Het Urantia Boek in het Engels is sinds 2006 wereldwijd Public Domain.
Vertalingen: © 1997 De Stichting Urantia
Verhandeling 11. Het eeuwige Paradijs-Eiland |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 13. De heilige werelden van het Paradijs |
THE UNIVERSE OF UNIVERSES
HET UNIVERSUM VAN UNIVERSA
1955 12:0.1 THE immensity of the far-flung creation of the Universal Father is utterly beyond the grasp of finite imagination; the enormousness of the master universe staggers the concept of even my order of being. But the mortal mind can be taught much about the plan and arrangement of the universes; you can know something of their physical organization and marvelous administration; you may learn much about the various groups of intelligent beings who inhabit the seven superuniverses of time and the central universe of eternity.
1997 12:0.1 DE onmetelijkheid van de wijdverbreide schepping van de Universele Vader gaat het eindige voorstellingsvermogen volslagen te boven; de enorme omvang van het meester-universum is duizelingwekkend zelfs voor het begrip van wezens van de orde waartoe ik behoor. Maar het sterfelijke bewustzijn kan wel veel leren aangaande het plan en de ordening van de universa; ge kunt iets te weten komen over hun fysische organisatie en hun wonderbaar bestuur; ge kunt veel te weten komen over de verschillende groepen intelligente wezens die in de zeven superuniversa in de tijd en het centrale universum in de eeuwigheid wonen.
1955 12:0.2 In principle, that is, in eternal potential, we conceive of material creation as being infinite because the Universal Father is actually infinite, but as we study and observe the total material creation, we know that at any given moment in time it is limited, although to your finite minds it is comparatively limitless, virtually boundless.
1997 12:0.2 In beginsel, dat wil zeggen, in eeuwig potentieel, stellen wij ons de materiële schepping als oneindig voor omdat de Universele Vader daadwerkelijk oneindig is, maar wanneer wij de totale materiële schepping bestuderen en observeren, weten wij dat deze op ieder gegeven ogenblik in de tijd begrensd is, ofschoon ze voor uw eindige denken betrekkelijk grenzeloos, en praktisch eindeloos is.
1955 12:0.3 We are convinced, from the study of physical law and from the observation of the starry realms, that the infinite Creator is not yet manifest in finality of cosmic expression, that much of the cosmic potential of the Infinite is still self-contained and unrevealed. To created beings the master universe might appear to be almost infinite, but it is far from finished; there are still physical limits to the material creation, and the experiential revelation of the eternal purpose is still in progress.
1997 12:0.3 Op grond van onze bestudering van de fysische wetten en onze waarnemingen van de sterrengebieden, zijn wij ervan overtuigd dat de oneindige Schepper, wat kosmische uitdrukking betreft, nog niet in finaliteit manifest is, dat veel van het kosmische potentieel van de Oneindige nog in hemzelf besloten en ongeopenbaard is. Voor geschapen wezens moge het meester-universum bijna oneindig lijken, maar het is verre van voltooid; er bestaan nog steeds fysische grenzen aan de materiële schepping en de experiëntiële openbaring van het eeuwige voornemen gaat nog steeds voort.
1. SPACE LEVELS OF THE MASTER UNIVERSE
1. DE RUIMTENIVEAUS VAN HET MEESTER-UNIVERSUM
1955 12:1.1 The universe of universes is not an infinite plane, a boundless cube, nor a limitless circle; it certainly has dimensions. The laws of physical organization and administration prove conclusively that the whole vast aggregation of force-energy and matter-power functions ultimately as a space unit, as an organized and co-ordinated whole. The observable behavior of the material creation constitutes evidence of a physical universe of definite limits. The final proof of both a circular and delimited universe is afforded by the, to us, well-known fact that all forms of basic energy ever swing around the curved path of the space levels of the master universe in obedience to the incessant and absolute pull of Paradise gravity.
1997 12:1.1 Het universum van universa is geen oneindig vlak, noch een grenzeloze kubus of een grenzeloze cirkel; het heeft stellig afmetingen. De wetten van fysische organisatie en bestuur bewijzen afdoend dat het gehele enorme aggregaat van Paradijskracht-energie en materie-kracht uiteindelijk functioneert als een ruimte-eenheid, als een georganiseerd en gecoördi-neerd geheel. Het waarneembare gedrag van de materiële schepping vormt het bewijs voor een fysisch universum van welbepaalde afmetingen. Het definitieve bewijs voor het bestaan van een universum dat zowel rond als begrensd is, wordt geleverd door het ons welbekende feit dat alle vormen van fundamentele energie immer rondgaan langs het gekromde pad der ruimteniveaus van het meester-universum, gehoor gevend aan de niet aflatende, absolute aantrekking van de zwaartekracht van het Paradijs.
1955 12:1.2 The successive space levels of the master universe constitute the major divisions of pervaded space—total creation, organized and partially inhabited or yet to be organized and inhabited. If the master universe were not a series of elliptical space levels of lessened resistance to motion, alternating with zones of relative quiescence, we conceive that some of the cosmic energies would be observed to shoot off on an infinite range, off on a straight-line path into trackless space; but we never find force, energy, or matter thus behaving; ever they whirl, always swinging onward in the tracks of the great space circuits.
1997 12:1.2 De opeenvolgende ruimteniveaus van het meester-universum vormen de hoofdafdelingen van de doordrongen ruimte — de totale schepping, georganiseerd en gedeeltelijk bewoond, en nog te organiseren en te bewonen. Ware het meester-universum niet een reeks van ellipsvormige ruimteniveaus met verminderde weerstand tegen beweging, afgewisseld door zones in betrekkelijke rusttoestand, dan denken wij dat sommige kosmische energieën weg zouden schieten naar een oneindige verte, langs een rechte weg de ongebaande ruimte in; wij hebben echter nooit bevonden dat kracht, energie, of materie zich zo gedragen; zij draaien altijd rond en zeilen immer voort langs de banen van de grote ruimtecircuits.
1955 12:1.3 Proceeding outward from Paradise through the horizontal extension of pervaded space, the master universe is existent in six concentric ellipses, the space levels encircling the central Isle:
1997 12:1.3 Het meester-universum dat zich vanaf het Paradijs door de horizontale uitgebreidheid van de doordrongen ruimte heen naar buiten uitstrekt, bestaat uit zes concentrische ellipsen, de ruimteniveaus die het centrale Eiland omringen:
1955 12:1.9 6. The Fourth and Outermost Space Level.
1997 12:1.9 6. het vierde, buitenste Ruimteniveau.
1955 12:1.10 Havona, the central universe, is not a time creation; it is an eternal existence. This never-beginning, never-ending universe consists of one billion spheres of sublime perfection and is surrounded by the enormous dark gravity bodies. At the center of Havona is the stationary and absolutely stabilized Isle of Paradise, surrounded by its twenty-one satellites. Owing to the enormous encircling masses of the dark gravity bodies about the fringe of the central universe, the mass content of this central creation is far in excess of the total known mass of all seven sectors of the grand universe.
1997 12:1.10 Havona, het centrale universum, is niet een schepping in de tijd; het is een eeuwige bestaansvorm. Dit universum dat nooit is begonnen en nooit zal eindigen, bestaat uit een miljard werelden van sublieme volmaaktheid, en wordt omringd door de enorme donkere zwaartekrachtlichamen. In het centrum van Havona bevindt zich het stationaire, absoluut gestabiliseerde Paradijs-Eiland, omringd door zijn eenentwintig satellieten. Tengevolge van de enorme omringende massa’s van de donkere zwaartekrachtlichamen in het randgebied van het centrale universum, overtreft de massa-inhoud van deze centrale schepping verre de totale bekende massa van alle zeven sectoren van het groot universum.
1955 12:1.11 The Paradise-Havona System, the eternal universe encircling the eternal Isle, constitutes the perfect and eternal nucleus of the master universe; all seven of the superuniverses and all regions of outer space revolve in established orbits around the gigantic central aggregation of the Paradise satellites and the Havona spheres.
1997 12:1.11 Het Paradijs-Havona-Stelsel, het eeuwige universum dat het eeuwige Eiland omringt, vormt de volmaakte, eeuwige kern van het meester-universum; alle zeven superuniversa en alle gebieden van de buiten-ruimte wentelen in vaste kringlopen rond het gigantische centrale aggregaat van de Paradijs-satellieten en de Havona-werelden.
1955 12:1.12 The Seven Superuniverses are not primary physical organizations; nowhere do their boundaries divide a nebular family, neither do they cross a local universe, a prime creative unit. Each superuniverse is simply a geographic space clustering of approximately one seventh of the organized and partially inhabited post-Havona creation, and each is about equal in the number of local universes embraced and in the space encompassed. Nebadon, your local universe, is one of the newer creations in Orvonton, the seventh superuniverse.
1997 12:1.12 De zeven Superuniversa zijn geen primaire fysische organisaties: nergens doorsnijden hun grenzen nevelfamilies of plaatselijke universa, de primaire scheppingseenheden. Ieder superuniversum is eenvoudig een geografisch complex in de ruimte, ongeveer een zevende deel van de georganiseerde en gedeeltelijk bewoonde schepping na Havona, en elk omvat ongeveer een zelfde aantal plaatselijke universa en een zelfde deel van de ruimte. Nebadon, uw plaatselijk universum, is een van de nieuwere scheppingen in Orvonton, het zevende superuniversum.
1955 12:1.13 The Grand Universe is the present organized and inhabited creation. It consists of the seven superuniverses, with an aggregate evolutionary potential of around seven trillion inhabited planets, not to mention the eternal spheres of the central creation. But this tentative estimate takes no account of architectural administrative spheres, neither does it include the outlying groups of unorganized universes. The present ragged edge of the grand universe, its uneven and unfinished periphery, together with the tremendously unsettled condition of the whole astronomical plot, suggests to our star students that even the seven superuniverses are, as yet, uncompleted. As we move from within, from the divine center outward in any one direction, we do, eventually, come to the outer limits of the organized and inhabited creation; we come to the outer limits of the grand universe. And it is near this outer border, in a far-off corner of such a magnificent creation, that your local universe has its eventful existence.
1997 12:1.13 Het Groot Universum de huidige georganiseerde en bewoonde schepping. Het bestaat uit de zeven superuniversa, met een verzameld evolutionair potentieel van ongeveer zevenduizend miljard bewoonde planeten, de eeuwige werelden van de centrale schepping buiten beschouwing gelaten. In deze voorzichtige raming houden wij evenwel geen rekening met de architectonische bestuurswerelden, en evenmin zijn de groepen der ongeorganiseerde universa in de buiten-ruimte erbij inbegrepen. De huidige gerafelde rand van het groot universum, zijn ongelijkmatige, onvoltooide buitenzijde, alsmede de enorm onbestendige toestand van het gehele astronomische samenstel, geven onze sterrenkundigen de indruk dat zelfs de zeven superuniversa momenteel nog niet voltooid zijn. Als wij ons van binnenuit, vanuit het goddelijke centrum, buitenwaarts begeven, het doet er niet toe in welke richting, bereiken wij uiteindelijk de buitenste grenzen van de georganiseerde, bewoonde schepping; wij bereiken de buitengrenzen van het groot universum. En dicht bij de buitenste grens, in een verafgelegen uithoek van deze prachtige schepping, leidt uw plaatselijk universum zijn veelbewogen bestaan.
1955 12:1.14 The Outer Space Levels. Far out in space, at an enormous distance from the seven inhabited superuniverses, there are assembling vast and unbelievably stupendous circuits of force and materializing energies. Between the energy circuits of the seven superuniverses and this gigantic outer belt of force activity, there is a space zone of comparative quiet, which varies in width but averages about four hundred thousand light-years. These space zones are free from star dust—cosmic fog. Our students of these phenomena are in doubt as to the exact status of the space-forces existing in this zone of relative quiet which encircles the seven superuniverses. But about one-half million light-years beyond the periphery of the present grand universe we observe the beginnings of a zone of an unbelievable energy action which increases in volume and intensity for over twenty-five million light-years. These tremendous wheels of energizing forces are situated in the first outer space level, a continuous belt of cosmic activity encircling the whole of the known, organized, and inhabited creation.
