Het Urantia Boek in het Engels is sinds 2006 wereldwijd Public Domain.
Vertalingen: © 1997 De Stichting Urantia
Verhandeling 55. De werelden van licht en leven |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 57. De oorsprong van Urantia |
UNIVERSAL UNITY
UNIVERSELE EENHEID
1955 56:0.1 GOD is unity. Deity is universally co-ordinated. The universe of universes is one vast integrated mechanism which is absolutely controlled by one infinite mind. The physical, intellectual, and spiritual domains of universal creation are divinely correlated. The perfect and imperfect are truly interrelated, and therefore may the finite evolutionary creature ascend to Paradise in obedience to the Universal Father’s mandate: “Be you perfect, even as I am perfect.”
1997 56:0.1 GOD is eenheid. De Godheid is universeel gecoördineerd. Het universum van universa is één enorm geïntegreerd mechanisme dat absoluut beheerst wordt door één oneindig bewustzijn. De fysische, intellectuele en geestelijke domeinen van de universele schepping zijn goddelijk gecorreleerd. Het volmaakte en onvolmaakte zijn waarlijk onderling verbonden, en daarom kan het eindige evolutionaire schepsel opklimmen naar het Paradijs, gehoorgevend aan het mandaat van de Universele Vader: ‘Weest volmaakt, evenals ik volmaakt ben[1].’
1955 56:0.2 The diverse levels of creation are all unified in the plans and administration of the Architects of the Master Universe. To the circumscribed minds of time-space mortals the universe may present many problems and situations which apparently portray disharmony and indicate absence of effective co-ordination; but those of us who are able to observe wider stretches of universal phenomena, and who are more experienced in this art of detecting the basic unity which underlies creative diversity and of discovering the divine oneness which overspreads all this functioning of plurality, better perceive the divine and single purpose exhibited in all these manifold manifestations of universal creative energy.
1997 56:0.2 De uiteenlopende niveaus van de schepping zijn alle verenigd in de plannen en het bestuur van de Architecten van het Meester-Universum. Voor het beperkte bewustzijn van tijd-ruimte stervelingen moge het universum vele problemen en situaties opleveren die een afspiegeling lijken te zijn van disharmonie en wijzen op de afwezigheid van effectieve coördinatie, maar degenen onder ons die in staat zijn om universum-verschijnselen gedurende langere perioden waar te nemen en die meer ervaren zijn in de kunst om de fundamentele eenheid te bespeuren die aan alle creatieve diversiteit ten grondslag ligt en om de goddelijke eenheid te ontdekken die zich over al dit functioneren van pluraliteit uitspreidt, nemen de goddelijke, enkelvoudige bedoeling die in al deze veelvoudige manifestaties van universele creatieve energie wordt tentoongespreid, beter waar.
1. PHYSICAL CO-ORDINATION
1. FYSISCHE COÖRDINATIE
1955 56:1.1 The physical or material creation is not infinite, but it is perfectly co-ordinated. There are force, energy, and power, but they are all one in origin. The seven superuniverses are seemingly dual; the central universe, triune; but Paradise is of single constitution. And Paradise is the actual source of all material universes—past, present, and future. But this cosmic derivation is an eternity event; at no time—past, present, or future—does either space or the material cosmos come forth from the nuclear Isle of Light. As the cosmic source, Paradise functions prior to space and before time; hence would its derivations seem to be orphaned in time and space did they not emerge through the Unqualified Absolute, their ultimate repository in space and their revealer and regulator in time.
1997 56:1.1 De fysische of materiële schepping is niet oneindig, maar zij is wel volmaakt gecoördineerd. Er is Paradijskracht, energie en universum-kracht, maar in oorsprong zijn deze alle één. De zeven superuniversa zijn schijnbaar tweevoudig, het centrale universum drieënig, maar het Paradijs is van enkelvoudige constitutie. En het Paradijs is de actuele bron van alle materiële universa — vroegere, huidige en toekomende. Deze kosmische derivatie is echter een eeuwigheids gebeurtenis: op geen enkel tijdsmoment — vroeger, huidig of toekomstig — komt noch de ruimte, noch de materiële kosmos voort uit het nucleaire Eiland van Licht. Als kosmische bron functioneert het Paradijs voorafgaand aan de ruimte en vóór de tijd; vandaar dat de afgeleiden van het Paradijs weeskinderen in tijd en ruimte zouden zijn als zij niet tevoorschijn zouden treden via het Ongekwalificeerd Absolute, hun ultieme bewaarplaats in de ruimte en hun onthuller en regulator in de tijd.
1955 56:1.2 The Unqualified Absolute upholds the physical universe, while the Deity Absolute motivates the exquisite overcontrol of all material reality; and both Absolutes are functionally unified by the Universal Absolute. This cohesive correlation of the material universe is best understood by all personalities—material, morontia, absonite, or spiritual—by the observation of the gravity response of all bona fide material reality to the gravity centering on nether Paradise.
1997 56:1.2 Het Ongekwalificeerd Absolute schraagt het fysische universum, terwijl het Godheid-Absolute aanzet tot de verfijnde albeheersing van alle materiële werkelijkheid; en beide Absoluten worden functioneel verenigd door het Universeel Absolute. Deze coherente correlatie van het materiële universum wordt door alle persoonlijkheden — materiëel, morontiaal, absoniet of geestelijk — het best begrepen door de waarneming van de zwaartekrachtrespons van alle bonafide materiële werkelijkheid op de zwaartekracht die geconcentreerd is op de onderzijde van het Paradijs.
1955 56:1.3 Gravity unification is universal and unvarying; pure-energy response is likewise universal and inescapable. Pure energy (primordial force) and pure spirit are wholly preresponsive to gravity. These primal forces, inhering in the Absolutes, are personally controlled by the Universal Father; hence does all gravity center in the personal presence of the Paradise Father of pure energy and pure spirit and in his supermaterial abode.
1997 56:1.3 Unificatie door de zwaartekracht is universeel en onveranderlijk; zuivere energie-respons is eveneens universeel en onvermijdelijk. Zuivere energie (primordiale kracht) en zuivere geest zijn geheel preresponsief op de zwaartekracht. Deze primaire krachten die inhereren in de Absoluten, worden persoonlijk beheerst door de Universele Vader; hieruit volgt dat alle zwaartekracht haar centrum heeft in de persoonlijke tegenwoordigheid van de Paradijs-Vader van zuivere energie en zuivere geest, en in zijn bovenmateriële verblijfplaats.
1955 56:1.4 Pure energy is the ancestor of all relative, nonspirit functional realities, while pure spirit is the potential of the divine and directive overcontrol of all basic energy systems. And these realities, so diverse as manifested throughout space and as observed in the motions of time, are both centered in the person of the Paradise Father. In him they are one—must be unified—because God is one. The Father’s personality is absolutely unified.
1997 56:1.4 Zuivere energie is de voorouder van alle relatieve, niet-geestelijke functionele realiteiten, terwijl zuivere geest het potentieel is van de goddelijke, sturende albeheersing van alle fundamentele energiesystemen. En deze realiteiten, in alle diversiteit waarin zij overal in de ruimte worden gemanifesteerd en waargenomen in de bewegingen van de tijd, zijn beide geconcentreerd in de persoon van de Paradijs-Vader. In hem zijn zij één — moeten zij verenigd zijn — omdat God één is. De persoonlijkheid van de Vader is absoluut verenigd.
1955 56:1.5 In the infinite nature of God the Father there could not possibly exist duality of reality, such as physical and spiritual; but the instant we look aside from the infinite levels and absolute reality of the personal values of the Paradise Father, we observe the existence of these two realities and recognize that they are fully responsive to his personal presence; in him all things consist.
1997 56:1.5 Binnen de oneindige natuur van God de Vader zou er onmogelijk dualiteit van werkelijkheid, zoals fysische en geestelijke werkelijkheid, kunnen bestaan; maar op het moment dat wij opzij zien, naast de oneindige niveaus en absolute werkelijkheid van de persoonlijke waarden van de Paradijs-Vader, merken wij het bestaan op van deze twee realiteiten en erkennen wij dat zij geheel responsief zijn op zijn persoonlijke tegenwoordigheid: alle dingen hebben hun bestaan in hem[2][3].
1955 56:1.6 The moment you depart from the unqualified concept of the infinite personality of the Paradise Father, you must postulate MIND as the inevitable technique of unifying the ever-widening divergence of these dual universe manifestations of the original monothetic Creator personality, the First Source and Center—the I AM.
1997 56:1.6 Op het moment dat ge het ongekwalificeerde denkbeeld van de oneindige persoonlijkheid van de Paradijs-Vader verlaat, moet ge bewustzijn postuleren als de onvermijdelijke techniek ter vereniging van deze immer wijder divergerende, tweevoudige universum-manifestaties van de oorspronkelijke, monothetische Schepper-persoonlijkheid, de Eerste Bron en Centrum — de IK BEN.
2. INTELLECTUAL UNITY
2. INTELLECTUELE EENHEID
1955 56:2.1 The Thought-Father realizes spirit expression in the Word-Son and attains reality expansion through Paradise in the far-flung material universes. The spiritual expressions of the Eternal Son are correlated with the material levels of creation by the functions of the Infinite Spirit, by whose spirit-responsive ministry of mind, and in whose physical-directive acts of mind, the spiritual realities of Deity and the material repercussions of Deity are correlated the one with the other.
1997 56:2.1 De Gedachten-Vader verwezenlijkt geest-uitdrukking in de Woord-Zoon en bereikt door het Paradijs realiteitsuitbreiding in de wijdverbreide materiële universa. De geestelijke uitdrukkingen van de Eeuwige Zoon worden gecorreleerd met de materiële niveaus der schepping door de functies van de Oneindige Geest, door wiens geest-responsieve dienstbetoon van bewustzijn en in wiens fysisch-directieve bewustzijnshandelingen, de geestelijke realiteit van de Godheid en de materiële repercussies van de Godheid met elkaar worden gecorreleerd.
