Het Urantia Boek in het Engels is sinds 2006 wereldwijd Public Domain.
Vertalingen: © 1997 De Stichting Urantia
Verhandeling 41. Fysische aspecten van het Plaatselijk Universum |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 43. De Constellaties |
ENERGY—MIND AND MATTER
ENERGIE — BEWUSTZIJN EN MATERIE
1955 42:0.1 THE foundation of the universe is material in the sense that energy is the basis of all existence, and pure energy is controlled by the Universal Father. Force, energy, is the one thing which stands as an everlasting monument demonstrating and proving the existence and presence of the Universal Absolute. This vast stream of energy proceeding from the Paradise Presences has never lapsed, never failed; there has never been a break in the infinite upholding.
1997 42:0.1 DE grondslag van het universum is materieel in de zin dat energie de basis is van alle bestaan en dat pure energie door de Universele Vader wordt beheerst. Paradijskracht, energie, is het enige dat als een eeuwigdurend monument standhoudt en het bestaan en de presentie van het Universeel Absolute aantoont en bewijst. Deze enorme stroom energie die uitgaat van de Paradijs-Persoonlijkheden, heeft nooit versaagd, is nimmer afgenomen; er is nooit een onderbreking geweest in de oneindige handhaving.
1955 42:0.2 The manipulation of universe energy is ever in accordance with the personal will and the all-wise mandates of the Universal Father. This personal control of manifested power and circulating energy is modified by the co-ordinate acts and decisions of the Eternal Son, as well as by the united purposes of the Son and the Father executed by the Conjoint Actor. These divine beings act personally and as individuals; they also function in the persons and powers of an almost unlimited number of subordinates, each variously expressive of the eternal and divine purpose in the universe of universes. But these functional and provisional modifications or transmutations of divine power in no way lessen the truth of the statement that all force-energy is under the ultimate control of a personal God resident at the center of all things.
1997 42:0.2 Het manipuleren van de universum-energie gebeurt immer in overeenstemming met de persoonlijke wil en de alwijze mandaten van de Universele Vader. Deze persoonlijke beheersing van gemanifesteerde kracht en circulerende energie wordt gemodificeerd door de coördinatieve daden en besluiten van de Eeuwige Zoon, alsook door de verenigde doelstellingen van de Zoon en de Vader die door de Vereend Handelende Geest worden uitgevoerd. Deze goddelijke wezens handelen persoonlijk en als individu; zij zijn ook werkzaam door en in de personen en krachten van een welhaast onbeperkt aantal ondergeschikten, die ieder op verschillende wijze de eeuwige, goddelijke doelstelling in het universum van universa tot uitdrukking brengen. Doch deze functionele en voorlopige modificaties of transmutaties van de goddelijke kracht doen in geen enkel opzicht iets af aan de waarheid van de verklaring dat alle Paradijskracht-energie onder de uiteindelijke controle staat van een persoonlijke God die zetelt in het centrum van alle dingen.
1. PARADISE FORCES AND ENERGIES
1. PARADIJSKRACHTEN EN -ENERGIEËN
1955 42:1.1 The foundation of the universe is material, but the essence of life is spirit. The Father of spirits is also the ancestor of universes; the eternal Father of the Original Son is also the eternity-source of the original pattern, the Isle of Paradise.
1997 42:1.1 De grondslag van het universum is materieel, maar de essentie van het leven is geest. De Vader der geesten is ook de stamvader van universa; de eeuwige Vader van de Oorspronkelijke Zoon is ook de eeuwigheidsbron van het oorspronkelijke patroon, het Paradijs-Eiland.
1955 42:1.2 Matter—energy—for they are but diverse manifestations of the same cosmic reality, as a universe phenomenon is inherent in the Universal Father. “In him all things consist.” Matter may appear to manifest inherent energy and to exhibit self-contained powers, but the lines of gravity involved in the energies concerned in all these physical phenomena are derived from, and are dependent on, Paradise. The ultimaton, the first measurable form of energy, has Paradise as its nucleus.
1997 42:1.2 Materie, energie — want dit zijn slechts verschillende manifestaties van dezelfde kosmische werkelijkheid — is als universum-verschijnsel inherent in de Universele Vader: ‘In Hem bestaan alle dingen.’ Materie lijkt misschien inherente energie te vertonen en blijk te geven van onafhankelijke krachten, maar de zwaartekrachtlijnen die verwikkeld zijn in de energieën welke in al deze fysische verschijnselen zijn betrokken, zijn afkomstig van het Paradijs en zijn daarvan afhankelijk[1]. Het ultimaton, de eerste meetbare vorm van energie, heeft het Paradijs tot kern.
1955 42:1.3 There is innate in matter and present in universal space a form of energy not known on Urantia. When this discovery is finally made, then will physicists feel that they have solved, almost at least, the mystery of matter. And so will they have approached one step nearer the Creator; so will they have mastered one more phase of the divine technique; but in no sense will they have found God, neither will they have established the existence of matter or the operation of natural laws apart from the cosmic technique of Paradise and the motivating purpose of the Universal Father.
1997 42:1.3 Ingeschapen in de materie en aanwezig in de universele ruimte bestaat er een vorm van energie die op Urantia onbekend is. Wanneer deze eindelijk zal zijn ontdekt, dan zullen de natuurkundigen het gevoel hebben dat zij het geheim van de materie hebben opgelost, althans bijna. En inderdaad zullen zij één stap nader zijn gekomen tot de Schepper, inderdaad zullen zij zich nog een fase van de goddelijke techniek eigen hebben gemaakt; maar God zullen zij in geen enkel opzicht hebben gevonden en evenmin zullen zij het bestaan van materie of de werking van natuurwetten hebben bewezen die los staan van de kosmische techniek van het Paradijs en van de bedoeling van de Universele Vader die de drijfveer is van alles.
1955 42:1.4 Subsequent to even still greater progress and further discoveries, after Urantia has advanced immeasurably in comparison with present knowledge, though you should gain control of the energy revolutions of the electrical units of matter to the extent of modifying their physical manifestations—even after all such possible progress, forever will scientists be powerless to create one atom of matter or to originate one flash of energy or ever to add to matter that which we call life.
1997 42:1.4 Na nog grotere vooruitgang en nog meer ontdekkingen, wanneer Urantia onmetelijk ver gevorderd zal zijn vergeleken met de huidige staat van kennis, en ook als ge de energetische omwentelingen van de elektrische eenheden van de materie zodanig leert beheersen dat ge hun fysische manifestaties kunt modificeren — zelfs na al zulke mogelijke vooruitgang zullen wetenschapsmensen toch nooit het vermogen hebben om ook maar één atoom materie te scheppen of één flits energie te doen ontstaan, of aan materie ooit datgene toe te voegen wat wij leven noemen.
1955 42:1.5 The creation of energy and the bestowal of life are the prerogatives of the Universal Father and his associate Creator personalities. The river of energy and life is a continuous outpouring from the Deities, the universal and united stream of Paradise force going forth to all space. This divine energy pervades all creation. The force organizers initiate those changes and institute those modifications of space-force which eventuate in energy; the power directors transmute energy into matter; thus the material worlds are born. The Life Carriers initiate those processes in dead matter which we call life, material life. The Morontia Power Supervisors likewise perform throughout the transition realms between the material and the spiritual worlds. The higher spirit Creators inaugurate similar processes in divine forms of energy, and there ensue the higher spirit forms of intelligent life.
1997 42:1.5 De schepping van energie en de schenking van leven zijn prerogatieven van de Universele Vader en van de Schepper-persoonlijkheden die zijn deelgenoten zijn. De rivier van energie en leven is een ononderbroken uitvloeiing uit de Godheden, de universele, verenigde stroom van Paradijskracht die in de gehele ruimte uitgaat. Deze goddelijke energie doordringt de gehele schepping. De Paradijs-krachtorganisatoren geven de aanzet tot die veranderingen en brengen die modificaties in de ruimtekracht tot stand, die resulteren in energie; de krachtdirigenten zetten energie om in materie, en zo worden de materiële werelden geboren. De Levendragers brengen in de dode materie de processen op gang die wij leven, materieel leven, noemen. De Morontia-Krachtsupervisoren functioneren eveneens in alle overgangsgebieden tussen de materiële en de geestelijke werelden. De hogere Scheppers van geest initiëren soortgelijke processen in goddelijke vormen van energie, en daaruit komen de hogere geestelijke vormen van intelligent leven voort.
1955 42:1.6 Energy proceeds from Paradise, fashioned after the divine order. Energy—pure energy—partakes of the nature of the divine organization; it is fashioned after the similitude of the three Gods embraced in one, as they function at the headquarters of the universe of universes. And all force is circuited in Paradise, comes from the Paradise Presences and returns thereto, and is in essence a manifestation of the uncaused Cause—the Universal Father; and without the Father would not anything exist that does exist.
1997 42:1.6 Energie gaat uit van het Paradijs, en is gevormd naar de goddelijke orde. Energie — pure energie — heeft deel aan de natuur van de goddelijke organisatie: zij is gevormd naar de gelijkenis van de drie Goden die elkaar in één omhelzen, en functioneren op het hoofdkwartier van het universum van universa. Alle Paradijs-kracht is dan ook in Paradijs-circuits opgenomen, zij komt van Hen die tegenwoordig zijn op het Paradijs en keert ook tot Hen terug; in wezen is zij een manifestatie van de niet-veroorzaakte Oorzaak — de Universele Vader, en zonder de Vader zou niets bestaan dat bestaat.
1955 42:1.7 Force derived from self-existent Deity is in itself ever existent. Force-energy is imperishable, indestructible; these manifestations of the Infinite may be subject to unlimited transmutation, endless transformation, and eternal metamorphosis; but in no sense or degree, not even to the slightest imaginable extent, could they or ever shall they suffer extinction. But energy, though springing from the Infinite, is not infinitely manifest; there are outer limits to the presently conceived master universe.
1997 42:1.7 Paradijskracht die afkomstig is van de zelf-existente Godheid is in zichzelf immer existent. Paradijskracht-energie is onvergankelijk, onvernietigbaar; deze manifestaties van de Oneindige zijn weliswaar onderhevig aan onbeperkte transmutatie, eindeloze transformatie en eeuwige metamorfose, maar zij kunnen in geen enkel opzicht en in geen enkele graad, zelfs niet in de kleinst voorstelbare mate, uitsterven en zullen dit ook nimmer doen. Hoewel energie aan de Oneindige ontspringt, is zij echter niet in oneindige mate manifest: er zijn buitenste grenzen aan het meester-universum zoals het thans is ontworpen.
1955 42:1.8 Energy is eternal but not infinite; it ever responds to the all-embracing grasp of Infinity. Forever force and energy go on; having gone out from Paradise, they must return thereto, even if age upon age be required for the completion of the ordained circuit. That which is of Paradise Deity origin can have only a Paradise destination or a Deity destiny.
1997 42:1.8 Energie is eeuwig, maar niet oneindig: zij reageert immer op de alles omvattende greep der Oneindigheid. Paradijskracht en energie gaan altijd door: omdat ze van het Paradijs zijn uitgegaan, moeten ze daarheen terugkeren zelfs al zijn er vele eeuwen nodig om het voorbeschikte circuit te doorlopen. Wat ontsprongen is aan de Paradijs-Godheid kan alleen het Paradijs als einddoel hebben, of de Godheid als bestemming.
1955 42:1.9 And all this confirms our belief in a circular, somewhat limited, but orderly and far-flung universe of universes. If this were not true, then evidence of energy depletion at some point would sooner or later appear. All laws, organizations, administration, and the testimony of universe explorers—everything points to the existence of an infinite God but, as yet, a finite universe, a circularity of endless existence, well-nigh limitless but, nevertheless, finite in contrast with infinity.
1997 42:1.9 Dit alles nu bevestigt ons geloof dat het universum van universa cirkelvormig, enigszins beperkt, maar ordelijk en wijdverbreid is. Indien dit niet zo zou zijn, dan zou er op enig punt, vroeg of laat, een blijk van energie-uitputting optreden. Alle wetten, organisaties, het bestuur, en het getuigenis van ontdekkingsreizigers in het universum — alles wijst op het bestaan van een oneindige God en van een universum dat vooralsnog eindig is, een cirkelvormigheid van eindeloos bestaan, vrijwel grenzeloos, maar niettemin eindig in contrast met de oneindigheid.
2. UNIVERSAL NONSPIRITUAL ENERGY SYSTEMS
2. UNIVERSELE NIET-GEESTELIJKE ENERGIESYSTEMEN
1955 42:2.1 It is indeed difficult to find suitable words in the English language whereby to designate and wherewith to describe the various levels of force and energy—physical, mindal, or spiritual. These narratives cannot altogether follow your accepted definitions of force, energy, and power. There is such paucity of language that we must use these terms in multiple meanings. In this paper, for example, the word energy is used to denote all phases and forms of phenomenal motion, action, and potential, while force is applied to the pregravity, and power to the postgravity, stages of energy.
1997 42:2.1 Het is ontegenzeggelijk moeilijk om in de Engelse [Nederlandse] taal de juiste woorden te vinden om de verschillende niveaus van Paradijskracht en energie — fysische, mentale, en geestelijke — aan te duiden en te beschrijven. In deze verhandelingen kunnen wij uw algemeen aanvaarde definities van Paradijskracht, energie en kracht niet in alle opzichten volgen. Er heerst bij u zo’n armoede van taal, dat we deze termen in meervoudige betekenissen moeten gebruiken. In deze verhandeling wordt het woord energie bijvoorbeeld gebruikt om alle fasen en vormen van waarneembare beweging, actie en potentiaal aan te duiden, terwijl Paradijskracht wordt gehanteerd als aanduiding van de stadia van energie vóór de zwaartekracht, en kracht voor stadia nà de zwaartekracht.
1955 42:2.2 I will, however, endeavor to lessen conceptual confusion by suggesting the advisability of adopting the following classification for cosmic force, emergent energy, and universe power—physical energy:
1997 42:2.2 Ik zal echter trachten de begripsverwarring te verminderen en stel u voor de volgende indeling van kosmische Paradijskracht, wordende energie en universum-kracht — fysische energie — als wenselijk over te nemen:
1955 42:2.3 1. Space potency. This is the unquestioned free space presence of the Unqualified Absolute. The extension of this concept connotes the universe force-space potential inherent in the functional totality of the Unqualified Absolute, while the intension of this concept implies the totality of cosmic reality—universes—which emanated eternitywise from the never-beginning, never-ending, never-moving, never-changing Isle of Paradise.
1997 42:2.3 1. Ruimtepotentie. Dit is de onbetwistbare presentie in de vrije ruimte van het Ongekwalificeerd Absolute. In ruimere zin impliceert dit begrip het Paradijskracht-ruimtepotentiaal van het universum dat inherent is in de functionele totaliteit van het Ongekwalificeerd Absolute, terwijl het in engere zin de totaliteit inhoudt van de kosmische werkelijkheid — de universa — die als eeuwigheid is geëmaneerd uit het Paradijs-Eiland, dat zonder begin, zonder einde, zonder beweging en zonder verandering bestaat.
