van de geïncarneerde, door barmhartigheid gedomineerde Schepper-Zoon van God, die in zijn persoon daadwerkelijk bijna onbeperkte en tijdloze creatieve genezingskrachten en prerogatieven bezat.
1955 149:1.7 3. Along with the faith of the creature and the life of the Creator it should also be noted that this God-man was the personified expression of the Father’s will. If, in the contact of the human need and the divine power to meet it, the Father did not will otherwise, the two became one, and the healing occurred unconsciously to the human Jesus but was immediately recognized by his divine nature. The explanation, then, of many of these cases of healing must be found in a great law which has long been known to us, namely, What the Creator Son desires and the eternal Father wills IS.
1997 149:1.7 3. Samen met het geloof van het schepsel en het leven van de Schepper, dient ge ook in aanmerking te nemen dat deze God-mens de tot persoon geworden uitdrukking was van de wil van de Vader. Indien in het contact tussen de menselijke nood en de goddelijke kracht om daarin te voorzien, de Vader het niet anders wilde, werden de twee één en vond de genezing plaats, voor de mens Jezus onbewust, maar onmiddellijk onderkend door diens goddelijke natuur. De verklaring van veel van deze gevallen van genezing moet dan ook worden gevonden in een grote wet die ons sinds lang bekend is, namelijk, wat de Schepper-Zoon begeert en de eeuwige Vader wil, IS.
1955 149:1.8 It is, then, our opinion that, in the personal presence of Jesus, certain forms of profound human faith were literally and truly compelling in the manifestation of healing by certain creative forces and personalities of the universe who were at that time so intimately associated with the Son of Man. It therefore becomes a fact of record that Jesus did frequently suffer men to heal themselves in his presence by their powerful, personal faith.
1997 149:1.8 Wij zijn dan ook van mening dat in de persoonlijke tegenwoordigheid van Jezus, bepaalde vormen van diep menselijk geloof letterlijk en waarlijk dwingend waren in de manifestatie van genezing door bepaalde scheppende krachten en persoonlijkheden van het universum die in die tijd zo nauw verbonden waren met de Zoon des Mensen. Wij stellen daarom hier het feit vast dat Jezus dikwijls toeliet dat de mensen in zijn tegenwoordigheid zichzelf genazen door hun krachtig, persoonlijk geloof.
1955 149:1.9 Many others sought healing for wholly selfish purposes. A rich widow of Tyre, with her retinue, came seeking to be healed of her infirmities, which were many; and as she followed Jesus about through Galilee, she continued to offer more and more money, as if the power of God were something to be purchased by the highest bidder. But never would she become interested in the gospel of the kingdom; it was only the cure of her physical ailments that she sought.
1997 149:1.9 Vele anderen zochten genezing voor geheel zelfzuchtige doeleinden. Een rijke weduwe uit Tyrus kwam met haar gevolg genezing zoeken voor haar vele kwalen, en terwijl zij achter Jezus aan trok door Galilea, bleef ze steeds meer geld aanbieden, alsof de kracht Gods iets was dat door de hoogste bieder gekocht kon worden. Maar ze kreeg nooit enige belangstelling voor het evangelie van het koninkrijk: het was de genezing van haar lichamelijke kwalen, die ze zocht.
2. ATTITUDE OF THE PEOPLE
2. DE HOUDING VAN HET VOLK
1955 149:2.1 Jesus understood the minds of men. He knew what was in the heart of man, and had his teachings been left as he presented them, the only commentary being the inspired interpretation afforded by his earth life, all nations and all religions of the world would speedily have embraced the gospel of the kingdom. The well-meant efforts of Jesus’ early followers to restate his teachings so as to make them the more acceptable to certain nations, races, and religions, only resulted in making such teachings the less acceptable to all other nations, races, and religions.
1997 149:2.1 Jezus begreep de gedachten en gevoelens der mensen. Hij wist wat er omging in het mensenhart, en indien zijn onderricht zo gelaten was als hij het bracht, met als enig commentaar de geïnspireerde interpretatie die zijn leven op aarde bood, dan zouden alle volken en alle religies ter wereld spoedig het evangelie van het koninkrijk hebben omhelsd. De welgemeende pogingen van de eerste volgelingen van Jezus om zijn leer opnieuw onder woorden te brengen teneinde deze aanvaardbaarder te maken voor bepaalde volken, rassen en godsdiensten, hadden alleen tot gevolg dat dit onderricht des te minder aanvaardbaar werd voor alle andere naties, rassen en religies.
1955 149:2.2 The Apostle Paul, in his efforts to bring the teachings of Jesus to the favorable notice of certain groups in his day, wrote many letters of instruction and admonition. Other teachers of Jesus’ gospel did likewise, but none of them realized that some of these writings would subsequently be brought together by those who would set them forth as the embodiment of the teachings of Jesus. And so, while so-called Christianity does contain more of the Master’s gospel than any other religion, it does also contain much that Jesus did not teach. Aside from the incorporation of many teachings from the Persian mysteries and much of the Greek philosophy into early Christianity, two great mistakes were made:
1997 149:2.2 De Apostel Paulus schreef vele brieven ter onderrichting en vermaning in zijn inspanningen om de leer van Jezus onder de welwillende aandacht te brengen van bepaalde groeperingen in zijn tijd. Andere leraren van het evangelie van Jezus deden hetzelfde, maar geen van hen realiseerde zich dat sommige van deze geschriften later verzameld zouden worden door diegenen die deze zouden uitgeven als de belichaming van het onderricht van Jezus. En dus is het zo, dat ofschoon het zogeheten Christendom meer van het evangelie van de Meester bevat dan enige andere religie, het ook veel omvat dat Jezus niet heeft onderricht. Naast het feit dat vele leringen van de Perzische mysteriën en veel Griekse filosofie in het eerste Christendom werden opgenomen, werden er ook twee grote fouten gemaakt:
1955 149:2.3 1. The effort to connect the gospel teaching directly onto the Jewish theology, as illustrated by the Christian doctrines of the atonement—the teaching that Jesus was the sacrificed Son who would satisfy the Father’s stern justice and appease the divine wrath. These teachings originated in a praiseworthy effort to make the gospel of the kingdom more acceptable to disbelieving Jews. Though these efforts failed as far as winning the Jews was concerned, they did not fail to confuse and alienate many honest souls in all subsequent generations.
1997 149:2.3 1. De poging om de leer van het evangelie rechtstreeks te doen aansluiten bij de Joodse theologie, zoals wordt geïllustreerd door de Christelijke leerstellingen van de verzoening — de leer dat Jezus de geofferde Zoon was, die aan de strenge gerechtigheid van de Vader zou voldoen en de goddelijke toorn zou verzoenen. Dit onderricht kwam voort uit een lofwaardige poging om het evangelie aanvaardbaarder te maken voor ongelovige Joden. Ofschoon deze pogingen faalden waar het ging om het winnen van de Joden, slaagden ze er maar al te goed in om vele eerlijke zielen in alle volgende generaties te verwarren en van het evangelie te vervreemden.