1955 56:2.2 Mind is the functional endowment of the Infinite Spirit, therefore infinite in potential and universal in bestowal. The primal thought of the Universal Father eternalizes in dual expression: the Isle of Paradise and his Deity equal, the spiritual and Eternal Son. Such duality of eternal reality renders the mind God, the Infinite Spirit, inevitable. Mind is the indispensable channel of communication between spiritual and material realities. The material evolutionary creature can conceive and comprehend the indwelling spirit only by the ministry of mind.
1997 56:2.2 Bewustzijn is de functionele gift van de Oneindige Geest; daarom is het oneindig in potentieel en wordt het universeel verleend. De oergedachte van de Universele Vader vereeuwigt zich in tweevoudige uitdrukking: het Paradijs-Eiland en zijn Godheid-gelijke, de geestelijke Eeuwige Zoon. Deze dualiteit van de eeuwige realiteit maakt de God van bewustzijn, de Oneindige Geest, onvermijdelijk. Bewustzijn is het onmisbare communicatie-kanaal tussen geestelijke en materiële realiteiten. Het materiële evolutionaire schepsel kan zich alleen door het dienstbetoon van het bewustzijn de inwonende geest voorstellen en deze bevatten.
1955 56:2.3 This infinite and universal mind is ministered in the universes of time and space as the cosmic mind; and though extending from the primitive ministry of the adjutant spirits up to the magnificent mind of the chief executive of a universe, even this cosmic mind is adequately unified in the supervision of the Seven Master Spirits, who are in turn co-ordinated with the Supreme Mind of time and space and perfectly correlated with the all-embracing mind of the Infinite Spirit.
1997 56:2.3 Dit oneindige, universele bewustzijn wordt in de universa van tijd en ruimte toegediend als het kosmische bewustzijn, en ofschoon het reikt van het primitieve dienstbetoon van de assistent-geesten tot het luisterrijke bewustzijn van de hoofdbestuurder van een universum, wordt zelfs dit kosmische bewustzijn adequaat geünificeerd in de supervisie van de zeven Meester-Geesten, die op hun beurt worden gecoördineerd met het Allerhoogste Bewustzijn van tijd en ruimte, en volmaakt worden gecorreleerd met het alomvattende bewustzijn van de Oneindige Geest.
3. SPIRITUAL UNIFICATION
3. GEESTELIJKE UNIFICATIE
1955 56:3.1 As the universal mind gravity is centered in the Paradise personal presence of the Infinite Spirit, so does the universal spirit gravity center in the Paradise personal presence of the Eternal Son. The Universal Father is one, but to time-space he is revealed in the dual phenomena of pure energy and pure spirit.
1997 56:3.1 Zoals de universele bewustzijnszwaartekracht zijn centrum heeft in de persoonlijke tegenwoordigheid van de Oneindige Geest op het Paradijs, zo heeft de universele geest-zwaartekracht haar centrum in de persoonlijke tegenwoordigheid van de Eeuwige Zoon op het Paradijs. De Universele Vader is één, maar aan tijd-ruimte wordt hij geopenbaard in de tweevoudige verschijnselen van zuivere energie en zuivere geest.
1955 56:3.2 Paradise spirit realities are likewise one, but in all time-space situations and relations this single spirit is revealed in the dual phenomena of the spirit personalities and emanations of the Eternal Son and the spirit personalities and influences of the Infinite Spirit and associated creations; and there is yet a third—pure-spirit fragmentations—the Father’s bestowal of the Thought Adjusters and other spirit entities which are prepersonal.
1997 56:3.2 Geest-werkelijkheden van het Paradijs zijn eveneens één, maar in alle tijd-ruimtesituaties en betrekkingen wordt deze enkelvoudige geest geopenbaard in de tweevoudige verschijnselen van de geest-persoonlijkheden en -emanaties van de Eeuwige Zoon, en de geest-persoonlijkheden en -invloeden van de Oneindige Geest en scheppingen die met dezen zijn verbonden; voorts bestaat er een derde verschijnsel — fragmentaties van zuivere geest — de Gedachtenrichters en andere geest-entiteiten die door de Vader worden geschonken en voorpersoonlijk zijn.
1955 56:3.3 No matter on what level of universe activities you may encounter spiritual phenomena or contact with spirit beings, you may know that they are all derived from the God who is spirit by the ministry of the Spirit Son and the Infinite Mind Spirit. And this far-flung spirit functions as a phenomenon on the evolutionary worlds of time as it is directed from the headquarters of the local universes. From these capitals of the Creator Sons come the Holy Spirit and the Spirit of Truth, together with the ministry of the adjutant mind-spirits, to the lower and evolving levels of material minds.
1997 56:3.3 Ongeacht het niveau van universum-activiteiten waarop ge geconfronteerd wordt met geestelijke verschijnselen of in contact treedt met geest-wezens, kunt ge weten dat zij allen afstammen van de God die geest is, door het dienstbetoon van de Geest-Zoon en de Oneindige Bewustzijnsgeest[4]. En deze wijdverbreide geest functioneert als een verschijnsel op de evolutionaire werelden in de tijd zoals zij uit het hoofdkwartier van de plaatselijke universa wordt gedirigeerd. Van deze hoofdwerelden van de Schepper-Zonen komen de Heilige Geest en de Geest van Waarheid, alsmede het dienstbetoon van de assistent-bewustzijnsgeesten, naar de lagere, nog evoluerende niveaus van het materiële bewustzijn.
1955 56:3.4 While mind is more unified on the level of the Master Spirits in association with the Supreme Being and as the cosmic mind in subordination to the Absolute Mind, the spirit ministry to the evolving worlds is more directly unified in the personalities resident on the headquarters of the local universes and in the persons of the presiding Divine Ministers, who are in turn well-nigh perfectly correlated with the Paradise gravity circuit of the Eternal Son, wherein occurs final unification of all time-space spirit manifestations.
1997 56:3.4 Terwijl bewustzijn meer geünificeerd is op het niveau van de Meester-Geesten in associatie met de Allerhoogste, en als het kosmische bewustzijn in ondergeschiktheid aan het Absolute Bewustzijn, wordt het geest-dienstbetoon aan de evoluerende werelden meer rechtstreeks verenigd in de persoonlijkheden die resideren op de hoofdkwartieren van de plaatselijke universa en in de personen van de Goddelijke Hulp en Bijstandverleensters die aan het hoofd staan en op hun beurt welhaast volmaakt gecorreleerd zijn met het Paradijs-zwaartekrachtcircuit van de Eeuwige Zoon, waarbinnen finale eenwording van alle tijd-ruimte geest-manifestaties plaatsvindt.
1955 56:3.5 Perfected creature existence can be attained, sustained, and eternalized by the fusion of self-conscious mind with a fragment of the pre-Trinity spirit endowment of some one of the persons of the Paradise Trinity. The mortal mind is the creation of the Sons and Daughters of the Eternal Son and the Infinite Spirit and, when fused with the Thought Adjuster from the Father, partakes of the threefold spirit endowment of the evolutionary realms. But these three spirit expressions become perfectly unified in the finaliters, even as they were in eternity so unified in the Universal I AM ere he ever became the Universal Father of the Eternal Son and the Infinite Spirit.
1997 56:3.5 Het vervolmaakte bestaan van schepselen kan worden bereikt, in stand gehouden en ver- eeuwigd door de fusie van zelf-bewustzijn met een fragment van de pre-Triniteit geest-kwaliteit van één der personen van de Paradijs-Triniteit. Het sterfelijke bewustzijn is de schepping van de Zonen en Dochters van de Eeuwige Zoon en de Oneindige Geest, en wanneer het gefuseerd is met de Gedachtenrichter van de Vader, heeft het deel aan de drievoudige geest-kwaliteit aan de evolutionaire gebieden. Deze drie geest-expressies worden echter pas volmaakt verenigd in de volkomenen, precies zoals zij in de eeuwigheid verenigd waren in de Universele IK BEN, voordat deze ooit de Universele Vader van de Eeuwige Zoon en de Oneindige Geest was.
1955 56:3.6 Spirit must always and ultimately become threefold in expression and Trinity-unified in final realization. Spirit originates from one source through a threefold expression; and in finality it must and does attain its full realization in that divine unification which is experienced in finding God—oneness with divinity—in eternity, and by means of the ministry of the cosmic mind of the infinite expression of the eternal word of the Father’s universal thought.
1997 56:3.6 Geest moet immer en uiteindelijk drievoudig worden in uitdrukking en Triniteit-verenigd in finale verwezenlijking. Geest ontspringt aan één bron door een drievoudige uitdrukking; en in finaliteit moet zij haar volle verwezenlijking bereiken, en doet dit ook, in de goddelijke unificatie die ervaren wordt door het vinden van God — eenheid met goddelijkheid — in de eeuwigheid, en door middel van het dienstbetoon van het kosmische bewustzijn dat het eeuwige woord van de universele gedachte van de Vader oneindig tot uitdrukking brengt.
4. PERSONALITY UNIFICATION
4. PERSOONLIJKHEIDSUNIFICATIE
1955 56:4.1 The Universal Father is a divinely unified personality; hence will all his ascendant children who are carried to Paradise by the rebound momentum of the Thought Adjusters, who went forth from Paradise to indwell material mortals in obedience to the Father’s mandate, likewise be fully unified personalities ere they reach Havona.
1997 56:4.1 De Universele Vader is een goddelijk verenigde persoonlijkheid; hieruit volgt dat al zijn opklimmende kinderen die naar het Paradijs worden gedragen door de terugwerkende impuls van de Gedachtenrichters, welke van het Paradijs zijn uitgegaan teneinde in gehoorzaamheid aan het mandaat van de Vader hun intrek te nemen in materiële stervelingen, eveneens volledig verenigde persoonlijkheden zullen zijn voordat zij Havona bereiken.
1955 56:4.2 Personality inherently reaches out to unify all constituent realities. The infinite personality of the First Source and Center, the Universal Father, unifies all seven constituent Absolutes of Infinity; and the personality of mortal man, being an exclusive and direct bestowal of the Universal Father, likewise possesses the potential of unifying the constituent factors of the mortal creature. Such unifying creativity of all creature personality is a birthmark of its high and exclusive source and is further evidential of its unbroken contact with this same source through the personality circuit, by means of which the personality of the creature maintains direct and sustaining contact with the Father of all personality on Paradise.