1955 42:2.4 The phenomena indigenous to the nether side of Paradise probably embrace three zones of absolute force presence and performance: the fulcral zone of the Unqualified Absolute, the zone of the Isle of Paradise itself, and the intervening zone of certain unidentified equalizing and compensating agencies or functions. These triconcentric zones are the centrum of the Paradise cycle of cosmic reality.
1997 42:2.4 De verschijnselen die ingeschapen zijn in de onderzijde van het Paradijs omvatten vermoedelijk drie zones van absolute Paradijskracht-presentie en -werking: de steunpunt zone van het Ongekwalificeerd Absolute, de zone van het Paradijs-Eiland zelf, en de tussenliggende zone van bepaalde niet-geïdentificeerde egaliserende en compenserende factoren of functies. Deze drievoudig concentrische zones zijn het centrum van de Paradijs-cyclus der kosmische werkelijkheid.
1955 42:2.5 Space potency is a prereality; it is the domain of the Unqualified Absolute and is responsive only to the personal grasp of the Universal Father, notwithstanding that it is seemingly modifiable by the presence of the Primary Master Force Organizers.
1997 42:2.5 De ruimtepotentie is een vóórwerkelijkheid; zij is het domein van het Ongekwalificeerd Absolute en reageert alleen op de persoonlijke greep van de Universele Vader, ondanks het feit dat zij vatbaar lijkt voor modificatie door de tegenwoordigheid van de Primaire Meester-Krachtorganisatoren.
1955 42:2.6 On Uversa, space potency is spoken of as absoluta.
1997 42:2.6 Op Uversa wordt de ruimtepotentie absoluta genoemd.
1955 42:2.7 2. Primordial force. This represents the first basic change in space potency and may be one of the nether Paradise functions of the Unqualified Absolute. We know that the space presence going out from nether Paradise is modified in some manner from that which is incoming. But regardless of any such possible relationships, the openly recognized transmutation of space potency into primordial force is the primary differentiating function of the tension-presence of the living Paradise force organizers.
1997 42:2.7 2. Primordiale Paradijskracht. Deze vertegenwoordigt de eerste fundamentele verandering in de ruimtepotentie en is wellicht een van de functies van het Ongekwalificeerd Absolute aan de onderzijde van het Paradijs. Wij weten dat de ruimte-presentie die van de onderzijde van het Paradijs uitgaat, een bepaalde modificatie is van hetgeen naar binnen komt. Maar ongeacht zulke mogelijke verbanden, is de openlijk erkende transmutatie van ruimtepotentie tot primordiale Paradijskracht de primaire differentiërende functie van de spanning-aanwezigheid der levende Paradijskrachtorganisatoren.
1955 42:2.8 Passive and potential force becomes active and primordial in response to the resistance afforded by the space presence of the Primary Eventuated Master Force Organizers. Force is now emerging from the exclusive domain of the Unqualified Absolute into the realms of multiple response—response to certain primal motions initiated by the God of Action and thereupon to certain compensating motions emanating from the Universal Absolute. Primordial force is seemingly reactive to transcendental causation in proportion to absoluteness.
1997 42:2.8 Passieve en potentiële Paradijskracht wordt actief en primordiaal in respons op de weerstand die wordt verschaft door de ruimte-tegenwoordigheid van de Primaire Geresulteerde Meester-Krachtorganisatoren. Paradijskracht treedt nu uit het exclusieve domein van het Ongekwalificeerd Absolute tevoorschijn tot in de gebieden van meervoudige respons — respons op bepaalde primaire bewegingen, op gang gebracht door de God van Actie, en daarna op bepaalde compenserende bewegingen die van het Universeel Absolute uitgaan. Primordiale Paradijskracht is klaarblijkelijk reactief op transcendentale veroorzaking al naargelang de absoluutheid.
1955 42:2.9 Primordial force is sometimes spoken of as pure energy; on Uversa we refer to it as segregata.
1997 42:2.9 Primordiale Paradijskracht wordt soms aangeduid als pure energie; op Uversa noemen wij haar segregata.
1955 42:2.10 3. Emergent energies. The passive presence of the primary force organizers is sufficient to transform space potency into primordial force, and it is upon such an activated space field that these same force organizers begin their initial and active operations. Primordial force is destined to pass through two distinct phases of transmutation in the realms of energy manifestation before appearing as universe power. These two levels of emerging energy are:
1997 42:2.10 3. Wordende energieën. De passieve tegenwoordigheid van de primaire krachtorganisatoren is voldoende om het ruimtepotentiaal te transformeren tot primordiale Paradijskracht, en op zulk een geactiveerd ruimteveld beginnen deze zelfde krachtorganisatoren nu hun eerste actieve werkzaamheden. Primordiale Paradijskracht moet door twee afzonderlijke fasen van transmutatie in de gebieden van energie-manifestatie heen, alvorens als universum-kracht tevoorschijn te kunnen komen. Deze twee niveaus van wordende energie zijn:
1955 42:2.11 a. Puissant energy. This is the powerful-directional, mass-movemented, mighty-tensioned, and forcible-reacting energy—gigantic energy systems set in motion by the activities of the primary force organizers. This primary or puissant energy is not at first definitely responsive to the Paradise-gravity pull though probably yielding an aggregate-mass or space-directional response to the collective group of absolute influences operative from the nether side of Paradise. When energy emerges to the level of initial response to the circular and absolute-gravity grasp of Paradise, the primary force organizers give way to the functioning of their secondary associates.
1997 42:2.11 a. Machtige Energie. Dit is de krachtig-directieve, uit massale beweging voortkomende energie die een machtige spanning heeft en krachtdadig kan reageren — gigantische energiesystemen in beweging gezet door de activiteiten van de primaire krachtorganisatoren. Deze primaire of machtige energie is aanvankelijk niet duidelijk responsief op de aantrekkingskracht van het Paradijs, ofschoon zij waarschijnlijk wel een aggregaat-massale of ruimte-gerichte respons oplevert op de collectieve groep der absolute invloeden die werkzaam zijn vanuit de onderzijde van het Paradijs. Wanneer energie zover aan de dag treedt dat zij responsief begint te worden op de circulaire absolute zwaartekrachtsgreep van het Paradijs, maken de primaire krachtorganisatoren plaats voor hun secundaire partners, die vervolgens gaan functioneren.
1955 42:2.12 b. Gravity energy. The now-appearing gravity-responding energy carries the potential of universe power and becomes the active ancestor of all universe matter. This secondary or gravity energy is the product of the energy elaboration resulting from the pressure-presence and the tension-trends set up by the Associate Transcendental Master Force Organizers. In response to the work of these force manipulators, space-energy rapidly passes from the puissant to the gravity stage, thus becoming directly responsive to the circular grasp of Paradise (absolute) gravity while disclosing a certain potential for sensitivity to the linear-gravity pull inherent in the soon appearing material mass of the electronic and the postelectronic stages of energy and matter. Upon the appearance of gravity response, the Associate Master Force Organizers may retire from the energy cyclones of space provided the Universe Power Directors are assignable to that field of action.
1997 42:2.12 b. Zwaartekracht-energie. De nu verschijnende energie die responsief is op de zwaartekracht, draagt het potentieel van universum-kracht in zich en wordt de actieve stamvader van alle materie in het universum. Deze secundaire of zwaartekracht-energie is het produkt van de verdere ontwikkeling van de energie die het resultaat is van de druk-aanwezigheid van de Geassocieerde Transcendentale Meester-Krachtorganisatoren en van de spanningrichtingen die dezen instellen. In respons op het werk van deze Paradijskrachtbewerkers, gaat ruimte-energie snel over van het machtige tot het zwaartekracht-stadium, waardoor zij direct responsief wordt op de circulaire greep van de (absolute) zwaartekracht van het Paradijs, terwijl zich ook een zeker vermogen tot gevoeligheid openbaart voor de aantrekking van de lineaire zwaartekracht die inherent is aan de materiële massa van de elektronische en post-elektronische stadia van energie en materie, die dan spoedig verschijnen. Wanneer de respons op de zwaartekracht is verschenen, kunnen de Geassocieerde Meester-Krachtorganisatoren zich terugtrekken uit de cyclonen van energie in de ruimte, mits de Universum-Krachtdirigenten kunnen worden aangesteld op dit werkterrein.
1955 42:2.13 We are quite uncertain regarding the exact causes of the early stages of force evolution, but we recognize the intelligent action of the Ultimate in both levels of emergent-energy manifestation. Puissant and gravity energies, when regarded collectively, are spoken of on Uversa as ultimata.
1997 42:2.13 Wij weten helemaal niet zeker wat de precieze oorzaken zijn van de vroege stadia van de evolutie van Paradijskracht, maar wij herkennen de intelligente werking van de Ultieme op beide niveaus van de manifestatie van wordende energie. Op Uversa worden machtige en zwaartekracht-energieën, wanneer zij samen worden beschouwd, aangeduid als ultimata.
1955 42:2.14 4. Universe power. Space-force has been changed into space-energy and thence into the energy of gravity control. Thus has physical energy been ripened to that point where it can be directed into channels of power and made to serve the manifold purposes of the universe Creators. This work is carried on by the versatile directors, centers, and controllers of physical energy in the grand universe—the organized and inhabited creations. These Universe Power Directors assume the more or less complete control of twenty-one of the thirty phases of energy constituting the present energy system of the seven superuniverses. This domain of power-energy-matter is the realm of the intelligent activities of the Sevenfold, functioning under the time-space overcontrol of the Supreme.
1997 42:2.14 4. Universum-kracht. Ruimte-Paradijskracht is veranderd in ruimte-energie en vandaar in de energie die door zwaartekracht wordt beheerst. Aldus is de fysische energie zo rijp gemaakt, dat zij in kanalen van kracht kan worden geleid en dienstbaar kan worden gemaakt aan de veelsoortige doelstellingen van de Scheppers van het universum. Dit werk wordt voortgezet door veelzijdige dirigenten, centra en controleurs van de fysische energie in het grootuniversum — de georganiseerde en bewoonde scheppingen. Deze Universum-Krachtdirigenten nemen de min of meer volledige controle op zich over eenentwintig van de dertig fasen van energie die het huidige energiesysteem van de zeven superuniversa vormen. Dit domein van kracht-energie-materie is het gebied van de intelligente werkzaamheden van de Zevenvoudige, die functioneert onder de albeheersing in tijd en ruimte van de Allerhoogste.
1997 42:2.15 Op Uversa betitelen wij het gebied van de universum-kracht gravita.
1955 42:2.16 5. Havona energy. In concept this narrative has been moving Paradiseward as transmuting space-force has been followed, level by level, to the working level of the energy-power of the universes of time and space. Continuing Paradiseward, there is next encountered a pre-existent phase of energy which is characteristic of the central universe. Here the evolutionary cycle seems to turn back upon itself; energy-power now seems to begin to swing back towards force, but force of a nature very unlike that of space potency and primordial force. Havona energy systems are not dual; they are triune. This is the existential energy domain of the Conjoint Actor, functioning in behalf of the Paradise Trinity.
1997 42:2.16 5. Havona-energie. Dit relaas heeft in zijn opzet de lijn gevolgd naar het Paradijs, want het volgt de transmuterende ruimte-Paradijskracht niveau na niveau, tot waar de energie-kracht van de universa in tijd en ruimte actief is. Wanneer wij de lijn naar het Paradijs verder voortzetten, treffen wij vervolgens een preëxistente fase van energie aan, die kenmerkend is voor het centrale universum. Hier lijkt de evolutionaire cyclus om te draaien: energie-kracht lijkt nu weer Paradijskracht te worden, maar nu Paradijskracht die van geheel andere aard is dan ruimtepotentie en primordiale kracht. Havona-energiesystemen zijn niet tweeledig, maar drieënig. Dit is het existentiële energiedomein van de Vereend Handelende Geest, functionerend namens de Paradijs-Triniteit.
1997 42:2.17 Op Uversa staan deze energieën van Havona bekend als triata.
1955 42:2.18 6. Transcendental energy. This energy system operates on and from the upper level of Paradise and only in connection with the absonite peoples. On Uversa it is denominated tranosta.
1997 42:2.18 6. Transcendentale energie. Dit energiesysteem opereert op en vanuit het bovenste niveau van het Paradijs en wel uitsluitend in verband met de absoniete volkeren. Op Uversa wordt het tranosta genoemd.
1955 42:2.19 7. Monota. Energy is close of kin to divinity when it is Paradise energy. We incline to the belief that monota is the living, nonspirit energy of Paradise—an eternity counterpart of the living, spirit energy of the Original Son—hence the nonspiritual energy system of the Universal Father.
1997 42:2.19 7. Monota. Energie is nauw verwant aan goddelijkheid wanneer het Paradijs-energie is. Wij zijn geneigd te geloven dat monota de levende, niet-geest energie van het Paradijs is — een eeuwigheidscomplement van de levende geest-energie van de Oorspronkelijke Zoon — en om deze reden het niet-geestelijke energiesysteem van de Universele Vader.
1955 42:2.20 We cannot differentiate the nature of Paradise spirit and Paradise monota; they are apparently alike. They have different names, but you can hardly be told very much about a reality whose spiritual and whose nonspiritual manifestations are distinguishable only by name.
1997 42:2.20 Wij kunnen de natuur van Paradijs-geest niet onderscheiden van Paradijs-monota; ogenschijnlijk zijn zij gelijk. Ze hebben verschillende namen, maar wij kunnen u niet veel meedelen over een realiteit waarvan de geestelijke en niet-geestelijke manifestaties zich slechts in naam van elkaar onderscheiden.
1955 42:2.21 We know that finite creatures can attain the worship experience of the Universal Father through the ministry of God the Sevenfold and the Thought Adjusters, but we doubt that any subabsolute personality, even power directors, can comprehend the energy infinity of the First Great Source and Center. One thing is certain: If the power directors are conversant with the technique of the metamorphosis of space-force, they do not reveal the secret to the rest of us. It is my opinion that they do not fully comprehend the function of the force organizers.
1997 42:2.21 Wij weten dat eindige schepselen de ervaring van het vereren van de Universele Vader kunnen bereiken door het dienstbetoon van God de Zevenvoudige en de Gedachtenrichters, maar wij betwijfelen of enige subabsolute persoonlijkheid, zelfs een krachtdirigent, de oneindigheid der energie van de Eerste Grote Bron en Centrum kan begrijpen. Eén ding is zeker: indien de krachtdirigenten al bedreven zijn in de techniek van de metamorfose van ruimte-Paradijskracht, maken zij dit geheim niet aan de rest van ons bekend. Ik ben van mening dat zij de functie van de krachtorganisatoren niet geheel begrijpen.