1955 149:2.4 2. The second great blunder of the Master’s early followers, and one which all subsequent generations have persisted in perpetuating, was to organize the Christian teaching so completely about the person of Jesus. This overemphasis of the personality of Jesus in the theology of Christianity has worked to obscure his teachings, and all of this has made it increasingly difficult for Jews, Mohammedans, Hindus, and other Eastern religionists to accept the teachings of Jesus. We would not belittle the place of the person of Jesus in a religion which might bear his name, but we would not permit such consideration to eclipse his inspired life or to supplant his saving message: the fatherhood of God and the brotherhood of man.
1997 149:2.4 2. De tweede grote misslag van de eerste volgelingen van de Meester, een domme fout die alle volgende generaties hardnekkig hebben laten voortbestaan, was om het Christelijke onderricht zo volledig te structureren rond de persoon van Jezus. Deze al te grote nadruk op de persoonlijkheid van Jezus in de theologie van het Christendom heeft ervoor gezorgd dat zijn onderricht in de schaduw kwam te staan, en dit alles heeft het voor Joden, Mohammedanen, Hindoes en andere Oosterse godsdienstige mensen steeds moeilijker gemaakt om de leringen van Jezus te accepteren. Wij zouden niet licht voorbij willen gaan aan de plaats van de persoon van Jezus in een religie die zijn naam zou mogen dragen, maar wij willen niet toestaan dat zijn geïnspireerde leven door deze achting wordt verduisterd, of dat zijn redddende boodschap: het vaderschap van God en de broederschap der mensen, erdoor wordt verdrongen.
1955 149:2.5 The teachers of the religion of Jesus should approach other religions with the recognition of the truths which are held in common (many of which come directly or indirectly from Jesus’ message) while they refrain from placing so much emphasis on the differences.
1997 149:2.5 Zij die de religie van Jezus onderrichten, zouden andere religies moeten benaderen vanuit de erkenning van de waarheden die men gemeenschappelijk heeft (waarvan vele direct of indirect van de boodschap van Jezus afkomstig zijn) terwijl zij zich ervan zouden dienen te weerhouden zoveel nadruk te leggen op de verschillen.
1955 149:2.6 While, at that particular time, the fame of Jesus rested chiefly upon his reputation as a healer, it does not follow that it continued so to rest. As time passed, more and more he was sought for spiritual help. But it was the physical cures that made the most direct and immediate appeal to the common people. Jesus was increasingly sought by the victims of moral enslavement and mental harassments, and he invariably taught them the way of deliverance. Fathers sought his advice regarding the management of their sons, and mothers came for help in the guidance of their daughters. Those who sat in darkness came to him, and he revealed to them the light of life. His ear was ever open to the sorrows of mankind, and he always helped those who sought his ministry.
1997 149:2.6 Hoewel speciaal op dat moment de faam van Jezus hoofdzakelijk was gebaseerd op zijn reputatie als genezer, volgt hier niet uit dat dit ook zo bleef. Naarmate de tijd verstreek, zocht men hem meer en meer voor geestelijke hulp. Maar lichamelijke genezingen spraken nu eenmaal het gewone volk het meest rechtstreeks en onmiddellijk aan. In toenemende mate werd Jezus om hulp gevraagd door hen die ten prooi waren gevallen aan morele slavernij en mentale kwellingen, en onveranderlijk leerde hij hun de weg ter bevrijding. Vaders vroegen zijn raad hoe zij leiding moesten geven aan hun zoons, en moeders kwamen om hulp bij de begeleiding van hun dochters. Zij die in duisternis gezeten waren, kwamen tot hem en hij openbaarde hun het licht des levens[4]. Hij was altijd bereid te luisteren naar het verdriet van de mensheid en hij hielp hen die zijn bijstand zochten altijd.
1955 149:2.7 When the Creator himself was on earth, incarnated in the likeness of mortal flesh, it was inevitable that some extraordinary things should happen. But you should never approach Jesus through these so-called miraculous occurrences. Learn to approach the miracle through Jesus, but do not make the mistake of approaching Jesus through the miracle. And this admonition is warranted, notwithstanding that Jesus of Nazareth is the only founder of a religion who performed supermaterial acts on earth.
1997 149:2.7 Toen de Schepper zelf op aarde was, geïncarneerd in de gelijkenis van het sterfelijke vlees, was het onvermijdelijk dat er enige buitengewone dingen zouden gebeuren. Ge dient Jezus echter nooit te benaderen via deze zogenaamde mirakuleuze voorvallen. Leer het wonder te benaderen via Jezus, maar maak niet de fout dat ge Jezus via het wonder benadert. En deze waarschuwing is gerechtvaardigd, ondanks het feit dat Jezus van Nazaret de enige stichter van een religie is, die bovenmateriële daden op aarde heeft verricht.
1955 149:2.8 The most astonishing and the most revolutionary feature of Michael’s mission on earth was his attitude toward women. In a day and generation when a man was not supposed to salute even his own wife in a public place, Jesus dared to take women along as teachers of the gospel in connection with his third tour of Galilee. And he had the consummate courage to do this in the face of the rabbinic teaching which declared that it was “better that the words of the law should be burned than delivered to women.”
1997 149:2.8 Het verbazingwekkendste en meest revolutionaire kenmerk van Michaels zending op aarde was zijn houding tegenover vrouwen. In een tijd en generatie toen een man zelfs zijn eigen vrouw niet hoorde te groeten in het openbaar, durfde Jezus op zijn derde tocht door Galilea vrouwen mee te nemen om het evangelie te onderrichten[5]. En hij had de volmaakte moed om dit te doen ondanks het rabbijnse onderricht dat verklaarde dat het ‘beter was de woorden der wet te verbranden dan deze tot vrouwen te spreken.’
1955 149:2.9 In one generation Jesus lifted women out of the disrespectful oblivion and the slavish drudgery of the ages. And it is the one shameful thing about the religion that presumed to take Jesus’ name that it lacked the moral courage to follow this noble example in its subsequent attitude toward women.
1997 149:2.9 In één generatie verhief Jezus vrouwen uit de oneerbiedige veronachtzaming en het slaafse eentonige werk waaraan zij in alle eeuwen blootgesteld waren geweest. Het is dan ook bij uitstek beschamend in de religie die zich veroorloofde Jezus’ naam aan te nemen, dat zij de morele moed miste om dit nobele voorbeeld te volgen in haar latere houding ten opzichte van vrouwen.
1955 149:2.10 As Jesus mingled with the people, they found him entirely free from the superstitions of that day. He was free from religious prejudices; he was never intolerant. He had nothing in his heart resembling social antagonism. While he complied with the good in the religion of his fathers, he did not hesitate to disregard man-made traditions of superstition and bondage. He dared to teach that catastrophes of nature, accidents of time, and other calamitous happenings are not visitations of divine judgments or mysterious dispensations of Providence. He denounced slavish devotion to meaningless ceremonials and exposed the fallacy of materialistic worship. He boldly proclaimed man’s spiritual freedom and dared to teach that mortals of the flesh are indeed and in truth sons of the living God.