1997 56:4.2 Het is inherent aan persoonlijkheid om zich uit te strekken naar alle constituerende realiteiten teneinde deze tot eenheid te brengen. De oneindige persoonlijkheid van de Eerste Bron en Centrum, de Universele Vader, verenigt alle zeven constituerende Absoluten der Oneindigheid. De persoonlijkheid van de sterveling, die een exclusieve, rechtstreekse schenking is van de Universele Vader, bezit eveneens het potentieel om de constituerende factoren van het sterfelijke schepsel te verenigen. Deze verenigende creativiteit van alle schepsel-persoonlijkheid is een merkteken dat zij uit een hoge, exclusieve bron is geboren en bewijst voorts dat zij met deze zelfde bron een ononderbroken betrekking onderhoudt via het persoonlijkheidscircuit, waardoor de persoonlijkheid van het schepsel rechtstreeks, voedend contact onderhoudt met de Vader van alle persoonlijkheid op het Paradijs.
1955 56:4.3 Notwithstanding that God is manifest from the domains of the Sevenfold up through supremacy and ultimacy to God the Absolute, the personality circuit, centering on Paradise and in the person of God the Father, provides for the complete and perfect unification of all these diverse expressions of divine personality so far as concerns all creature personalities on all levels of intelligent existence and in all the realms of the perfect, perfected, and perfecting universes.
1997 56:4.3 Niettegenstaande het feit dat God manifest is in de domeinen van de Zevenvoudige, en in het bewind van de Allerhoogste en Ultieme tot aan God de Absolute toe, voorziet het persoonlijkheidscircuit met zijn centrum op het Paradijs en in de persoon van God de Vader, in de volledige, volmaakte unificatie van al deze uiteenlopende uitdrukkingen van goddelijke persoonlijkheid, ten aanzien van alle geschapen persoonlijkheden op alle niveaus van intelligent bestaan en in alle gebieden van de volmaakte, vervolmaakte en zich nog vervolmakende universa.
1955 56:4.4 While God is to and in the universes all that we have portrayed, nevertheless, to you and to all other God-knowing creatures he is one, your Father and their Father. To personality God cannot be plural. God is Father to each of his creatures, and it is literally impossible for any child to have more than one father.
1997 56:4.4 Terwijl God voor en in de universa alles is wat wij u hebben beschreven, is hij niettemin voor u en alle andere Godkennende schepselen één, uw Vader en hun Vader[5]. Voor persoonlijkheid kan God niet meervoudig zijn. God is Vader voor elk van zijn schepselen, en het is letterlijk onmogelijk voor een kind om meer dan één vader te hebben.
1955 56:4.5 Philosophically, cosmically, and with reference to differential levels and locations of manifestation, you may and perforce must conceive of the functioning of plural Deities and postulate the existence of plural Trinities; but in the worshipful experience of the personal contact of every worshiping personality throughout the master universe, God is one; and that unified and personal Deity is our Paradise parent, God the Father, the bestower, conservator, and Father of all personalities from mortal man on the inhabited worlds to the Eternal Son on the central Isle of Light.
1997 56:4.5 Filosofisch, kosmisch, en met betrekking tot distinctieve niveaus en locaties van manifestatie, kunt ge en moet ge u noodzakelijkerwijs de werkzaamheid van meervoudige Godheden voorstellen en het bestaan van meervoudige Triniteiten postuleren, doch in de eerbiedige ervaring van het persoonlijke contact in de godsverering van iedere persoonlijkheid in het gehele meester-universum is God één; en deze verenigde, persoonlijke Godheid is onze Paradijs-ouder, God de Vader, de schenker, bewaarder en Vader van alle persoonlijkheden, van de sterfelijke mens op de bewoonde werelden tot en met de Eeuwige Zoon op het centrale Eiland van Licht.
5. DEITY UNITY
5. GODHEIDSEENHEID
1955 56:5.1 The oneness, the indivisibility, of Paradise Deity is existential and absolute. There are three eternal personalizations of Deity—the Universal Father, the Eternal Son, and the Infinite Spirit—but in the Paradise Trinity they are actually one Deity, undivided and indivisible.
1997 56:5.1 De eenheid, de ondeelbaarheid, van de Paradijs-Godheid is existentieel en absoluut. Er zijn drie eeuwige personalisaties van de Godheid — de Universele Vader, de Eeuwige Zoon, en de Oneindige Geest — maar in de Paradijs-Triniteit zijn zij in actualiteit één Godheid, ongedeeld en ondeelbaar[6].
1955 56:5.2 From the original Paradise-Havona level of existential reality, two subabsolute levels have differentiated, and thereon have the Father, Son, and Spirit engaged in the creation of numerous personal associates and subordinates. And while it is inappropriate in this connection to undertake the consideration of absonite deity unification on transcendental levels of ultimacy, it is feasible to look at some features of the unifying function of the various Deity personalizations in whom divinity is functionally manifest to the diverse sectors of creation and to the different orders of intelligent beings.
1997 56:5.2 Er hebben zich van het oorspronkelijke Paradijs-Havona-niveau der existentiële werkelijkheid twee sub-absolute niveaus gedifferentieerd, en op deze hebben de Vader, Zoon en Geest de schepping op zich genomen van talrijke persoonlijke deelgenoten en ondergeschikten. En ofschoon het in dit verband niet op zijn plaats is een beschouwing te geven over absoniete godheidsvereniging op transcendentale niveaus van ultimiteit, is het wel doenlijk om bepaalde aspecten te bezien van de unificerende werkzaamheid van de verscheidene Godheidspersonalisaties in wie goddelijkheid functioneel manifest is voor de diverse sectoren der schepping en voor de verschillende orden der intelligente wezens.
1955 56:5.3 The present functioning of divinity in the superuniverses is actively manifest in the operations of the Supreme Creators—the local universe Creator Sons and Spirits, the superuniverse Ancients of Days, and the Seven Master Spirits of Paradise. These beings constitute the first three levels of God the Sevenfold leading inward to the Universal Father, and this entire domain of God the Sevenfold is co-ordinating on the first level of experiential deity in the evolving Supreme Being.
1997 56:5.3 Het huidige functioneren van goddelijkheid in de superuniversa is actief manifest in de verrichtingen van de Allerhoogste Scheppers — de Schepper-Zonen en Scheppende Geesten van de plaatselijke universa, de Ouden der Dagen van de superuniversa, en de Zeven Meester-Geesten van het Paradijs. Deze wezens vormen de eerste drie niveaus van God de Zevenvoudige die binnenwaarts leiden naar de Universele Vader, en dit gehele domein van God de Zevenvoudige coördineert zich thans op het eerste niveau van de experiëntiële godheid in de evoluerende Allerhoogste.
1955 56:5.4 On Paradise and in the central universe, Deity unity is a fact of existence. Throughout the evolving universes of time and space, Deity unity is an achievement.
1997 56:5.4 Op het Paradijs en in het centrale universum is Godheidseenheid een bestaansfeit. Overal in de evoluerende universa in tijd en ruimte is Godheidseenheid een voltooiing.
6. UNIFICATION OF EVOLUTIONARY DEITY
6. DE VVRENIGING VAN DE EVOLUTIONAIRE GODHEID
1955 56:6.1 When the three eternal persons of Deity function as undivided Deity in the Paradise Trinity, they achieve perfect unity; likewise, when they create, either associatively or severally, their Paradise progeny exhibit the characteristic unity of divinity. And this divinity of purpose manifested by the Supreme Creators and Rulers of the time-space domains eventuates in the unifying power potential of the sovereignty of experiential supremacy which, in the presence of the impersonal energy unity of the universe, constitutes a reality tension that can be resolved only through adequate unification with the experiential personality realities of experiential Deity.
1997 56:6.1 Wanneer de drie eeuwige personen van de Godheid in de Paradijs-Triniteit functioneren als ongedeelde Godheid, bereiken zij volmaakte eenheid; wanneer zij scheppen, hetzij in onderlinge samenwerking, hetzij apart, vertoont hun Paradijs-nakomelingschap eveneens de karakteristieke eenheid van goddelijkheid. En deze goddelijkheid van bedoeling die door de Allerhoogste Scheppers en Regeerders van de tijd-ruimte-domeinen wordt gemanifesteerd, resulteert in het unificerende krachtpotentieel van de soevereiniteit van het experiëntiële allerhoogst bewind, dat tegenover de onpersoonlijke energie-eenheid van het universum, een werkelijkheidsspanning vormt welke alleen kan worden opgelost door adequate vereniging met de experiëntiële persoonlijkheidsrealiteiten van de experiëntiële Godheid.
1955 56:6.2 The personality realities of the Supreme Being come forth from the Paradise Deities and on the pilot world of the outer Havona circuit unify with the power prerogatives of the Almighty Supreme coming up from the Creator divinities of the grand universe. God the Supreme as a person existed in Havona before the creation of the seven superuniverses, but he functioned only on spiritual levels. The evolution of the Almighty power of Supremacy by diverse divinity synthesis in the evolving universes eventuated in a new power presence of Deity which co-ordinated with the spiritual person of the Supreme in Havona by means of the Supreme Mind, which concomitantly translated from the potential resident in the infinite mind of the Infinite Spirit to the active functional mind of the Supreme Being.
1997 56:6.2 De persoonlijkheidsrealiteiten van de Allerhoogste komen voort uit de Paradijs-Godheden en verenigen zich op de loodswereld van het buitenste Havona-circuit met de krachtprerogatieven van de Almachtig Allerhoogste, die opkomen uit de Schepper-goden van het groot universum. God de Allerhoogste als persoon bestond reeds in Havona vóór de schepping van de zeven superuniversa, maar hij functioneerde alleen op geestelijke niveaus. De evolutie van de Almachtige kracht van het Allerhoogst bewind, door goddelijkheidssynthese van uiteenlopende aard in de evoluerende universa, resulteerde in een nieuwe kracht-tegenwoordigheid van de Godheid, die zich coördineerde met de geestelijke persoon van de Allerhoogste in Havona door middel van het Allerhoogst Bewustzijn; als bijkomend verschijnsel ging dit Allerhoogst Bewustzijn van het potentieel dat in het oneindige bewustzijn van de Oneindige Geest berust, over naar het actieve, functionele bewustzijn van de Allerhoogste.