1997 12:1.14 De Buiten-Ruimteniveaus. Ver in de ruimte, op een enorme afstand van de zeven bewoonde superuniversa, verzamelen zich uitgestrekte, ongelooflijk ontzagwekkende circuits van Para dijskracht en materialiserende energieën. Tussen de energiecircuits van de zeven superuniversa en deze gigantische buitengordel van kracht-activiteit, ligt een ruimtezone van betrekkelijke rust die in breedte varieert, maar gemiddeld circa vierhonderdduizend lichtjaren breed is. Deze ruimtezones bevatten geen kosmisch stof — kosmische mist. Degenen die bij ons deze verschijnselen bestuderen, verkeren in onzekerheid over de precieze toestand van de ruimte-krachten die voorkomen in deze zone van betrekkelijke rust waardoor de zeven superuniversa worden omgeven. Doch omstreeks een half miljoen lichtjaren voorbij de buitenomtrek van het huidige groot universum nemen wij het prille begin waar van een zone waar een ongelooflijke energie-activiteit aan de gang is en in omvang en intensiteit toeneemt over een afstand van meer dan vijfentwintig miljoen lichtjaren. Deze geweldige wielen van tot energie wordende krachten bevinden zich in het eerste niveau van de buiten-ruimte, een ononderbroken gordel van kosmische activiteit die de gehele bekende, georganiseerde en bewoonde schepping omringt.
1955 12:1.15 Still greater activities are taking place beyond these regions, for the Uversa physicists have detected early evidence of force manifestations more than fifty million light-years beyond the outermost ranges of the phenomena in the first outer space level. These activities undoubtedly presage the organization of the material creations of the second outer space level of the master universe.
1997 12:1.15 Voorbij deze gebieden vinden er nog grotere activiteiten plaats, want de fysici van Uversa hebben de eerste tekenen ontdekt van Paradijskrachtmanifestaties die zich afspelen op een afstand van meer dan vijftig miljoen lichtjaren voorbij de buitenste ringen van de verschijnselen in het eerste niveau der buiten-ruimte. Deze activiteiten zijn ongetwijfeld de voorboden van de organisatie van materiële scheppingen in het tweede niveau der buiten-ruimte van het meester-universum.
1955 12:1.16 The central universe is the creation of eternity; the seven superuniverses are the creations of time; the four outer space levels are undoubtedly destined to eventuate-evolve the ultimacy of creation. And there are those who maintain that the Infinite can never attain full expression short of infinity; and therefore do they postulate an additional and unrevealed creation beyond the fourth and outermost space level, a possible ever-expanding, never-ending universe of infinity. In theory we do not know how to limit either the infinity of the Creator or the potential infinity of creation, but as it exists and is administered, we regard the master universe as having limitations, as being definitely delimited and bounded on its outer margins by open space.
1997 12:1.16 Het centrale universum is de schepping der eeuwigheid; de zeven superuniversa zijn de scheppingen in de tijd; de vier niveaus der buiten-ruimte zijn ongetwijfeld bestemd om te resulteren-evolueren in de ultimiteit der schepping. Sommigen stellen bovendien dat de Oneindige zich nimmer volledig tot uitdrukking kan brengen dan als oneindig; daarom postuleren zij dan ook een bijkomende, niet-geopenbaarde schepping voorbij het vierde, buitenste ruimteniveau, een mogelijk universum dat zich steeds zal uitbreiden en geen einde zal kennen, een universum der oneindigheid. In theorie weten wij niet hoe wij de oneindigheid van de Schepper of de potentiële oneindigheid van de schepping zouden moeten begrenzen, doch zoals het bestaat en bestuurd wordt, beschouwen wij het meester-universum als gelimiteerd, als duidelijk afgebakend en begrensd door open ruimte.
2. THE DOMAINS OF THE UNQUALIFIED ABSOLUTE
2. DE DOMEINEN VAN HET ONGEKWALIFICEERD ABSOLUTE
1955 12:2.1 When Urantia astronomers peer through their increasingly powerful telescopes into the mysterious stretches of outer space and there behold the amazing evolution of almost countless physical universes, they should realize that they are gazing upon the mighty outworking of the unsearchable plans of the Architects of the Master Universe. True, we do possess evidences which are suggestive of the presence of certain Paradise personality influences here and there throughout the vast energy manifestations now characteristic of these outer regions, but from the larger viewpoint the space regions extending beyond the outer borders of the seven superuniverses are generally recognized as constituting the domains of the Unqualified Absolute.
1997 12:2.1 Wanneer de astronomen van Urantia door hun steeds sterkere telescopen naar de geheim-zinnige uitgestrektheden van de buiten-ruimte kijken en daar de verbazingwekkende evolutie van welhaast talloze fysische universa aanschouwen, dienen zij te beseffen dat zij turen naar de machtige uitwerking van de ondoorgrondelijke plannen van de Architecten van het Meester-Universum. Weliswaar hebben wij aanwijzingen die duiden op de aanwezigheid van bepaalde invloeden van Paradijs-persoonlijkheden, hier en daar in de gehele uitgestrektheid van de ontzaglijke energiemanifestaties die deze buitengebieden thans kenmerken, doch vanuit een wijder perspectief gezien, worden de ruimtegebieden voorbij de buitenste grenzen van de zeven superuniversa algemeen aangemerkt als de domeinen van het Ongekwalificeerd Absolute.
1955 12:2.2 Although the unaided human eye can see only two or three nebulae outside the borders of the superuniverse of Orvonton, your telescopes literally reveal millions upon millions of these physical universes in process of formation. Most of the starry realms visually exposed to the search of your present-day telescopes are in Orvonton, but with photographic technique the larger telescopes penetrate far beyond the borders of the grand universe into the domains of outer space, where untold universes are in process of organization. And there are yet other millions of universes beyond the range of your present instruments.
1997 12:2.2 Ofschoon de mens met het blote oog slechts twee of drie galactische nevels buiten de grenzen van het superuniversum Orvonton kan zien, onthullen uw telescopen letterlijk vele miljoenen van deze fysische universa die bezig zijn zich te formeren. De meeste sterrengebieden die visueel opgespeurd kunnen worden door uw moderne telescopen bevinden zich in Orvonton, maar met behulp van de fotografische techniek dringen de grotere telescopen tot ver voorbij de grenzen van het groot universum door in de gebieden van de buiten-ruimte, waar de organisatie van talloos vele universa nu plaatsvindt. En er zijn nog vele miljoenen andere universa die buiten het bereik liggen van uw huidige instrumenten.
1955 12:2.3 In the not-distant future, new telescopes will reveal to the wondering gaze of Urantian astronomers no less than 375 million new galaxies in the remote stretches of outer space. At the same time these more powerful telescopes will disclose that many island universes formerly believed to be in outer space are really a part of the galactic system of Orvonton. The seven superuniverses are still growing; the periphery of each is gradually expanding; new nebulae are constantly being stabilized and organized; and some of the nebulae which Urantian astronomers regard as extragalactic are actually on the fringe of Orvonton and are traveling along with us.
1997 12:2.3 In de niet zo verre toekomst zullen nieuwe telescopen aan de verwonderde astronomen van Urantia wel 375 miljoen nieuwe melkwegstelsels onthullen, die zich in de verre uitgestrekt- heden van de buiten-ruimte bevinden. Deze sterkere telescopen zullen terzelfdertijd laten zien dat vele eiland-universa waarvan men vroeger dacht dat ze in de buiten-ruimte gelegen waren, in werkelijkheid deel uitmaken van het melkwegstelsel Orvonton. De zeven superuniversa groeien nog steeds; de buitenomtrek van elk van hen zet geleidelijk uit, er worden voortdurend nieuwe nevels gestabiliseerd en georganiseerd, en sommige nevels die door de astronomen van Urantia als buiten-galactisch worden beschouwd, bevinden zich in werkelijkheid in het randgebied van Orvonton en reizen met ons mee.
1955 12:2.4 The Uversa star students observe that the grand universe is surrounded by the ancestors of a series of starry and planetary clusters which completely encircle the present inhabited creation as concentric rings of outer universes upon universes. The physicists of Uversa calculate that the energy and matter of these outer and uncharted regions already equal many times the total material mass and energy charge embraced in all seven superuniverses. We are informed that the metamorphosis of cosmic force in these outer space levels is a function of the Paradise force organizers. We also know that these forces are ancestral to those physical energies which at present activate the grand universe. The Orvonton power directors, however, have nothing to do with these far-distant realms, neither are the energy movements therein discernibly connected with the power circuits of the organized and inhabited creations.
1997 12:2.4 De sterrenkundigen van Uversa nemen waar dat het groot universum wordt omringd door de voorlopers van een serie clusters van sterren en planeten, die de huidige bewoonde schepping volledig omringen als concentrische gordels van ontelbare universa in de buitenruimte. De fysici van Uversa berekenen dat de energie en materie van deze buitengelegen, niet in kaart gebrachte gebieden reeds vele malen de totale materiële massa en energielading van alle zeven superuniversa overtreffen. Ons is medegedeeld dat de metamorfose van kosmische kracht in deze niveaus van de buiten-ruimte de taak is van de krachtorganisatoren van het Paradijs. Wij weten ook dat deze krachten de voorlopers zijn van de fysische energieën die nu het groot universum activeren. De krachtdirigenten van Orvonton hebben echter niets te maken met deze verafgelegen gebieden, en evenmin bestaat er een waarneembaar verband tussen de bewegingen van de energie daar en de krachtcircuits van de georganiseerde en bewoonde scheppingen.
1955 12:2.5 We know very little of the significance of these tremendous phenomena of outer space. A greater creation of the future is in process of formation. We can observe its immensity, we can discern its extent and sense its majestic dimensions, but otherwise we know little more about these realms than do the astronomers of Urantia. As far as we know, no material beings on the order of humans, no angels or other spirit creatures, exist in this outer ring of nebulae, suns, and planets. This distant domain is beyond the jurisdiction and administration of the superuniverse governments.
1997 12:2.5 Wij weten heel weinig over de betekenis van deze ontzaglijke verschijnselen in de buiten-ruimte. Een grotere schepping van de toekomst is bezig zich te formeren. Wij kunnen de onmetelijkheid ervan waarnemen, wij kunnen haar uitgebreidheid bespeuren en een indruk krijgen van haar majesteitelijke afmetingen, doch voor het overige weten wij weinig meer van deze gebieden af dan de astronomen van Urantia. Voorzover wij weten, bestaan er geen materiële wezens van de orde der mensen, geen engelen of andere geest-schepselen, in deze buitenste gordel van galactische nevels, zonnen en planeten. Dit verafgelegen gebied valt buiten de jurisdictie en het bestuur van de regeringen der superuniversa.
1955 12:2.6 Throughout Orvonton it is believed that a new type of creation is in process, an order of universes destined to become the scene of the future activities of the assembling Corps of the Finality; and if our conjectures are correct, then the endless future may hold for all of you the same enthralling spectacles that the endless past has held for your seniors and predecessors.
1997 12:2.6 In heel Orvonton wordt aangenomen dat er een nieuw soort schepping aan de gang is, universa van een orde die bestemd is het toneel te worden van de toekomstige activiteiten van het zich verzamelende Korps der Volkomenheid, en indien onze gissingen juist zijn, dan zal de eindeloze toekomst u allen hetzelfde boeiende schouwspel kunnen bieden dat het eindeloze verleden aan uw vaderen en voorgangers heeft geboden.
3. UNIVERSAL GRAVITY
3. DE UNIVERSELE ZWAARTEKRACHT
1955 12:3.1 All forms of force-energy—material, mindal, or spiritual—are alike subject to those grasps, those universal presences, which we call gravity. Personality also is responsive to gravity—to the Father’s exclusive circuit; but though this circuit is exclusive to the Father, he is not excluded from the other circuits; the Universal Father is infinite and acts over all four absolute-gravity circuits in the master universe:
1997 12:3.1 Alle vormen van kracht-energie — materiële, mentale, of geestelijke — zijn gelijkelijk onderworpen aan die grepen, die universele aanwezigheden, die wij zwaartekracht noemen. Persoonlijkheid reageert ook op zwaartekracht — op het circuit van de Vader dat uitsluitend het zijne is; maar ook al is dit circuit uitsluitend van de Vader, hij is niet uitgesloten van de andere circuits: de Universele Vader is oneindig en handelt via alle vier de absolute-zwaartekrachtcircuits in het meester-universum:
1955 12:3.2 1. The Personality Gravity of the Universal Father.