1997 149:2.10 Wanneer Jezus zich onder de mensen mengde, merkten zij dat hij geheel vrij was van het bijgeloof van die dagen. Hij was vrij van godsdienstige vooroordelen: hij was nooit onverdraagzaam. Er was niets in zijn hart dat ook maar leek op maatschappelijk antagonisme. Terwijl hij zich voegde naar het goede in de godsdienst van zijn vaderen, aarzelde hij niet om door mensen ingestelde tradities van bijgeloof en slaafsheid te negeren. Hij durfde te leren dat natuurrampen, ongevallen in de tijd en andere rampspoedige voorvallen, geen bezoekingen zijn van het goddelijk oordeel of mysterieuze beschikkingen der Voorzienigheid[6]. Hij veroordeelde openlijk de slaafse toewijding aan zinloze ceremoniën en stelde de bedrieglijkheid van een materialistische eredienst aan de kaak[7]. Stoutmoedig verkondigde hij de geestelijke vrijheid van de mens en durfde hij te onderrichten dat stervelingen in het vlees inderdaad en in waarheid zonen zijn van de levende God[8].
1955 149:2.11 Jesus transcended all the teachings of his forebears when he boldly substituted clean hearts for clean hands as the mark of true religion. He put reality in the place of tradition and swept aside all pretensions of vanity and hypocrisy. And yet this fearless man of God did not give vent to destructive criticism or manifest an utter disregard of the religious, social, economic, and political usages of his day. He was not a militant revolutionist; he was a progressive evolutionist. He engaged in the destruction of that which was only when he simultaneously offered his fellows the superior thing which ought to be.
1997 149:2.11 Jezus reikte boven alle leringen van zijn voorvaderen uit toen hij stoutmoedig reine handen verving door reine harten als het kenmerk van ware religie[9]. Hij stelde de realiteit in de plaats van de traditie en schoof alle pretenties van ijdelheid en schijnheiligheid terzijde. En toch ging deze man Gods die geen vrees kende, zich niet te buiten aan afbrekende kritiek en evenmin gaf hij blijk van een totale verontachtzaming van de godsdienstige, sociale, economische en politieke gebruiken van zijn tijd. Hij was geen strijdlustig revolutionair: hij was voorstander van progressieve evolutie. Hij begon pas aan de afbraak van hetgeen was, wanneer hij zijn medemensen tegelijkertijd het betere kon bieden dat behoorde te zijn.
1955 149:2.12 Jesus received the obedience of his followers without exacting it. Only three men who received his personal call refused to accept the invitation to discipleship. He exercised a peculiar drawing power over men, but he was not dictatorial. He commanded confidence, and no man ever resented his giving a command. He assumed absolute authority over his disciples, but no one ever objected. He permitted his followers to call him Master.
1997 149:2.12 Jezus’ volgelingen waren hem gehoorzaam zonder dat hij dit van hen eiste. Slechts drie mannen die zijn persoonlijke oproep ontvingen, wezen zijn uitnodiging om discipel te worden af[10]. Er ging van hem een bijzondere aantrekkingskracht uit op de mensen, maar hij was niet dictatoriaal. Hij beval tot vertrouwen, en niemand nam het hem ooit kwalijk als hij een bevel gaf. Hij nam het absolute gezag over zijn discipelen op zich, maar niemand maakte daar ooit bezwaar tegen. Hij stond zijn volgelingen toe hem Meester te noemen[11].
1955 149:2.13 The Master was admired by all who met him except by those who entertained deep-seated religious prejudices or those who thought they discerned political dangers in his teachings. Men were astonished at the originality and authoritativeness of his teaching. They marveled at his patience in dealing with backward and troublesome inquirers. He inspired hope and confidence in the hearts of all who came under his ministry. Only those who had not met him feared him, and he was hated only by those who regarded him as the champion of that truth which was destined to overthrow the evil and error which they had determined to hold in their hearts at all cost.
1997 149:2.13 De Meester werd bewonderd door allen die met hem in aanraking kwamen, behalve door degenen die er diepgewortelde religieuze vooroordelen op na hielden, en zij die meenden politieke gevaren in zijn leer te zien. De mensen waren verbaasd over de originaliteit en het gezaghebbende van zijn onderricht. Zij verwonderden zich over het geduld waarmee hij trage, lastige vragenstellers te woord stond. Hij inspireerde hoop en vertrouwen in het hart van allen die zijn dienstbetoon ontvingen. Alleen degenen die hem niet hadden ontmoet, vreesden hem en hij werd alleen gehaat door degenen die hem beschouwden als de kampioen van de waarheid die bestemd was om het kwaad en de dwaling omver te werpen die zij zich hadden voorgenomen tot elke prijs in stand te zullen houden in hun hart.
1955 149:2.14 On both friends and foes he exercised a strong and peculiarly fascinating influence. Multitudes would follow him for weeks, just to hear his gracious words and behold his simple life. Devoted men and women loved Jesus with a well-nigh superhuman affection. And the better they knew him the more they loved him. And all this is still true; even today and in all future ages, the more man comes to know this God-man, the more he will love and follow after him.
1997 149:2.14 Op vriend en vijand oefende hij een sterke, bijzonder fascinerende invloed uit. Menigten volgden hem wekenlang, alleen maar om zijn minzame woorden aan te horen en zijn eenvoudige leven gade te slaan. Toegewijde mannen en vrouwen beminden Jezus met een haast bovenmenselijke genegenheid. En hoe beter zij hem leerden kennen, hoe meer zij hem gingen liefhebben. En dit alles is nog steeds waar; hoe beter de mens deze God-mens leert kennen, hoe meer hij hem zal liefhebben en hem zal navolgen, ook vandaag en in alle toekomende tijd.
3. HOSTILITY OF THE RELIGIOUS LEADERS
3. DE VIJANDIGHEID VAN DE GODSDIENSTIGE LEIDERS
1955 149:3.1 Notwithstanding the favorable reception of Jesus and his teachings by the common people, the religious leaders at Jerusalem became increasingly alarmed and antagonistic. The Pharisees had formulated a systematic and dogmatic theology. Jesus was a teacher who taught as the occasion served; he was not a systematic teacher. Jesus taught not so much from the law as from life, by parables. (And when he employed a parable for illustrating his message, he designed to utilize just one feature of the story for that purpose. Many wrong ideas concerning the teachings of Jesus may be secured by attempting to make allegories out of his parables.)
1997 149:3.1 Ondanks het feit dat de gewone mensen Jezus en zijn leer zo welwillend ontvingen, raakten de godsdienstige leiders te Jeruzalem steeds meer verontrust en kwamen zij steeds meer in verzet. De Farizeeën hadden een systematische en dogmatische theologie geformuleerd. Jezus was een leraar die onderricht gaf naar de gelegenheid zich voordeed: hij was niet systematisch in zijn onderricht. Jezus leerde niet zozeer vanuit de wet als wel vanuit het leven, door gelijkenissen. (En wanneer hij een gelijkenis gebruikte om zijn boodschap toe te lichten, was het zijn bedoeling slechts één aspect van het verhaal voor dat doel te gebruiken. Door allegorieën te maken van zijn gelijkenissen, kan men vele verkeerde ideeën inzake het onderricht van Jezus opdoen.)
1955 149:3.2 The religious leaders at Jerusalem were becoming well-nigh frantic as a result of the recent conversion of young Abraham and by the desertion of the three spies who had been baptized by Peter, and who were now out with the evangelists on this second preaching tour of Galilee. The Jewish leaders were increasingly blinded by fear and prejudice, while their hearts were hardened by the continued rejection of the appealing truths of the gospel of the kingdom. When men shut off the appeal to the spirit that dwells within them, there is little that can be done to modify their attitude.