1955 56:6.3 The material-minded creatures of the evolutionary worlds of the seven superuniverses can comprehend Deity unity only as it is evolving in this power-personality synthesis of the Supreme Being. On any level of existence God cannot exceed the conceptual capacity of the beings who live on such a level. Mortal man must, through the recognition of truth, the appreciation of beauty, and the worship of goodness, evolve the recognition of a God of love and then progress through ascending deity levels to the comprehension of the Supreme. Deity, having been thus grasped as unified in power, can then be personalized in spirit to creature understanding and attainment.
1997 56:6.3 De met materieel bewustzijn toegeruste schepselen van de evolutionaire werelden in de zeven superuniversa, kunnen Godheidseenheid alleen begrijpen voorzover deze evoluerende is in deze kracht-persoonlijkheid-synthese van de Allerhoogste. Op geen enkel niveau van bestaan kan God de conceptuele capaciteit van de wezens die op dit niveau leven, overschrijden. De sterfelijke mens moet, door het onderkennen van waarheid, het waarderen van schoonheid en het vereren van goedheid, de herkenning van een God van liefde ontwikkelen, en daarna via opklimmende godheidsniveaus voortschrijden tot hij de Allerhoogste begrijpt. Wanneer de Godheid op deze wijze begrepen is als verenigd in kracht, kan hij vervolgens voor het begrip van schepselen gepersonaliseerd worden in geest, en voor hen bereikbaar worden.
1955 56:6.4 While ascending mortals achieve power comprehension of the Almighty on the capitals of the superuniverses and personality comprehension of the Supreme on the outer circuits of Havona, they do not actually find the Supreme Being as they are destined to find the Paradise Deities. Even the finaliters, sixth-stage spirits, have not found the Supreme Being, nor are they likely to until they have achieved seventh-stage-spirit status, and until the Supreme has become actually functional in the activities of the future outer universes.
1997 56:6.4 Ofschoon opklimmende stervelingen krachtbegrip van de Almachtige verwerven op de hoofdwerelden van de superuniversa, en persoonlijkheidsbegrip van de Allerhoogste op de buitenste circuits van Havona, vinden zij de Allerhoogste niet in eigenlijke zin, zoals zij wel voorbestemd zijn om de Paradijs-Godheden vinden. Zelfs de volkomenen, geesten van het zesde stadium, hebben de Allerhoogste nog niet gevonden, en het is niet waarschijnlijk dat zij hem zullen vinden voordat zij de status van geesten van het zevende stadium hebben bereikt en voordat de Allerhoogste daadwerkelijk functioneel is geworden in de activiteiten van de toekomstige universa in de buiten-ruimte.
1955 56:6.5 But when ascenders find the Universal Father as the seventh level of God the Sevenfold, they have attained the personality of the First Person of all deity levels of personal relationships with universe creatures.
1997 56:6.5 Maar wanneer opklimmenden de Universele Vader vinden als het zevende niveau van God de Zevenvoudige, dan hebben zij de persoonlijkheid bereikt van de Eerste Persoon van alle godheidsniveaus van persoonlijke betrekkingen met universum-schepselen.
7. UNIVERSAL EVOLUTIONARY REPERCUSSIONS
7. UNIVERSELE EVOLUTIONAIRE REPERCUSSIES
1955 56:7.1 The steady progress of evolution in the time-space universes is accompanied by ever-enlarging revelations of Deity to all intelligent creatures. The attainment of the height of evolutionary progress on a world, in a system, constellation, universe, superuniverse, or in the grand universe signalizes corresponding enlargements of deity function to and in these progressive units of creation. And every such local enhancement of divinity realization is accompanied by certain well-defined repercussions of enlarged deity manifestation to all other sectors of creation. Extending outward from Paradise, each new domain of realized and attained evolution constitutes a new and enlarged revelation of experiential Deity to the universe of universes.
1997 56:7.1 De gestage vooruitgang der evolutie in de tijd-ruimte-universa gaat vergezeld van zich steeds uitbreidende openbaringen van de Godheid aan alle intelligente schepselen. Het bereiken van het hoogtepunt der evolutionaire vooruitgang op een wereld, in een stelsel, constellatie, universum, een superuniversum of in het groot universum, markeert hiermee corresponderende uitbreidingen van godheidswerkzaamheid voor en in deze progressieve scheppingseenheden. En elk van deze plaatselijke verdiepingen van goddelijkheidsrealisatie gaat vergezeld van bepaalde duidelijk omlijnde repercussies van vermeerderde godheidsmanifestatie aan alle andere sectoren der schepping. Zich van het Paradijs naar buiten uitstrekkend, vormt ieder nieuw domein van gerealiseerde, bereikte evolutie een nieuwe, vermeerderde openbaring van de experiëntiële Godheid aan het universum van universa.
1955 56:7.2 As the components of a local universe are progressively settled in light and life, God the Sevenfold is increasingly made manifest. Time-space evolution begins on a planet with the first expression of God the Sevenfold—the Creator Son-Creative Spirit association—in control. With the settling of a system in light, this Son-Spirit liaison attains the fullness of function; and when an entire constellation is thus settled, the second phase of God the Sevenfold becomes more active throughout such a realm. The completed administrative evolution of a local universe is attended by new and more direct ministrations of the superuniverse Master Spirits; and at this point there also begins that ever-expanding revelation and realization of God the Supreme which culminates in the ascender’s comprehension of the Supreme Being while passing through the worlds of the sixth Havona circuit.
1997 56:7.2 Naargelang de samenstellende delen van een plaatselijk universum stap voor stap in licht en leven worden bestendigd, wordt God de Zevenvoudige in toenemende mate manifest gemaakt. Tijd-ruimte-evolutie begint op een planeet onder de leiding van de eerste uitdrukking van God de Zevenvoudige — de associatie van Schepper-Zoon en Scheppende Geest. Bij de bestendiging van een stelsel in licht bereikt deze Zoon-Geest-verbintenis haar volheid van functioneren; en wanneer een gehele constellatie aldus wordt bestendigd, wordt de tweede fase van God de Zevenvoudige in geheel zulk een gebied actiever. De voltooide bestuurlijke evolutie van een plaatselijk universum gaat vergezeld van nieuwe, meer rechtstreekse vormen van bijstand van de Meester-Geesten van de superuniversa. Op dit punt begint ook die immer uitbreidende openbaring en realisering van God de Allerhoogste, die culmineert in het begrip van de Allerhoogste dat door de opklimmende wordt bereikt op zijn tocht langs de werelden van het zesde circuit van Havona.
1955 56:7.3 The Universal Father, the Eternal Son, and the Infinite Spirit are existential deity manifestations to intelligent creatures and are not, therefore, similarly expanded in personality relations with the mind and spirit creatures of all creation.
1997 56:7.3 De Universele Vader, de Eeuwige Zoon en de Oneindige Geest zijn existentiële godheidsmanifestaties aan intelligente schepselen en worden om deze reden niet op dezelfde wijze uitgebreid in persoonlijkheidsbetrekkingen met de bewustzijns- en geestschepselen van de gehele schepping.
1955 56:7.4 It should be noted that ascending mortals may experience the impersonal presence of successive levels of Deity long before they become sufficiently spiritual and adequately educated to attain experiential personal recognition of, and contact with, these Deities as personal beings.
1997 56:7.4 Wij dienen hier op te merken dat opklimmende stervelingen de onpersoonlijke aanwezigheid van opeenvolgende niveaus van de Godheid kunnen ervaren lang voordat zij voldoende geestelijk zijn geworden en voldoende zijn onderricht om experiëntiële persoonlijke herkenning van, en experiëntieel persoonlijk contact met deze Godheden als persoonlijke wezens te bereiken.
1955 56:7.5 Each new evolutionary attainment within a sector of creation, as well as every new invasion of space by divinity manifestations, is attended by simultaneous expansions of Deity functional-revelation within the then existing and previously organized units of all creation. This new invasion of the administrative work of the universes and their component units may not always appear to be executed exactly in accordance with the technique herewith outlined because it is the practice to send forth advance groups of administrators to prepare the way for the subsequent and successive eras of new administrative overcontrol. Even God the Ultimate foreshadows his transcendental overcontrol of the universes during the later stages of a local universe settled in light and life.
1997 56:7.5 Ieder nieuw evolutionair niveau dat binnen een scheppingssector wordt bereikt, en ook iedere nieuwe invasie der ruimte door goddelijkheidsmanifestaties, gaat vergezeld van gelijktijdige uitbreidingen van Godheid-functionele openbaring binnen de dan bestaande en reeds eerder georganiseerde eenheden van de gehele schepping. Deze nieuwe invasie van het bestuurlijke werk van de universa en hun samenstellende eenheden, lijkt misschien niet altijd te worden uitgevoerd in exacte overeenstemming met de methode die wij hier uiteenzetten, omdat het gebruikelijk is groepen bestuurders vooruit te zenden als wegbereiders voor de volgende era en de era’s daarna, wanneer er nieuwe bestuurlijke supervisie zal zijn. Zelfs God de Ultieme kondigt zijn transcendentale supervisie over de universa reeds aan gedurende de latere stadia van een plaatselijk universum dat in licht en leven is bestendigd.
1955 56:7.6 It is a fact that, as the creations of time and space are progressively settled in evolutionary status, there is observed a new and fuller functioning of God the Supreme concomitant with a corresponding withdrawing of the first three manifestations of God the Sevenfold. If and when the grand universe becomes settled in light and life, what then will be the future function of the Creator-Creative manifestations of God the Sevenfold if God the Supreme assumes direct control of these creations of time and space? Are these organizers and pioneers of the time-space universes to be liberated for similar activities in outer space? We do not know, but we speculate much concerning these and related matters.