1997 12:3.2 1. de Persoonlijkheidszwaartekracht van de Universele Vader;
1955 12:3.3 2. The Spirit Gravity of the Eternal Son.
1997 12:3.3 2. de Geest-Zwaartekracht van de Eeuwige Zoon;
1955 12:3.4 3. The Mind Gravity of the Conjoint Actor.
1997 12:3.4 3. de Bewustzijnszwaartekracht van de Vereend Handelende Geest;
1955 12:3.5 4. The Cosmic Gravity of the Isle of Paradise.
1997 12:3.5 4. de Kosmische Zwaartekracht van het Paradijs-Eiland.
1955 12:3.6 These four circuits are not related to the nether Paradise force center; they are neither force, energy, nor power circuits. They are absolute presence circuits and like God are independent of time and space.
1997 12:3.6 Deze vier circuits staan niet in verband met het krachtcentrum aan de onderzijde van het Paradijs; het zijn geen Paradijskracht-, energie-, of universumkrachtcircuits. Het zijn absolute aanwezigheids circuits en, zoals God, onafhankelijk van tijd en ruimte.
1955 12:3.7 In this connection it is interesting to record certain observations made on Uversa during recent millenniums by the corps of gravity researchers. This expert group of workers has arrived at the following conclusions regarding the different gravity systems of the master universe:
1997 12:3.7 In verband hiermee is het interessant enkele waarnemingen te vermelden die gedurende recente millennia op Uversa zijn gedaan door het korps der zwaartekrachtonderzoekers. Deze groep deskundigen heeft met betrekking tot de verschillende zwaartekrachtsystemen van het meester-universum de volgende conclusies bereikt:
1955 12:3.8 1. Physical Gravity. Having formulated an estimate of the summation of the entire physical-gravity capacity of the grand universe, they have laboriously effected a comparison of this finding with the estimated total of absolute gravity presence now operative. These calculations indicate that the total gravity action on the grand universe is a very small part of the estimated gravity pull of Paradise, computed on the basis of the gravity response of basic physical units of universe matter. These investigators reach the amazing conclusion that the central universe and the surrounding seven superuniverses are at the present time making use of only about five per cent of the active functioning of the Paradise absolute-gravity grasp. In other words: At the present moment about ninety-five per cent of the active cosmic-gravity action of the Isle of Paradise, computed on this totality theory, is engaged in controlling material systems beyond the borders of the present organized universes. These calculations all refer to absolute gravity; linear gravity is an interactive phenomenon which can be computed only by knowing the actual Paradise gravity.
1997 12:3.8 1. Fysische Zwaartekracht. N a een schatting van de gehele fysische zwaartekrachtscapaciteit van het groot universum, hebben deze deskundigen een uitvoerige vergelijking gemaakt tussen deze uitkomst en het geschatte totaal der absolute zwaartekrachtaanwezigheid die thans werkzaam is. Deze berekeningen geven aan dat de totale zwaartekrachtwerking op het groot universum maar een zeer klein deel is van de geschatte zwaartekrachtaantrekking van het Paradijs, berekend op basis van de zwaartekrachtrespons van de fundamentele fysische eenheden der universum-materie. Deze onderzoekers komen tot de verbazingwekkende conclusie dat het centrale universum en de zeven superuniversa die het omringen, thans slechts gebruik maken van ongeveer vijf procent van de actieve werking van de absolute-zwaartekrachtgreep van het Paradijs. Met andere woorden: momenteel wordt omstreeks vijfennegentig procent van de actieve kosmische-zwaartekrachtwerking van het Paradijs-Eiland, berekend op basis van deze totaliteitstheorie, ingezet voor het beheersen van materiële stelsels voorbij de grenzen van de huidige georganiseerde universa. Deze berekeningen hebben alle betrekking op absolute zwaartekracht; lineaire zwaartekracht is een interactief verschijnsel dat slechts berekend kan worden wanneer men de actuele Paradijs-zwaartekracht kent.
1955 12:3.9 2. Spiritual Gravity. By the same technique of comparative estimation and calculation these researchers have explored the present reaction capacity of spirit gravity and, with the co-operation of Solitary Messengers and other spirit personalities, have arrived at the summation of the active spirit gravity of the Second Source and Center. And it is most instructive to note that they find about the same value for the actual and functional presence of spirit gravity in the grand universe that they postulate for the present total of active spirit gravity. In other words: At the present time practically the entire spirit gravity of the Eternal Son, computed on this theory of totality, is observable as functioning in the grand universe. If these findings are dependable, we may conclude that the universes now evolving in outer space are at the present time wholly nonspiritual. And if this is true, it would satisfactorily explain why spirit-endowed beings are in possession of little or no information about these vast energy manifestations aside from knowing the fact of their physical existence.
1997 12:3.9 2. Geestelijke Zwaartekracht. Volgens dezelfde methode van vergelijkende schatting en berekening hebben deze onderzoekers de huidige reactiecapaciteit der geest-zwaartekracht onderzocht en met de medewerking van Solitaire Boodschappers en andere geestelijke persoonlijkheden zijn zij tot een optelling gekomen van de actieve geest-zwaartekracht van de Tweede Bron en Centrum. Het is hoogst leerzaam om te zien dat zij tot ongeveer dezelfde waarde komen voor de actuele functionele aanwezigheid van geest-zwaartekracht in het groot universum, die zij postuleren voor het huidige totaal van actieve geest-zwaartekracht. Met andere woorden: er kan worden waargenomen dat praktisch de gehele geest-zwaartekracht van de Eeuwige Zoon, berekend op basis van deze theorie der totaliteit, thans in het groot universum functioneert. Indien deze uitkomsten betrouwbaar zijn, mogen wij concluderen dat de universa die nu in de buiten-ruimte tot ontwikkeling komen, thans geheel niet-geestelijk zijn. Indien dit waar is, zou het een bevredigende verklaring vormen voor het feit dat met geest begiftigde wezens over weinig of geen informatie beschikken omtrent deze enorme energiemanifestaties, behalve dat zij bekend zijn met het feit van hun fysische bestaan.
1955 12:3.10 3. Mind Gravity. By these same principles of comparative computation these experts have attacked the problem of mind-gravity presence and response. The mind unit of estimation was arrived at by averaging three material and three spiritual types of mentality, although the type of mind found in the power directors and their associates proved to be a disturbing factor in the effort to arrive at a basic unit for mind-gravity estimation. There was little to impede the estimation of the present capacity of the Third Source and Center for mind-gravity function in accordance with this theory of totality. Although the findings in this instance are not so conclusive as in the estimates of physical and spirit gravity, they are, comparatively considered, very instructive, even intriguing. These investigators deduce that about eighty-five per cent of the mind-gravity response to the intellectual drawing of the Conjoint Actor takes origin in the existing grand universe. This would suggest the possibility that mind activities are involved in connection with the observable physical activities now in progress throughout the realms of outer space. While this estimate is probably far from accurate, it accords, in principle, with our belief that intelligent force organizers are at present directing universe evolution in the space levels beyond the present outer limits of the grand universe. Whatever the nature of this postulated intelligence, it is apparently not spirit-gravity responsive.
1997 12:3.10 3. Bewustzijnszwaartekracht. Volgens dezelfde principes van vergelijkende berekening hebben deze experts het probleem aangevat van de aanwezigheid van bewustzijnszwaarte-kracht en de respons daarop. Zij zijn tot een schattingseenheid van bewustzijn gekomen door het gemiddelde te nemen van drie materiële en drie geestelijke soorten van mentaliteit, al was het type bewustzijn dat in de krachtdirigenten en hun medewerkers werd aangetroffen een storende factor bij de poging om een basiseenheid te vinden voor het schatten van bewust-zijnszwaartekracht. Er waren weinig problemen met de raming van de huidige capaciteit van de bewustzijnszwaartekrachtfunctie van de Derde Bron en Centrum volgens deze totaliteitstheorie. Ofschoon de uitkomsten in dit geval niet zo overtuigend zijn als bij de schatting van de fysische en geest-zwaartekracht, zijn ze bij vergelijking wel zeer leerzaam en zelfs intrigerend. Deze onderzoekers komen tot de conclusie dat ongeveer vijfentachtig procent van de bewustzijnszwaartekrachtrespons op de verstandelijke aantrekking van de Vereend Handelende Geest afkomstig is uit het bestaande groot universum. Dit wijst op de mogelijkheid dat er bewustzijnsactiviteiten betrokken zijn bij de waarneembare fysische activiteiten die nu overal in de gebieden der buiten-ruimte gaande zijn. Hoewel deze raming waarschijnlijk verre van nauwkeurig is, komt zij in principe overeen met onze overtuiging dat intelligente krachtorganisatoren thans leiding geven aan de evolutie van universa in de ruimteniveaus voorbij de huidige buitenste grenzen van het groot universum. Wat de natuur van deze gepostuleerde intelligentie ook moge zijn, blijkbaar is zij niet responsief op de geest-zwaartekracht.
1955 12:3.11 But all these computations are at best estimates based on assumed laws. We think they are fairly reliable. Even if a few spirit beings were located in outer space, their collective presence would not markedly influence calculations involving such enormous measurements.
1997 12:3.11 Doch al deze berekeningen zijn op hun best ramingen, gebaseerd op aangenomen wetten. Wij denken dat ze redelijk betrouwbaar zijn. Zelfs indien er enkele geestelijke wezens in de buiten-ruimte gestationeerd zouden zijn, zou hun gezamenlijke aanwezigheid niet van merkbare invloed zijn op berekeningen waarin zulke enorme metingen zijn betrokken.
1955 12:3.12 Personality Gravity is noncomputable. We recognize the circuit, but we cannot measure either qualitative or quantitative realities responsive thereto.
1997 12:3.12 Persoonlijkheidszwaartekracht kan niet berekend worden. Wij herkennen het circuit, maar kunnen noch kwalitatieve, noch kwantitatieve werkelijkheden meten, die er responsief op zijn.
4. SPACE AND MOTION
4. RUIMTE EN BEWEGING
1955 12:4.1 All units of cosmic energy are in primary revolution, are engaged in the execution of their mission, while swinging around the universal orbit. The universes of space and their component systems and worlds are all revolving spheres, moving along the endless circuits of the master universe space levels. Absolutely nothing is stationary in all the master universe except the very center of Havona, the eternal Isle of Paradise, the center of gravity.
1997 12:4.1 Alle eenheden van kosmische energie bevinden zich in primaire omwenteling, zijn bezig met de uitvoering van hun missie terwijl zij langs de universele baan voortwentelen. De universa in de ruimte en hun samenstellende stelsels en werelden zijn alle roterende sferen die zich voortbewegen over de eindeloze circuits van de ruimteniveaus van het meester-universum. Er is absoluut niets stationair in het gehele meester-universum, behalve het eigenlijke centrum van Havona, het eeuwige Paradijs-Eiland, het centrum der zwaartekracht.
1955 12:4.2 The Unqualified Absolute is functionally limited to space, but we are not so sure about the relation of this Absolute to motion. Is motion inherent therein? We do not know. We know that motion is not inherent in space; even the motions of space are not innate. But we are not so sure about the relation of the Unqualified to motion. Who, or what, is really responsible for the gigantic activities of force-energy transmutations now in progress out beyond the borders of the present seven superuniverses? Concerning the origin of motion we have the following opinions:
1997 12:4.2 Het Ongekwalificeerd Absolute is functioneel beperkt tot de ruimte, doch wij weten niet zeker hoe dit Absolute zich verhoudt tot beweging. Is beweging daaraan inherent? Wij weten het niet. Wij weten wel dat beweging niet inherent is aan de ruimte; zelfs de bewegingen van de ruimte zijn niet eigen aan haar. Wij zijn echter niet zo zeker aangaande de betrekking van het Ongekwalificeerde tot beweging. Wie, of wat, is werkelijk verantwoordelijk voor de gigantische activiteiten van de kracht-energietransmutaties die thans gaande zijn voorbij de grenzen van de huidige zeven superuniversa? Met betrekking tot de oorsprong van beweging zijn wij de volgende meningen toegedaan:
1955 12:4.3 1. We think the Conjoint Actor initiates motion in space.