1997 149:3.2 De godsdienstige leiders te Jeruzalem werden haast uitzinnig tengevolge van de bekering van de jonge Abraham die kort geleden had plaatsgevonden en door de desertie van de drie spionnen die door Petrus waren gedoopt en nu samen met de evangelisten deelnamen aan deze tweede prediktocht door Galilea. De Joodse leiders raakten steeds meer verblind door vrees en vooroordeel, terwijl hun hart zich verhardde doordat zij de aanlokkelijke waarheden van het evangelie van het koninkrijk bleven afwijzen. Wanneer mensen zich afsluiten voor het appèl van de geest die in hen woont, kan er niet veel worden gedaan om hun houding te veranderen.
1955 149:3.3 When Jesus first met with the evangelists at the Bethsaida camp, in concluding his address, he said: “You should remember that in body and mind—emotionally—men react individually. The only uniform thing about men is the indwelling spirit. Though divine spirits may vary somewhat in the nature and extent of their experience, they react uniformly to all spiritual appeals. Only through, and by appeal to, this spirit can mankind ever attain unity and brotherhood.” But many of the leaders of the Jews had closed the doors of their hearts to the spiritual appeal of the gospel. From this day on they ceased not to plan and plot for the Master’s destruction. They were convinced that Jesus must be apprehended, convicted, and executed as a religious offender, a violator of the cardinal teachings of the Jewish sacred law.
1997 149:3.3 Toen Jezus voor het eerst samenkwam met de evangelisten in het kamp te Betsaïda, zei hij aan het eind van zijn toespraak: ‘Ge moet eraan denken dat de mensen lichamelijk en mentaal — emotioneel — individueel verschillend reageren. Het enige wat uniform is bij de mensen is de inwonende geest. Ofschoon de goddelijke geesten onderling iets kunnen verschillen in de aard en omvang van hun ervaring, reageren zij op uniform op alle geestelijke beroep dat op hen gedaan wordt. Slechts door deze geest, en door een beroep te doen op deze geest, kan de mensheid ooit eenheid en broederschap bereiken.’ Maar vele leiders van de Joden hadden de deur van hun hart gesloten voor het geestelijke beroep dat het evangelie op hen deed. Vanaf deze dag bleven zij onophoudelijk plannen smeden en samenzweren om de ondergang van de Meester te bewerkstelligen. Zij waren ervan overtuigd dat Jezus gevangengenomen, veroordeeld en ter dood gebracht moest worden als een godsdienstige overtreder, als iemand die de kardinale leerstellingen van de heilige Joodse wet met voeten trad.
4. PROGRESS OF THE PREACHING TOUR
4. DE VOORTGANG VAN DE PREDIKTOCHT
1955 149:4.1 Jesus did very little public work on this preaching tour, but he conducted many evening classes with the believers in most of the cities and villages where he chanced to sojourn with James and John. At one of these evening sessions one of the younger evangelists asked Jesus a question about anger, and the Master, among other things, said in reply:
1997 149:4.1 Jezus trad zeer weinig in het openbaar op gedurende deze prediktocht, maar hij leidde veel avondklassen van gelovigen in de meeste steden en dorpen waar hij ook maar met Jakobus en Johannes verbleef. Op een van deze avondsessies stelde een van de jongere evangelisten Jezus een vraag over woede, en in antwoord hierop zei de Meester onder meer het volgende:
1955 149:4.2 “Anger is a material manifestation which represents, in a general way, the measure of the failure of the spiritual nature to gain control of the combined intellectual and physical natures. Anger indicates your lack of tolerant brotherly love plus your lack of self-respect and self-control. Anger depletes the health, debases the mind, and handicaps the spirit teacher of man’s soul. Have you not read in the Scriptures that ‘wrath kills the foolish man,’ and that man ‘tears himself in his anger’? That ‘he who is slow of wrath is of great understanding,’ while ‘he who is hasty of temper exalts folly’? You all know that ‘a soft answer turns away wrath,’ and how ‘grievous words stir up anger.’ ‘Discretion defers anger,’ while ‘he who has no control over his own self is like a defenseless city without walls.’ ‘Wrath is cruel and anger is outrageous.’ ‘Angry men stir up strife, while the furious multiply their transgressions.’ ‘Be not hasty in spirit, for anger rests in the bosom of fools.’” Before Jesus ceased speaking, he said further: “Let your hearts be so dominated by love that your spirit guide will have little trouble in delivering you from the tendency to give vent to those outbursts of animal anger which are inconsistent with the status of divine sonship.”
1997 149:4.2 ‘Woede is een materiële manifestatie die, in het algemeen gesproken, aangeeft in hoeverre de geestelijke natuur er niet in is geslaagd de gecombineerde verstandelijke en fysieke naturen te beheersen[12]. Woede is een aanduiding van uw tekort aan verdraagzame broederlijke liefde, plus uw tekort aan zelfrespect en zelfbeheersing[13]. Woede is schadelijk voor de gezondheid, verlaagt het bewustzijn en vormt een belemmering voor de geest-leraar van ’s mensen ziel. Hebt ge niet in de Schrift gelezen dat “gramschap de dwaas doodt” en dat de mens “zichzelf verscheurt in zijn toorn”? Dat “hij die niet snel toornig wordt, groot van begrip is,” terwijl “hij die opvliegend is, de dwaasheid ten top voert[14][15][16][17][18][19].”? Gij weet allen dat “een zachtmoedig antwoord de toorn afwendt,” en hoe “kwetsende woorden toorn opwekken[20].” “Tact wendt de toorn af,” terwijl “hij die zichzelf niet beheerst is als een stad zonder muren die onverdedigbaar is[21].” “Gramschap is wreed en toorn is verschrikkelijk[22].” “Vertoornde mensen doen twist ontstaan, terwijl woedende mensen hun overtredingen vermenigvuldigen[23].” “Wees niet opvliegend, want toorn huist in het gemoed der dwazen.”’ Voordat Jezus ophield te spreken, zei hij nog: ‘Laat uw hart zo door liefde worden beheerst, dat uw geest-geleider weinig moeite zal hebben u te verlossen van de neiging om toe te geven aan de uitbarstingen van dierlijke woede die niet kunnen samengaan met de staat van goddelijk zoonschap.’
1955 149:4.3 On this same occasion the Master talked to the group about the desirability of possessing well-balanced characters. He recognized that it was necessary for most men to devote themselves to the mastery of some vocation, but he deplored all tendency toward overspecialization, toward becoming narrow-minded and circumscribed in life’s activities. He called attention to the fact that any virtue, if carried to extremes, may become a vice. Jesus always preached temperance and taught consistency—proportionate adjustment of life problems. He pointed out that overmuch sympathy and pity may degenerate into serious emotional instability; that enthusiasm may drive on into fanaticism. He discussed one of their former associates whose imagination had led him off into visionary and impractical undertakings. At the same time he warned them against the dangers of the dullness of overconservative mediocrity.