1997 56:7.6 Het is een feit dat naargelang de scheppingen in tijd en ruimte stap voor stap bestendigd worden in evolutionaire status, er een nieuw, vollediger functioneren van God de Allerhoogste wordt waargenomen, samenvallend met een hiermee corresponderend terugwijken van de eerste drie manifestaties van God de Zevenvoudige. Wat zal, indien en wanneer het groot universum in licht en leven wordt bestendigd, de toekomstige functie zijn van de Schepper-Scheppende manifestaties van God de Zevenvoudige, indien God de Allerhoogste de directe leiding over deze scheppingen in tijd en ruimte op zich neemt? Zullen deze organisatoren en pioniers van de tijd-ruimte-universa vrijgemaakt worden voor soortgelijke activiteiten in de buitenruimte? Wij weten het niet, maar wij speculeren veel over deze en hiermede verband houdende zaken.
1955 56:7.7 As the frontiers of experiential Deity are extended out into the domains of the Unqualified Absolute, we envision the activity of God the Sevenfold during the earlier evolutionary epochs of these creations of the future. We are not all in agreement respecting the future status of the Ancients of Days and the superuniverse Master Spirits. Neither do we know whether or not the Supreme Being will therein function as in the seven superuniverses. But we all conjecture that the Michaels, the Creator Sons, are destined to function in these outer universes. Some hold that the future ages will witness some closer form of union between the associated Creator Sons and Divine Ministers; it is even possible that such a creator union might eventuate in some new expression of associate-creator identity of an ultimate nature. But we really know nothing about these possibilities of the unrevealed future.
1997 56:7.7 Aangezien het gebied van de experiëntiële Godheid reikt tot in de domeinen van het Ongekwalificeerd Absolute, stellen wij ons voor dat God de Zevenvoudige actief zal zijn gedurende de vroegere evolutionaire tijdvakken van deze scheppingen in de toekomst. Wij zijn het niet allen eens over de toekomstige status van de Ouden der Dagen en de Meester-Geesten van de superuniversa. Ook weten wij niet of de Allerhoogste daar zal functioneren zoals hij dit in de zeven superuniversa doet. Maar wij veronderstellen allen dat de Michaels, de Schepper-Zonen, voorbestemd zijn om in deze buitenste universa te gaan functioneren. Sommigen zijn van mening dat er in de toekomstige tijdperken een intiemere vorm van verbintenis te zien zal zijn tussen de geassocieerde Schepper-Zonen en en hun Goddelijke Hulp en Bijstand; het is zelfs mogelijk dat zulk een vereniging van scheppers zal resulteren in een bepaalde nieuwe uitdrukking van mede-schepper-identiteit van een ultieme natuur. Maar wij weten eigenlijk niets over deze mogelijkheden in de ongeopenbaarde toekomst.
1955 56:7.8 We do know, however, that in the universes of time and space, God the Sevenfold provides a progressive approach to the Universal Father, and that this evolutionary approach is experientially unified in God the Supreme. We might conjecture that such a plan must prevail in the outer universes; on the other hand, the new orders of beings that may sometime inhabit these universes may be able to approach Deity on ultimate levels and by absonite techniques. In short, we have not the slightest concept of what technique of deity approach may become operative in the future universes of outer space.
1997 56:7.8 Wij weten echter wel dat in de universa van tijd en ruimte God de Zevenvoudige een progressieve toegangsweg tot de Universele Vader verschaft, en dat deze evolutionaire toegangsweg experiëntieel wordt verenigd in God de Allerhoogste. Wij zouden kunnen veronderstellen dat zulk een plan ook in de buitenste universa in werking zal zijn. Aan de andere kant zullen de wezens van nieuwe orden, die eens deze universa kunnen bewonen, de Godheid wellicht naderen op ultieme niveaus en door absoniete methoden. Wij hebben, kortom, niet de flauwste voorstelling van de methode van godheidsbenadering die in de toekomstige universa in de buitenruimte gevolgd zal worden.
1955 56:7.9 Nevertheless, we deem that the perfected superuniverses will in some way become a part of the Paradise-ascension careers of those beings who may inhabit these outer creations. It is quite possible that in that future age we may witness outer-spacers approaching Havona through the seven superuniverses, administered by God the Supreme with or without the collaboration of the Seven Master Spirits.
1997 56:7.9 Niettemin zijn wij van mening dat voor de wezens die deze buitenste scheppingen zullen bewonen, de vervolmaakte superuniversa op de een of andere manier deel zullen gaan uitmaken van hun opklimmingsloopbaan naar het Paradijs. Het is zeer wel mogelijk dat wij, in dat toekomstige tijdperk, wezens uit de buiten-ruimte Havona zullen zien naderen via de zeven superuniversa, die dan bestuurd zullen worden door God de Allerhoogste, al dan niet in samenwerking met de Zeven Meester-Geesten.
8. THE SUPREME UNIFIER
8. DE ALLERHOOGSTE VERENIGER
1955 56:8.1 The Supreme Being has a threefold function in the experience of mortal man: First, he is the unifier of time-space divinity, God the Sevenfold; second, he is the maximum of Deity which finite creatures can actually comprehend; third, he is mortal man’s only avenue of approach to the transcendental experience of consorting with absonite mind, eternal spirit, and Paradise personality.
1997 56:8.1 De Allerhoogste heeft een drievoudige functie in de ervaring van de sterveling. In de eerste plaats is hij de unificeerder van tijd-ruimte-goddelijkheid, God de Zevenvoudige; ten tweede is hij het maximum aan Godheid dat eindige schepselen daadwerkelijk kunnen begrijpen, en ten derde is hij voor stervelingen de enige toegangsweg tot de transcendentale ervaring van het omgaan met absoniet bewustzijn, eeuwige geest en Paradijs-persoonlijkheid.
1955 56:8.2 Ascendant finaliters, having been born in the local universes, nurtured in the superuniverses, and trained in the central universe, embrace in their personal experiences the full potential of the comprehension of the time-space divinity of God the Sevenfold unifying in the Supreme. Finaliters serve successively in superuniverses other than those of nativity, thereby superimposing experience upon experience until the fullness of the sevenfold diversity of possible creature experience has been encompassed. Through the ministry of the indwelling Adjusters the finaliters are enabled to find the Universal Father, but it is by these techniques of experience that such finaliters come really to know the Supreme Being, and they are destined to the service and the revelation of this Supreme Deity in and to the future universes of outer space.
1997 56:8.2 Opklimmende volkomenen, die zijn geboren in de plaatselijke universa, opgevoed in de su- peruniversa en opgeleid in het centrale universum, omvatten hierdoor in hun persoonlijke erva- ring het volle potentieel tot begrip van de tijd-ruimte-goddelijkheid van God de Zevenvoudige, die tot eenheid komt in de Allerhoogste. Volkomenen doen achtereenvolgens dienst in andere super-universa dan vanwaar zij afkomstig zijn, en superponeren hierdoor ervaring op ervaring, totdat de volheid van de zevenvoudige diversiteit van de mogelijke ervaring van schepselen is bereikt. Door het dienstbetoon van de inwonende Richters worden de volkomenen in staat ge- steld de Universele Vader te vinden, maar juist door deze methoden van ervaring leren deze vol-komenen de Allerhoogste werkelijk kennen; zij zijn voorbestemd voor de dienst en de open- baring van deze Allerhoogste Godheid in en aan de toekomstige universa in de buiten-ruimte.
1955 56:8.3 Bear in mind, all that God the Father and his Paradise Sons do for us, we in turn and in spirit have the opportunity to do for and in the emerging Supreme Being. The experience of love, joy, and service in the universe is mutual. God the Father does not need that his sons should return to him all that he bestows upon them, but they do (or may) in turn bestow all of this upon their fellows and upon the evolving Supreme Being.
1997 56:8.3 Houdt in gedachten dat wij de gelegenheid hebben om al wat God de Vader en zijn Paradijs-Zonen voor ons doen, op onze beurt en in geest te doen voor en in de wordende Allerhoogste. De ervaring van liefde, vreugde en dienstbaarheid in het universum is wederkerig. God de Vader heeft niet van node dat zijn zonen hem alles teruggeven wat hij hun schenkt, maar op hun beurt schenken zij dit alles wel aan hun mede-zonen en aan de evoluerende Allerhoogste (of kunnen dit althans doen).
1955 56:8.4 All creational phenomena are reflective of antecedent creator-spirit activities. Said Jesus, and it is literally true, “The Son does only those things which he sees the Father do.” In time you mortals may begin the revelation of the Supreme to your fellows, and increasingly may you augment this revelation as you ascend Paradiseward. In eternity you may be permitted to make increasing revelations of this God of evolutionary creatures on supreme levels—even ultimate—as seventh-stage finaliters.
1997 56:8.4 Alle scheppingsverschijnselen weerspiegelen voorafgaande schepper-geest-activiteiten. Jezus zei, en dit is letterlijk waar: ‘De Zoon doet alleen die dingen die hij de Vader ziet doen[7].’ Mettertijd zult gij stervelingen mogen beginnen de Allerhoogste aan uw soortgenoten te openbaren, en bij uw opklimming naar het Paradijs zult ge deze openbaring steeds verder mogen uitbreiden. In de eeuwigheid zal u, als volkomenen van het zevende stadium, wellicht worden toegestaan om steeds grotere openbaringen van de God van evolutionaire schepselen te doen op allerhoogste en zelfs ultieme niveaus.
9. UNIVERSAL ABSOLUTE UNITY
9. UNIVERSELE ABSOLUTE EENHEID
1955 56:9.1 The Unqualified Absolute and the Deity Absolute are unified in the Universal Absolute. The Absolutes are co-ordinated in the Ultimate, conditioned in the Supreme, and time-space modified in God the Sevenfold. On subinfinite levels there are three Absolutes, but in infinity they appear to be one. On Paradise there are three personalizations of Deity, but in the Trinity they are one.
1997 56:9.1 Het Ongekwalificeerd Absolute en het Godheid-Absolute worden geünificeerd in het Universeel Absolute. De Absoluten worden gecoördineerd in de Ultieme, bepaald in de Allerhoogste, en tijd-ruimte-gemodificeerd in God de Zevenvoudige. Op sub-oneindige niveaus zijn er drie Absoluten, maar in de oneindigheid blijken zij één te zijn. Op het Paradijs zijn er drie personalisaties van de Godheid, maar in de Triniteit zijn zij één.