1997 12:4.3 1. wij denken dat de Vereend Handelende Geest de aanzet geeft tot beweging in de ruimte;
1955 12:4.4 2. If the Conjoint Actor produces the motions of space, we cannot prove it.
1997 12:4.4 2. indien de Vereend Handelende Geest de bewegingen van de ruimte teweegbrengt, kunnen wij dit niet bewijzen;
1955 12:4.5 3. The Universal Absolute does not originate initial motion but does equalize and control all of the tensions originated by motion.
1997 12:4.5 3. het Universeel Absolute geeft niet de allereerste aanzet tot beweging, maar vereffent en beheerst alle spanningen die door beweging ontstaan.
1955 12:4.6 In outer space the force organizers are apparently responsible for the production of the gigantic universe wheels which are now in process of stellar evolution, but their ability so to function must have been made possible by some modification of the space presence of the Unqualified Absolute.
1997 12:4.6 In de buiten-ruimte zijn de krachtorganisatoren blijkbaar verantwoordelijk voor het voortbrengen van de gigantische universumwielen die nu in stellaire evolutie zijn, doch dat zij zo kunnen functioneren moet mogelijk zijn gemaakt door een modificatie in de ruimteaanwezigheid van het Ongekwalificeerd Absolute.
1955 12:4.7 Space is, from the human viewpoint, nothing—negative; it exists only as related to something positive and nonspatial. Space is, however, real. It contains and conditions motion. It even moves. Space motions may be roughly classified as follows:
1997 12:4.7 Vanuit het menselijke standpunt gezien is de ruimte niets — negatief; zij bestaat slechts in betrekking tot iets positiefs en niet-ruimtelijks. De ruimte is echter werkelijk. Zij bevat en bepaalt beweging. Zij beweegt zelfs. Ruimtebewegingen kunnen in grote trekken als volgt worden geclassificeerd:
1997 12:4.8 1. primaire beweging — de ademhaling der ruimte, de beweging van de ruimte zelf;
1955 12:4.9 2. Secondary motion—the alternate directional swings of the successive space levels.
1997 12:4.9 2. secundaire beweging — de draaiingen in afwisselende richting van de opeenvolgende ruimteniveaus;
1955 12:4.10 3. Relative motions—relative in the sense that they are not evaluated with Paradise as a base point. Primary and secondary motions are absolute, motion in relation to unmoving Paradise.
1997 12:4.10 3. relatieve bewegingen — relatief in de zin dat zij niet geëvalueerd worden met het Paradijs als grondpunt. Primaire en secundaire bewegingen zijn absoluut, zij zijn beweging met betrekking tot het Paradijs dat onbeweeglijk is;
1955 12:4.11 4. Compensatory or correlating movement designed to co-ordinate all other motions.
1997 12:4.11 4. compenserende of correlerende beweging die bedoeld is om alle andere bewegingen te coördineren.
1955 12:4.12 The present relationship of your sun and its associated planets, while disclosing many relative and absolute motions in space, tends to convey the impression to astronomic observers that you are comparatively stationary in space, and that the surrounding starry clusters and streams are engaged in outward flight at ever-increasing velocities as your calculations proceed outward in space. But such is not the case. You fail to recognize the present outward and uniform expansion of the physical creations of all pervaded space. Your own local creation (Nebadon) participates in this movement of universal outward expansion. The entire seven superuniverses participate in the two-billion-year cycles of space respiration along with the outer regions of the master universe.
1997 12:4.12 Hoewel de huidige betrekking van uw zon tot de planeten die met haar zijn verbonden, veel relatieve en absolute bewegingen in de ruimte te zien geeft, wekt zij bij vele astronomische waarnemers de indruk dat ge u betrekkelijk stationair in de ruimte bevindt, en dat de omringende sterrenclusters en -stromen naar buiten vliegen met snelheden die volgens uw berekeningen steeds toenemen naarmate zij verder de ruimte in komen. Doch dit is niet het geval. Ge kunt niet zien dat de fysische scheppingen in de gehele doordrongen ruimte thans uniform naar buiten uitzetten. Uw eigen plaatselijke schepping (Nebadon) neemt deel in deze beweging van universele expansie naar buiten. Alle zeven superuniversa nemen deel in de twee miljard jaar durende cycli van de ademhaling der ruimte, tezamen met de gebieden der buiten-ruimte van het meester-universum.
1955 12:4.13 When the universes expand and contract, the material masses in pervaded space alternately move against and with the pull of Paradise gravity. The work that is done in moving the material energy mass of creation is space work but not power-energy work.
1997 12:4.13 Wanneer de universa uitzetten en samentrekken, bewegen de materiële massa’s in de doordrongen ruimte zich afwisselend tegen de aantrekking van de zwaartekracht van het Paradijs in, of gaan daarin mee. De arbeid die verricht wordt om de materiële energie-massa van de schepping te bewegen is ruimte arbeid, maar geen arbeid van kracht-energie.
1955 12:4.14 Although your spectroscopic estimations of astronomic velocities are fairly reliable when applied to the starry realms belonging to your superuniverse and its associate superuniverses, such reckonings with reference to the realms of outer space are wholly unreliable. Spectral lines are displaced from the normal towards the violet by an approaching star; likewise these lines are displaced towards the red by a receding star. Many influences interpose to make it appear that the recessional velocity of the external universes increases at the rate of more than one hundred miles a second for every million light-years increase in distance. By this method of reckoning, subsequent to the perfection of more powerful telescopes, it will appear that these far-distant systems are in flight from this part of the universe at the unbelievable rate of more than thirty thousand miles a second. But this apparent speed of recession is not real; it results from numerous factors of error embracing angles of observation and other time-space distortions.
1997 12:4.14 Ofschoon uw spectroscopische schattingen van astronomische snelheden tamelijk betrouwbaar zijn wanneer toegepast op de sterrengebieden die behoren tot uw superuniversum en de superuniversa die daarmee zijn verbonden, zijn dergelijke berekeningen geheel onbetrouwbaar met betrekking tot de gebieden der buiten-ruimte. Spectraallijnen verschuiven door een naderende ster van normaal naar violet; evenzo verschuiven deze lijnen door een zich verwijderende ster naar rood. Door de tussenkomst van vele invloeden lijkt het dat de snelheid waarmee de buitengelegen universa zich verwijderen, toeneemt met meer dan honderdzestig kilometer per seconde voor elk miljoen lichtjaren waarmee de afstand groter wordt. Wanneer ge krachtiger telescopen geperfectioneerd zult hebben, zal het volgens deze berekeningswijze lijken alsof deze verre stelsels zich van dit deel van het universum verwijderen met de ongelooflijke snelheid van meer dan achtenveertigduizend kilometer per seconde. Maar zulk een schijnbare verwijderingssnelheid is niet reëel; deze is het resultaat van talrijke factoren die onjuist zijn, waaronder hoeken van waarneming en andere tijd-ruimtelijke vervormingen.
1955 12:4.15 But the greatest of all such distortions arises because the vast universes of outer space, in the realms next to the domains of the seven superuniverses, seem to be revolving in a direction opposite to that of the grand universe. That is, these myriads of nebulae and their accompanying suns and spheres are at the present time revolving clockwise about the central creation. The seven superuniverses revolve about Paradise in a counterclockwise direction. It appears that the second outer universe of galaxies, like the seven superuniverses, revolves counterclockwise about Paradise. And the astronomic observers of Uversa think they detect evidence of revolutionary movements in a third outer belt of far-distant space which are beginning to exhibit directional tendencies of a clockwise nature.
1997 12:4.15 De grootste van al deze vervormingen treedt echter op doordat de enorme universa van de buiten-ruimte, in de aangrenzende gebieden naast de domeinen van de zeven superuniversa, schijnen rond te wentelen in een richting die tegengesteld is aan die van het groot universum. Dat wil zeggen dat deze tienduizenden nevels, alsmede de zonnen en werelden die hen vergezellen, thans met de klok mee om de centrale schepping wentelen. De zeven superuniversa wentelen om het Paradijs tegen de klok in. Het tweede buitengelegen universum van melkwegstelsels lijkt, net als de zeven superuniversa, tegen de klok in rond het Paradijs te wentelen. En de sterrenkundige waarnemers van Uversa menen aanwijzingen te bespeuren van rondwentelende bewegingen in een derde gordel van de verre buitenruimte, die tekenen beginnen te vertonen dat zij met de wijzers van de klok meegaan.
1955 12:4.16 It is probable that these alternate directions of successive space processions of the universes have something to do with the intramaster universe gravity technique of the Universal Absolute, which consists of a co-ordination of forces and an equalization of space tensions. Motion as well as space is a complement or equilibrant of gravity.
1997 12:4.16 Het is waarschijnlijk dat deze afwisselende richtingen van de elkaar opvolgende ruimteprocessies van de universa iets te maken hebben met de zwaartekrachttechniek van het Universeel Absolute binnen het meester-universum, een techniek die bestaat uit een coördinatie van krachten en een vereffening van ruimtespanningen. Zowel beweging als ruimte is een complement van, of een tegenwicht tegen, zwaartekracht.
5. SPACE AND TIME
5. RUIMTE EN TIJD
1955 12:5.1 Like space, time is a bestowal of Paradise, but not in the same sense, only indirectly. Time comes by virtue of motion and because mind is inherently aware of sequentiality. From a practical viewpoint, motion is essential to time, but there is no universal time unit based on motion except in so far as the Paradise-Havona standard day is arbitrarily so recognized. The totality of space respiration destroys its local value as a time source.
1997 12:5.1 Evenals de ruimte is de tijd een schenking van het Paradijs, echter niet in dezelfde zin, maar indirect. Tijd ontstaat krachtens beweging en doordat bewustzijn inherent bewust is van opeenvolging. Vanuit een praktisch oogpunt is beweging een essentiële voorwaarde voor tijd, maar er bestaat geen universele tijdseenheid die gebaseerd is op beweging, behalve voorzover de standaarddag van het Paradijs en Havona willekeurig als zodanig wordt aangenomen. De totaliteit van de ademhaling der ruimte doet haar plaatselijke waarde als tijdsbron teniet.
1955 12:5.2 Space is not infinite, even though it takes origin from Paradise; not absolute, for it is pervaded by the Unqualified Absolute. We do not know the absolute limits of space, but we do know that the absolute of time is eternity.
1997 12:5.2 De ruimte is niet oneindig, ook al is haar oorsprong het Paradijs: de ruimte is niet absoluut, want zij wordt doordrongen door het Ongekwalificeerd Absolute. Wij kennen de absolute grenzen van de ruimte niet, maar wel weten wij dat het absolute van de tijd de eeuwigheid is.
1955 12:5.3 Time and space are inseparable only in the time-space creations, the seven superuniverses. Nontemporal space (space without time) theoretically exists, but the only truly nontemporal place is Paradise area. Nonspatial time (time without space) exists in mind of the Paradise level of function.
1997 12:5.3 Tijd en ruimte zijn alleen onscheidbaar in de tijd-ruimte-scheppingen, de zeven superuniversa. Niet-tijdelijke ruimte (ruimte zonder tijd) bestaat theoretisch wel, doch de enige plaats die waarlijk niet-tijdelijk is, is het Paradijs- gebied. Niet-ruimtelijke tijd (tijd zonder ruimte) bestaat in het bewustzijn dat functioneert op het Paradijs-niveau.
1955 12:5.4 The relatively motionless midspace zones impinging on Paradise and separating pervaded from unpervaded space are the transition zones from time to eternity, hence the necessity of Paradise pilgrims becoming unconscious during this transit when it is to culminate in Paradise citizenship. Time-conscious visitors can go to Paradise without thus sleeping, but they remain creatures of time.