1997 149:4.3 Bi j deze zelfde gelegenheid sprak de Meester tot de groep over de wenselijkheid van het bezit van een evenwichtig karakter. Hij erkende dat het voor de meeste mensen noodzakelijk was zich te wijden aan de beheersing van een beroep, doch hij betreurde alle neiging tot over-specialisatie, tot bekrompen en beperkt worden in de activititeiten van het leven. Hij vroeg aandacht voor het feit dat iedere deugd, wanneer zij tot het uiterste wordt doorgevoerd, tot ondeugd kan worden. Jezus predikte altijd matigheid en onderrichtte consequentie — proportionele regeling van de levensproblemen. Hij legde uit dat al te veel medegevoel en medelijden kunnen ontaarden in ernstige emotionele onevenwichtigheid; dat enthousiasme zich kan ontwikkelen tot fanatisme. Hij sprak over een van hun vroegere metgezellen, wiens fantasie hem had meegesleept in visionaire, onpraktische ondernemingen. Tegelijk waarschuwde hij hen voor de gevaren van de saaiheid van een al te conservatieve middelmatigheid.
1955 149:4.4 And then Jesus discoursed on the dangers of courage and faith, how they sometimes lead unthinking souls on to recklessness and presumption. He also showed how prudence and discretion, when carried too far, lead to cowardice and failure. He exhorted his hearers to strive for originality while they shunned all tendency toward eccentricity. He pleaded for sympathy without sentimentality, piety without sanctimoniousness. He taught reverence free from fear and superstition.
1997 149:4.4 En toen sprak Jezus over de gevaren van moed en geloof, hoe deze onbezonnen zielen soms verleiden tot roekeloosheid en aanmatiging. Hij liet eveneens zien hoe voorzichtigheid en bedachtzaamheid, wanneer deze te ver worden doorgevoerd, tot lafheid en mislukking leiden. Hij riep zijn toehoorders op om te streven naar originaliteit, terwijl ze alle neiging tot excentriciteit moesten schuwen. Hij bepleitte sympathie zonder sentimentaliteit, vroomheid zonder schijnheiligheid. Hij onderrichte eerbied zonder vrees en bijgeloof.
1955 149:4.5 It was not so much what Jesus taught about the balanced character that impressed his associates as the fact that his own life was such an eloquent exemplification of his teaching. He lived in the midst of stress and storm, but he never wavered. His enemies continually laid snares for him, but they never entrapped him. The wise and learned endeavored to trip him, but he did not stumble. They sought to embroil him in debate, but his answers were always enlightening, dignified, and final. When he was interrupted in his discourses with multitudinous questions, his answers were always significant and conclusive. Never did he resort to ignoble tactics in meeting the continuous pressure of his enemies, who did not hesitate to employ every sort of false, unfair, and unrighteous mode of attack upon him.
1997 149:4.5 Het was niet zozeer wat Jezus onderrichtte aangaande het evenwichtige karakter dat indruk maakte op zijn metgezellen, als wel het feit dat zijn eigen leven zulk een welsprekend voorbeeld was van hetgeen hij leerde. Hij leefde te midden van spanning en storm, doch hij wankelde nooit. Zijn vijanden legden hem voortdurend lagen, maar hij werd er nooit in gevangen. De wijzen en geleerden trachtten hem te doen struikelen, maar hij beging geen misstap. Zij trachtten hem in de war te brengen in het debat, maar zijn antwoorden waren immer verhelderend, waardig en afdoend. Wanneer hij in zijn betoog werd onderbroken door veelsoortige vragen, waren zijn antwoorden altijd betekenisvol en definitief. Hij nam nimmer zijn toevlucht tot minderwaardige methoden om het hoofd te bieden aan de voortdurende druk van zijn vijanden, die niet aarzelden gebruik te maken van allerlei valse, onbillijke en onrechtvaardige manieren om hem aan te vallen.
1955 149:4.6 While it is true that many men and women must assiduously apply themselves to some definite pursuit as a livelihood vocation, it is nevertheless wholly desirable that human beings should cultivate a wide range of cultural familiarity with life as it is lived on earth. Truly educated persons are not satisfied with remaining in ignorance of the lives and doings of their fellows.
1997 149:4.6 Hoewel het een feit is dat vele mannen en vrouwen zich onverdroten moeten wijden aan het uitoefenen van een bepaald beroep voor hun levensonderhoud, is het niettemin zeer wenselijk dat mensen zich op breed cultureel gebied vertrouwd maken met het leven zoals het zich op aarde afspeelt. Werkelijk ontwikkelde personen zijn er niet tevreden mee om onwetend te blijven ten aanzien van het leven en werken van hun medemensen.
5. LESSON REGARDING CONTENTMENT
5. ONDERRICHT OVER TEVREDENHEID
1955 149:5.1 When Jesus was visiting the group of evangelists working under the supervision of Simon Zelotes, during their evening conference Simon asked the Master: “Why are some persons so much more happy and contented than others? Is contentment a matter of religious experience?” Among other things, Jesus said in answer to Simon’s question:
1997 149:5.1 Toen Jezus de groep evangelisten bezocht die onder het toezicht van Simon Zelotes werkte, vroeg deze tijdens hun avondbespreking aan de Meester: ‘Waarom zijn sommige mensen zoveel gelukkiger en tevredener dan anderen? Is tevredenheid een zaak van religieuze ervaring?’ In antwoord op de vraag van Simon zei Jezus onder meer:
1955 149:5.2 “Simon, some persons are naturally more happy than others. Much, very much, depends upon the willingness of man to be led and directed by the Father’s spirit which lives within him. Have you not read in the Scriptures the words of the wise man, ‘The spirit of man is the candle of the Lord, searching all the inward parts’? And also that such spirit-led mortals say: ‘The lines are fallen to me in pleasant places; yes, I have a goodly heritage.’ ‘A little that a righteous man has is better than the riches of many wicked,’ for ‘a good man shall be satisfied from within himself.’ ‘A merry heart makes a cheerful countenance and is a continual feast. Better is a little with the reverence of the Lord than great treasure and trouble therewith. Better is a dinner of herbs where love is than a fatted ox and hatred therewith. Better is a little with righteousness than great revenues without rectitude.’ ‘A merry heart does good like a medicine.’ ‘Better is a handful with composure than a superabundance with sorrow and vexation of spirit.’
1997 149:5.2 ‘Simon, sommige mensen zijn van nature gelukkiger dan anderen. Buitengewoon veel hangt af van de bereidheid van de mens om zich te laten leiden en richten door de geest van de Vader die in hem woont. Heb je in de Schrift niet de woorden van de wijze gelezen: “De geest van de mens is de kaars van de Heer, die alle schuilhoeken van het hart doorzoekt?” En ook dat zulke door de geest geleide stervelingen zeggen: “De meetsnoeren vielen mij in lieflijke dreven, ja, mijn erfdeel bekoort mij[24][25].” “Beter is het weinige van de rechtvaardige dan de rijkdom van vele goddelozen,” want “een goed mens zal vanuit zijn eigen innerlijk verzadigd worden[26][27].” “Een blij hart geeft een blij gezicht en is een voortdurend feest[28]. Beter is een weinig in eerbied voor de Heer, dan een grote schat en onrust daarbij[29]. Beter een schotel groenten waar liefde heerst, dan een gemeste os en haat daarbij. Beter een weinig met gerechtigheid dan grote inkomsten zonder rechtschapenheid[30].” “Een vrolijk hart doet goed als een medicijn[31].” “Beter een handvol in gemoedsrust dan overvloed met treurnis en kwelling des geestes[32].”