1955 42:2.22 These power directors themselves are energy catalyzers; that is, they cause energy to segment, organize, or assemble in unit formation by their presence. And all this implies that there must be something inherent in energy which causes it thus to function in the presence of these power entities. The Nebadon Melchizedeks long since denominated the phenomenon of the transmutation of cosmic force into universe power as one of the seven “infinities of divinity.” And that is as far as you will advance on this point during your local universe ascension.
1997 42:2.22 Deze krachtdirigenten zijn zelf energiekatalysatoren; dat wil zeggen dat zij door hun tegenwoordigheid bewerkstelligen dat energie segmenteert, zich organiseert of zich in formaties van eenheden samenvoegt. Dit alles houdt in dat er iets inherent moet zijn in energie, waardoor zij in de tegenwoordigheid van deze kracht-entiteiten zo gaat functioneren. De Melchizedeks van Nebadon duiden het verschijnsel van de transmutatie van kosmische Paradijskracht tot universum-kracht reeds lang aan als één van de zeven ‘oneindigheden van goddelijkheid.’ Wat dit punt aangaat, zult ge tijdens de opklimming in uw plaatselijk universum niet verder komen.
1955 42:2.23 Notwithstanding our inability fully to comprehend the origin, nature, and transmutations of cosmic force, we are fully conversant with all phases of emergent-energy behavior from the times of its direct and unmistakable response to the action of Paradise gravity—about the time of the beginning of the function of the superuniverse power directors.
1997 42:2.23 Ondanks ons onvermogen om de oorsprong, natuur en transmutaties van kosmische Paradijskracht volledig te begrijpen, zijn wij wel geheel op de hoogte van alle fasen van het gedrag der wordende energie sinds de tijden dat zij direct en onmiskenbaar ging reageren op de werking van de zwaartekracht van het Paradijs — ongeveer toen de krachtdirigenten van de superuniversa begonnen te functioneren.
3. CLASSIFICATION OF MATTER
3. DE KLASSIFICATIE VAN MATERIER
1955 42:3.1 Matter in all universes, excepting in the central universe, is identical. Matter in its physical properties depends on the revolutionary rates of its component members, the number and size of the revolving members, their distance from the nuclear body or the space content of matter, as well as on the presence of certain forces as yet undiscovered on Urantia.
1997 42:3.1 In alle universa, met uitzondering van het centrale universum, is materie identiek. Materie in haar fysische eigenschappen is afhankelijk van de omwentelingssnelheden van haar samenstellende onderdelen, het aantal en de grootte van de omwentelende onderdelen, hun afstand tot het nucleaire lichaam, ofwel de ruimte-inhoud van materie, alsook van de aanwezigheid van bepaalde krachten die op Urantia nog niet zijn ontdekt.
1955 42:3.2 In the varied suns, planets, and space bodies there are ten grand divisions of matter:
1997 42:3.2 In de gevarieerde zonnen, planeten en ruimtelichamen bestaan er tien grote onderafdelingen van materie:
1955 42:3.3 1. Ultimatonic matter—the prime physical units of material existence, the energy particles which go to make up electrons.
1997 42:3.3 1. ultimatonische materie — de primaire fysische eenheden van het materiële bestaan, de energiedeeltjes die zich tot elektronen vormen;
1955 42:3.4 2. Subelectronic matter—the explosive and repellent stage of the solar supergases.
1997 42:3.4 2. subelektronische materie — de explosieve en afstotende fase van de solaire supergassen;
1955 42:3.5 3. Electronic matter—the electrical stage of material differentiation—electrons, protons, and various other units entering into the varied constitution of the electronic groups.
1997 42:3.5 3. elektronische materie — de elektrische fase van de materiële differentiatie — elektronen, protonen en verscheidene andere eenheden die een rol spelen in de gevarieerde samenstelling van de elektronische groeperingen;
1997 42:3.6 4. subatomaire materie — materie die op ruime schaal in het binnenste van de hete zonnen bestaat;
1955 42:3.7 5. Shattered atoms—found in the cooling suns and throughout space.
1997 42:3.7 5. verbrijzelde atomen — te vinden in de afkoelende zonnen en overal in de ruimte;
1955 42:3.8 6. Ionized matter—individual atoms stripped of their outer (chemically active) electrons by electrical, thermal, or X-ray activities and by solvents.
1997 42:3.8 6. ge ï oniseerde materie — individuele atomen ontdaan van hun buitenste (chemisch actieve) elektronen door elektrische, thermische of röntgen-activiteiten, en door solvents;
1955 42:3.9 7. Atomic matter—the chemical stage of elemental organization, the component units of molecular or visible matter.
1997 42:3.9 7. atomaire materie — de chemische fase van de organisatie der elementen, de samenstellende eenheden van moleculaire ofwel zichtbare materie;
1955 42:3.10 8. The molecular stage of matter—matter as it exists on Urantia in a state of relatively stable materialization under ordinary conditions.
1997 42:3.10 8. de moleculaire fase van de materie — materie zoals deze op Urantia bestaat in een toestand van betrekkelijk stabiele materialisatie onder normale omstandigheden;
1955 42:3.11 9. Radioactive matter—the disorganizing tendency and activity of the heavier elements under conditions of moderate heat and diminished gravity pressure.
1997 42:3.11 9. radioactieve materie — de desorganiserende tendens en activiteit van de zwaardere elementen onder omstandigheden van matige verhitting en verminderde zwaartekrachtdruk;
1955 42:3.12 10. Collapsed matter—the relatively stationary matter found in the interior of the cold or dead suns. This form of matter is not really stationary; there is still some ultimatonic even electronic activity, but these units are in very close proximity, and their rates of revolution are greatly diminished.
1997 42:3.12 10. ineengestorte materie — de betrekkelijk stationaire materie die wordt aangetroffen in het binnenste van de koude ofwel dode zonnen. Deze vorm van materie is niet werkelijk stationair; er is nog steeds enige ultimatonische en zelfs elektronische activiteit, maar deze eenheden liggen hier zeer dicht opeen en hun omwentelingssnelheden zijn sterk vertraagd.
1955 42:3.13 The foregoing classification of matter pertains to its organization rather than to the forms of its appearance to created beings. Neither does it take into account the pre-emergent stages of energy nor the eternal materializations on Paradise and in the central universe.
1997 42:3.13 De bovenstaande klassificatie van de materie slaat veeleer op haar organisatie dan op de vormen waarin zij zich aan geschapen wezens voordoet. Deze indeling houdt evenmin rekening met energie in de fasen voordat zij aan de dag treedt, noch met de eeuwige materialisaties op het Paradijs en in het centrale universum.
4. ENERGY AND MATTER TRANSMUTATIONS
4. TRANSMUTATIES VAN ENERGIE EN MATERIE
1955 42:4.1 Light, heat, electricity, magnetism, chemism, energy, and matter are—in origin, nature, and destiny—one and the same thing, together with other material realities as yet undiscovered on Urantia.
1997 42:4.1 Naar oorsprong, natuur en bestemming zijn licht, hitte, elektriciteit, magnetisme, chemische acitiviteit, energie en materie één en hetzelfde, evenals andere materiële feitelijkheden die op Urantia nog niet zijn ontdekt.
1955 42:4.2 We do not fully comprehend the almost endless changes to which physical energy may be subject. In one universe it appears as light, in another as light plus heat, in another as forms of energy unknown on Urantia; in untold millions of years it may reappear as some form of restless, surging electrical energy or magnetic power; and still later on it may again appear in a subsequent universe as some form of variable matter going through a series of metamorphoses, to be followed by its outward physical disappearance in some great cataclysm of the realms. And then, after countless ages and almost endless wandering through numberless universes, again may this same energy re-emerge and many times change its form and potential; and so do these transformations continue through successive ages and throughout countless realms. Thus matter sweeps on, undergoing the transmutations of time but swinging ever true to the circle of eternity; even if long prevented from returning to its source, it is ever responsive thereto, and it ever proceeds in the path ordained by the Infinite Personality who sent it forth.
1997 42:4.2 De welhaast eindeloze veranderingen waaraan fysische energie onderworpen kan zijn, begrijpen wij niet ten volle. In het ene universum verschijnt zij als licht, in een volgend als licht plus hitte, en in weer een ander als vormen van energie die op Urantia onbekend zijn; na ontelbare miljoenen jaren kan zij weer verschijnen als een vorm van rusteloze, opbruisende elektrische energie of magnetische kracht, en nog later kan zij in een volgend universum weer verschijnen als een vorm van veranderlijke materie die een reeks metamorfosen doorloopt, om daarna in fysische vorm ogenschijnlijk in een of ander groot kataklysme van uw gebieden te verdwijnen. En na talloze tijdperken en welhaast eindeloze zwerftochten door ontelbare universa, kan deze zelfde energie vervolgens opnieuw opduiken en vele malen van vorm en potentiaal veranderen; en zo gaan deze transformaties gedurende opeenvolgende tijdperken en door ontelbare gebieden maar door. Zo ijlt de materie voort; zij ondergaat de transmutaties in de tijd maar blijft steeds getrouw voortwentelen in de cirkelgang der eeuwigheid; zelfs wanneer materie lang weerhouden wordt van de terugkeer naar haar bron, blijft zij daar immer responsief op; zij gaat altijd voort op de weg die verordineerd is door de Oneindige Persoonlijkheid die haar heeft uitgezonden.
1955 42:4.3 The power centers and their associates are much concerned in the work of transmuting the ultimaton into the circuits and revolutions of the electron. These unique beings control and compound power by their skillful manipulation of the basic units of materialized energy, the ultimatons. They are masters of energy as it circulates in this primitive state. In liaison with the physical controllers they are able to effectively control and direct energy even after it has transmuted to the electrical level, the so-called electronic stage. But their range of action is enormously curtailed when electronically organized energy swings into the whirls of the atomic systems. Upon such materialization, these energies fall under the complete grasp of the drawing power of linear gravity.
1997 42:4.3 De krachtcentra en hun medewerkers zijn sterk betrokken bij het werk van het transmuteren van het ultimaton naar de circuits en omwentelingen van het elektron. Deze unieke wezens beheersen kracht en stellen deze samen door hun bekwame manipulatie van de fundamentele eenheden der gematerialiseerde energie, de ultimatonen. Zij zijn meesters van de energie zoals deze in deze primitieve staat circuleert. In verbinding met de fysische controleurs kunnen zij energie beheersen en richten, zelfs wanneer deze is getransmuteerd naar het elektrische niveau, de zogenaamde elektronische fase. Hun actieradius wordt echter enorm ingeperkt wanneer elektronisch georganiseerde energie mee gaat wentelen in de wervelingen van de atomaire systemen. Na zulk een materialisatie komen deze energieën volledig in de greep van de aantrekking der lineaire zwaartekracht.
1955 42:4.4 Gravity acts positively on the power lanes and energy channels of the power centers and the physical controllers, but these beings have only a negative relation to gravity—the exercise of their antigravity endowments.
1997 42:4.4 De zwaartekracht werkt positief in op de krachtbanen en energiekanalen van de krachtcentra en de fysische controleurs, maar deze wezens hebben alleen een negatieve relatie tot de zwaartekracht — de uitoefening van hun eigenschappen van anti-zwaartekracht.
1955 42:4.5 Throughout all space, cold and other influences are at work creatively organizing ultimatons into electrons. Heat is the measurement of electronic activity, while cold merely signifies absence of heat—comparative energy rest—the status of the universal force-charge of space provided neither emergent energy nor organized matter were present and responding to gravity.
1997 42:4.5 In de gehele ruimte zijn koude en andere invloeden werkzaam die ultimatonen op scheppende wijze tot elektronen organiseren. Hitte is de graadmeter van elektronische activiteit, terwijl koude slechts de afwezigheid van hitte betekent — de relatieve rusttoestand van energie — de toestand van de universele Paradijskrachtlading der ruimte, indien daar geen wordende energie of georganiseerde materie aanwezig zou zijn en op de zwaartekracht zou reageren.
1955 42:4.6 Gravity presence and action is what prevents the appearance of the theoretical absolute zero, for interstellar space does not have the temperature of absolute zero. Throughout all organized space there are gravity-responding energy currents, power circuits, and ultimatonic activities, as well as organizing electronic energies. Practically speaking, space is not empty. Even the atmosphere of Urantia thins out increasingly until at about three thousand miles it begins to shade off into the average space matter in this section of the universe. The most nearly empty space known in Nebadon would yield about one hundred ultimatons—the equivalent of one electron—in each cubic inch. Such scarcity of matter is regarded as practically empty space.
1997 42:4.6 De aanwezigheid en werking der zwaartekracht is wat het optreden van het theoretische absolute nulpunt verhindert, want de interstellaire ruimte heeft niet het absolute nulpunt als temperatuur. In de gehele georganiseerde ruimte zijn er op de zwaartekracht reagerende energiestromingen, krachtcircuits en ultimatonische activiteiten, alsook zich organiserende elektronische energieën. Praktisch gesproken is de ruimte niet leeg. Zelfs de atmosfeer van Urantia wordt in toenemende mate ijler, tot zij op de hoogte van ongeveer vijfduizend kilometer geleidelijk begint over te gaan tot het gemiddelde van de ruimte-materie in deze sectie van het universum. In Nebadon zou de ruimte waarvan bekend is dat zij het ledige het meest nabijkomt per 16,39 kubieke centimeter ongeveer honderd ultimatonen opleveren — het equivalent van één elektron. Een zodanige schaarste aan materie wordt als praktisch lege ruimte beschouwd.
1955 42:4.7 Temperature—heat and cold—is secondary only to gravity in the realms of energy and matter evolution. Ultimatons are humbly obedient to temperature extremes. Low temperatures favor certain forms of electronic construction and atomic assembly, while high temperatures facilitate all sorts of atomic breakup and material disintegration.
1997 42:4.7 In de gebieden van de evolutie van energie en materie is de invloed van temperatuur — hitte en koude — de belangrijkste na die van de zwaartekracht. Ultimatonen voegen zich gewillig naar extreme temperaturen. Lage temperaturen zijn gunstig voor bepaalde vormen van elektronische constructie en atomaire samenstelling, terwijl hoge temperaturen allerlei soorten atomaire afbraak en materiële desintegratie bevorderen.
1955 42:4.8 When subjected to the heat and pressure of certain internal solar states, all but the most primitive associations of matter may be broken up. Heat can thus largely overcome gravity stability. But no known solar heat or pressure can convert ultimatons back into puissant energy.
1997 42:4.8 Op de meest primitieve na, kunnen alle materiële verbindingen worden afgebroken wanneer zij worden blootgesteld aan de hitte en druk van bepaalde toestanden in het inwendige van zonnen. Zo kan hitte de stabiliteit van de zwaartekracht grotendeels overwinnen. Maar er is geen graad van solaire hitte of druk bekend die ultimatonen weer kan omzetten in machtige energie.