1997 12:5.4 De betrekkelijk bewegingloze zones der middenruimte die het Paradijs raken en de doordrongen ruimte afscheiden van de ondoordrongen ruimte, zijn de overgangszones van de tijd naar de eeuwigheid, vandaar dat het voor de pelgrims naar het Paradijs noodzakelijk is om gedurende deze overgang het bewustzijn te verliezen, wil de overgang culmineren in het burgerschap van het Paradijs. Tijdbewuste bezoekers kunnen wel naar het Paradijs gaan zonder deze slaap, maar zij blijven schepselen van de tijd.
1955 12:5.5 Relationships to time do not exist without motion in space, but consciousness of time does. Sequentiality can consciousize time even in the absence of motion. Man’s mind is less time-bound than space-bound because of the inherent nature of mind. Even during the days of the earth life in the flesh, though man’s mind is rigidly space-bound, the creative human imagination is comparatively time free. But time itself is not genetically a quality of mind.
1997 12:5.5 Betrekkingen tot de tijd bestaan niet zonder beweging in de ruimte, maar bewustheid van tijd wel. Opeenvolgendheid kan tijdbewust maken, zelfs wanneer er geen beweging is. Het bewustzijn van de mens is minder aan de tijd dan aan de ruimte gebonden, vanwege de inherente natuur van bewustzijn. Zelfs tijdens de dagen van het aardse leven in het vlees is de creatieve menselijke verbeelding betrekkelijk vrij van de tijd, ook al is het bewustzijn van de mens strikt aan de ruimte gebonden. Maar tijd zelf is geen genetische eigenschap van het bewustzijn.
1955 12:5.6 There are three different levels of time cognizance:
1997 12:5.6 Er zijn drie verschillende niveaus van tijdkennis:
1997 12:5.7 1. door bewustzijn waargenomen tijd — bewustheid van opeenvolging, beweging en een gevoel van duur;
1955 12:5.8 2. Spirit-perceived time—insight into motion Godward and the awareness of the motion of ascent to levels of increasing divinity.
1997 12:5.8 2. door geest waargenomen tijd — inzicht in beweging naar God toe en gewaarwording van opgaande beweging naar niveaus van toenemende goddelijkheid;
1955 12:5.9 3. Personality creates a unique time sense out of insight into Reality plus a consciousness of presence and an awareness of duration.
1997 12:5.9 3. persoonlijkheid schept een uniek tijdsgevoel uit inzicht in de Realiteit plus een bewustheid van tegenwoordigheid en gewaarwording van duur.
1955 12:5.10 Unspiritual animals know only the past and live in the present. Spirit-indwelt man has powers of prevision (insight); he may visualize the future. Only forward-looking and progressive attitudes are personally real. Static ethics and traditional morality are just slightly superanimal. Nor is stoicism a high order of self-realization. Ethics and morals become truly human when they are dynamic and progressive, alive with universe reality.
1997 12:5.10 Dieren, die niet geestelijk zijn, kennen slechts het verleden en leven in het heden. De mens, in wie een geest woont, bezit vooruitziende vermogens (inzicht): hij kan zich een beeld vormen van de toekomst. Alleen vooruitziende en progressieve zienswijzen zijn persoonlijk werkelijk. Statische ethiek en traditionele moraliteit komen maar net boven het dierlijke uit. Een stoïcijnse instelling is evenmin een hoge vorm van zelfverwerkelijking. Ethiek en moraliteit worden waarlijk menselijk wanneer ze dynamisch en progressief zijn, springlevend van universum-realiteit.
1955 12:5.11 The human personality is not merely a concomitant of time-and-space events; the human personality can also act as the cosmic cause of such events.
1997 12:5.11 De menselijke persoonlijkheid is niet slechts een bijverschijnsel van gebeurtenissen in tijd en ruimte: de menselijke persoonlijkheid kan ook optreden als de kosmische oorzaak van deze gebeurtenissen.
6. UNIVERSAL OVERCONTROL
6. UNIVERSELE ALBEHEERSING
1955 12:6.1 The universe is nonstatic. Stability is not the result of inertia but rather the product of balanced energies, co-operative minds, co-ordinated morontias, spirit overcontrol, and personality unification. Stability is wholly and always proportional to divinity.
1997 12:6.1 Het universum is niet-statisch. Stabiliteit is niet het gevolg van traagheid, maar veeleer het product van uitgebalanceerde energieën, van samenwerking van denkende wezens, van gecoördineerde morontia’s, van albeheersing door geest en van persoonlijkheidsunificatie. Stabiliteit is geheel en altijd evenredig aan goddelijkheid.
1955 12:6.2 In the physical control of the master universe the Universal Father exercises priority and primacy through the Isle of Paradise; God is absolute in the spiritual administration of the cosmos in the person of the Eternal Son. Concerning the domains of mind, the Father and the Son function co-ordinately in the Conjoint Actor.
1997 12:6.2 In de fysische beheersing van het meester-universum laat de Universele Vader zijn prioriteit en primaat gelden door middel van het Paradijs-Eiland; in het geestelijke bestuur van de kosmos is God absoluut in de persoon van de Eeuwige Zoon. Wat de domeinen van bewustzijn aangaat, functioneren de Vader en de Zoon gecoördineerd in de Vereend Handelende Geest.
1955 12:6.3 The Third Source and Center assists in the maintenance of the equilibrium and co-ordination of the combined physical and spiritual energies and organizations by the absoluteness of his grasp of the cosmic mind and by the exercise of his inherent and universal physical- and spiritual-gravity complements. Whenever and wherever there occurs a liaison between the material and the spiritual, such a mind phenomenon is an act of the Infinite Spirit. Mind alone can interassociate the physical forces and energies of the material level with the spiritual powers and beings of the spirit level.
1997 12:6.3 De Derde Bron en Centrum helpt het evenwicht en de coördinatie van de gecombineerde fysische en geestelijke energieën en organisaties te bewaren door de absoluutheid van zijn greep op het kosmische bewustzijn en door de werking van zijn inherente, universele complementen der fysische en de geestelijke zwaartekracht. Telkens wanneer zich ook maar ergens een verbinding voordoet tussen het materiële en het geestelijke, is dit bewustzijnsverschijnsel een handeling van de Oneindige Geest. Alleen bewustzijn kan de fysische krachten en energieën van het materiële niveau en de geestelijke krachten en wezens van het geest-niveau onderling verbinden.
1955 12:6.4 In all your contemplation of universal phenomena, make certain that you take into consideration the interrelation of physical, intellectual, and spiritual energies, and that due allowance is made for the unexpected phenomena attendant upon their unification by personality and for the unpredictable phenomena resulting from the actions and reactions of experiential Deity and the Absolutes.
1997 12:6.4 Bij al uw overdenkingen van universele verschijnselen dient ge u ervan te vergewissen dat ge de onderlinge betrekking tussen fysische, verstandelijke en geestelijke energieën in aanmerking neemt en rekening houdt met de onverwachte verschijnselen die zich voordoen bij hun unificatie door persoonlijkheid, en met de onvoorspelbare verschijnselen die het gevolg zijn van de acties en reacties van de experiëntiële Godheid en de Absoluten.
1955 12:6.5 The universe is highly predictable only in the quantitative or gravity-measurement sense; even the primal physical forces are not responsive to linear gravity, nor are the higher mind meanings and true spirit values of ultimate universe realities. Qualitatively, the universe is not highly predictable as regards new associations of forces, either physical, mindal, or spiritual, although many such combinations of energies or forces become partially predictable when subjected to critical observation. When matter, mind, and spirit are unified by creature personality, we are unable fully to predict the decisions of such a freewill being.
1997 12:6.5 Het universum is alleen in de kwantitatieve zin, ofwel in de zin van de meting van de zwaartekracht, in hoge mate voorspelbaar; zelfs de oorspronkelijke fysische krachten reageren niet op de lineaire zwaartekracht, en evenmin is dit het geval met de hogere bewustzijnsbetekenissen en met de ware geestelijke waarden van ultieme universum-werkelijkheden. Kwalitatief is het universum niet zeer voorspelbaar wat betreft nieuwe verbindingen van fysische, mentale, of geestelijke krachten, ofschoon veel van dergelijke combinaties van energieën of krachten ten dele voorspelbaar worden wanneer zij worden onderworpen aan waarneming. Wanneer materie, bewustzijn, en geest door de persoonlijkheid van een geschapen wezen tot eenheid worden gebracht, kunnen wij de beslissingen van een dergelijk wezen met vrije wil niet geheel voorspellen.
1955 12:6.6 All phases of primordial force, nascent spirit, and other nonpersonal ultimates appear to react in accordance with certain relatively stable but unknown laws and are characterized by a latitude of performance and an elasticity of response which are often disconcerting when encountered in the phenomena of a circumscribed and isolated situation. What is the explanation of this unpredictable freedom of reaction disclosed by these emerging universe actualities? These unknown, unfathomable unpredictables—whether pertaining to the behavior of a primordial unit of force, the reaction of an unidentified level of mind, or the phenomenon of a vast preuniverse in the making in the domains of outer space—probably disclose the activities of the Ultimate and the presence-performances of the Absolutes, which antedate the function of all universe Creators.
1997 12:6.6 Alle fasen van oerkracht, ontluikende geest en andere niet-persoonlijke ultieme fasen blijken te reageren overeenkomstig bepaalde betrekkelijk stabiele doch onbekende wetten, en worden gekenmerkt door een vrijheid van verrichting en een elasticiteit van reactie, die dikwijls verwarrend zijn wanneer men ermee wordt geconfronteerd in de verschijnselen van een bepaalde, op zichzelf staande situatie. Wat is de verklaring voor deze onvoorspelbare vrijheid van reactie die door deze wordende actualiteiten in het universum wordt onthuld? Deze onbekende, ondoorgrondelijke onvoorspelbaarheden — of zij nu betrekking hebben op het gedrag van een oer-eenheid van kracht, of op de reactie van een niet geïdentificeerd bewust-zijnsniveau, of op het verschijnsel van een ontzaglijke voorloper van een universum, die in de gebieden der buiten-ruimte in ontwikkeling is — onthullen waarschijnlijk de activiteiten van de Ultieme en de presentie-verrichtingen van de Absoluten die aan het functioneren van alle Scheppers van universa voorafgaan.
1955 12:6.7 We do not really know, but we surmise that such amazing versatility and such profound co-ordination signify the presence and performance of the Absolutes, and that such diversity of response in the face of apparently uniform causation discloses the reaction of the Absolutes, not only to the immediate and situational causation, but also to all other related causations throughout the entire master universe.
1997 12:6.7 Wij weten het niet zeker, doch wij vermoeden dat deze verbazingwekkende veelzijdigheid en diepgaande coördinatie wijzen op de aanwezigheid en het optreden van de Absoluten en dat zulk een verscheidenheid van respons bij een schijnbaar uniforme veroorzaking, een onthulling is van de reactie van de Absoluten, niet alleen op de rechtstreekse, uit de situatie voortvloeiende veroorzaking, doch ook op alle andere verwante vormen van veroorzaking in het gehele meester-universum.
1955 12:6.8 Individuals have their guardians of destiny; planets, systems, constellations, universes, and superuniverses each have their respective rulers who labor for the good of their domains. Havona and even the grand universe are watched over by those intrusted with such high responsibilities. But who fosters and cares for the fundamental needs of the master universe as a whole, from Paradise to the fourth and outermost space level? Existentially such overcare is probably attributable to the Paradise Trinity, but from an experiential viewpoint the appearance of the post-Havona universes is dependent on:
1997 12:6.8 Individuele mensen hebben hun bestemmingsbehoeders; planeten, stelsels, constellaties, universa en superuniversa hebben alle hun respectieve regeerders die arbeiden voor het welzijn van hun domeinen. Over Havona, en zelfs over het groot universum, wordt gewaakt door degenen aan wie deze hoge verantwoordelijkheid is toevertrouwd. Doch wie zorgt voor, en voorziet in de fundamentele behoeften van, het meester-universum in zijn geheel — van het Paradijs tot en met het vierde, buitenste, ruimteniveau? In existentiële zin berust deze zorg voor het geheel waarschijnlijk bij de Paradijs-Triniteit, maar vanuit een experiëntieel oogpunt is de verschijning van de universa na Havona afhankelijk van:
1997 12:6.11 3. de Allerhoogste wat betreft de evolutionaire coördinatie;
1955 12:6.12 4. The Architects of the Master Universe in administration prior to the appearance of specific rulers.