1955 149:5.3 “Much of man’s sorrow is born of the disappointment of his ambitions and the wounding of his pride. Although men owe a duty to themselves to make the best of their lives on earth, having thus sincerely exerted themselves, they should cheerfully accept their lot and exercise ingenuity in making the most of that which has fallen to their hands. All too many of man’s troubles take origin in the fear soil of his own natural heart. ‘The wicked flee when no man pursues.’ ‘The wicked are like the troubled sea, for it cannot rest, but its waters cast up mire and dirt; there is no peace, says God, for the wicked.’
1997 149:5.3 ‘Veel van ’s mensen verdriet komt voort uit zijn teleurgestelde ambities en zijn gekwetste trots. Ofschoon de mensen het aan zichzelf verplicht zijn om het beste te maken van hun leven op aarde, moeten zij, wanneer zij zich op deze wijze oprecht hebben ingespannen, hun lot blijmoedig aanvaarden en met vindingrijkheid het beste maken van wat hun is ten deel gevallen. De moeilijkheden van de mens vinden maar al te vaak hun oorsprong in de angstbodem van zijn eigen natuurlijke hart. “De boze slaat op de vlucht zonder dat iemand hem vervolgt[33].” “De bozen zijn als de woelige zee, want zij kan niet tot rust komen, maar haar wateren woelen slijk en modder op; er is geen vrede voor de boze, zegt God[34].”
1955 149:5.4 “Seek not, then, for false peace and transient joy but rather for the assurance of faith and the sureties of divine sonship which yield composure, contentment, and supreme joy in the spirit.”
1997 149:5.4 ‘Zoek dus niet naar valse vrede en voorbijgaande vreugde, maar veeleer naar de stoutmoedigheid van het geloof en de zekerheden van het goddelijke zoonschap, die evenwicht, tevredenheid en allerhoogste vreugde in de geest geven.’
1955 149:5.5 Jesus hardly regarded this world as a “vale of tears.” He rather looked upon it as the birth sphere of the eternal and immortal spirits of Paradise ascension, the “vale of soul making.”
1997 149:5.5 Jezus beschouwde deze wereld geenszins als een ‘tranendal.’ Hij zag haar veeleer als het ‘dal waar de ziel ontstaat,’ het geboorteland van de eeuwige, onsterfelijke geesten die opklimmen naar het Paradijs.
6. THE “FEAR OF THE LORD”
6. DE ‘VREZE DES HEREN’
1955 149:6.1 It was at Gamala, during the evening conference, that Philip said to Jesus: “Master, why is it that the Scriptures instruct us to ‘fear the Lord,’ while you would have us look to the Father in heaven without fear? How are we to harmonize these teachings?” And Jesus replied to Philip, saying:
1997 149:6.1 In Gamala gebeurde het dat Filippus tijdens de avondbespreking tegen Jezus zei: ‘Meester, waarom is het dat de Schrift ons opdraagt “de Heer te vrezen,” terwijl u wilt dat we ons naar de Vader in de hemel richten zonder vrees? Hoe moeten we deze leringen met elkaar in overeenstemming brengen?’ En Jezus antwoordde Filippus met de woorden:[35]
1955 149:6.2 “My children, I am not surprised that you ask such questions. In the beginning it was only through fear that man could learn reverence, but I have come to reveal the Father’s love so that you will be attracted to the worship of the Eternal by the drawing of a son’s affectionate recognition and reciprocation of the Father’s profound and perfect love. I would deliver you from the bondage of driving yourselves through slavish fear to the irksome service of a jealous and wrathful King-God. I would instruct you in the Father-son relationship of God and man so that you may be joyfully led into that sublime and supernal free worship of a loving, just, and merciful Father-God.
1997 149:6.2 ‘Kinderen, ik ben niet verbaasd dat jullie zulke vragen stelt. In het begin kon de mens alleen door vrees eerbied leren, maar ik ben gekomen om de liefde van de Vader te openbaren, zodat jullie zullen worden aangetrokken tot de verering van de Eeuwige doordat in jullie, als zonen, de liefhebbende erkenning en beantwoording van de diepe, volmaakte liefde van de Vader wordt opgeroepen. Ik wil jullie graag bevrijden van de knechtschap waardoor je je door slaafse vrees drijft tot ergerlijke dienstbaarheid aan een jaloerse, toornige Koning-God. Ik wil jullie graag onderrichten in de Vader-zoon-verhouding van God en mens, zodat jullie vol vreugde binnengeleid moogt worden in de sublieme, verheven vrije verering van een liefhebbende, rechtvaardige en barmhartige Vader-God.
1955 149:6.3 “The ‘fear of the Lord’ has had different meanings in the successive ages, coming up from fear, through anguish and dread, to awe and reverence. And now from reverence I would lead you up, through recognition, realization, and appreciation, to love. When man recognizes only the works of God, he is led to fear the Supreme; but when man begins to understand and experience the personality and character of the living God, he is led increasingly to love such a good and perfect, universal and eternal Father. And it is just this changing of the relation of man to God that constitutes the mission of the Son of Man on earth.
1997 149:6.3 ‘De “vreze des Heren” heeft verschillende betekenissen gehad in de loop der tijden, zij heeft zich uit vrees, via angst en ontzetting, tot ontzag en eerbied ontwikkeld[36]. En nu zou ik jullie van eerbied verder, via onderkenning, realisatie en waardering, omhoog willen leiden naar liefde. Wanneer de mens alleen maar de werken van God onderkent, wordt hij bewogen tot vrees voor de Allerhoogste, maar wanneer de mens de persoonlijkheid en het karakter van de levende God begint te begrijpen en te ervaren, wordt hij steeds sterker bewogen tot liefde voor zulk een goede, volmaakte, universele en eeuwige Vader. En de missie van de Zoon des Mensen op aarde bestaat nu precies uit het bewerkstelligen van deze verandering in de verhouding van de mens tot God.
1955 149:6.4 “Intelligent children do not fear their father in order that they may receive good gifts from his hand; but having already received the abundance of good things bestowed by the dictates of the father’s affection for his sons and daughters, these much loved children are led to love their father in responsive recognition and appreciation of such munificent beneficence. The goodness of God leads to repentance; the beneficence of God leads to service; the mercy of God leads to salvation; while the love of God leads to intelligent and freehearted worship.
1997 149:6.4 ‘Intelligente kinderen vrezen hun vader niet opdat zij goede gaven uit zijn hand mogen ontvangen; omdat zij echter reeds de overvloed aan goede dingen hebben ontvangen die hun zijn geschonken doordat de liefde van de vader voor zijn zoons en dochters hem dit dicteert, worden deze zeer beminde kinderen ertoe bewogen hun vader te beminnen uit responsieve onderkenning van en waardering voor zijn vrijgevige weldadigheid. De goedheid van God leidt tot berouw, de weldadigheid Gods leidt tot dienstbaarheid, de barmhartigheid van God leidt tot redding, terwijl de liefde van God tot intelligente, vrijmoedige godsverering voert[37].