1955 42:4.9 The blazing suns can transform matter into various forms of energy, but the dark worlds and all outer space can slow down electronic and ultimatonic activity to the point of converting these energies into the matter of the realms. Certain electronic associations of a close nature, as well as many of the basic associations of nuclear matter, are formed in the exceedingly low temperatures of open space, being later augmented by association with larger accretions of materializing energy.
1997 42:4.9 De laaiende zonnen kunnen materie transformeren tot verschillende vormen van energie, maar de donkere werelden en de gehele buiten-ruimte kunnen elektronische en ultimatonische activiteit zozeer vertragen, dat deze energieën worden omgezet in de materie van de betrokken gebieden. Zowel bepaalde elektronische verbindingen van hechte aard, als vele fundamentele verbindingen der nucleaire materie, worden gevormd bij de buitensporig lage temperaturen van de open ruimte, en groeien later aan doordat zij verbindingen aangaan met grotere aanwassen van materialiserende energie.
1955 42:4.10 Throughout all of this never-ending metamorphosis of energy and matter we must reckon with the influence of gravity pressure and with the antigravity behavior of the ultimatonic energies under certain conditions of temperature, velocity, and revolution. Temperature, energy currents, distance, and the presence of the living force organizers and the power directors also have a bearing on all transmutation phenomena of energy and matter.
1997 42:4.10 Bij deze nimmer eindigende metamorfose van energie en materie, moeten wij steeds rekening houden met de invloed van de zwaartekrachtdruk en met het anti-zwaartekracht-gedrag van de ultimatonische energieën onder bepaalde voorwaarden van temperatuur, snelheid en rotatie. Temperatuur, energiestromingen, afstand en de tegenwoordigheid van de levende krachtorganisatoren en de krachtdirigenten zijn eveneens van invloed op alle transmutatie-verschijnselen van energie en materie.
1955 42:4.11 The increase of mass in matter is equal to the increase of energy divided by the square of the velocity of light. In a dynamic sense the work which resting matter can perform is equal to the energy expended in bringing its parts together from Paradise minus the resistance of the forces overcome in transit and the attraction exerted by the parts of matter on one another.
1997 42:4.11 De toename van de massa van materie is gelijk aan de toename van energie, gedeeld door het kwadraat van de lichtsnelheid. In dynamische zin is de hoeveelheid arbeid die materie in rust kan verrichten gelijk aan de energie die het heeft gekost om haar samenstellende delen vanuit het Paradijs bijeen te brengen, minus de weerstand van de krachten die tijdens de overtocht zijn overwonnen en de aantrekkingskracht die de delen van de materie op elkaar uitoefenen.
1955 42:4.12 The existence of pre-electronic forms of matter is indicated by the two atomic weights of lead. The lead of original formation weighs slightly more than that produced through uranium disintegration by way of radium emanations; and this difference in atomic weight represents the actual loss of energy in the atomic breakup.
1997 42:4.12 Het bestaan van preëlectronische vormen van materie wordt aangetoond door de twee atoomgewichten van lood. Het lood van de oorspronkelijke formatie weegt iets meer dan het lood dat wordt geproduceerd door het uiteenvallen van uranium via radium-emissies; dit verschil in atoomgewicht vertegenwoordigt het werkelijke verlies aan energie bij het verval van het atoom.
1955 42:4.13 The relative integrity of matter is assured by the fact that energy can be absorbed or released only in those exact amounts which Urantia scientists have designated quanta. This wise provision in the material realms serves to maintain the universes as going concerns.
1997 42:4.13 De betrekkelijke onaantastbaarheid van materie wordt gewaarborgd door het feit dat energie alleen kan worden geabsorbeerd of afgegeven in de exacte hoeveelheden die door wetenschapsmensen op Urantia quanta worden genoemd. Deze wijze voorziening in de gebieden der materie dient om de universa als goedlopende ondernemingen in stand te houden.
1955 42:4.14 The quantity of energy taken in or given out when electronic or other positions are shifted is always a “quantum” or some multiple thereof, but the vibratory or wavelike behavior of such units of energy is wholly determined by the dimensions of the material structures concerned. Such wavelike energy ripples are 860 times the diameters of the ultimatons, electrons, atoms, or other units thus performing. The never-ending confusion attending the observation of the wave mechanics of quantum behavior is due to the superimposition of energy waves: Two crests can combine to make a double-height crest, while a crest and a trough may combine, thus producing mutual cancellation.
1997 42:4.14 De hoeveelheid energie die wordt opgenomen of afgegeven wanneer elektronen of andere deeltjes van positie verspringen is altijd een ‘quantum’ of een meervoud daarvan, maar het trillings- of golfgedrag van deze energie-eenheden wordt geheel bepaald door de dimensies van de betreffende materiële structuren. Deze golfachtige energierimpelingen hebben 860 maal de diameter van de ultimatonen, elektronen, atomen of andere eenheden die zich zo gedragen. De altijddurende verwarring die gepaard gaat met de observatie van de golfmechanica van het quantumgedrag, wordt veroorzaakt door de superpositie van energiegolven: twee toppen kunnen zich verenigen en een piek van dubbele hoogte vormen, terwijl een top en een dal zich ook kunnen verenigen en elkaar zo wederzijds opheffen.
5. WAVE-ENERGY MANIFESTATIONS
5. GOLF-ENERGIE-MANIFESTATIES
1955 42:5.1 In the superuniverse of Orvonton there are one hundred octaves of wave energy. Of these one hundred groups of energy manifestations, sixty-four are wholly or partially recognized on Urantia. The sun’s rays constitute four octaves in the superuniverse scale, the visible rays embracing a single octave, number forty-six in this series. The ultraviolet group comes next, while ten octaves up are the X rays, followed by the gamma rays of radium. Thirty-two octaves above the visible light of the sun are the outer-space energy rays so frequently commingled with their associated highly energized minute particles of matter. Next downward from visible sunlight appear the infrared rays, and thirty octaves below are the radio transmission group.
1997 42:5.1 Er bestaan in het superuniversum Orvonton honderd octaven van golf-energie. Van deze honderd groepen energiemanifestaties worden er op Urantia vierenzestig geheel of gedeeltelijk onderkend. De zonnestralen vormen samen vier octaven in de scala van het superuniversum, waarbij de zichtbare stralen één enkel octaaf omvatten, nummer zesenveertig in deze serie. De ultraviolette groep volgt daarna, terwijl de röntgenstralen zich tien octaven hoger bevinden, gevolgd door de gammastralen van radium. Tweeëndertig octaven boven het zichtbare licht van de zon bevindt zich de energiestraling van de buiten-ruimte die dikwijls is vermengd met de hun begeleidende minieme materiedeeltjes met zeer hoge energielading. Onder het zichtbare zonlicht verschijnen eerst de infrarode stralen en dertig octaven daaronder bevindt zich de groep die geschikt is voor radiotransmissie.
1955 42:5.2 Wavelike energy manifestations—from the standpoint of twentieth-century Urantia scientific enlightenment—may be classified into the following ten groups:
1997 42:5.2 Golfachtige energiemanifestaties kunnen — vanuit het standpunt van de twintigste eeuwse wetenschappelijke inzichten op Urantia — in de volgende tien groepen worden ondergebracht:
1955 42:5.3 1. Infraultimatonic rays—the borderland revolutions of ultimatons as they begin to assume definite form. This is the first stage of emergent energy in which wavelike phenomena can be detected and measured.
1997 42:5.3 1. Infra-ultimatonische straling — de omwentelingen van de ultimatonen in het grensgebied waar zij beginnen duidelijke vorm aan te nemen. Dit is de eerste fase van wordende energie waarin golfachtige verschijnselen kunnen worden waargenomen en gemeten.
1955 42:5.4 2. Ultimatonic rays. The assembly of energy into the minute spheres of the ultimatons occasions vibrations in the content of space which are discernible and measurable. And long before physicists ever discover the ultimaton, they will undoubtedly detect the phenomena of these rays as they shower in upon Urantia. These short and powerful rays represent the initial activity of the ultimatons as they are slowed down to that point where they veer towards the electronic organization of matter. As the ultimatons aggregate into electrons, condensation occurs with a consequent storage of energy.
1997 42:5.4 2. Ultimatonische straling. De samenvoeging van energie tot de uiterst kleine bolletjes der ultimatonen veroorzaakt trillingen in de inhoud van de ruimte, die waarneembaar en meetbaar zijn. Lang voordat uw natuurkundigen het ultimaton ontdekken, zullen zij ongetwijfeld de verschijnselen van deze stralen ontdekken, die in buien op Urantia neerkomen. Deze korte, krachtige stralen vormen het begin van de activiteit van de ultimatonen wanneer zij worden vertraagd tot het punt waar zij gaan meelopen in de elektronische organisatie der materie. Wanneer de ultimatonen zich tot elektronen verenigen, treedt er condensatie op, met daaruit voortvloeiend een opslaan van energie.
1955 42:5.5 3. The short space rays. These are the shortest of all purely electronic vibrations and represent the preatomic stage of this form of matter. These rays require extraordinarily high or low temperatures for their production. There are two sorts of these space rays: one attendant upon the birth of atoms and the other indicative of atomic disruption. They emanate in the largest quantities from the densest plane of the superuniverse, the Milky Way, which is also the densest plane of the outer universes.
1997 42:5.5 3. De korte ruimtestraling. Dit zijn de kortste van alle zuiver elektronische trillingen, en zij vertegenwoordigen het pre-atomaire stadium van deze vorm van materie. Er zijn buitengewoon hoge of buitengewoon lage temperaturen vereist om deze straling voort te brengen. Deze ruimtestraling komt in twee soorten voor: de ene gaat gepaard met de geboorte van atomen en de andere geeft aan dat er ontwrichting van atomen heeft plaatsgevonden. De grootste hoeveelheden van deze stralen gaan uit van het vlak met de grootste dichtheid in het superuniversum, de Melkweg, die ook het dichtste vlak van de buitenste universa is.
1955 42:5.6 4. The electronic stage. This stage of energy is the basis of all materialization in the seven superuniverses. When electrons pass from higher to lower energy levels of orbital revolution, quanta are always given off. Orbital shifting of electrons results in the ejection or the absorption of very definite and uniform measurable particles of light-energy, while the individual electron always gives up a particle of light-energy when subjected to collision. Wavelike energy manifestations also attend upon the performances of the positive bodies and the other members of the electronic stage.
1997 42:5.6 4. De elektronische fase. Dit energiestadium is de basis van alle materialisatie in de zeven superuniversa. Wanneer elektronen overspringen van hogere tot lagere energieniveaus van orbitale omwenteling, worden er altijd quanta afgegeven. Het orbitale verspringen van elektronen resulteert altijd in de uitstoting of absorptie van duidelijk afgebakende, uniforme, meetbare deeltjes lichtenergie, terwijl het individuele elektron ook altijd een lichtenergie-deeltje afgeeft wanneer het een botsing ondergaat. Golfachtige energieverschijnselen gaan ook gepaard met het gedrag van de positieve lichamen en de andere deeltjes van de elektronische fase.
1955 42:5.7 5. Gamma rays—those emanations which characterize the spontaneous dissociation of atomic matter. The best illustration of this form of electronic activity is in the phenomena associated with radium disintegration.
1997 42:5.7 5. Gammastraling — de emanaties die kenmerkend zijn voor het spontane uiteenvallen van atomaire materie. De beste illustratie van deze vorm van elektronische activiteit wordt aangetroffen in de begeleidende verschijnselen bij de desintegratie van radium.
1955 42:5.8 6. The X-ray group. The next step in the slowing down of the electron yields the various forms of solar X rays together with artificially generated X rays. The electronic charge creates an electric field; movement gives rise to an electric current; the current produces a magnetic field. When an electron is suddenly stopped, the resultant electromagnetic commotion produces the X ray; the X ray is that disturbance. The solar X rays are identical with those which are mechanically generated for exploring the interior of the human body except that they are a trifle longer.
1997 42:5.8 6. De groep van de röntgenstralen. De volgende stap in de vertraging van het elektron levert de verschillende vormen van solaire röntgenstralen op, evenals de kunstmatig opgewekte röntgenstralen. De elektronische lading schept een elektrisch veld; beweging veroorzaakt een elektrische stroom; de stroom brengt een magnetisch veld voort. Wanneer een elektron plotseling wordt tegengehouden, ontstaat er een elektro-magnetische commotie die de röntgenstraal produceert; de röntgenstraal is die verstoring. De solaire röntgenstralen zijn identiek aan die welke mechanisch worden opgewekt om het inwendige van het menselijk lichaam te onderzoeken, alleen zijn zij iets langer.
1955 42:5.9 7. The ultraviolet or chemical rays of sunlight and the various mechanical productions.
1997 42:5.9 7. De ultraviolette of chemische stralen van het zonlicht en degene die worden voortgebracht volgens verschillende mechanische methodes.
1997 42:5.10 8. Het witte licht — het volle, zichtbare licht van de zonnen.
1955 42:5.11 9. Infrared rays—the slowing down of electronic activity still nearer the stage of appreciable heat.
1997 42:5.11 9. Infrarode stralen — de vertraging van elektronische activiteit nog iets dichter bij het stadium van waarneembare hitte.
1955 42:5.12 10. Hertzian waves—those energies utilized on Urantia for broadcasting.
1997 42:5.12 10. Hertzgolven — de energieën die op Urantia worden gebruikt voor radio-uitzendingen.
1955 42:5.13 Of all these ten phases of wavelike energy activity, the human eye can react to just one octave, the whole light of ordinary sunlight.
1997 42:5.13 Van al deze tien fasen van golfachtige energie-activiteit, kan het menselijk oog maar op één octaaf reageren, het volle licht van het gewone zonlicht.
1955 42:5.14 The so-called ether is merely a collective name to designate a group of force and energy activities occurring in space. Ultimatons, electrons, and other mass aggregations of energy are uniform particles of matter, and in their transit through space they really proceed in direct lines. Light and all other forms of recognizable energy manifestations consist of a succession of definite energy particles which proceed in direct lines except as modified by gravity and other intervening forces. That these processions of energy particles appear as wave phenomena when subjected to certain observations is due to the resistance of the undifferentiated force blanket of all space, the hypothetical ether, and to the intergravity tension of the associated aggregations of matter. The spacing of the particle-intervals of matter, together with the initial velocity of the energy beams, establishes the undulatory appearance of many forms of energy-matter.