1955 56:9.2 The major philosophic proposition of the master universe is this: Did the Absolute (the three Absolutes as one in infinity) exist before the Trinity? and is the Absolute ancestral to the Trinity? or is the Trinity antecedent to the Absolute?
1997 56:9.2 De grootste filosofische kwestie van het meester-universum is deze: bestond het Absolute (de drie Absoluten als één in de oneindigheid) vóór de Triniteit? En is het Absolute de voorloper van de Triniteit? Of gaat de Triniteit vooraf aan het Absolute?
1955 56:9.3 Is the Unqualified Absolute a force presence independent of the Trinity? Does the presence of the Deity Absolute connote the unlimited function of the Trinity? and is the Universal Absolute the final function of the Trinity, even a Trinity of Trinities?
1997 56:9.3 Is het Ongekwalificeerd Absolute een kracht-presentie onafhankelijk van de Triniteit? Impliceert de presentie van het Godheid-Absolute de onbeperkte functie van de Triniteit? En is het Universeel Absolute de finale functie van de Triniteit, zelfs van een Triniteit van Triniteiten?
1955 56:9.4 On first thought, a concept of the Absolute as ancestor to all things—even the Trinity—seems to afford transitory satisfaction of consistency gratification and philosophic unification, but any such conclusion is invalidated by the actuality of the eternity of the Paradise Trinity. We are taught, and we believe, that the Universal Father and his Trinity associates are eternal in nature and existence. There is, then, but one consistent philosophic conclusion, and that is: The Absolute is, to all universe intelligences, the impersonal and co-ordinate reaction of the Trinity (of Trinities) to all basic and primary space situations, intrauniversal and extrauniversal. To all personality intelligences of the grand universe the Paradise Trinity forever stands in finality, eternity, supremacy, and ultimacy and, for all practical purposes of personal comprehension and creature realization, as absolute.
1997 56:9.4 Op het eerste gezicht lijkt een voorstelling van het Absolute als voorloper van alle dingen — zelfs van de Triniteit — de voorbijgaande voldoening te schenken dat zij de behoefte aan consistentie bevredigt en filosofische unificatie mogelijk maakt, maar alle gevolgtrekkingen van deze aard worden ontzenuwd door de actualiteit van de eeuwigheid van de Paradijs-Triniteit. Ons wordt geleerd en wij geloven dat de Universele Vader en zijn deelgenoten in de Triniteit eeuwig zijn van natuur en bestaan. Er is dan slechts één consistente filosofische gevolgtrekking mogelijk, namelijk dat het Absolute voor alle denkende universum-wezens de onpersoonlijke, coördinatieve reactie is van de Triniteit (van Triniteiten) op alle fundamentele, primaire ruimte-situaties, intra-universeel en extra-universeel. Voor alle denkende wezens met persoonlijkheid in het groot universum bestaat de Paradijs-Triniteit eeuwig in finaliteit, eeuwigheid, allerhoogste macht en ultieme macht, en voor alle praktische doeleinden van persoonlijk begrip en schepsel-besef, als absoluut.
1955 56:9.5 As creature minds may view this problem, they are led to the final postulate of the Universal I AM as the primal cause and the unqualified source of both the Trinity and the Absolute. When, therefore, we crave to entertain a personal concept of the Absolute, we revert to our ideas and ideals of the Paradise Father. When we desire to facilitate comprehension or to augment consciousness of this otherwise impersonal Absolute, we revert to the fact that the Universal Father is the existential Father of absolute personality; the Eternal Son is the Absolute Person, though not, in the experiential sense, the personalization of the Absolute. And then we go on to envisage the experiential Trinities as culminating in the experiential personalization of the Deity Absolute, while conceiving the Universal Absolute as constituting the universe and the extrauniverse phenomena of the manifest presence of the impersonal activities of the unified and co-ordinated Deity associations of supremacy, ultimacy, and infinity—the Trinity of Trinities.
1997 56:9.5 De wijze waarop schepselen dit probleem in hun denken kunnen beschouwen, brengt hen tot het finale postulaat van de Universele IK BEN als de primaire oorzaak en ongekwalificeerde bron van zowel de Triniteit als het Absolute. Wanneer wij ernaar hunkeren ons een persoonlijk denkbeeld van het Absolute te vormen, vallen wij derhalve terug op onze ideeën en idealen aangaande de Paradijs-Vader. Wanneer wij wensen dit overigens onpersoonlijk Absolute begrijpelijker te maken, of het besef ervan te vergroten, vallen wij terug op het feit dat de Universele Vader de existentiële Vader is van absolute persoonlijkheid: de Eeuwige Zoon is de Absolute Persoon, ofschoon niet, in de experiëntiële zin van het woord, de personalisatie van het Absolute. En vervolgens stellen wij ons de experiëntiële Triniteiten voor als culminerende in de experiëntiële personalisatie van het Godheid-Absolute, terwijl wij het Universeel Absolute opvatten als bestaande uit de universum-en extra-universum-fenomenen van de manifeste aanwezigheid van de onpersoonlijke activiteiten van de geünificeerde en gecoördineerde Godheidsassociaties van het allerhoogste bewind, het ultieme bewind en de oneindigheid — de Triniteit van Triniteiten.
1955 56:9.6 God the Father is discernible on all levels from the finite to the infinite, and though his creatures from Paradise to the evolutionary worlds have variously perceived him, only the Eternal Son and the Infinite Spirit know him as an infinity.
1997 56:9.6 God de Vader is bespeurbaar op alle niveaus, van het eindige tot het oneindige, en ofschoon zijn schepselen hem vanaf het Paradijs tot en met de evolutionaire werelden op verscheidene wijzen hebben waargenomen, kennen alleen de Eeuwige Zoon en de Oneindige Geest hem als een oneindigheid.
1955 56:9.7 Spiritual personality is absolute only on Paradise, and the concept of the Absolute is unqualified only in infinity. Deity presence is absolute only on Paradise, and the revelation of God must always be partial, relative, and progressive until his power becomes experientially infinite in the space potency of the Unqualified Absolute, while his personality manifestation becomes experientially infinite in the manifest presence of the Deity Absolute, and while these two potentials of infinity become reality-unified in the Universal Absolute.
1997 56:9.7 Geestelijke persoonlijkheid is alleen op het Paradijs absoluut en het denkbeeld van het Absolute is alleen in de oneindigheid ongekwalificeerd. Godheidstegenwoordigheid is alleen op het Paradijs absoluut, en de openbaring van God moet altijd partieel, relatief en progressief zijn, totdat zijn macht experiëntieel oneindig wordt in de ruimte-potentie van het Ongekwalificeerd Absolute, terwijl zijn persoonlijkheidsmanifestatie experiëntieel oneindig wordt in de manifeste tegenwoordigheid van het Godheid-Absolute, en terwijl deze twee mogelijkheden van oneindigheid realiteit-verenigd worden in het Universeel Absolute.
1955 56:9.8 But beyond subinfinite levels the three Absolutes are one, and thereby is infinity Deity-realized regardless of whether any other order of existence ever self-realizes consciousness of infinity.
1997 56:9.8 Maar voorbij suboneindige niveaus zijn de drie Absoluten één, en hierdoor wordt de oneindigheid Godheid-gerealiseerd ongeacht of enige andere orde van bestaan ooit uit zichzelf bewustheid van oneindigheid realiseert.
1955 56:9.9 Existential status in eternity implies existential self-consciousness of infinity, even though another eternity may be required to experience self-realization of the experiential potentialities inherent in an infinity eternity—an eternal infinity.
1997 56:9.9 Existentiële status in de eeuwigheid houdt existentiële zelf-bewustheid van oneindigheid in, ook al is er misschien nóg een eeuwigheid nodig om zelf-verwerkelijking te ervaren van de experiëntiële potentialiteiten die inherent zijn in een oneindigheidseeuwigheid — een eeuwige oneindigheid.
1955 56:9.10 And God the Father is the personal source of all manifestations of Deity and reality to all intelligent creatures and spirit beings throughout all the universe of universes. As personalities, now or in the successive universe experiences of the eternal future, no matter if you achieve the attainment of God the Sevenfold, comprehend God the Supreme, find God the Ultimate, or attempt to grasp the concept of God the Absolute, you will discover to your eternal satisfaction that in the consummation of each adventure you have, on new experiential levels, rediscovered the eternal God—the Paradise Father of all universe personalities.
1997 56:9.10 En God de Vader is de persoonlijke bron van alle manifestaties van Godheid en realiteit aan alle intelligente schepselen en geest-wezens in het ganse universum van universa. Als persoonlijkheden, nu of in de opeenvolgende universum-ervaringen in de eeuwige toekomst, zult ge tot uw eeuwige voldoening ontdekken dat ge, of ge nu er in slaagt God de Zevenvoudige te bereiken, God de Allerhoogste begrijpt, God de Ultieme vindt, of tracht het denkbeeld van God de Absolute te vatten, bij de voltooiing van elk van deze avontuurlijke ondernemingen op nieuwe experiëntiële niveaus de eeuwige God herontdekt hebt — de Paradijs-Vader van alle universum-persoonlijkheden.
1955 56:9.11 The Universal Father is the explanation of universal unity as it must be supremely, even ultimately, realized in the postultimate unity of absolute values and meanings—unqualified Reality.
1997 56:9.11 De Universele Vader is de verklaring van de universele eenheid zoals deze op het allerhoogste en zelfs het ultieme niveau gerealiseerd moet worden in de post-ultieme eenheid van absolute waarden en betekenissen — ongekwalificeerde Realiteit.
1955 56:9.12 The Master Force Organizers go out into space and mobilize its energies to become gravity responsive to the Paradise pull of the Universal Father; and subsequently there come the Creator Sons, who organize these gravity-responding forces into inhabited universes and therein evolve intelligent creatures who receive unto themselves the spirit of the Paradise Father and subsequently ascend to the Father to become like him in all possible divinity attributes.