1955 149:6.5 “Your forebears feared God because he was mighty and mysterious. You shall adore him because he is magnificent in love, plenteous in mercy, and glorious in truth. The power of God engenders fear in the heart of man, but the nobility and righteousness of his personality beget reverence, love, and willing worship. A dutiful and affectionate son does not fear or dread even a mighty and noble father. I have come into the world to put love in the place of fear, joy in the place of sorrow, confidence in the place of dread, loving service and appreciative worship in the place of slavish bondage and meaningless ceremonies. But it is still true of those who sit in darkness that ‘the fear of the Lord is the beginning of wisdom.’ But when the light has more fully come, the sons of God are led to praise the Infinite for what he is rather than to fear him for what he does.
1997 149:6.5 ‘Jullie voorvaderen vreesden God omdat hij machtig en mysterieus was. Jullie zullen hem aanbidden omdat hij luisterrijk is in liefde, overvloeit van barmhartigheid, en heerlijk is in waarheid. De macht van God verwekt vrees in het hart van de mens, maar de edelheid en rechtvaardigheid van zijn persoonlijkheid verwekken eerbied, liefde en bereidwillige aanbidding. Een gehoorzame, liefhebbende zoon voelt zelfs voor een machtige en edele vader geen vrees of ontzetting. Ik ben in de wereld gekomen om liefde in de plaats te stellen van vrees, vreugde in de plaats van smart, vertrouwen in de plaats van ontzetting, liefhebbende dienstbaarheid en waarderende verering in de plaats van slaafse knechtschap en betekenisloze ceremoniën. Maar voor hen die in duisternis zijn gezeten, geldt nog steeds dat “de vreze des Heren het begin van wijsheid is”[38]. Wanneer het licht echter voller schijnt, worden de zonen van God er veeleer toe bewogen de Oneindige te prijzen om wat hij is, dan hem te vrezen om wat hij doet.
1955 149:6.6 “When children are young and unthinking, they must necessarily be admonished to honor their parents; but when they grow older and become somewhat more appreciative of the benefits of the parental ministry and protection, they are led up, through understanding respect and increasing affection, to that level of experience where they actually love their parents for what they are more than for what they have done. The father naturally loves his child, but the child must develop his love for the father from the fear of what the father can do, through awe, dread, dependence, and reverence, to the appreciative and affectionate regard of love.
1997 149:6.6 ‘Wanneer kinderen nog jong en onnadenkend zijn, moeten ze noodzakelijkerwijs vermaand worden om hun ouders te eren; maar wanneer ze ouder worden en wat meer waardering krijgen voor het genot van de ouderlijke zorg en bescherming, bereiken zij, via begripvol respect en toenemende liefde, dat niveau van ervaring waar zij hun ouders daadwerkelijk liefhebben om wat deze zijn, meer dan om wat zij gedaan hebben. De vader houdt van nature van zijn kind, maar het kind moet zijn liefde voor de vader ontwikkelen, van vrees voor wat de vader kan doen, via ontzag, ontzetting, afhankelijkheid en eerbied, tot de waarderende, toegenegen achting van liefde.
1955 149:6.7 “You have been taught that you should ‘fear God and keep his commandments, for that is the whole duty of man.’ But I have come to give you a new and higher commandment. I would teach you to ‘love God and learn to do his will, for that is the highest privilege of the liberated sons of God.’ Your fathers were taught to ‘fear God—the Almighty King.’ I teach you, ‘Love God—the all-merciful Father.’
1997 149:6.7 ‘Jullie is geleerd dat ge “God moet vrezen en zijn geboden onderhouden, daar dat de gehele plicht van de mens is[39].” Maar ik ben gekomen om jullie een nieuw, hoger gebod te geven. Ik wil jullie leren om “God lief te hebben en te leren zijn wil te doen, want dit is het hoogste voorrecht van de bevrijde zonen van God.” Jullie vaderen werd geleerd om “God — de Almachtige Koning — te vrezen.” Ik leer jullie “Heb God — de albarmhartige Vader — lief.”
1955 149:6.8 “In the kingdom of heaven, which I have come to declare, there is no high and mighty king; this kingdom is a divine family. The universally recognized and unreservedly worshiped center and head of this far-flung brotherhood of intelligent beings is my Father and your Father. I am his Son, and you are also his sons. Therefore it is eternally true that you and I are brethren in the heavenly estate, and all the more so since we have become brethren in the flesh of the earthly life. Cease, then, to fear God as a king or serve him as a master; learn to reverence him as the Creator; honor him as the Father of your spirit youth; love him as a merciful defender; and ultimately worship him as the loving and all-wise Father of your more mature spiritual realization and appreciation.
1997 149:6.8 ‘Het koninkrijk des hemels, dat ik ben komen verkondigen, kent geen hoge, machtige koning: dit koninkrijk is een goddelijke familie. Het universeel erkende en onvoorwaardelijk vereerde middelpunt en hoofd van deze wijdverbreide broederschap van intelligente wezens is mijn Vader en jullie Vader[40]. Ik ben zijn Zoon, en jullie zijn ook zijn zonen[41]. Derhalve is het eeuwig waar dat jullie en ik broeders zijn in de hemelse staat, en te meer sinds wij broeders zijn geworden in het vlees van het leven op aarde. Houd dus op God te vrezen als een koning of hem te dienen als een meester: leer hem te eerbiedigen als de Schepper; eer hem als de Vader van je geest-jeugd; heb hem lief als een verdediger die zich over je ontfermt, en vereer hem uiteindelijk als de liefhebbende, alwijze Vader van je rijpere geestelijke besef en waardering.
1955 149:6.9 “Out of your wrong concepts of the Father in heaven grow your false ideas of humility and springs much of your hypocrisy. Man may be a worm of the dust by nature and origin, but when he becomes indwelt by my Father’s spirit, that man becomes divine in his destiny. The bestowal spirit of my Father will surely return to the divine source and universe level of origin, and the human soul of mortal man which shall have become the reborn child of this indwelling spirit shall certainly ascend with the divine spirit to the very presence of the eternal Father.
1997 149:6.9 ‘Uit jullie verkeerde voorstellingen van de Vader in de hemel spruiten jullie valse ideeën van nederigheid voort en ontspringt veel van jullie hypocrisie. De mens is van natuur en oorsprong misschien een worm in het stof, maar wanneer de geest van mijn Vader in hem komt wonen, wordt deze mens goddelijk in zijn bestemming. De geschonken geest van mijn Vader zal zeker terugkeren tot zijn goddelijke bron en het universum-niveau van zijn oorsprong, en de menselijke ziel van de sterfelijke mens, die het herboren kind van deze inwonende geest zal zijn geworden, zal zeker samen met de goddelijke geest opklimmen naar de tegenwoordigheid zelve van de eeuwige Vader.