1997 42:5.14 De zogenaamde ether is niet meer dan een verzamelnaam waarmee een groep Paradijskracht- en energie-activiteiten in de ruimte worden aangeduid. Ultimatonen, elektronen en andere massa-aggregaties van energie zijn uniforme materiedeeltjes, en hun doortocht door de ruimte verloopt werkelijk in rechte lijnen. Licht en alle andere vormen van herkenbare energie-manifestatie bestaan uit een opeenvolging van welgedefinieerde energiedeeltjes die zich in rechte lijnen voortbewegen, behalve voor zover ze door de zwaartekracht en andere interveniërende krachten worden gemodificeerd. Dat deze processies van energiedeeltjes zich voordoen als golfverschijnselen wanneer zij aan bepaalde soorten waarneming worden onderworpen, is te wijten aan de weerstand van de ongedifferentieerde Paradijskracht-deken in de gehele ruimte, de hypothetische ether, en eveneens aan de spanning van de onderlinge aantrekkingskracht van de geässocieerde aggregaties van materie. De spatiëring van de deeltjes-intervallen van materie, samen met de beginsnelheid van de energiebundels, zorgen voor het golfachtige optreden van vele vormen van energie-materie.
1955 42:5.15 The excitation of the content of space produces a wavelike reaction to the passage of rapidly moving particles of matter, just as the passage of a ship through water initiates waves of varying amplitude and interval.
1997 42:5.15 De excitatie van de inhoud van de ruimte veroorzaakt een golfachtige reactie op de doorgang van snelbewegende materiedeeltjes, precies zoals er in water golven van wisselende amplitude en intervallen ontstaan wanneer er een schip doorheen gaat.
1955 42:5.16 Primordial-force behavior does give rise to phenomena which are in many ways analogous to your postulated ether. Space is not empty; the spheres of all space whirl and plunge on through a vast ocean of outspread force-energy; neither is the space content of an atom empty. Nevertheless there is no ether, and the very absence of this hypothetical ether enables the inhabited planet to escape falling into the sun and the encircling electron to resist falling into the nucleus.
1997 42:5.16 Het gedrag van primordiale Paradijskracht veroorzaakt inderdaad verschijnselen die in vele opzichten analoog zijn aan de door u gepostuleerde ether. De ruimte is niet leeg: de hemellichamen in de gehele ruimte wervelen rond en plonzen voort in een enorme oceaan van uitgespreide kracht-energie, en de ruimte-inhoud van een atoom is evenmin leeg. Desalniettemin bestaat er geen ether, en juist de afwezigheid van deze hypothetische ether maakt het de bewoonde planeet mogelijk om te ontkomen aan een val in de zon, en het omwentelende elektron aan een val in de kern.
6. ULTIMATONS, ELECTRONS, AND ATOMS
6. ULTIMATONEN, ELEKTRONEN EN ATOMEN
1955 42:6.1 While the space charge of universal force is homogeneous and undifferentiated, the organization of evolved energy into matter entails the concentration of energy into discrete masses of definite dimensions and established weight—precise gravity reaction.
1997 42:6.1 Ofschoon de ruimtelading met universele Paradijskracht homogeen en ongedifferentieerd is, houdt de organisatie van geëvolueerde energie tot materie in dat de energie geconcentreerd wordt tot afzonderlijke massa’s van welomschreven dimensies en een vast gewicht — een nauwkeurige reactie op de zwaartekracht.
1955 42:6.2 Local or linear gravity becomes fully operative with the appearance of the atomic organization of matter. Preatomic matter becomes slightly gravity responsive when activated by X ray and other similar energies, but no measurable linear-gravity pull is exerted on free, unattached, and uncharged electronic-energy particles or on unassociated ultimatons.
1997 42:6.2 Plaatselijke of lineaire zwaartekracht wordt operationeel wanneer de atomaire organisatie der materie verschijnt. Pre-atomaire materie wordt licht reactief op de zwaartekracht wanneer zij door röntgenstralen en andere soortgelijke energieën wordt geactiveerd, maar er wordt geen meetbare lineaire zwaartekrachtaantrekking uitgeoefend op vrije, niet-gebonden en ongeladen elektronische energiedeeltjes, of op niet-gebonden ultimatonen.
1955 42:6.3 Ultimatons function by mutual attraction, responding only to the circular Paradise-gravity pull. Without linear-gravity response they are thus held in the universal space drift. Ultimatons are capable of accelerating revolutionary velocity to the point of partial antigravity behavior, but they cannot, independent of force organizers or power directors, attain the critical escape velocity of deindividuation, return to the puissant-energy stage. In nature, ultimatons escape the status of physical existence only when participating in the terminal disruption of a cooled-off and dying sun.
1997 42:6.3 Ultimatonen functioneren door onderlinge aantrekking, want zij reageren alleen op de circulaire trekkracht van de Paradijs-zwaartekracht. Zonder reactie op de lineaire zwaartekracht worden zij aldus in de universele voortbeweging der ruimte vastgehouden. Ultimatonen kunnen hun omwentelingssnelheid versnellen tot het punt waar zij gedeeltelijk anti-zwaartekracht-gedrag vertonen, maar zonder krachtorganisatoren of krachtdirigenten kunnen zij niet de kritische ontsnappingssnelheid van deïndividuatie bereiken, ofwel terugkeren tot het stadium van machtige energie. In de natuur ontsnappen ultimatonen pas aan de status van fysisch bestaan wanneer zij deelnemen aan het terminale uiteenvallen van een afgekoelde, stervende zon.
1955 42:6.4 The ultimatons, unknown on Urantia, slow down through many phases of physical activity before they attain the revolutionary-energy prerequisites to electronic organization. Ultimatons have three varieties of motion: mutual resistance to cosmic force, individual revolutions of antigravity potential, and the intraelectronic positions of the one hundred mutually interassociated ultimatons.
1997 42:6.4 De op Urantia onbekende ultimatonen worden via vele fasen van fysische activiteit vertraagd, voordat zij de omwentelingsenergie bereiken die een voorwaarde is voor de organisatie van elektronen. Ultimatonen kennen drie soorten beweging: onderlinge weerstand tegen kosmische Paradijskracht, individuele omwentelingen van hun anti-zwaartekracht-potentiaal, en de intra-elektronische posities van de honderd ultimatonen die onderling met elkaar zijn verbonden.
1955 42:6.5 Mutual attraction holds one hundred ultimatons together in the constitution of the electron; and there are never more nor less than one hundred ultimatons in a typical electron. The loss of one or more ultimatons destroys typical electronic identity, thus bringing into existence one of the ten modified forms of the electron.
1997 42:6.5 Onderlinge aantrekking houdt honderd ultimatonen bijeen wanneer er een elektron wordt gevormd; er zijn bovendien nooit meer of minder dan honderd ultimatonen in een typisch elektron. Het verlies van een of meer ultimatonen doet de typische elektronische identeit teniet, waardoor een van de tien gemodificeerde vormen van het elektron ontstaat.
1955 42:6.6 Ultimatons do not describe orbits or whirl about in circuits within the electrons, but they do spread or cluster in accordance with their axial revolutionary velocities, thus determining the differential electronic dimensions. This same ultimatonic velocity of axial revolution also determines the negative or positive reactions of the several types of electronic units. The entire segregation and grouping of electronic matter, together with the electric differentiation of negative and positive bodies of energy-matter, result from these various functions of the component ultimatonic interassociation.
1997 42:6.6 Ultimatonen beschrijven geen kringloop, noch wervelen zij rond in circuits binnen de elektronen, maar wel spreiden zij zich uit of vormen zij clusters overeenkomstig hun axiale omwentelingssnelheden, waardoor zij de differentiële elektronische dimensies bepalen. Deze zelfde ultimatonische snelheid van axiale omwenteling bepaalt eveneens de negatieve of positieve reacties van de verschillende typen elektronische eenheden. De gehele segregatie en samenvoeging van elektronische materie, evenals de elektrische differentiatie van negatieve en positieve deeltjes van energie-materie, is het gevolg van deze verschillende functies van de samenstellende interassociatie der ultimatonen.
1955 42:6.7 Each atom is a trifle over 1/100,000,000th of an inch in diameter, while an electron weighs a little more than 1/2,000th of the smallest atom, hydrogen. The positive proton, characteristic of the atomic nucleus, while it may be no larger than a negative electron, weighs almost two thousand times more.
1997 42:6.7 Elk atoom heeft een diameter van iets meer dan een kwart van 1/100.000.000 ste cm, terwijl een elektron iets meer weegt dan 1/2.000 ste deel van het kleinste atoom, waterstof. Hoewel het niet groter behoeft te zijn dan een negatief elektron, weegt het positieve proton, dat kenmerkend is voor de atoomkern, bijna tweeduizend maal zoveel.
1955 42:6.8 If the mass of matter should be magnified until that of an electron equaled one tenth of an ounce, then were size to be proportionately magnified, the volume of such an electron would become as large as that of the earth. If the volume of a proton—eighteen hundred times as heavy as an electron—should be magnified to the size of the head of a pin, then, in comparison, a pin’s head would attain a diameter equal to that of the earth’s orbit around the sun.
1997 42:6.8 Indien de massa van de materie vergroot zou worden totdat een elektron de massa zou hebben van een tiende van een ounce [2,83 gram], dan zou, indien de afmeting vervolgens proportioneel vergroot zou worden, het volume van zulk een elektron even groot worden als dat van de aarde. Indien het volume van een proton — achttienhonderd maal zo zwaar als een elektron — vergroot zou worden tot de omvang van een speldeknop, dan zou, in vergelijking, een speldeknop een diameter krijgen die gelijk zou zijn aan die van de omloop van de aarde om de zon.
7. ATOMIC MATTER
7. ATOMAIRE MATERIE
1955 42:7.1 The formation of all matter is on the order of the solar system. There is at the center of every minute universe of energy a relatively stable, comparatively stationary, nuclear portion of material existence. This central unit is endowed with a threefold possibility of manifestation. Surrounding this energy center there whirl, in endless profusion but in fluctuating circuits, the energy units which are faintly comparable to the planets encircling the sun of some starry group like your own solar system.
1997 42:7.1 De structuur van alle materie is bij benadering die van het zonnestelsel. In het centrum van ieder minuscuul universum van energie bevindt zich een materieel kerndeel, dat een relatief stabiele en stationaire bestaan leidt. Deze centrale eenheid beschikt over een drievoudige mogelijkheid tot manifestatie. In eindeloze overvloed, maar in fluctuerende circuits, wervelen rond dit energiecentrum de energie-eenheden, die enigszins te vergelijken zijn met de planeten die rond de zon wentelen in een groep sterren zoals uw eigen zonnestelsel.
1955 42:7.2 Within the atom the electrons revolve about the central proton with about the same comparative room the planets have as they revolve about the sun in the space of the solar system. There is the same relative distance, in comparison with actual size, between the atomic nucleus and the inner electronic circuit as exists between the inner planet, Mercury, and your sun.
1997 42:7.2 Binnen het atoom hebben de elektronen bij hun rondwenteling rond het centrale proton ongeveer dezelfde relatieve hoeveelheid ruimte als de planeten ter beschikking staat bij hun omwenteling rond de zon in de ruimte van het zonnestelsel. Tussen de atoomkern en het binnenste elektronische circuit bestaat dezelfde relatieve afstand, vergeleken met de werkelijke omvang, als tussen de binnenste planeet Mercurius, en uw zon.
1955 42:7.3 The electronic axial revolutions and their orbital velocities about the atomic nucleus are both beyond the human imagination, not to mention the velocities of their component ultimatons. The positive particles of radium fly off into space at the rate of ten thousand miles a second, while the negative particles attain a velocity approximating that of light.
1997 42:7.3 Zowel de axiale rotaties als de omloopsnelheden van de elektronen rond de atoomkern, gaan het menselijk voorstellingsvermogen te boven, om maar te zwijgen van de snelheden van hun samenstellende ultimatonen. De positieve radiumdeeltjes vliegen de ruimte in met een snelheid van zestienduizend kilometer per seconde, terwijl de negatieve deeltjes een snelheid bereiken welke die van het licht benadert.
1955 42:7.4 The local universes are of decimal construction. There are just one hundred distinguishable atomic materializations of space-energy in a dual universe; that is the maximum possible organization of matter in Nebadon. These one hundred forms of matter consist of a regular series in which from one to one hundred electrons revolve around a central and relatively compact nucleus. It is this orderly and dependable association of various energies that constitutes matter.
1997 42:7.4 De plaatselijke universa kennen een decimale constructie. Er bestaan precies honderd verschillende atomaire materialisaties van ruimte-energie in een tweevoudig universum; dit is de maximale organisatie van materie die in Nebadon mogelijk is. Deze honderd vormen van materie bestaan uit een regelmatige reeks waarin tussen één en honderd elektronen rond een centrale, betrekkelijk compacte kern wentelen. Uit deze ordelijke, betrouwbare samenwerking van verschillende energieën nu bestaat materie.
1955 42:7.5 Not every world will show one hundred recognizable elements at the surface, but they are somewhere present, have been present, or are in process of evolution. Conditions surrounding the origin and subsequent evolution of a planet determine how many of the one hundred atomic types will be observable. The heavier atoms are not found on the surface of many worlds. Even on Urantia the known heavier elements manifest a tendency to fly to pieces, as is illustrated by radium behavior.
1997 42:7.5 Niet op iedere wereld zullen er honderd herkenbare elementen aan de oppervlakte zijn te vinden, maar ergens zijn ze aanwezig, aanwezig geweest, of bezig te evolueren. De omstandigheden bij de oorsprong en latere evolutie van een planeet bepalen hoeveel van de honderd typen atomen waarneembaar zullen zijn. Aan de oppervlakte van vele werelden worden de zwaardere atomen niet aangetroffen. Zelfs op Urantia vertonen de bekende zwaardere elementen een neiging om uit elkaar te vliegen, zoals wordt geïllustreerd door het gedrag van radium.
1955 42:7.6 Stability of the atom depends on the number of electrically inactive neutrons in the central body. Chemical behavior is wholly dependent on the activity of the freely revolving electrons.
1997 42:7.6 De stabiliteit van het atoom hangt af van het aantal elektrisch inactieve neutronen in het centrale lichaam. Het chemische gedrag is geheel afhankelijk van de activiteit van de vrij omwentelende elektronen.
1955 42:7.7 In Orvonton it has never been possible naturally to assemble over one hundred orbital electrons in one atomic system. When one hundred and one have been artificially introduced into the orbital field, the result has always been the instantaneous disruption of the central proton with the wild dispersion of the electrons and other liberated energies.
1997 42:7.7 In Orvonton is het nooit mogelijk geweest om op natuurlijke wijze meer dan honderd rondwentelende elektronen tot één atomair systeem samen te voegen. Wanneer er honderd en één kunstmatig in het orbitale veld werden gebracht, is het resultaat altijd geweest dat het centrale proton vrijwel ogenblikkelijk uiteenviel, en dat de elektronen en andere vrijgekomen energieën zich in het wilde weg verspreidden.
1955 42:7.8 While atoms may contain from one to one hundred orbital electrons, only the outer ten electrons of the larger atoms revolve about the central nucleus as distinct and discrete bodies, intactly and compactly swinging around on precise and definite orbits. The thirty electrons nearest the center are difficult of observation or detection as separate and organized bodies. This same comparative ratio of electronic behavior in relation to nuclear proximity obtains in all atoms regardless of the number of electrons embraced. The nearer the nucleus, the less there is of electronic individuality. The wavelike energy extension of an electron may so spread out as to occupy the whole of the lesser atomic orbits; especially is this true of the electrons nearest the atomic nucleus.