1997 56:9.12 De Meester-Krachtorganisatoren gaan uit in de ruimte en mobiliseren de ruimte-energieën zodat zij reactief worden op zwaartekracht, op de Paradijs-aantrekking van de Universele Vader; vervolgens komen de Schepper-Zonen die deze op zwaartekracht reagerende krachten organiseren tot bewoonde universa en daarin intelligente schepselen tot ontwikkeling doen komen, die de geest van de Paradijs-Vader in zich ontvangen en vervolgens tot de Vader opklimmen, om hem gelijk te worden in alle mogelijke goddelijkheidsattributen.
1955 56:9.13 The ceaseless and expanding march of the Paradise creative forces through space seems to presage the ever-extending domain of the gravity grasp of the Universal Father and the never-ending multiplication of varied types of intelligent creatures who are able to love God and be loved by him, and who, by thus becoming God-knowing, may choose to be like him, may elect to attain Paradise and find God.
1997 56:9.13 De onophoudelijke, expanderende opmars van de scheppende krachten van het Paradijs door de ruimte lijkt een voorbode van het zich immer uitbreidende domein van de zwaartekrachtgreep van de Universele Vader en de nimmer eindigende vermenigvuldiging van gevarieerde typen van verstandelijke schepselen die in staat zijn om God lief te hebben en door hem bemind te worden, en die, door op deze wijze Godkennend te worden, kunnen verkiezen te zijn zoals hij is, kunnen verkiezen het Paradijs te bereiken en God te vinden.
1955 56:9.14 The universe of universes is altogether unified. God is one in power and personality. There is co-ordination of all levels of energy and all phases of personality. Philosophically and experientially, in concept and in reality, all things and beings center in the Paradise Father. God is all and in all, and no things or beings exist without him.
1997 56:9.14 Het universum van universa is in alle opzichten verenigd. God is één in kracht en persoonlijkheid. Er is coördinatie van alle niveaus van energie en alle fasen van persoonlijkheid. Filosofisch en experiëntieel, in onze voorstelling en in werkelijkheid, hebben alle dingen en wezens hun middelpunt in de Paradijs-Vader. God is alles en in alles en allen, en geen ding of wezen bestaat zonder hem[8].
10. TRUTH, BEAUTY, AND GOODNESS
10. WAARHEID, SCHOONHEID EN GOEDHEID
1955 56:10.1 As the worlds settled in life and light progress from the initial stage to the seventh epoch, they successively grasp for the realization of the reality of God the Sevenfold, ranging from the adoration of the Creator Son to the worship of his Paradise Father. Throughout the continuing seventh stage of such a world’s history the ever-progressing mortals grow in the knowledge of God the Supreme, while they vaguely discern the reality of the overshadowing ministry of God the Ultimate.
1997 56:10.1 Naarmate de in licht en leven bestendigde werelden voortschrijden van het eerste stadium tot het zevende tijdvak, spannen zij zich successievelijk in om de realiteit van God de Zevenvoudige te beseffen, een besef dat reikt van de adoratie van de Schepper-Zoon tot de aanbidding van zijn Paradijs-Vader. Bij het voortduren van het zevende stadium van de geschiedenis van zulk een wereld, groeien de immer voortschrijdende stervelingen in de kennis van God de Allerhoogste, terwijl zij vagelijk de realiteit waarnemen van het dienstbetoon van God de Ultieme, dat hen overschaduwt.
1955 56:10.2 Throughout this glorious age the chief pursuit of the ever-advancing mortals is the quest for a better understanding and a fuller realization of the comprehensible elements of Deity—truth, beauty, and goodness. This represents man’s effort to discern God in mind, matter, and spirit. And as the mortal pursues this quest, he finds himself increasingly absorbed in the experiential study of philosophy, cosmology, and divinity.
1997 56:10.2 In dit hele glorieuze tijdperk houdt de steeds vorderende sterveling zich voornamelijk bezig met de queeste naar een beter begrip en een vollediger besef van de begrijpelijke elementen van de Godheid — waarheid, schoonheid en goedheid. Hieruit bestaat ’s mensen inspanning om God te onderscheiden in bewustzijn, materie en geest. En wanneer de sterveling deze queeste voortzet, merkt hij dat hij steeds meer in beslag wordt genomen door de experiëntiële bestudering van filosofie, kosmologie en goddelijkheid.
1955 56:10.3 Philosophy you somewhat grasp, and divinity you comprehend in worship, social service, and personal spiritual experience, but the pursuit of beauty—cosmology—you all too often limit to the study of man’s crude artistic endeavors. Beauty, art, is largely a matter of the unification of contrasts. Variety is essential to the concept of beauty. The supreme beauty, the height of finite art, is the drama of the unification of the vastness of the cosmic extremes of Creator and creature. Man finding God and God finding man—the creature becoming perfect as is the Creator—that is the supernal achievement of the supremely beautiful, the attainment of the apex of cosmic art.
1997 56:10.3 Ge hebt wel enig begrip van filosofie, en ge begrijpt goddelijkheid in godsverering, sociaal dienstbetoon en persoonlijke geestelijke ervaring, maar het zoeken naar schoonheid — kosmologie — beperkt ge maar al te vaak tot de bestudering van ’s mensen primitieve artistieke inspanningen. Schoonheid, kunst, is grotendeels een zaak van het verenigen van contrasten. Verscheidenheid is van wezenlijk belang voor het begrip schoonheid. De allerhoogste schoonheid, het hoogtepunt van eindige kunst, is het drama van de unificatie van de enorme kosmische uitersten van Schepper en schepsel. De mens die God vindt en God die de mens vindt — het schepsel dat volmaakt wordt zoals de Schepper volmaakt is — dat is het verheven bereiken van het allerhoogst schone, het bereiken van het toppunt van kosmische kunst.
1955 56:10.4 Hence materialism, atheism, is the maximation of ugliness, the climax of the finite antithesis of the beautiful. Highest beauty consists in the panorama of the unification of the variations which have been born of pre-existent harmonious reality.
1997 56:10.4 Hieruit volgt dat het materialisme, het atheïsme, de maximalisering is van lelijkheid, de climax van de eindige antithese van het schone. De hoogste schoonheid bestaat in het panorama van de unificatie van de variaties die geboren zijn uit de preëxistente harmonieuze werkelijkheid.
1997 56:10.5 Het bereiken van kosmologische niveaus van denken houdt het volgende in:
1955 56:10.6 1. Curiosity. Hunger for harmony and thirst for beauty. Persistent attempts to discover new levels of harmonious cosmic relationships.
1997 56:10.6 1. Nieuwsgierigheid. Een hongeren naar harmonie en dorsten naar schoonheid. Volhardende pogingen om nieuwe niveaus van harmonieuze kosmische betrekkingen te ontdekken.
1955 56:10.7 2. Aesthetic appreciation. Love of the beautiful and ever-advancing appreciation of the artistic touch of all creative manifestations on all levels of reality.
1997 56:10.7 2. Esthetische appreciatie. Liefde voor het schone en een steeds toenemende appreciatie voor de artistieke toets van alle creatieve manifestaties op alle niveaus van realiteit.
1955 56:10.8 3. Ethic sensitivity. Through the realization of truth the appreciation of beauty leads to the sense of the eternal fitness of those things which impinge upon the recognition of divine goodness in Deity relations with all beings; and thus even cosmology leads to the pursuit of divine reality values—to God-consciousness.
1997 56:10.8 3. Ethische gevoeligheid. Via het besef van waarheid leidt de appreciatie van schoon- heid tot het besef van de eeuwige gepastheid van de dingen die van invloed zijn op de onderkenning van goddelijke goedheid in de verhoudingen van de Godheid met alle wezens; zo leidt zelfs kosmologie tot het najagen van goddelijke werkelijkheidswaarden — tot Godsbewustzijn.
1955 56:10.9 The worlds settled in light and life are so fully concerned with the comprehension of truth, beauty, and goodness because these quality values embrace the revelation of Deity to the realms of time and space. The meanings of eternal truth make a combined appeal to the intellectual and spiritual natures of mortal man. Universal beauty embraces the harmonious relations and rhythms of the cosmic creation; this is more distinctly the intellectual appeal and leads towards unified and synchronous comprehension of the material universe. Divine goodness represents the revelation of infinite values to the finite mind, therein to be perceived and elevated to the very threshold of the spiritual level of human comprehension.
1997 56:10.9 De in licht en leven bestendigde werelden houden zich zo volledig bezig met het begrijpen van waarheid, schoonheid en goedheid, omdat deze kwaliteitswaarden de openbaring van de Godheid aan de gebieden van tijd en ruimte behelzen. De betekenissen van eeuwige waarheid hebben een gecombineerde aantrekkelijkheid voor de intellectuele en de geestelijke natuur van de sterfelijke mens. Universele schoonheid omvat de harmonieuze relaties en ritmen van de kosmische schepping; dit is meer specifiek de intellectuele aantrekkingskracht en leidt tot het geünificeerde, synchrone begrip van het materiële universum. Goddelijke goedheid vertegenwoordigt de openbaring van oneindige waarden aan het eindige bewustzijn, waar zij worden waargenomen en zelfs worden opgeheven tot aan de drempel van het geestelijke niveau van het bevattingsvermogen van de mens.
1955 56:10.10 Truth is the basis of science and philosophy, presenting the intellectual foundation of religion. Beauty sponsors art, music, and the meaningful rhythms of all human experience. Goodness embraces the sense of ethics, morality, and religion—experiential perfection-hunger.
1997 56:10.10 Waarheid is de basis van wetenschap en filosofie, en biedt de intellectuele grondslag voor religie. Schoonheid bevordert kunst, muziek en de betekenisvolle ritmen van alle menselijke ervaring. Goedheid omvat het gevoel voor ethiek, moraliteit en religie — experiëntiële honger naar volmaaktheid.
1955 56:10.11 The existence of beauty implies the presence of appreciative creature mind just as certainly as the fact of progressive evolution indicates the dominance of the Supreme Mind. Beauty is the intellectual recognition of the harmonious time-space synthesis of the far-flung diversification of phenomenal reality, all of which stems from pre-existent and eternal oneness.