1955 149:6.10 “Humility, indeed, becomes mortal man who receives all these gifts from the Father in heaven, albeit there is a divine dignity attached to all such faith candidates for the eternal ascent of the heavenly kingdom. The meaningless and menial practices of an ostentatious and false humility are incompatible with the appreciation of the source of your salvation and the recognition of the destiny of your spirit-born souls. Humility before God is altogether appropriate in the depths of your hearts; meekness before men is commendable; but the hypocrisy of self-conscious and attention-craving humility is childish and unworthy of the enlightened sons of the kingdom.
1997 149:6.10 ‘Nederigheid past inderdaad de sterveling die al deze geschenken van de Vader in de hemel ontvangt, al kleeft er goddelijke waardigheid aan al deze geloofskandidaten voor de eeuwige opklimming in het hemelse koninkrijk. De betekenisloze, slaafse praktijken van een ostentatieve, valse nederigheid zijn onverenigbaar met de appreciatie van de bron van je heil en de onderkenning van de bestemming van je uit de geest geboren ziel. Nederigheid voor God is geheel passend in de diepte van je hart; deemoedigheid in het aangezicht van de mensen is aanbevelenswaardig, maar de hyprocisie van zelfbewuste en naar aandacht hunkerende nederigheid is kinderachtig en de verlichte zonen van het koninkrijk onwaardig.
1955 149:6.11 “You do well to be meek before God and self-controlled before men, but let your meekness be of spiritual origin and not the self-deceptive display of a self-conscious sense of self-righteous superiority. The prophet spoke advisedly when he said, ‘Walk humbly with God,’ for, while the Father in heaven is the Infinite and the Eternal, he also dwells ‘with him who is of a contrite mind and a humble spirit.’ My Father disdains pride, loathes hypocrisy, and abhors iniquity. And it was to emphasize the value of sincerity and perfect trust in the loving support and faithful guidance of the heavenly Father that I have so often referred to the little child as illustrative of the attitude of mind and the response of spirit which are so essential to the entrance of mortal man into the spirit realities of the kingdom of heaven.
1997 149:6.11 ‘Jullie doet er goed aan deemoedig te zijn tegenover God en zelfbeheersing te tonen tegenover de mensen, maar laat je deemoedigheid van geestelijke oorsprong zijn, en niet de zelfmisleidende vertoning van een zelf-bewust gevoel van eigengereide superioriteit. De profeet sprak verstandig toen hij zei: “Wandel nederig met God,” want ofschoon de Vader in de hemel de Oneindige en de Eeuwige is, woont hij ook “bij hem die berouwvol van gemoed en nederig van geest is[42][43].” Mijn Vader veracht trots, verfoeit schijnheiligheid en verafschuwt ongerechtigheid. Het was om nadruk te leggen op de waarde van oprechtheid en volmaakt vertrouwen in de liefhebbende ondersteuning en getrouwe leiding van de hemelse Vader, dat ik zo vaak naar het kleine kind heb verwezen als illustratie van de instelling van het bewustzijn en de reactie van de geest die van wezenlijk belang zijn voor de intrede van de sterfelijke mens in de geest-werkelijkheden van het koninkrijk des hemels[44].
1955 149:6.12 “Well did the Prophet Jeremiah describe many mortals when he said: ‘You are near God in the mouth but far from him in the heart.’ And have you not also read that direful warning of the prophet who said: ‘The priests thereof teach for hire, and the prophets thereof divine for money. At the same time they profess piety and proclaim that the Lord is with them.’ Have you not been well warned against those who ‘speak peace to their neighbors when mischief is in their hearts,’ those who ‘flatter with the lips while the heart is given to double-dealing’? Of all the sorrows of a trusting man, none are so terrible as to be ‘wounded in the house of a trusted friend.’”
1997 149:6.12 ‘De Profeet Jeremia beschreef vele stervelingen heel goed toen hij sprak: “Met uw mond zijt ge dicht bij God, maar in uw hart zijt ge verre van hem[45].” En hebben jullie ook niet die huiveringwekkende waarschuwing van de profeet gelezen, waar hij sprak: “De priesters geven er onderricht voor loon, en de profeten plegen er waarzeggerij voor geld[46]. Tegelijkertijd wenden zij vroomheid voor en verklaren zij dat de Heer met hen is[47][48][49].” Zijn jullie niet terdege gewaarschuwd voor hen die “met hun naaste van vrede spreken, terwijl er boosheid in hun hart is”, zij die “vleien met de lippen, terwijl ze hun hart hebben verpand aan bedrog”? Van alle smarten van een man van goed vertrouwen is er geen zo verschrikkelijk als “te worden gewond in het huis van een vriend die men heeft vertrouwd.”’
7. RETURNING TO BETHSAIDA
7. DE TERUGKEER NAAR BETSAÏDA
1955 149:7.1 Andrew, in consultation with Simon Peter and with the approval of Jesus, had instructed David at Bethsaida to dispatch messengers to the various preaching groups with instructions to terminate the tour and return to Bethsaida sometime on Thursday, December 30. By supper time on that rainy day all of the apostolic party and the teaching evangelists had arrived at the Zebedee home.
1997 149:7.1 In overleg met Petrus en met instemming van Jezus, had Andreas aan David te Betsaïda opdracht gegeven om naar de verschillende groepen predikers koeriers te zenden, met instructies om de tocht te beëindigen en op donderdag, 30 december, te eniger tijd naar Betsaïda terug te keren. Tegen de tijd voor het avondmaal op die regenachtige dag, was de hele groep der apostelen, met de evangelisten die onderricht hadden gegeven, ten huize van Zebedeüs aangekomen.
1955 149:7.2 The group remained together over the Sabbath day, being accommodated in the homes of Bethsaida and near-by Capernaum, after which the entire party was granted a two weeks’ recess to go home to their families, visit their friends, or go fishing. The two or three days they were together in Bethsaida were, indeed, exhilarating and inspiring; even the older teachers were edified by the young preachers as they narrated their experiences.
1997 149:7.2 De groep bleef gedurende de Sabbatdag bij elkaar, er was onderdak voor hen in de huizen in Betsaïda en het nabijgelegen Kafarnaüm. Hierna kreeg de hele groep een verlof van twee weken om naar huis te gaan naar hun familie, om vrienden te gaan bezoeken, of te gaan vissen. De twee of drie dagen die zij te Betsaïda met elkaar doorbrachten, waren zeer opbeurend en inspirerend; zelfs de oudere leraren werden gesticht door de jonge predikers toen dezen hun ervaringen vertelden.
1955 149:7.3 Of the 117 evangelists who participated in this second preaching tour of Galilee, only about seventy-five survived the test of actual experience and were on hand to be assigned to service at the end of the two weeks’ recess. Jesus, with Andrew, Peter, James, and John, remained at the Zebedee home and spent much time in conference regarding the welfare and extension of the kingdom.
1997 149:7.3 Van de 117 evangelisten die deelnamen aan deze tweede prediktocht door Galilea, doorstonden maar ongeveer vijfenzeventig de proef van daadwerkelijke ervaring en stelden zich opnieuw beschikbaar aan het einde van het verlof van twee weken. Jezus bleef met Andreas, Petrus, Jakobus en Johannes ten huize van Zebedeüs en besteedde veel tijd aan besprekingen over het welzijn en de uitbreiding van het koninkrijk.
Verhandeling 148. Het opleiden van evangelisten in Betsaïda |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 150. De derde prediktocht |