1997 42:7.8 Hoewel atomen tussen de één en honderd orbitale elektronen kunnen bevatten, wentelen alleen de tien buitenste elektronen van de grotere atomen als goed waarneembare, afzonderlijke deeltjes rond de centrale kern, waarbij zij intact en compact, exacte, duidelijk afgebakende banen volgen. De dertig elektronen die zich het dichtst bij het centrum bevinden, zijn moeilijk waarneembaar of bespeurbaar als separate, georganiseerde deeltjes. Dezelfde proportionele verhouding tussen het gedrag van de elektronen en hun nabijheid tot de kern geldt voor alle atomen, ongeacht het aantal elektronen dat zij bevatten. Hoe dichter bij de kern, hoe minder elektronische individualiteit. De golfachtige energie-uitbreiding van een elektron kan zover gaan, dat zij het geheel van de kleinere atomaire banen beslaat; dit geldt vooral voor de elektronen die zich het dichtst bij de atoomkern bevinden.
1955 42:7.9 The thirty innermost orbital electrons have individuality, but their energy systems tend to intermingle, extending from electron to electron and well-nigh from orbit to orbit. The next thirty electrons constitute the second family, or energy zone, and are of advancing individuality, bodies of matter exerting a more complete control over their attendant energy systems. The next thirty electrons, the third energy zone, are still more individualized and circulate in more distinct and definite orbits. The last ten electrons, present in only the ten heaviest elements, are possessed of the dignity of independence and are, therefore, able to escape more or less freely from the control of the mother nucleus. With a minimum variation in temperature and pressure, the members of this fourth and outermost group of electrons will escape from the grasp of the central nucleus, as is illustrated by the spontaneous disruption of uranium and kindred elements.
1997 42:7.9 De dertig binnenste orbitale elektronen hebben wel individualiteit, maar hun energiesystemen hebben de neiging zich te vermengen, aangezien zij van het ene elektron tot het volgende reiken, en vrijwel van baan tot baan. De volgende dertig elektronen vormen de tweede familie, of energiezone, en vertonen toenemende individualiteit: dit zijn lichamen van materie die een vollediger controle hebben over hun energiesystemen. De volgende dertig elektronen, de derde energiezone, zijn nog sterker geïndividualiseerd en bewegen zich in beter waarneembare en afgebakende banen. De laatste tien elektronen, alleen aanwezig in de tien zwaarste elementen, bezitten de waardigheid van onafhankelijkheid en zijn daarom in staat min of meer vrijelijk te ontsnappen aan de controle van de moederkern. Bij een minieme variatie in temperatuur en druk, gaan de leden van deze vierde, buitenste groep elektronen al ontsnappen aan de greep van de centrale kern, zoals wordt geïllustreerd door het spontane uiteenvallen van uranium en verwante elementen.
1955 42:7.10 The first twenty-seven atoms, those containing from one to twenty-seven orbital electrons, are more easy of comprehension than the rest. From twenty-eight upward we encounter more and more of the unpredictability of the supposed presence of the Unqualified Absolute. But some of this electronic unpredictability is due to differential ultimatonic axial revolutionary velocities and to the unexplained “huddling” proclivity of ultimatons. Other influences—physical, electrical, magnetic, and gravitational—also operate to produce variable electronic behavior. Atoms therefore are similar to persons as to predictability. Statisticians may announce laws governing a large number of either atoms or persons but not for a single individual atom or person.
1997 42:7.10 De eerste zevenentwintig atomen, die één tot zevenentwintig orbitale elektronen bevatten, zijn gemakkelijker te volgen dan de rest. Vanaf de achtentwintigste ontmoeten we steeds meer de onvoorspelbaarheid van de veronderstelde aanwezigheid van het Ongekwalificeerd Absolute. Een gedeelte van deze elektronische onvoorspelbaarheid is echter te wijten aan differentiële axiale omwentelingssnelheden van ultimatonen en aan hun nog niet verklaarde neiging om ‘bij elkaar te kruipen.’ Er zijn ook andere invloeden van fysische, elektrische, magnetische en gravitationele aard die veranderlijk elektronisch gedrag veroorzaken. Wat hun voorspelbaarheid betreft, lijken atomen derhalve op personen. Statistici kunnen wel wetten vaststellen die voor grote aantallen atomen of mensen opgaan, maar niet voor een enkel individueel atoom of persoon.
8. ATOMIC COHESION
8. ATOMAIRE COHESIE
1955 42:8.1 While gravity is one of several factors concerned in holding together a tiny atomic energy system, there is also present in and among these basic physical units a powerful and unknown energy, the secret of their basic constitution and ultimate behavior, a force which remains to be discovered on Urantia. This universal influence permeates all the space embraced within this tiny energy organization.
1997 42:8.1 Terwijl de zwaartekracht één van meerdere factoren is die een rol spelen in het bijeenhouden van een minuscuul atomair energiesysteem, is er in en tussen deze fundamentele fysische eenheden ook een krachtige, onbekende energie aanwezig, het geheim van hun fundamentele constitutie en ultieme gedrag, een kracht die op Urantia nog ontdekt moet worden. Deze universele invloed doordringt alle ruimte die binnen deze minuscule energiestructuur besloten ligt.
1955 42:8.2 The interelectronic space of an atom is not empty. Throughout an atom this interelectronic space is activated by wavelike manifestations which are perfectly synchronized with electronic velocity and ultimatonic revolutions. This force is not wholly dominated by your recognized laws of positive and negative attraction; its behavior is therefore sometimes unpredictable. This unnamed influence seems to be a space-force reaction of the Unqualified Absolute.
1997 42:8.2 De inter-elektronische ruimte van een atoom is niet leeg. Overal in het atoom wordt deze inter-elektronische ruimte geactiveerd door golfachtige verschijnselen die volmaakt gesynchroniseerd zijn met de snelheid der elektronen en de omwentelingen van de ultimatonen. Deze kracht is niet geheel onderhevig aan de bij u bekende wetten van positieve en negatieve aantrekking en daarom is haar gedrag soms onvoorspelbaar. Deze naamloze invloed schijnt een ruimte-Paradijskracht-reactie te zijn van het Ongekwalificeerd Absolute.
1955 42:8.3 The charged protons and the uncharged neutrons of the nucleus of the atom are held together by the reciprocating function of the mesotron, a particle of matter 180 times as heavy as the electron. Without this arrangement the electric charge carried by the protons would be disruptive of the atomic nucleus.
1997 42:8.3 De geladen protonen en de niet-geladen neutronen van de atoomkern worden bijeengehouden door de complementaire functie van het mesotron, een materiedeeltje dat 180 maal zo zwaar is als het elektron. Als het niet zo was geregeld, zou de elektrische lading van de protonen de atoomkern doen uiteenvallen.
1955 42:8.4 As atoms are constituted, neither electric nor gravitational forces could hold the nucleus together. The integrity of the nucleus is maintained by the reciprocal cohering function of the mesotron, which is able to hold charged and uncharged particles together because of superior force-mass power and by the further function of causing protons and neutrons constantly to change places. The mesotron causes the electric charge of the nuclear particles to be incessantly tossed back and forth between protons and neutrons. At one infinitesimal part of a second a given nuclear particle is a charged proton and the next an uncharged neutron. And these alternations of energy status are so unbelievably rapid that the electric charge is deprived of all opportunity to function as a disruptive influence. Thus does the mesotron function as an “energy-carrier” particle which mightily contributes to the nuclear stability of the atom.
1997 42:8.4 Bij de opbouw van de atomen zouden noch elektrische noch gravitationele krachten de kern bijeen kunnen houden. De kern wordt intact gehouden door de reciproque cohesieve werking van het mesotron, dat in staat is om geladen en niet-geladen deeltjes bijeen te houden dankzij het grotere vermogen van zijn Paradijskracht-massa, en dankzij zijn bijkomende functie om protonen en neutronen voortdurend van plaats te doen wisselen. Het mesotron zorgt ervoor dat de elektrische lading van de kerndeeltjes onophoudelijk heen en weer wordt gegooid tussen protonen en neutronen. Eén oneindig klein deel van een seconde lang is een bepaald kerndeeltje een geladen proton en het volgende is het een neutron zonder lading. Deze wisselingen van energiestatus vinden zo ongelooflijk snel plaats, dat de elektrische lading geen enkele kans heeft om als een destructieve invloed te werken. Aldus functioneert het mesotron als een ‘energie-transporterend’ deeltje, dat een machtige bijdrage levert aan de stabiliteit van de atoomkern.
1955 42:8.5 The presence and function of the mesotron also explains another atomic riddle. When atoms perform radioactively, they emit far more energy than would be expected. This excess of radiation is derived from the breaking up of the mesotron “energy carrier,” which thereby becomes a mere electron. The mesotronic disintegration is also accompanied by the emission of certain small uncharged particles.
1997 42:8.5 De aanwezigheid en werking van het mesotron verklaart tevens een ander atomair raadsel. Wanneer atomen radio-actief optreden, geven zij veel meer energie af dan men zou verwachten. Deze overmaat aan straling wordt ontleend aan de afbraak van het ‘energie-transporterende’ mesotron, dat daardoor een gewoon elektron wordt. Het uiteenvallen van het mesotron gaat ook gepaard met de emissie van bepaalde kleine, niet-geladen deeltjes.
1955 42:8.6 The mesotron explains certain cohesive properties of the atomic nucleus, but it does not account for the cohesion of proton to proton nor for the adhesion of neutron to neutron. The paradoxical and powerful force of atomic cohesive integrity is a form of energy as yet undiscovered on Urantia.
1997 42:8.6 Het mesotron verklaart bepaalde cohesieve eigenschappen van de atoomkernen, maar het geeft geen verklaring voor de cohesie van protonen onderling of voor de aantrekking van neutronen onderling. De paradoxale, sterke kracht van de cohesieve atomaire integriteit is een vorm van energie die tot nu toe op Urantia niet is ontdekt.
1955 42:8.7 These mesotrons are found abundantly in the space rays which so incessantly impinge upon your planet.
1997 42:8.7 Deze mesotronen worden in overvloed aangetroffen in de ruimtestraling waardoor uw planeet onophoudelijk wordt getroffen.
9. NATURAL PHILOSOPHY
9. DE NATUURKUNDE
1955 42:9.1 Religion is not alone dogmatic; natural philosophy equally tends to dogmatize. When a renowned religious teacher reasoned that the number seven was fundamental to nature because there are seven openings in the human head, if he had known more of chemistry, he might have advocated such a belief founded on a true phenomenon of the physical world. There is in all the physical universes of time and space, notwithstanding the universal manifestation of the decimal constitution of energy, the ever-present reminder of the reality of the sevenfold electronic organization of prematter.
1997 42:9.1 Niet alleen de religie is dogmatisch — de natuurkunde heeft een even sterke neiging tot dogmatiseren. Toen een befaamd religieus leraar redeneerde dat het getal zeven een elementair gegeven in de natuur was omdat er zeven openingen zijn in het hoofd van de mens, zou hij een echt verschijnsel in de fysische wereld als bewijs voor dit geloof hebben kunnen aanvoeren, indien hij meer over chemie had geweten. In alle fysische universa in tijd en ruimte wordt er, ondanks de universele manifestatie van de decimale constitutie van energie, steeds concreet herinnerd aan de werkelijkheid van de zevenvoudige elektronische structuur van de prematerie.
1955 42:9.2 The number seven is basic to the central universe and the spiritual system of inherent transmissions of character, but the number ten, the decimal system, is inherent in energy, matter, and the material creation. Nevertheless the atomic world does display a certain periodic characterization which recurs in groups of seven—a birthmark carried by this material world indicative of its far-distant spiritual origin.
1997 42:9.2 Het getal zeven is fundamenteel voor het centrale universum en het geestelijke systeem van inherente transmissies van karakter, maar het getal tien, het decimale systeem, is eigen aan energie, materie en de materiële schepping. Niettemin vertoont de atomaire wereld een bepaalde periodieke karakterisering, die zich in groepen van zeven herhaalt — een geboortevlek die deze materiële wereld draagt en die op haar vèrgelegen geestelijke oorsprong duidt.
1955 42:9.3 This sevenfold persistence of creative constitution is exhibited in the chemical domains as a recurrence of similar physical and chemical properties in segregated periods of seven when the basic elements are arranged in the order of their atomic weights. When the Urantia chemical elements are thus arranged in a row, any given quality or property tends to recur by sevens. This periodic change by sevens recurs diminishingly and with variations throughout the entire chemical table, being most markedly observable in the earlier or lighter atomic groupings. Starting from any one element, after noting some one property, such a quality will change for six consecutive elements, but on reaching the eighth, it tends to reappear, that is, the eighth chemically active element resembles the first, the ninth the second, and so on. Such a fact of the physical world unmistakably points to the sevenfold constitution of ancestral energy and is indicative of the fundamental reality of the sevenfold diversity of the creations of time and space. Man should also note that there are seven colors in the natural spectrum.
1997 42:9.3 Het standhouden van deze zevenvoudigheid in de structuur der schepping manifesteert zich in de domeinen der chemie als een herhaling van gelijksoortige fysische en chemische eigenschappen in afzonderlijke perioden van zeven, wanneer de basiselementen naar hun atoomgewicht worden gerangschikt. Wanneer de chemische elementen van Urantia op deze wijze op een rij worden gezet, heeft iedere gegeven kwaliteit of eigenschap de neiging zich na zeven maal te herhalen. Deze periodieke verandering per zevental herhaalt zich in afnemende mate en met variaties door de hele chemische tabel heen, en is het duidelijkst waarneembaar in de eerste of lichte atomaire groepen. Wanneer ge van een willekeurig element uitgaat, en een bepaalde eigenschap daarvan hebt opgemerkt, zal deze kwaliteit bij zes volgende elementen veranderen, maar bij het achtste keert zij over het algemeen terug, dat wil zeggen, het achtste chemisch actieve element lijkt op het eerste, het negende op het tweede, en zo voort. Een dergelijk feit in de fysische wereld verwijst onmiskenbaar naar de zevenvoudige structuur van de oer-energie en duidt op de fundamentele werkelijkheid van de zevenvoudige diversiteit in de scheppingen in tijd en ruimte. Ge dient ook te bedenken dat er zeven kleuren zijn in het natuurlijke spectrum.
1955 42:9.4 But not all the suppositions of natural philosophy are valid; for example, the hypothetical ether, which represents an ingenious attempt of man to unify his ignorance of space phenomena. The philosophy of the universe cannot be predicated on the observations of so-called science. If such a metamorphosis could not be seen, a scientist would be inclined to deny the possibility of developing a butterfly out of a caterpillar.