1997 56:10.11 Het bestaan van schoonheid impliceert even zeker de aanwezigheid van appreciërend schepsel-bewustzijn, als het feit van voortgaande evolutie wijst op de dominantie van het Allerhoogst Bewustzijn. Schoonheid is de intellectuele onderkenning van de harmonieuze tijd-ruimte-synthese van de wijdverbreide diversificatie van de fenomenale werkelijkheid die in zijn geheel uit preëxistente, eeuwige eenheid stamt.
1955 56:10.12 Goodness is the mental recognition of the relative values of the diverse levels of divine perfection. The recognition of goodness implies a mind of moral status, a personal mind with ability to discriminate between good and evil. But the possession of goodness, greatness, is the measure of real divinity attainment.
1997 56:10.12 Goedheid is de mentale onderkenning van de relatieve waarden van de diverse niveaus van goddelijke volmaaktheid. De onderkenning van goedheid impliceert een bewustzijn van morele status, een persoonlijk bewustzijn dat in staat is onderscheid te maken tussen goed en kwaad. Maar het bezit van goedheid, grootsheid, is de maat van het werkelijk bereiken van goddelijkheid.
1955 56:10.13 The recognition of true relations implies a mind competent to discriminate between truth and error. The bestowal Spirit of Truth which invests the human minds of Urantia is unerringly responsive to truth—the living spirit relationship of all things and all beings as they are co-ordinated in the eternal ascent Godward.
1997 56:10.13 De onderkenning van ware betrekkingen impliceert een bewustzijn dat in staat is te onderscheiden tussen waarheid en dwaling. De geschonken Geest van Waarheid die het bewustzijn van mensen van Urantia bekleedt, reageert feilloos op waarheid — de levende geest-betrekking tussen alle dingen en alle wezens terwijl zij gecoördineerd worden in de eeuwige opgang naar God.
1955 56:10.14 Every impulse of every electron, thought, or spirit is an acting unit in the whole universe. Only sin is isolated and evil gravity resisting on the mental and spiritual levels. The universe is a whole; no thing or being exists or lives in isolation. Self-realization is potentially evil if it is antisocial. It is literally true: “No man lives by himself.” Cosmic socialization constitutes the highest form of personality unification. Said Jesus: “He who would be greatest among you, let him become server of all.”
1997 56:10.14 Iedere impuls van ieder elektron, iedere gedachte of geest is een handelende eenheid in het gehele universum. Alleen zonde is geïsoleerd, en alleen het kwaad weerstaat de zwaartekracht op de mentale en geestelijke niveaus. Het universum is een geheel: niets of niemand bestaat of leeft in isolatie. Zelf-verwerkelijking is een potentieel kwaad indien zij antisociaal is. ‘Niemand leeft alleen’ — dit is letterlijk waar[9]. Kosmische socialisatie is de hoogste vorm van persoonlijkheidsvereniging. Jezus heeft gezegd: ‘Laat hij, die de grootste onder u wil zijn, de dienaar van allen worden[10].’
1955 56:10.15 Even truth, beauty, and goodness—man’s intellectual approach to the universe of mind, matter, and spirit—must be combined into one unified concept of a divine and supreme ideal. As mortal personality unifies the human experience with matter, mind, and spirit, so does this divine and supreme ideal become power-unified in Supremacy and then personalized as a God of fatherly love.
1997 56:10.15 Zelfs waarheid, schoonheid en goedheid — ’s mensen verstandelijke benadering van het universum van bewustzijn, materie en geest — moeten tot één geünificeerd denkbeeld van een goddelijk, allerhoogst ideaal gecombineerd worden. Zoals de sterfelijke persoonlijkheid de menselijke ervaring met materie, bewustzijn en geest verenigt, zo wordt dit goddelijke, allerhoogste ideaal kracht-verenigd in het bewind van de Allerhoogste en vervolgens gepersonaliseerd als een God van vaderlijke liefde.
1955 56:10.16 All insight into the relations of the parts to any given whole requires an understanding grasp of the relation of all parts to that whole; and in the universe this means the relation of created parts to the Creative Whole. Deity thus becomes the transcendental, even the infinite, goal of universal and eternal attainment.
1997 56:10.16 Alle inzicht in de betrekkingen van de delen tot een gegeven geheel vereist een begripvol inzicht in de betrekking van alle delen tot dat geheel, en in het universum betekent dit de betrekking van geschapen delen tot het Scheppende Geheel. Zo wordt de Godheid het transcendente, ja zelfs oneindige doel dat universeel en voor eeuwig bereikt kan worden.
1955 56:10.17 Universal beauty is the recognition of the reflection of the Isle of Paradise in the material creation, while eternal truth is the special ministry of the Paradise Sons who not only bestow themselves upon the mortal races but even pour out their Spirit of Truth upon all peoples. Divine goodness is more fully shown forth in the loving ministry of the manifold personalities of the Infinite Spirit. But love, the sum total of these three qualities, is man’s perception of God as his spirit Father.
1997 56:10.17 Universele schoonheid is de herkenning van de weerspiegeling van het Paradijs-Eiland in de materiële schepping, terwijl eeuwige waarheid het speciale dienstbetoon is van de Paradijs-Zonen die zich niet alleen aan de rassen der stervelingen schenken, maar zelfs hun Geest van Waarheid uitstorten over alle volkeren. Goddelijke goedheid vertoont zich vollediger in het liefdevolle dienstbetoon van de veelvuldige persoonlijkheden van de Oneindige Geest. Liefde echter, de som van deze drie kwaliteiten, is ’s mensen besef van God als zijn geest-Vader.
1955 56:10.18 Physical matter is the time-space shadow of the Paradise energy-shining of the absolute Deities. Truth meanings are the mortal-intellect repercussions of the eternal word of Deity—the time-space comprehension of supreme concepts. The goodness values of divinity are the merciful ministries of the spirit personalities of the Universal, the Eternal, and the Infinite to the time-space finite creatures of the evolutionary spheres.
1997 56:10.18 Fysische materie is de tijd-ruimte-afschaduwing van de Paradijs-energiestraling van de absolute Godheden. Waarheidsbetekenissen zijn de repercussies van het eeuwige woord van de Godheid in het sterfelijke intellect — het tijd-ruimte-verstaan van allerhoogste denkbeelden. De goedheidswaarden van goddelijkheid zijn de vormen van barmhartig dienstbetoon van de geest-persoonlijkheden van de Universele, de Eeuwige en de Oneindige aan de tijd-ruimte-eindige schepselen van de evolutionaire werelden.
1955 56:10.19 These meaningful reality values of divinity are blended in the Father’s relation with each personal creature as divine love. They are co-ordinated in the Son and his Sons as divine mercy. They manifest their qualities through the Spirit and his spirit children as divine ministry, the portrayal of loving mercy to the children of time. These three divinities are primarily manifested by the Supreme Being as power-personality synthesis. They are variously shown forth by God the Sevenfold in seven differing associations of divine meanings and values on seven ascending levels.
1997 56:10.19 Deze betekenisvolle werkelijkheidswaarden van goddelijkheid zijn in de verhouding van de Vader met elk van zijn persoonlijke schepselen versmolten tot goddelijke liefde. In de Zoon en diens Zonen worden zij gecoördineerd als goddelijke barmhartigheid. Zij manifesteren hun kwaliteiten door de Geest en diens geest-kinderen als goddelijk dienstbetoon, de uitbeelding van liefdevolle barmhartigheid aan de kinderen in de tijd. Deze drie godheden worden door de Allerhoogste in de eerste plaats gemanifesteerd als kracht-persoonlijkheid-synthese. Zij worden door God de Zevenvoudige op verscheidene wijzen vertoond in zeven verschillende associaties van goddelijke betekenissen en waarden op zeven opgaande niveaus.
1955 56:10.20 To finite man truth, beauty, and goodness embrace the full revelation of divinity reality. As this love-comprehension of Deity finds spiritual expression in the lives of God-knowing mortals, there are yielded the fruits of divinity: intellectual peace, social progress, moral satisfaction, spiritual joy, and cosmic wisdom. The advanced mortals on a world in the seventh stage of light and life have learned that love is the greatest thing in the universe—and they know that God is love.
1997 56:10.20 Voor de eindige mens omvatten waarheid, schoonheid en goedheid de volle openbaring van goddelijkheidswerkelijkheid. Naarmate dit liefde-verstaan van de Godheid geestelijke uitdrukking vindt in de levens van Godkennende stervelingen, worden de vruchten van goddelijkheid voortgebracht: intellectuele vrede, sociale vooruitgang, morele voldoening, geestelijke vreugde en kosmische wijsheid[11]. De gevorderde stervelingen op een wereld in het zevende stadium van licht en leven hebben geleerd dat liefde het grootste goed is in het universum — en zij weten dat God liefde is.
1955 56:10.21 Love is the desire to do good to others.
1997 56:10.21 Liefde is het verlangen om goed te doen aan anderen.
1955 56:10.22 [Presented by a Mighty Messenger visiting on Urantia, by request of the Nebadon Revelatory Corps and in collaboration with a certain Melchizedek, the vicegerent Planetary Prince of Urantia.]
1997 56:10.22 [Voorgesteld door een Machtige Boodschapper die op Urantia bezoekt, door verzoek van de Revelatory Korpsen Nebadon en in samenwerking met een bepaalde Melchizedek, de vicegerent Planetarische Prins van Urantia.]
1955 56:10.23 This paper on Universal Unity is the twenty-fifth of a series of presentations by various authors, having been sponsored as a group by a commission of Nebadon personalities numbering twelve and acting under the direction of Mantutia Melchizedek. We indited these narratives and put them in the English language, by a technique authorized by our superiors, in the year 1934 of Urantia time.
1997 56:10.23 Deze verhandeling over Universele Eenheid is de vijfentwintigste in een serie presentaties door verschillende auteurs die als een groep zijn opgetreden onder verantwoordelijkheid van een commissie van persoonlijkheden uit Nebadon; deze heeft bestaan uit twaalf leden en heeft gehandeld onder leiding van Mantutia Melchizedek. Wij hebben deze verhandelingen opgesteld en in de Engelse taal overgezet door een techniek die door onze superieuren is goedgekeurd, in het jaar 1934 in de jaartelling van Urantia.
Verhandeling 55. De werelden van licht en leven |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 57. De oorsprong van Urantia |