1997 12:6.12 4. de Architecten van het Meester-Universum wat betreft het bestuur vóór het verschijnen van specifieke bestuurders.
1955 12:6.13 The Unqualified Absolute pervades all space. We are not altogether clear as to the exact status of the Deity and Universal Absolutes, but we know the latter functions wherever the Deity and Unqualified Absolutes function. The Deity Absolute may be universally present but hardly space present. The Ultimate is, or sometime will be, space present to the outer margins of the fourth space level. We doubt that the Ultimate will ever have a space presence beyond the periphery of the master universe, but within this limit the Ultimate is progressively integrating the creative organization of the potentials of the three Absolutes.
1997 12:6.13 Het Ongekwalificeerd Absolute doordringt alle ruimte. De exacte status van het Godheid-Absolute en het Universeel Absolute is ons niet geheel duidelijk, maar wij weten dat het laatste overal functioneert waar het Godheid-Absolute en het Ongekwalificeerd Absolute functioneren. Het Godheid-Absolute is wellicht universeel tegenwoordig, maar nauwelijks ruimtetegenwoordig. De Ultieme is ruimtetegenwoordig, of zal dit eens zijn, tot aan de uiterste grenzen van het vierde ruimteniveau. Wij betwijfelen of de Ultieme ooit een ruimtetegenwoordigheid zal hebben voorbij de buitenzijde van het meester-universum, maar binnen deze begrenzing integreert de Ultieme in toenemende mate de creatieve organisatie van het potentieel van de drie Absoluten.
7. THE PART AND THE WHOLE
7. HET DEEL EN HET GEHEEL
1955 12:7.1 There is operative throughout all time and space and with regard to all reality of whatever nature an inexorable and impersonal law which is equivalent to the function of a cosmic providence. Mercy characterizes God’s attitude of love for the individual; impartiality motivates God’s attitude toward the total. The will of God does not necessarily prevail in the part—the heart of any one personality—but his will does actually rule the whole, the universe of universes.
1997 12:7.1 Door alle tijd en ruimte heen, en met betrekking tot alle werkelijkheid, van welke aard deze ook moge zijn, is er een onverbiddelijke, onpersoonlijke wet van kracht, die gelijk staat aan het functioneren van een kosmische voorzienigheid. Barmhartigheid kenmerkt Gods houding van liefde voor het individu; onpartijdigheid motiveert Gods houding jegens het totaal. De wil van God zegeviert niet noodzakelijkerwijs in het deel — het hart van iedere persoonlijkheid — maar zijn wil regeert daadwerkelijk het geheel, het universum van universa.
1955 12:7.2 In all his dealings with all his beings it is true that the laws of God are not inherently arbitrary. To you, with your limited vision and finite viewpoint, the acts of God must often appear to be dictatorial and arbitrary. The laws of God are merely the habits of God, his way of repeatedly doing things; and he ever does all things well. You observe that God does the same thing in the same way, repeatedly, simply because that is the best way to do that particular thing in a given circumstance; and the best way is the right way, and therefore does infinite wisdom always order it done in that precise and perfect manner. You should also remember that nature is not the exclusive act of Deity; other influences are present in those phenomena which man calls nature.
1997 12:7.2 In al Gods handelen met al zijn wezens geldt dat zijn wetten niet inherent arbitrair zijn. U, met uw beperkte visie en uw eindige gezichtspunt, moeten de daden van God wel dikwijls dictatoriaal en willekeurig toeschijnen. De wetten van God zijn niet anders dan de gewoonten van God, zijn manier om de dingen steeds weer te doen; en hij doet alle dingen altijd goed. Ge ziet dat God hetzelfde steeds weer op dezelfde manier doet, eenvoudig omdat dit de beste manier is om dat ding in de gegeven omstandigheden te doen; de beste manier is dan ook de juiste manier, en daarom verordent de oneindige wijsheid dat het altijd precies zo, volmaakt gedaan moet worden. Ge dient ook in gedachten te houden dat de natuur niet uitsluitend het handelen van de Godheid is: er zijn ook andere invloeden werkzaam in de verschijnselen die de mens de natuur noemt.
1955 12:7.3 It is repugnant to the divine nature to suffer any sort of deterioration or ever to permit the execution of any purely personal act in an inferior way. It should be made clear, however, that, if, in the divinity of any situation, in the extremity of any circumstance, in any case where the course of supreme wisdom might indicate the demand for different conduct—if the demands of perfection might for any reason dictate another method of reaction, a better one, then and there would the all-wise God function in that better and more suitable way. That would be the expression of a higher law, not the reversal of a lower law.
1997 12:7.3 Het is weerzinwekkend voor de goddelijke natuur om enigerlei vorm van achteruitgang te ondergaan of om ooit toe te staan dat een zuiver persoonlijke handeling op een minderwaardige wijze wordt uitgevoerd. Wij moeten hier echter duidelijk zeggen dat indien in de goddelijkheid van een situatie, in uiterste omstandigheden, in enig geval waar de gedragslijn der allerhoogste wijsheid wellicht zou aangeven dat een ander gedrag vereist is — indien de eisen der volmaakt-heid om de een of andere reden een andere, betere methode van reageren zouden voorschrij-ven, de alwijze God dan onmiddellijk op die betere en meer passende wijze zou functioneren. Dit zou dan de uitdrukking zijn van een hogere wet, niet de herziening van een lagere wet.
1955 12:7.4 God is not a habit-bound slave to the chronicity of the repetition of his own voluntary acts. There is no conflict among the laws of the Infinite; they are all perfections of the infallible nature; they are all the unquestioned acts expressive of faultless decisions. Law is the unchanging reaction of an infinite, perfect, and divine mind. The acts of God are all volitional notwithstanding this apparent sameness. In God there “is no variableness neither shadow of changing.” But all this which can be truly said of the Universal Father cannot be said with equal certainty of all his subordinate intelligences or of his evolutionary creatures.
1997 12:7.4 God is niet een aan gewoonten gebonden slaaf van de chronische herhaling van zijn eigen vrijwillige daden. De wetten van de Oneindige zijn niet met elkaar in strijd; het zijn alle volmaaktheden van de onfeilbare natuur; het zijn alle onbetwistbare daden die foutloze beslissingen uitdrukken. Wetten zijn de onveranderlijke reactie van een oneindig, volmaakt en goddelijk bewustzijn. De daden van God zijn alle gewild, niettegenstaande het feit dat zij schijnbaar altijd hetzelfde zijn. In God ‘is geen verandering of zweem van ommekeer[1].’ Dit alles echter, wat naar waarheid gezegd kan worden van de Universele Vader, kan niet met even grote zekerheid gezegd worden van al zijn ondergeschikte verstandelijke wezens of van zijn evolutionaire schepselen.
1955 12:7.6 And all this steadfastness of conduct and uniformity of action is personal, conscious, and highly volitional, for the great God is not a helpless slave to his own perfection and infinity. God is not a self-acting automatic force; he is not a slavish law-bound power. God is neither a mathematical equation nor a chemical formula. He is a freewill and primal personality. He is the Universal Father, a being surcharged with personality and the universal fount of all creature personality.
1997 12:7.6 En al deze bestendigheid in zijn gedrag en uniformiteit in zijn handelen is persoonlijk, bewust, en in hoge mate gewild, want de grote God is niet een hulpeloze slaaf van zijn eigen volmaaktheid en oneindigheid. God is niet een zelfwerkende automatische kracht; hij is ook niet een slaafs aan wetten gebonden macht. God is geen wiskundige vergelijking of een chemische formule. Hij is een oer-persoonlijkheid met vrije wil. Hij is de Universele Vader, een wezen dat overvloeit van persoonlijkheid en de universele fontein is van alle geschapen persoonlijkheid.
1955 12:7.7 The will of God does not uniformly prevail in the heart of the God-seeking material mortal, but if the time frame is enlarged beyond the moment to embrace the whole of the first life, then does God’s will become increasingly discernible in the spirit fruits which are borne in the lives of the spirit-led children of God. And then, if human life is further enlarged to include the morontia experience, the divine will is observed to shine brighter and brighter in the spiritualizing acts of those creatures of time who have begun to taste the divine delights of experiencing the relationship of the personality of man with the personality of the Universal Father.
1997 12:7.7 De wil van God zegeviert niet onveranderlijk in het hart der materiële stervelingen die God zoeken, doch indien men het tijdskader ruimer neemt dan het moment en dit het gehele eerste leven doet omvatten, dan wordt Gods wil steeds duidelijker zichtbaar in de geestelijke vruchten die worden voortgebracht in de levens van de door de geest geleide kinderen van God. En wanneer het menselijke leven vervolgens nog ruimer genomen wordt en men het de morontia-ervaring laat omvatten, dan ziet men dat de goddelijke wil steeds helderder aan de dag treedt in de steeds geestelijker wordende daden van de schepselen uit de tijd, die de goddelijke heerlijkheden zijn gaan smaken van het ervaren van de verwantschap van de persoonlijkheid van de mens met de persoonlijkheid van de Universele Vader.
1955 12:7.8 The Fatherhood of God and the brotherhood of man present the paradox of the part and the whole on the level of personality. God loves each individual as an individual child in the heavenly family. Yet God thus loves every individual; he is no respecter of persons, and the universality of his love brings into being a relationship of the whole, the universal brotherhood.
1997 12:7.8 Het Vaderschap van God en de broederschap der mensen geven op het niveau van persoonlijkheid de paradox te zien van het deel en het geheel. God heeft elk individu lief als een individueel kind in het hemelse gezin. Toch heeft God alle individuele mensen aldus lief; hij kent geen aanzien des persoons, en de universaliteit van zijn liefde doet een verwantschap van het geheel ontstaan, de universele broederschap[3].
1955 12:7.9 The love of the Father absolutely individualizes each personality as a unique child of the Universal Father, a child without duplicate in infinity, a will creature irreplaceable in all eternity. The Father’s love glorifies each child of God, illuminating each member of the celestial family, sharply silhouetting the unique nature of each personal being against the impersonal levels that lie outside the fraternal circuit of the Father of all. The love of God strikingly portrays the transcendent value of each will creature, unmistakably reveals the high value which the Universal Father has placed upon each and every one of his children from the highest creator personality of Paradise status to the lowest personality of will dignity among the savage tribes of men in the dawn of the human species on some evolutionary world of time and space.
1997 12:7.9 De liefde van de Vader individualiseert iedere persoonlijkheid op absolute wijze als een uniek kind van de Universele Vader, een kind waarvan tot in de oneindigheid geen duplicaat bestaat, een wilsschepsel dat in alle eeuwigheid onvervangbaar is. De liefde van de Vader verheerlijkt ieder kind van God, verlicht ieder lid van de hemelse familie, tekent de unieke natuur van ieder persoonlijk wezen scherp af tegen de onpersoonlijke niveaus die buiten het broederlijke circuit liggen van de Vader van allen. De liefde van God geeft een treffend beeld van de transcendente waarde van ieder wilsschepsel, openbaart onmiskenbaar de hoge waarde die de Universele Vader aan een ieder van zijn kinderen heeft toegekend, vanaf de hoogste schepper-persoonlijkheid met Paradijs-status tot en met de laagste persoonlijkheid met de waardigheid van wil onder de primitieve stammen in de dageraad van de menselijke soort op een evolutionaire wereld in tijd en ruimte.
1955 12:7.10 This very love of God for the individual brings into being the divine family of all individuals, the universal brotherhood of the freewill children of the Paradise Father. And this brotherhood, being universal, is a relationship of the whole. Brotherhood, when universal, discloses not the each relationship, but the all relationship. Brotherhood is a reality of the total and therefore discloses qualities of the whole in contradistinction to qualities of the part.