1997 42:9.4 Niet alle veronderstellingen van de natuurkunde zijn echter steekhoudend; zo is bijvoorbeeld de hypothetische ether een vindingrijke poging van de mens om eenheid te scheppen in zijn onwetendheid aangaande ruimteverschijnselen. Uw filosofie over het universum kan niet worden gebaseerd op de waarnemingen van de zogenaamde natuurwetenschap. Wetenschaps-mensen zouden, indien een dergelijke metamorfose niet gezien zou kunnen worden, geneigd zijn de mogelijkheid te ontkennen dat een vlinder zich uit een rups ontwikkelt.
1955 42:9.5 Physical stability associated with biologic elasticity is present in nature only because of the well-nigh infinite wisdom possessed by the Master Architects of creation. Nothing less than transcendental wisdom could ever design units of matter which are at the same time so stable and so efficiently flexible.
1997 42:9.5 Er wordt alleen fysische stabiliteit samen met biologische elasticiteit in de natuur aangetroffen dankzij de welhaast oneindige wijsheid waarover de Meester-Architecten der schepping beschikken. Er is op zijn allerminst transcendente wijsheid nodig om eenheden van materie te ontwerpen die tegelijkertijd zo stabiel en zo efficiënt flexibel zijn.
10. UNIVERSAL NONSPIRITUAL ENERGY SYSTEMS
10. UNIVERSELE NIET-GEESTELIJKE ENERGIESYSTEMEN
1955 42:10.1 The endless sweep of relative cosmic reality, from the absoluteness of Paradise monota to the absoluteness of space potency, is suggestive of certain evolutions of relationship in the nonspiritual realities of the First Source and Center—those realities which are concealed in space potency, revealed in monota, and provisionally disclosed on intervening cosmic levels. This eternal cycle of energy, being circuited in the Father of universes, is absolute and, being absolute, is expansile in neither fact nor value; nevertheless the Primal Father is even now—as always—self-realizing of an ever-expanding arena of time-space, and of time-space-transcended, meanings, an arena of changing relationships wherein energy-matter is being progressively subjected to the overcontrol of living and divine spirit through the experiential striving of living and personal mind.
1997 42:10.1 De eindeloze uitgestrektheid van de relatieve kosmische werkelijkheid, van de absoluutheid van Paradijs-monota tot de absoluutheid van de ruimtepotentie, wijst op bepaalde ontwikkelingen van betrekking binnen de niet-geestelijke werkelijkheden van de Eerste Centrale Bron — de werkelijkheden die verborgen liggen in de ruimtepotentie, geopenbaard worden in monota, en voorlopig worden onthuld op tussenliggende kosmische niveaus. Deze eeuwige energiecyclus, die zijn circuit heeft in de Vader der universa, is absoluut, en omdat zij absoluut is, is zij noch in feite, noch in waarde, vatbaar voor uitbreiding; niettemin verwerkelijkt de Primaire Vader in en uit zichzelf ook nu — als immer — in en door middel van een zich steeds uitbreidende arena van tijd-ruimte betekenissen en van betekenissen die tijd en ruimte te boven gaan, een arena van veranderende betrekkingen, waarbinnen energie-materie meer en meer wordt onderworpen aan de albeheersing van levende, goddelijke geest door de experiëntiële inspanning van levend, persoonlijk bewustzijn.
1955 42:10.2 The universal nonspiritual energies are reassociated in the living systems of non-Creator minds on various levels, certain of which may be depicted as follows:
1997 42:10.2 De universele niet-geestelijke energieën worden in de levende systemen van niet-Schepper-bewustzijn opnieuw gecombineerd op verschillende niveaus, waarvan sommige als volgt kunnen worden beschreven:
1955 42:10.3 1. Preadjutant-spirit minds. This level of mind is nonexperiencing and on the inhabited worlds is ministered by the Master Physical Controllers. This is mechanical mind, the nonteachable intellect of the most primitive forms of material life, but the nonteachable mind functions on many levels beside that of primitive planetary life.
1997 42:10.3 1. Bewustzijn dat voorafgaat aan het optreden van de Assistent-Bewustzijnsgeesten. Dit niveau van bewustzijn kent geen ervaring en wordt op de bewoonde werelden toegediend door de Meester-Fysische Controleurs. Dit is het mechanische bewustzijn, het niet-onderwijsbare verstand van de primitiefste vormen van materieel leven, maar het niet-onderwijsbare bewustzijn functioneert op vele niveaus naast dat van primitieve planetaire levensvormen.
1955 42:10.4 2. Adjutant-spirit minds. This is the ministry of a local universe Mother Spirit functioning through her seven adjutant mind-spirits on the teachable (nonmechanical) level of material mind. On this level material mind is experiencing: as subhuman (animal) intellect in the first five adjutants; as human (moral) intellect in the seven adjutants; as superhuman (midwayer) intellect in the last two adjutants.
1997 42:10.4 2. Vormen van bewustzijn van de Assistent-Bewustzijnsgeesten. Dit is het dienstbetoon van een Moeder- Geest van een plaatselijk universum, die via haar zeven assistent-bewustzijnsgeesten functioneert op het niveau van het materiële bewustzijn dat onderwijsbaar (niet-mechanisch) is. Op dit niveau ervaart het materiële bewustzijn: als submenselijk (dierlijk) intellect in de eerste vijf assistenten, als menselijk (moreel) intellect in de zeven assistenten, en als bovenmenselijk (middenwezen) intellect in de laatste twee assistenten.
1955 42:10.5 3. Evolving morontia minds—the expanding consciousness of evolving personalities in the local universe ascending careers. This is the bestowal of the local universe Mother Spirit in liaison with the Creator Son. This mind level connotes the organization of the morontia type of life vehicle, a synthesis of the material and the spiritual which is effected by the Morontia Power Supervisors of a local universe. Morontia mind functions differentially in response to the 570 levels of morontia life, disclosing increasing associative capacity with the cosmic mind on the higher levels of attainment. This is the evolutionary course of mortal creatures, but mind of a nonmorontia order is also bestowed by a Universe Son and a Universe Spirit upon the nonmorontia children of the local creations.
1997 42:10.5 3. Vormen van evoluerend morontia-bewustzijn — het zich uitbreidende bewustzijn van evoluerende persoonlijkheden in hun loopbaan van opklimming in het plaatselijk universum. Dit is de schenking van de Moeder-Geest van het plaatselijk universum in samenwerkingsverband met de Schepper-Zoon. Dit niveau van bewustzijn impliceert de organisatie van een levensvoertuig van het morontia-type, een synthese van het materiële en het geestelijke, die tot stand wordt gebracht door de Morontia-Krachtsupervisoren van een plaatselijk universum. Morontia bewustzijn functioneert differentieel in reactie op de 570 niveaus van morontia-leven, en vertoont op de hogere niveaus die worden bereikt een toenemende capaciteit om verbindingen aan te gaan met het kosmische bewustzijn. Dit is de evolutionaire loopbaan van sterfelijke schepselen, maar bewustzijn van een niet-morontiale orde wordt door een Universum-Zoon en een Universum-Geest ook geschonken aan de niet-morontiale kinderen van de plaatselijke scheppingen.
1955 42:10.6 The cosmic mind. This is the sevenfold diversified mind of time and space, one phase of which is ministered by each of the Seven Master Spirits to one of the seven superuniverses. The cosmic mind encompasses all finite-mind levels and co-ordinates experientially with the evolutionary-deity levels of the Supreme Mind and transcendentally with the existential levels of absolute mind—the direct circuits of the Conjoint Actor.
1997 42:10.6 Het kosmische bewustzijn. Dit is het zevenvoudig gediversifieerde bewustzijn van tijd en ruimte, waarvan ieder van de Zeven Meester-Geesten één fase toedient aan één van de zeven superuniversa. Het kosmische bewustzijn omvat alle niveaus van het eindige bewustzijn, en werkt experiëntieel harmonieus samen met de evolutionaire-godheidsniveaus van het Allerhoogst Bewustzijn, en transcendentaal met de existentiële niveaus van het absolute bewustzijn — de directe circuits van de Vereend Handelende Geest.
1955 42:10.7 On Paradise, mind is absolute; in Havona, absonite; in Orvonton, finite. Mind always connotes the presence-activity of living ministry plus varied energy systems, and this is true of all levels and of all kinds of mind. But beyond the cosmic mind it becomes increasingly difficult to portray the relationships of mind to nonspiritual energy. Havona mind is subabsolute but superevolutionary; being existential-experiential, it is nearer the absonite than any other concept revealed to you. Paradise mind is beyond human understanding; it is existential, nonspatial, and nontemporal. Nevertheless, all of these levels of mind are overshadowed by the universal presence of the Conjoint Actor—by the mind-gravity grasp of the God of mind on Paradise.
1997 42:10.7 Op het Paradijs is bewustzijn absoluut, in Havona absoniet, in Orvonton eindig. Bewustzijn duidt altijd op de aanwezigheid-activiteit van levend dienstbetoon plus gevarieerde energiesystemen, en dit geldt voor alle niveaus en voor alle soorten bewustzijn. Maar voorbij het kosmische bewustzijn wordt het steeds moeilijker om de verbanden tussen bewustzijn en niet-geestelijke energie te beschrijven. Havona-bewustzijn is sub-absoluut maar boven-evolutionair; aangezien het existentieel-experiëntieel is, staat het dichter bij het absoniete dan iets anders dat u als denkbeeld is geopenbaard. Paradijs-bewustzijn gaat het menselijk begrip te boven; het is existentieel, niet-ruimtelijk en niet-tijdelijk. Niettemin worden al deze niveaus van bewustzijn gedomineerd door de universele tegenwoordigheid van de Vereend Handelende Geest — door de omvattende greep van de bewustzijnszwaartekracht van de God van bewustzijn op het Paradijs.
11. UNIVERSE MECHANISMS
11. UNIVERSUM-MECHANISMEN
1955 42:11.1 In the evaluation and recognition of mind it should be remembered that the universe is neither mechanical nor magical; it is a creation of mind and a mechanism of law. But while in practical application the laws of nature operate in what seems to be the dual realms of the physical and the spiritual, in reality they are one. The First Source and Center is the primal cause of all materialization and at the same time the first and final Father of all spirits. The Paradise Father appears personally in the extra-Havona universes only as pure energy and pure spirit—as the Thought Adjusters and other similar fragmentations.
1997 42:11.1 Bij de evaluatie en onderkenning van bewustzijn dient ge te bedenken dat het universum noch mechanisch, noch magisch is: het is een schepping van bewustzijn en een mechanisme dat aan wetten is gebonden. Maar ofschoon de wetten der natuur in hun praktische toepassing gelden in wat de twee gebieden van het fysische en het geestelijke lijken te zijn, zijn deze in werkelijkheid één. De Eerste Bron en Centrum is de primaire oorzaak van alle materialisatie en tegelijkertijd de eerste, finale Vader van alle geesten[2]. De Paradijs-Vader treedt in de universa buiten Havona persoonlijk alleen op als pure energie en pure geest — als de Gedachtenrichters en andere soortgelijke fragmentaties.
1955 42:11.2 Mechanisms do not absolutely dominate the total creation; the universe of universes in toto is mind planned, mind made, and mind administered. But the divine mechanism of the universe of universes is altogether too perfect for the scientific methods of the finite mind of man to discern even a trace of the dominance of the infinite mind. For this creating, controlling, and upholding mind is neither material mind nor creature mind; it is spirit-mind functioning on and from creator levels of divine reality.
1997 42:11.2 De totale schepping wordt niet absoluut door mechanismen gedomineerd; het universum van universa is in toto door bewustzijn ontworpen en door bewustzijn gemaakt, en het wordt door bewustzijn bestuurd. Maar het goddelijke mechanisme van het universum van universa is al te volmaakt dan dat er door de wetenschappelijke methoden van het eindige bewustzijn van de mens ook maar een spoor van de dominantie van het oneindige bewustzijn in kan worden onderkend. Dit scheppende, besturende en instandhoudende bewustzijn is immers noch materieel bewustzijn noch schepsel-bewustzijn: het is geest-bewustzijn dat functioneert op en vanuit niveaus van de scheppers van de goddelijke werkelijkheid.
1955 42:11.3 The ability to discern and discover mind in universe mechanisms depends entirely on the ability, scope, and capacity of the investigating mind engaged in such a task of observation. Time-space minds, organized out of the energies of time and space, are subject to the mechanisms of time and space.
1997 42:11.3 Het vermogen om in universum-mechanismen bewustzijn te bespeuren is geheel afhankelijk van het vermogen, de reikwijdte en capaciteit van het onderzoekende verstand dat zich dergelijke waarnemingen tot taak heeft gesteld. Het bewustzijn in tijd en ruimte, voortgebracht uit de energieën van tijd en ruimte, is onderworpen aan de mechanismen van tijd en ruimte.
1955 42:11.4 Motion and universe gravitation are twin facets of the impersonal time-space mechanism of the universe of universes. The levels of gravity response for spirit, mind, and matter are quite independent of time, but only true spirit levels of reality are independent of space (nonspatial). The higher mind levels of the universe—the spirit-mind levels—may also be nonspatial, but the levels of material mind, such as human mind, are responsive to the interactions of universe gravitation, losing this response only in proportion to spirit identification. Spirit-reality levels are recognized by their spirit content, and spirituality in time and space is measured inversely to the linear-gravity response.
1997 42:11.4 Beweging en universum-gravitatie zijn tweeling-facetten van het onpersoonlijke tijd-ruimte-mechanisme van het universum van universa. De niveaus van geest-, bewustzijn- en materie-respons op zwaartekracht zijn geheel onafhankelijk van de tijd, maar alleen echte geest-niveaus van werkelijkheid zijn onafhankelijk van de ruimte (niet-ruimtelijk). De hogere bewustzijnsniveaus in het universum — de niveaus van geest-bewustzijn — kunnen eveneens niet-ruimtelijk zijn, maar de niveaus van het materiële bewustzijn, zoals het menselijke bewustzijn, zijn responsief op de wisselwerkingen van de universum-gravitatie en verliezen deze respons alleen naar de mate van hun identificatie met geest. Niveaus van geest-werkelijkheid zijn herkenbaar aan hun geest-inhoud, en geestelijkheid in tijd en ruimte wordt gemeten in omgekeerde evenredigheid met de respons op de lineaire zwaartekracht.
1955 42:11.5 Linear-gravity response is a quantitative measure of nonspirit energy. All mass—organized energy—is subject to this grasp except as motion and mind act upon it. Linear gravity is the short-range cohesive force of the macrocosmos somewhat as the forces of intra-atomic cohesion are the short-range forces of the microcosmos. Physical materialized energy, organized as so-called matter, cannot traverse space without affecting linear-gravity response. Although such gravity response is directly proportional to mass, it is so modified by intervening space that the final result is no more than roughly approximated when expressed as inversely according to the square of the distance. Space eventually conquers linear gravitation because of the presence therein of the antigravity influences of numerous supermaterial forces which operate to neutralize gravity action and all responses thereto.
1997 42:11.5 De respons op de lineaire zwaartekracht is een kwantitatieve maat voor niet-geestelijke energie. Behalve voorzover beweging en bewustzijn erop inwerken, is alle massa — georganiseerde energie — onderworpen aan de greep van deze kracht. De lineaire zwaartekracht is de bindende kracht met kort bereik van de makrokosmos, ongeveer zoals de krachten van de intra-atomaire cohesie de krachten met kort bereik van de mikrokosmos zijn. Fysische gematerialiseerde energie, georganiseerd tot zogenoemde materie, kan de ruimte niet doorkruisen zonder dat de lineaire zwaartekracht-respons wordt beïnvloed. Hoewel deze zwaartekracht-respons recht evenredig is aan de massa, wordt zij door de tussenliggende ruimte zo gemodificeerd, dat wij het eindresultaat slechts ongeveer benaderen wanneer wij zeggen dat het omgekeerd evenredig is aan het kwadraat van de afstand. De ruimte overwint uiteindelijk de lineaire gravitatie, omdat in de ruimte de anti-zwaartekracht-invloeden van talrijke bovenmateriële krachten aanwezig zijn, die ervoor zorgen dat de werking van de zwaartekracht en alle reacties daarop, worden geneutraliseerd.
1955 42:11.6 Extremely complex and highly automatic-appearing cosmic mechanisms always tend to conceal the presence of the originative or creative indwelling mind from any and all intelligences very far below the universe levels of the nature and capacity of the mechanism itself. Therefore is it inevitable that the higher universe mechanisms must appear to be mindless to the lower orders of creatures. The only possible exception to such a conclusion would be the implication of mindedness in the amazing phenomenon of an apparently self-maintaining universe—but that is a matter of philosophy rather than one of actual experience.
1997 42:11.6 Uiterst complexe en ogenschijnlijk zeer automatische kosmische mechanismen leiden er altijd toe dat de aanwezigheid van het veroorzakende of scheppende bewustzijn, dat erin woont, verborgen blijft voor alle soorten verstandelijke wezens die zeer ver beneden de universum-niveaus van de natuur en het vermogen van dit mechanisme zelve liggen. Het is daarom onvermijdelijk dat de hogere mechanismen van het universum, van bewustzijn verstoken lijken in de waarneming van de lagere orden van schepselen. De enige mogelijke uitzondering op deze gevolgtrekking zou de implicatie van bewustzijn zijn in het verbazingwekkende verschijnsel van een universum dat blijkbaar zichzelf in stand houdt — maar dit is veeleer een zaak van filosofie dan van daadwerkelijke ervaring.
1955 42:11.7 Since mind co-ordinates the universe, fixity of mechanisms is nonexistent. The phenomenon of progressive evolution associated with cosmic self-maintenance is universal. The evolutionary capacity of the universe is inexhaustible in the infinity of spontaneity. Progress towards harmonious unity, a growing experiential synthesis superimposed on an ever-increasing complexity of relationships, could be effected only by a purposive and dominant mind.
1997 42:11.7 Omdat bewustzijn het universum coördineert, bestaat er geen onveranderlijkheid in mechanismen. Het verschijnsel van progressieve evolutie gecombineerd met kosmische zelfhandhaving is universeel. De evolutionaire capaciteit van het universum is onuitputtelijk in de oneindigheid van zijn spontaneïteit. Vooruitgang in de richting van harmonieuze eenheid, een groeiende experientiële synthese gesuperponeerd op een immer toenemende complexiteit van betrekkingen, kan alleen door een doelgericht, dominant bewustzijn worden verwezenlijkt.
1955 42:11.8 The higher the universe mind associated with any universe phenomenon, the more difficult it is for the lower types of mind to discover it. And since the mind of the universe mechanism is creative spirit-mind (even the mindedness of the Infinite), it can never be discovered or discerned by the lower-level minds of the universe, much less by the lowest mind of all, the human. The evolving animal mind, while naturally God-seeking, is not alone and of itself inherently God-knowing.
1997 42:11.8 Hoe hoger het universum-bewustzijn dat met een bepaald verschijnsel in het universum is verbonden, des te moeilijker is het voor de lagere typen bewustzijn om het te ontdekken. Aangezien het bewustzijn van het universum-mechanisme scheppend geest-bewustzijn is (en wel het bewustzijn van de Oneindige), kan het nooit worden ontdekt of waargenomen door de lagere niveaus van bewustzijn in het universum, en nog veel minder door het allerlaagste bewustzijn, dat van de mens. Het zich ontwikkelende dierlijke bewustzijn is weliswaar van nature Godzoekend, maar alleen en uit zichzelf niet inherent Godkennend.
12. PATTERN AND FORM—MIND DOMINANCE
12. PATROON EN VORM — DE DOMINANTIE VAN BEWUSTZIJN
1955 42:12.1 The evolution of mechanisms implies and indicates the concealed presence and dominance of creative mind. The ability of the mortal intellect to conceive, design, and create automatic mechanisms demonstrates the superior, creative, and purposive qualities of man’s mind as the dominant influence on the planet. Mind always reaches out towards:
1997 42:12.1 De evolutie van mechanismen impliceert en duidt op de verborgen aanwezigheid en dominantie van scheppend bewustzijn. Het vermogen van het sterfelijke intellect om automatische mechanismen te bedenken, te ontwerpen en te scheppen, toont aan dat de superieure, creatieve en doelgerichte eigenschappen van het bewustzijn van de mens de dominerende invloed zijn op de planeet. Bewustzijn streeft altijd naar:
1955 42:12.2 1. Creation of material mechanisms.
1997 42:12.2 1. de schepping van materiële mechanismen;
1997 42:12.3 2. het blootleggen van verborgen mysteries;
1955 42:12.4 3. Exploration of remote situations.
1997 42:12.4 3. het onderzoek van toestanden op verre afstand;
1955 42:12.6 5. Attainment of wisdom goals.
1997 42:12.6 5. het bereiken van doeleinden van wijsheid;
1955 42:12.8 7. The accomplishment of divine destinies—supreme, ultimate, and absolute.
1997 42:12.8 7. het tot stand brengen van goddelijke bestemmingen — allerhoogst, ultiem en absoluut.
1955 42:12.9 Mind is always creative. The mind endowment of an individual animal, mortal, morontian, spirit ascender, or finality attainer is always competent to produce a suitable and serviceable body for the living creature identity. But the presence phenomenon of a personality or the pattern of an identity, as such, is not a manifestation of energy, either physical, mindal, or spiritual. The personality form is the pattern aspect of a living being; it connotes the arrangement of energies, and this, plus life and motion, is the mechanism of creature existence.
1997 42:12.9 Bewustzijn is altijd creatief. Het bewustzijn dat wordt geschonken aan een individueel dier, een individuele sterveling of individueel morontia-wezen, van iemand die opklimt als geest of iemand die de volkomenheid heeft bereikt, is altijd competent om een lichaam voort te brengen dat passend en bruikbaar is voor de identiteit van dit levende schepsel. Maar het verschijnsel van de tegenwoordigheid van een persoonlijkheid, of het patroon van een identiteit, is als zodanig geen manifestatie van energie — fysische, mentale of geestelijke. De persoonlijkheidsgestalte is het patroon -aspect van een levend wezen; zij geeft de ordening van energieën te kennen, en samen met leven en beweging, is dit het mechanisme van het bestaan van een schepsel.
1955 42:12.10 Even spirit beings have form, and these spirit forms (patterns) are real. Even the highest type of spirit personalities have forms—personality presences in every sense analogous to Urantia mortal bodies. Nearly all beings encountered in the seven superuniverses are possessed of forms. But there are a few exceptions to this general rule: Thought Adjusters appear to be without form until after fusion with the surviving souls of their mortal associates. Solitary Messengers, Inspired Trinity Spirits, Personal Aids of the Infinite Spirit, Gravity Messengers, Transcendental Recorders, and certain others are also without discoverable form. But these are typical of the exceptional few; the great majority have bona fide personality forms, forms which are individually characteristic, and which are recognizable and personally distinguishable.
1997 42:12.10 Zelfs geest-wezens hebben een gestalte, en deze geest-gestalten (patronen) zijn werkelijk. Zelfs de hoogste typen geestelijke persoonlijkheden hebben een gestalte, een persoonlijkheidspresentie die in ieder opzicht analoog is aan het lichaam van stervelingen op Urantia. Vrijwel alle wezens die worden aangetroffen in de zeven superuniversa bezitten een gestalte. Er zijn echter enkele uitzonderingen op de algemene regel: Gedachtenrichters blijken geen gestalte te hebben tot na de fusie met de overlevende ziel van hun sterfelijke partners. Solitaire Boodschappers, Geïnspireerde Triniteitsgeesten, Persoonlijke Adjudanten van de Oneindige Geest, Zwaartekrachtboodschappers, Transcendentale Registrators en bepaalde andere wezens hebben evenmin een waarneembare gestalte. Maar deze wezens zijn typerend voor de weinigen die de uitzondering vormen; de grote meerderheid heeft een authentieke persoonlijkheidsgestalte, een vorm die kenmerkend is voor het individu, die herkenbaar is en persoonlijk te onderscheiden.
1955 42:12.11 The liaison of the cosmic mind and the ministry of the adjutant mind-spirits evolve a suitable physical tabernacle for the evolving human being. Likewise does the morontia mind individualize the morontia form for all mortal survivors. As the mortal body is personal and characteristic for every human being, so will the morontia form be highly individual and adequately characteristic of the creative mind which dominates it. No two morontia forms are any more alike than any two human bodies. The Morontia Power Supervisors sponsor, and the attending seraphim provide, the undifferentiated morontia material wherewith the morontia life can begin to work. And after the morontia life it will be found that spirit forms are equally diverse, personal, and characteristic of their respective spirit-mind indwellers.
1997 42:12.11 Het samenwerkingsverband van het kosmische bewustzijn en het dienstbetoon van de assistent-bewustzijnsgeesten ontwikkelen een passende fysische tabernakel voor de evoluerende mens. Zo ook individualiseert het morontia-bewustzijn de morontia-gestalte voor alle sterfelijke overlevenden. Zoals het sterfelijke lichaam persoonlijk en kenmerkend is voor iedere mens, zo zal ook de morontia-gestalte in hoge mate individueel zijn en voldoende kenmerkend voor het scheppende bewustzijn waardoor het wordt gedomineerd. Geen twee morontia-gestalten zijn gelijk, evenmin als er twee menselijke lichamen gelijk zijn. De Morontia-Krachtsupervisoren zijn verantwoordelijk voor het ongedifferentieerde morontia-materiaal waarmee de morontia-levensvorm kan beginnen te werken, en de dienende serafijnen verschaffen het. En na het morontia-leven zult ge bemerken dat geestelijke gestalten even verscheiden en persoonlijk zijn, en even kenmerkend voor de respectieve personen met geest-bewustzijn die deze bewonen.
1955 42:12.12 On a material world you think of a body as having a spirit, but we regard the spirit as having a body. The material eyes are truly the windows of the spirit-born soul. The spirit is the architect, the mind is the builder, the body is the material building.
1997 42:12.12 Op een materiële wereld denkt ge van een lichaam dat het een geest bezit, maar wij beschouwen de geest als in het bezit van een lichaam. De materiële ogen zijn waarlijk de vensters van de uit de geest geboren ziel. De geest is de architect, het bewustzijn is de bouwer, het lichaam is het materiële bouwwerk.
1955 42:12.13 Physical, spiritual, and mindal energies, as such and in their pure states, do not fully interact as actuals of the phenomenal universes. On Paradise the three energies are co-ordinate, in Havona co-ordinated, while in the universe levels of finite activities there must be encountered all ranges of material, mindal, and spiritual dominance. In nonpersonal situations of time and space, physical energy seems to predominate, but it also appears that the more nearly spirit-mind function approaches divinity of purpose and supremacy of action, the more nearly does the spirit phase become dominant; that on the ultimate level spirit-mind may become all but completely dominant. On the absolute level spirit certainly is dominant. And from there on out through the realms of time and space, wherever a divine spirit reality is present, whenever a real spirit-mind is functioning, there always tends to be produced a material or physical counterpart of that spirit reality.
1997 42:12.13 Als zodanig en in hun zuivere toestand, is er geen volledige interactie tussen fysische, geestelijke en mentale energieën als actuele fasen van de zintuiglijk waarneembare universa. Op het Paradijs zijn de drie energieën coördinatief, in Havona gecoördineerd, terwijl binnen de universum-niveaus der eindige activiteiten alle gradaties van materiële, mentale en geestelijke dominantie moeten worden ontmoet. In niet-persoonlijke situaties in tijd en ruimte lijkt fysische energie de overhand te hebben, maar het blijkt ook dat hoe dichter de werkzaamheid van geest-bewustzijn goddelijkheid van bedoeling en het allerhoogste niveau van activiteit nadert, hoe meer de geest-fase dominant wordt; dat op het ultieme niveau geest-bewustzijn vrijwel volledig dominant kan worden[3]. Op het absolute niveau is geest stellig dominant. En vanuit dat niveau wordt in de gebieden van tijd en ruimte en verder, overal waar een goddelijke geest-werkelijkheid tegenwoordig is, altijd wanneer er een echt geest-bewustzijn werkzaam is, ook vrijwel altijd een materiële of fysische tegenhanger van die geest-werkelijkheid voortgebracht.
1955 42:12.14 The spirit is the creative reality; the physical counterpart is the time-space reflection of the spirit reality, the physical repercussion of the creative action of spirit-mind.
1997 42:12.14 De geest is de scheppende realiteit; de fysische tegenhanger is de reflectie in tijd en ruimte van die realiteit, de fysische repercussie van de scheppende werking van geest-bewustzijn.
1955 42:12.15 Mind universally dominates matter, even as it is in turn responsive to the ultimate overcontrol of spirit. And with mortal man, only that mind which freely submits itself to the spirit direction can hope to survive the mortal time-space existence as an immortal child of the eternal spirit world of the Supreme, the Ultimate, and the Absolute: the Infinite.
1997 42:12.15 Overal in het universum wordt materie gedomineerd door bewustzijn, en op zijn beurt is bewustzijn responsief op de ultieme albeheersing van geest. Voor de sterveling geldt dan ook dat alleen het bewustzijn dat zich vrijelijk onderwerpt aan de leiding van de geest, kan hopen het bestaan van de sterveling in tijd en ruimte te overleven als een onsterfelijk kind van de eeuwige geest-wereld van de Allerhoogste, de Ultieme en de Absolute: de Oneindige.
1997 42:12.16 [Aangeboden door een Machtige Boodschapper die dienst doet in Nebadon, op verzoek van Gabriël.]
Verhandeling 41. Fysische aspecten van het Plaatselijk Universum |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 43. De Constellaties |