1997 12:7.10 Het is deze liefde van God voor het individu die de goddelijke familie van alle individuele wezens doet ontstaan, de universele broederschap van de vrijwillige kinderen van de Paradijs-Vader. En omdat deze broederschap universeel is, is zij een verwantschap van het geheel. Broederschap onthult, wanneer zij universeel is, niet de betrekking daartoe van elk apart, maar de verwantschap van allen. Broederschap is een werkelijkheid van het totaal en onthult daarom kwaliteiten van het geheel, in tegenstelling tot kwaliteiten van het deel.
1955 12:7.11 Brotherhood constitutes a fact of relationship between every personality in universal existence. No person can escape the benefits or the penalties that may come as a result of relationship to other persons. The part profits or suffers in measure with the whole. The good effort of each man benefits all men; the error or evil of each man augments the tribulation of all men. As moves the part, so moves the whole. As the progress of the whole, so the progress of the part. The relative velocities of part and whole determine whether the part is retarded by the inertia of the whole or is carried forward by the momentum of the cosmic brotherhood.
1997 12:7.11 Broederschap vormt een feit van betrekking tussen alle persoonlijkheden die in het universum bestaan. Geen enkele persoon kan de weldaden of straffen ontgaan die het gevolg kunnen zijn van zijn betrekking tot andere personen. Het deel gedijt of lijdt in de maat met het geheel. De goede inspanning van ieder mens strekt alle mensen ten voordeel; de dwaling of het kwaad van ieder mens vermeerdert de ellende van alle mensen. Zoals het deel zich beweegt, zo beweegt zich het geheel. Zoals het geheel vorderingen maakt, zo maakt ook het deel vorderingen. De betrekkelijke snelheden van het deel en van het geheel bepalen of het deel wordt vertraagd door de traagheid van het geheel, of wordt voortgestuwd door de vaart van de kosmische broederschap.
1955 12:7.12 It is a mystery that God is a highly personal self-conscious being with residential headquarters, and at the same time personally present in such a vast universe and personally in contact with such a well-nigh infinite number of beings. That such a phenomenon is a mystery beyond human comprehension should not in the least lessen your faith. Do not allow the magnitude of the infinity, the immensity of the eternity, and the grandeur and glory of the matchless character of God to overawe, stagger, or discourage you; for the Father is not very far from any one of you; he dwells within you, and in him do we all literally move, actually live, and veritably have our being.
1997 12:7.12 Het is een mysterie dat God een zeer persoonlijk, zichzelf bewust wezen is, met een hoofdkwartier waar hij resideert, en tegelijkertijd persoonlijk tegenwoordig is in zulk een ontzaglijk uitgestrekt universum en persoonlijk in contact staat met zulk een welhaast oneindig aantal wezens. Dat zo’n verschijnsel een mysterie is dat uw menselijke bevatting te boven gaat, dient uw geloof niet in het minst te verzwakken. Laat u door de grootheid van de oneindigheid, de onmetelijkheid van de eeuwigheid, en de grootsheid en glorie van het onvergelijkelijke karakter van God, niet intimideren, onthutsen, of ontmoedigen; de Vader is immers niet zeer ver van een ieder van u: hij woont binnen in u, en in hem bewegen wij ons allen letterlijk, leven wij daadwerkelijk, en bestaan wij waarlijk[4][5].
1955 12:7.13 Even though the Paradise Father functions through his divine creators and his creature children, he also enjoys the most intimate inner contact with you, so sublime, so highly personal, that it is even beyond my comprehension—that mysterious communion of the Father fragment with the human soul and with the mortal mind of its actual indwelling. Knowing what you do of these gifts of God, you therefore know that the Father is in intimate touch, not only with his divine associates, but also with his evolutionary mortal children of time. The Father indeed abides on Paradise, but his divine presence also dwells in the minds of men.
1997 12:7.13 Ook al functioneert de Paradijs-Vader door zijn goddelijke scheppers en zijn geschapen kinderen, toch geniet hij ook het innigste innerlijke contact met u, een contact zo subliem, zo hoogst persoonlijk, dat het zelfs mijn bevatting te boven gaat — de geheimnisvolle gemeenschap van het Vader-fragment met de menselijke ziel en met het sterfelijke bewustzijn waarin het daadwerkelijk woont. Gezien wat ge weet van deze Godsgeschenken, weet ge ook dat de Vader niet alleen met zijn goddelijke deelgenoten in intiem contact staat, maar ook met zijn evolutionaire sterfelijke kinderen in de tijd. De Vader verblijft inderdaad op het Paradijs, maar zijn goddelijke tegenwoordigheid woont ook in het bewustzijn van de mens.
1955 12:7.14 Even though the spirit of a Son be poured out upon all flesh, even though a Son once dwelt with you in the likeness of mortal flesh, even though the seraphim personally guard and guide you, how can any of these divine beings of the Second and Third Centers ever hope to come as near to you or to understand you as fully as the Father, who has given a part of himself to be in you, to be your real and divine, even your eternal, self?
1997 12:7.14 Al wordt de geest van een Zoon uitgestort over alle vlees, al heeft een Zoon eens onder u gewoond in de gelijkenis van het sterfelijk vlees, al behoeden en leiden de serafijnen u persoonlijk, hoe kan ook maar één van deze goddelijke wezens van het Tweede Centrum en van het Derde ooit hopen u zo dicht te naderen of u zo volledig te begrijpen als de Vader, die een deel van zichzelf gegeven heeft om in u te zijn, om uw werkelijk en goddelijk, ja, uw eeuwig zelf te zijn?
8. MATTER, MIND, AND SPIRIT
8. MATERIE, BEWUSTZIJN EN GEEST
1955 12:8.2 The bestowal of cosmic force, the domain of cosmic gravity, is the function of the Isle of Paradise. All original force-energy proceeds from Paradise, and the matter for the making of untold universes now circulates throughout the master universe in the form of a supergravity presence which constitutes the force-charge of pervaded space.
1997 12:8.2 De schenking van kosmische kracht, het domein der kosmische zwaartekracht, is de functie van het Paradijs-Eiland. Alle oorspronkelijke kracht-energie gaat uit van het Paradijs, en de materie voor het vormen van talloze universa circuleert reeds nu door het gehele meester-universum, in de vorm van een superzwaartekracht-presentie die de krachtlading van de doordrongen ruimte is.
1955 12:8.3 Whatever the transformations of force in the outlying universes, having gone out from Paradise, it journeys on subject to the never-ending, ever-present, unfailing pull of the eternal Isle, obediently and inherently swinging on forever around the eternal space paths of the universes. Physical energy is the one reality which is true and steadfast in its obedience to universal law. Only in the realms of creature volition has there been deviation from the divine paths and the original plans. Power and energy are the universal evidences of the stability, constancy, and eternity of the central Isle of Paradise.
1997 12:8.3 Wat de transformaties van kracht in de buitenliggende universa ook mogen zijn, wanneer deze kracht eenmaal van het Paradijs is uitgegaan, trekt zij voort, onderhevig aan de nimmer eindigende, immer aanwezige, nooit aflatende aantrekking van het eeuwige Eiland, en zeilt zij voor immer gehoorzaam en op de haar eigen wijze voort langs de eeuwige ruimtepaden van de universa. Fysische energie is de enige realiteit die altijd trouw en vast gehoorzaamt aan de universele wet. Alleen in de gebieden van het wilsvermogen van het schepsel is er afwijking van de goddelijke wegen en de oorspronkelijke plannen voorgekomen. Kracht en energie vormen de universele bewijsstukken van de stabiliteit, bestendigheid, en eeuwigheid van het centrale Paradijs-Eiland.
1955 12:8.4 The bestowal of spirit and the spiritualization of personalities, the domain of spiritual gravity, is the realm of the Eternal Son. And this spirit gravity of the Son, ever drawing all spiritual realities to himself, is just as real and absolute as is the all-powerful material grasp of the Isle of Paradise. But material-minded man is naturally more familiar with the material manifestations of a physical nature than with the equally real and mighty operations of a spiritual nature which are discerned only by the spiritual insight of the soul.
1997 12:8.4 De schenking van geest en de vergeestelijking van persoonlijkheden, het domein der geestelijke zwaartekracht, is het gebied van de Eeuwige Zoon[7]. En deze geest-zwaartekracht van de Zoon, die immer alle geestelijke realiteiten tot zich trekt, is even werkelijk en absoluut als de alvermogende materiële greep van het Paradijs-Eiland. De materieel gezinde mens is echter van nature meer vertrouwd met de materiële manifestaties van fysische aard dan met de even werkelijke en machtige activiteiten van geestelijke aard, die slechts door het geestelijk inzicht van de ziel worden bespeurd.
1955 12:8.5 As the mind of any personality in the universe becomes more spiritual—Godlike—it becomes less responsive to material gravity. Reality, measured by physical-gravity response, is the antithesis of reality as determined by quality of spirit content. Physical-gravity action is a quantitative determiner of nonspirit energy; spiritual-gravity action is the qualitative measure of the living energy of divinity.
1997 12:8.5 Naarmate het bewustzijn van welke persoonlijkheid dan ook in het universum geestelijker wordt — meer wordt zoals God — reageert het minder op de materiële zwaartekracht. Werkelijkheid die gemeten wordt naar de respons op de fysische zwaartekracht, is de antithese van werkelijkheid zoals deze wordt bepaald door de kwaliteit van haar geest-inhoud. De werking van fysische zwaartekracht is een kwantitatieve determinant van niet-geestelijke energie; de geestelijke zwaartekrachtswerking is de kwalitatieve maatlat van de levende energie van goddelijkheid.
1955 12:8.6 What Paradise is to the physical creation, and what the Eternal Son is to the spiritual universe, the Conjoint Actor is to the realms of mind—the intelligent universe of material, morontial, and spiritual beings and personalities.
1997 12:8.6 Wat het Paradijs is voor de materiële schepping, en wat de Eeuwige Zoon is voor het geestelijke universum, is de Vereend Handelende Geest voor de gebieden van het bewustzijn — het intelligente universum van materiële, morontiale en geestelijke wezens en persoonlijkheden.
1955 12:8.7 The Conjoint Actor reacts to both material and spiritual realities and therefore inherently becomes the universal minister to all intelligent beings, beings who may represent a union of both the material and spiritual phases of creation. The endowment of intelligence, the ministry to the material and the spiritual in the phenomenon of mind, is the exclusive domain of the Conjoint Actor, who thus becomes the partner of the spiritual mind, the essence of the morontia mind, and the substance of the material mind of the evolutionary creatures of time.
1997 12:8.7 De Vereend Handelende Geest reageert zowel op materiële als op geestelijke werkelijkheden, en wordt daarom krachtens zijn wezen de universele helper van alle denkende wezens, wezens die een vereniging van de materiële en de geestelijke fasen van de schepping kunnen vertegenwoordigen. De begiftiging met intelligentie, het dienstbetoon aan het materiële en het geestelijke in de vorm van het verschijnsel van bewustzijn, is uitsluitend het domein van de Vereend Handelende Geest, die aldus de partner wordt van het geestelijke bewustzijn, de essentie van het morontia-bewustzijn, en de substantie van het materiële bewustzijn van de evolutionaire schepselen in de tijd.
1955 12:8.8 Mind is the technique whereby spirit realities become experiential to creature personalities. And in the last analysis the unifying possibilities of even human mind, the ability to co-ordinate things, ideas, and values, is supermaterial.
1997 12:8.8 Bewustzijn is de techniek waardoor de geest-werkelijkheden experiëntieel worden voor geschapen persoonlijkheden. En per slot van rekening zijn de mogelijkheden van zelfs het menselijke bewustzijn om eenheid te bewerkstelligen, het vermogen om dingen, ideeën en waarden te coördineren, bovenmaterieel.
1955 12:8.9 Though it is hardly possible for the mortal mind to comprehend the seven levels of relative cosmic reality, the human intellect should be able to grasp much of the meaning of three functioning levels of finite reality:
1997 12:8.9 Ofschoon het voor het sterfelijke bewustzijn eigenlijk niet mogelijk is om de zeven niveaus van relatieve kosmische werkelijkheid te begrijpen, moet het menselijk verstand wel in staat zijn om een groot deel van de betekenis van drie functionerende niveaus der eindige werkelijkheid te vatten:
1955 12:8.10 1. Matter. Organized energy which is subject to linear gravity except as it is modified by motion and conditioned by mind.
1997 12:8.10 1. Materie. Georganiseerde energie die onderhevig is aan de lineaire zwaartekracht, behalve voorzover zij gemodificeerd wordt door beweging en bepaald wordt door bewustzijn.
1955 12:8.11 2. Mind. Organized consciousness which is not wholly subject to material gravity, and which becomes truly liberated when modified by spirit.
1997 12:8.11 2. Bewustzijn. Georganiseerde bewustheid die niet geheel onderhevig is aan de materiële zwaartekracht, en waarlijk vrij wordt wanneer zij gemodificeerd wordt door geest.
1955 12:8.12 3. Spirit. The highest personal reality. True spirit is not subject to physical gravity but eventually becomes the motivating influence of all evolving energy systems of personality dignity.
1997 12:8.12 3. Geest. De hoogste persoonlijke realiteit. Ware geest is niet onderhevig aan de fysische zwaartekracht, maar wordt uiteindelijk de motiverende invloed van alle evoluerende energie-systemen die de waardigheid van persoonlijkheid hebben.
1955 12:8.13 The goal of existence of all personalities is spirit; material manifestations are relative, and the cosmic mind intervenes between these universal opposites. The bestowal of mind and the ministration of spirit are the work of the associate persons of Deity, the Infinite Spirit and the Eternal Son. Total Deity reality is not mind but spirit-mind—mind-spirit unified by personality. Nevertheless the absolutes of both the spirit and the thing converge in the person of the Universal Father.
1997 12:8.13 Het bestaansdoel van alle persoonlijkheden is geest; hun materiële manifestaties zijn relatief, en het kosmische bewustzijn bemiddelt tussen deze universele tegengestelden. De schenking van bewustzijn en de bijstand van geest zijn het werk van de mede-personen der Godheid, de Oneindige Geest en de Eeuwige Zoon. Totale Godheidswerkelijkheid is niet bewustzijn maar geest-bewustzijn — bewustzijn-geest, geünificeerd door persoonlijkheid. Desniettemin convergeren de absoluten van zowel de geest als van het ding in de persoon van de Universele Vader.
1955 12:8.14 On Paradise the three energies, physical, mindal, and spiritual, are co-ordinate. In the evolutionary cosmos energy-matter is dominant except in personality, where spirit, through the mediation of mind, is striving for the mastery. Spirit is the fundamental reality of the personality experience of all creatures because God is spirit. Spirit is unchanging, and therefore, in all personality relations, it transcends both mind and matter, which are experiential variables of progressive attainment.
1997 12:8.14 Op het Paradijs zijn de drie energieën, de fysische, de mentale en de geestelijke, van dezelfde orde. In de evolutionaire kosmos is energie-materie dominant, behalve in persoonlijkheid, waar geest naar meesterschap streeft door de bemiddeling van het bewustzijn. Geest is de fundamentele werkelijkheid van de persoonlijkheidservaring van alle schepselen, omdat God geest is[8]. Geest is onveranderlijk en daarom transcendeert zij in alle persoonlijkheidsverhoudingen bewustzijn en materie, die experiëntiële variabelen zijn bij het bereiken van vooruit gang.
1955 12:8.15 In cosmic evolution matter becomes a philosophic shadow cast by mind in the presence of spirit luminosity of divine enlightenment, but this does not invalidate the reality of matter-energy. Mind, matter, and spirit are equally real, but they are not of equal value to personality in the attainment of divinity. Consciousness of divinity is a progressive spiritual experience.
1997 12:8.15 In de kosmische evolutie wordt materie een filosofische schaduw, door bewustzijn afgeworpen wanneer zich de geestesglans der goddelijke verlichting voordoet, doch dit ontkracht niet de realiteit van materie-energie. Bewustzijn, materie, en geest zijn alledrie even werkelijk, maar zij zijn voor de persoonlijkheid niet van gelijke waarde voor het verwerven van godde- lijkheid. Het zich bewust zijn van goddelijkheid is een voortgaande geestelijke ervaring.
1955 12:8.16 The brighter the shining of the spiritualized personality (the Father in the universe, the fragment of potential spirit personality in the individual creature), the greater the shadow cast by the intervening mind upon its material investment. In time, man’s body is just as real as mind or spirit, but in death, both mind (identity) and spirit survive while the body does not. A cosmic reality can be nonexistent in personality experience. And so your Greek figure of speech—the material as the shadow of the more real spirit substance—does have a philosophic significance.
1997 12:8.16 Hoe helderder de vergeestelijkte persoonlijkheid straalt (de Vader in het universum, het fragment van potentiële geest-persoonlijkheid in het individuele schepsel), des te groter wordt de schaduw die het tussenliggende bewustzijn werpt op haar materiële omhulsel. In de tijd is ’s mensen lichaam even werkelijk als zijn bewustzijn of zijn geest, maar in de dood komen zowel het bewustzijn (de identiteit) als de geest tot overleving, doch het lichaam niet. Een kosmische realiteit kan niet-bestaand zijn in de persoonlijkheidservaring. En dus is uw Griekse zegswijze — het materiële als de schaduw van de meer werkelijke geest-substantie — inderdaad van filosofische betekenis.
9. PERSONAL REALITIES
9. PERSOONLIJKE WERKELIJKHEDEN
1955 12:9.1 Spirit is the basic personal reality in the universes, and personality is basic to all progressing experience with spiritual reality. Every phase of personality experience on every successive level of universe progression swarms with clues to the discovery of alluring personal realities. Man’s true destiny consists in the creation of new and spirit goals and then in responding to the cosmic allurements of such supernal goals of nonmaterial value.
1997 12:9.1 Geest is de fundamentele persoonlijke werkelijkheid in de universa, en persoonlijkheid is fundamenteel voor alle vorderende ervaring met geestelijke werkelijkheid. Iedere fase in de ervaring van de persoonlijkheid op ieder volgend niveau van voortgang in het universum wemelt van aanwijzingen die kunnen leiden tot het ontdekken van aanlokkelijke persoonlijke werkelijkheden. ’s Mensen ware bestemming bestaat in het scheppen van nieuwe geest-doel-einden en vervolgens in het reageren op de kosmische, bekoorlijke aantrekkingskracht van dergelijke verheven doeleinden van niet-materiële waarde.
1955 12:9.2 Love is the secret of beneficial association between personalities. You cannot really know a person as the result of a single contact. You cannot appreciatingly know music through mathematical deduction, even though music is a form of mathematical rhythm. The number assigned to a telephone subscriber does not in any manner identify the personality of that subscriber or signify anything concerning his character.
1997 12:9.2 Liefde is het geheim van een weldadige omgang tussen persoonlijkheden. Ge kunt iemand niet werkelijk kennen als ge maar een enkel contact met hem hebt gehad. Door wiskundige deductie kunt ge muziek niet leren kennen of er waardering voor krijgen, ook al is muziek een vorm van wiskundig ritme. Het nummer dat aan een telefoonabonnee is toegewezen, kan op geen enkele wijze de persoonlijkheid van die abonnee identificeren of iets zeggen over zijn karakter.
1955 12:9.3 Mathematics, material science, is indispensable to the intelligent discussion of the material aspects of the universe, but such knowledge is not necessarily a part of the higher realization of truth or of the personal appreciation of spiritual realities. Not only in the realms of life but even in the world of physical energy, the sum of two or more things is very often something more than, or something different from, the predictable additive consequences of such unions. The entire science of mathematics, the whole domain of philosophy, the highest physics or chemistry, could not predict or know that the union of two gaseous hydrogen atoms with one gaseous oxygen atom would result in a new and qualitatively superadditive substance—liquid water. The understanding knowledge of this one physiochemical phenomenon should have prevented the development of materialistic philosophy and mechanistic cosmology.
1997 12:9.3 De wiskunde, de materiële wetenschap, is onmisbaar voor de intelligente discussie over de materiële aspecten van het universum, doch deze kennis is niet noodzakelijkerwijze een onderdeel van de hogere bewustwording van waarheid of van de persoonlijke waardering van geestelijke werkelijkheden. Niet alleen in de domeinen van het leven, maar zelfs in de wereld van de fysische energie is de som van twee of meer dingen zeer dikwijls iets meer dan, of iets anders dan, de voorspelbare, bijkomende consequenties van zulke samenvoegingen. De gehele wetenschap van de wiskunde, het gehele gebied van de filosofie en de hoogste fysica of chemie, hadden niet kunnen voorspellen of weten dat de verbinding van twee gasvormige waterstof-atomen met één gasvormig zuurstof-atoom zou resulteren in een geheel nieuwe substantie met bijzondere bijkomende eigenschappen — vloeibaar water. Een begripvol kennen van dit ene fysiochemische verschijnsel zou reeds voldoende hebben moeten zijn om de ontwikkeling van een materialistische filosofie en mechanistische kosmologie te voorkomen.
1955 12:9.4 Technical analysis does not reveal what a person or a thing can do. For example: Water is used effectively to extinguish fire. That water will put out fire is a fact of everyday experience, but no analysis of water could ever be made to disclose such a property. Analysis determines that water is composed of hydrogen and oxygen; a further study of these elements discloses that oxygen is the real supporter of combustion and that hydrogen will itself freely burn.
1997 12:9.4 Een technische analyse onthult niet wat een persoon of ding kan doen. Bijvoorbeeld: water kan doeltreffend gebruikt worden om vuur te doven. Het is een feit van de alledaagse ervaring dat water vuur dooft, maar geen enkele analyse van water zou deze eigenschap ooit hebben kunnen onthullen. Door analyse kan worden vastgesteld dat water is samengesteld uit waterstof en zuurstof: een verdere studie van deze elementen onthult dat zuurstof in werkelijkheid verbranding bevordert en dat waterstof zelf gemakkelijk brandt.
1955 12:9.5 Your religion is becoming real because it is emerging from the slavery of fear and the bondage of superstition. Your philosophy struggles for emancipation from dogma and tradition. Your science is engaged in the agelong contest between truth and error while it fights for deliverance from the bondage of abstraction, the slavery of mathematics, and the relative blindness of mechanistic materialism.
1997 12:9.5 Uw religie wordt thans werkelijk omdat zij zich bevrijdt uit de slavernij van vrees en uit de boeien van bijgeloof. Uw filosofie worstelt om zich vrij te maken van dogma en traditie. Uw wetenschap is verwikkeld in de eeuwenlange krachtmeting tussen waarheid en dwaling, terwijl zij vecht om zich te bevrijden uit de onderworpenheid aan abstractie, de slavernij der wiskunde, en de relatieve blindheid van het mechanistische materialisme.
1955 12:9.6 Mortal man has a spirit nucleus. The mind is a personal-energy system existing around a divine spirit nucleus and functioning in a material environment. Such a living relationship of personal mind and spirit constitutes the universe potential of eternal personality. Real trouble, lasting disappointment, serious defeat, or inescapable death can come only after self-concepts presume fully to displace the governing power of the central spirit nucleus, thereby disrupting the cosmic scheme of personality identity.
1997 12:9.6 De sterfelijke mens heeft een geest-kern. Het bewustzijn is een systeem van persoonlijke energie dat rond een goddelijke geest-kern functioneert in een materiële omgeving. Zulk een levende betrekking tussen persoonlijk bewustzijn en geest vormt het universum-potentieel voor een eeuwige persoonlijkheid. Werkelijke moeilijkheden, blijvende teleurstellingen, ernstige nederlagen, of de onvermijdelijke dood kunnen zich pas voordoen wanneer voorstellingen aangaande het zelf zich aanmatigen om de centrale geest-kern geheel uit zijn macht tot leidinggeving te ontzetten, en hierdoor het kosmische plan voor de persoonlijkheidsidentiteit ontwrichten.
1955 12:9.7 [Presented by a Perfector of Wisdom acting by authority of the Ancients of Days.]
1997 12:9.7 [Aangeboden door een Volmaker van Wijsheid, handelend op gezag van de Ouden der Dagen.]
Verhandeling 11. Het eeuwige Paradijs-Eiland |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 13. De heilige werelden van het Paradijs |