Het Urantia Boek in het Engels is sinds 2006 wereldwijd Public Domain.
Vertalingen: © 1997 De Stichting Urantia
Verhandeling 194. De uitstorting van de Geest van Waarheid |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 196. Het geloof van Jezus |
AFTER PENTECOST
NA PINKSTEREN
1955 195:0.1 THE results of Peter’s preaching on the day of Pentecost were such as to decide the future policies, and to determine the plans, of the majority of the apostles in their efforts to proclaim the gospel of the kingdom. Peter was the real founder of the Christian church; Paul carried the Christian message to the gentiles, and the Greek believers carried it to the whole Roman Empire.
1997 195:0.1 DE gevolgen van de prediking van Petrus op de dag van Pinksteren waren van dien aard, dat zij voor de meeste apostelen beslissend werden voor hun toekomstige beleid en hun plannen bepaalden bij hun inspanningen om het evangelie van het koninkrijk te verkondigen. Petrus was de werkelijke stichter van de Christelijke kerk; Paulus bracht de Christelijke boodschap over aan de niet-Joden, en de Griekse gelovigen brachten deze over aan het gehele Romeinse Rijk.
1955 195:0.2 Although the tradition-bound and priest-ridden Hebrews, as a people, refused to accept either Jesus’ gospel of the fatherhood of God and the brotherhood of man or Peter’s and Paul’s proclamation of the resurrection and ascension of Christ (subsequent Christianity), the rest of the Roman Empire was found to be receptive to the evolving Christian teachings. Western civilization was at this time intellectual, war weary, and thoroughly skeptical of all existing religions and universe philosophies. The peoples of the Western world, the beneficiaries of Greek culture, had a revered tradition of a great past. They could contemplate the inheritance of great accomplishments in philosophy, art, literature, and political progress. But with all these achievements they had no soul-satisfying religion. Their spiritual longings remained unsatisfied.
1997 195:0.2 Ofschoon de door tradities gebonden en door priesters onderdrukte Hebreeërs als volk weigerden Jezus’ evangelie van het vaderschap van God en de broederschap der mensen te aanvaarden, evenals de verkondiging van Petrus en Paulus van de opstanding en hemelvaart van Christus (het latere Christendom), bleek de rest van het Romeinse Rijk ontvankelijk voor de zich ontwikkelende Christelijke leringen[1]. De Westerse civilisatie was in die tijd intellectueel gericht, oorlogsmoe, en door en door skeptisch ten aanzien van alle bestaande religies en filosofieën over het universum. De volkeren van de Westerse wereld, die de weldaden van de Griekse cultuur hadden ontvangen, waren in het bezit van een gerespecteerde traditie die uit een groots verleden stamde. Zij konden zich verdiepen in de nalatenschap van grote prestaties op het gebied van filosofie, kunst, literatuur, en politieke vooruitgang. Niettegenstaande al deze prestaties, bezaten zij echter geen religie die hun ziel kon voldoen. Hun geestelijke verlangens bleven onbevredigd.
1955 195:0.3 Upon such a stage of human society the teachings of Jesus, embraced in the Christian message, were suddenly thrust. A new order of living was thus presented to the hungry hearts of these Western peoples. This situation meant immediate conflict between the older religious practices and the new Christianized version of Jesus’ message to the world. Such a conflict must result in either decided victory for the new or for the old or in some degree of compromise. History shows that the struggle ended in compromise. Christianity presumed to embrace too much for any one people to assimilate in one or two generations. It was not a simple spiritual appeal, such as Jesus had presented to the souls of men; it early struck a decided attitude on religious rituals, education, magic, medicine, art, literature, law, government, morals, sex regulation, polygamy, and, in limited degree, even slavery. Christianity came not merely as a new religion—something all the Roman Empire and all the Orient were waiting for—but as a new order of human society. And as such a pretension it quickly precipitated the social-moral clash of the ages. The ideals of Jesus, as they were reinterpreted by Greek philosophy and socialized in Christianity, now boldly challenged the traditions of the human race embodied in the ethics, morality, and religions of Western civilization.
1997 195:0.3 Op dit toneel van de menselijke samenleving drongen de leringen van Jezus, zoals vervat in de Christelijke boodschap, zich plotseling op. De hongerige harten van deze Westerse volken werd aldus een nieuw soort leven aangeboden. Deze situatie betekende dat er onmiddellijk strijd ontstond tussen de oude godsdienstige gebruiken en de nieuwe verchristelijkte versie van de boodschap van Jezus aan de wereld. Zulk een conflict moest wel uitlopen op ofwel een beslissende overwinning van het nieuwe of het oude, ofwel op een zeker compromis. De geschiedenis leert dat de worsteling eindigde in een compromis. Het Christendom veroorloofde zich om zoveel tegelijk te willen, dat geen enkel volk het in één of twee generaties kon verwerken. Het was niet eenvoudig een geestelijk beroep op de ziel der mensen, zoals Jezus had gedaan; het nam reeds vroeg een uitgesproken standpunt in ten aanzien van godsdienstige rituelen, het onderwijs, magie, geneeskunde, kunst, literatuur, de wet, de regering, de moraal, regels op seksueel gebied, polygamie, en zelfs, in beperkte mate, ten aanzien van de slavernij. Het Christendom trad niet louter op als een nieuwe religie — iets waarop het gehele Romeinse Rijk en het gehele Oosten wachtten — maar als een nieuwe orde der menselijke samenleving. En als zulk een pretentie verhaastte het al spoedig de sociaal-morele botsing der eeuwen. De idealen van Jezus, zoals zij opnieuw werden geinterpreteerd door de Griekse filosofie en gesocialiseerd in het Christendom, tartten nu stoutmoedig de tradities van het mensdom die in de ethiek, de moraal, en de religies van de Westerse civilisatie waren belichaamd.
1955 195:0.4 At first, Christianity won as converts only the lower social and economic strata. But by the beginning of the second century the very best of Greco-Roman culture was increasingly turning to this new order of Christian belief, this new concept of the purpose of living and the goal of existence.
1997 195:0.4 Aanvankelijk won het Christendom alleen bekeerlingen uit de lagere sociale en economische lagen. Maar tegen het begin van de tweede eeuw wendden de allerbeste elementen van de Grieks-Romeinse beschaving zich meer en meer tot deze nieuwe orde van het Christelijke ge- loof, dit nieuwe denkbeeld over de bedoeling van het leven en het doel van het bestaan.
1955 195:0.5 How did this new message of Jewish origin, which had almost failed in the land of its birth, so quickly and effectively capture the very best minds of the Roman Empire? The triumph of Christianity over the philosophic religions and the mystery cults was due to:
1997 195:0.5 Hoe kwam het dat deze nieuwe boodschap van Joodse origine, die in het land van herkomst welhaast gefaald had, zo snel en doeltreffend de allerbeste denkers van het Romeinse Rijk kon veroveren? De zege van het Christendom over de filosofische religies en de mysteriën was te danken aan:
1955 195:0.6 1. Organization. Paul was a great organizer and his successors kept up the pace he set.
1997 195:0.6 1. Organisatie. Paulus was een groot organisator en zijn opvolgers hielden het tempo vol dat hij had aangegeven.
1955 195:0.7 2. Christianity was thoroughly Hellenized. It embraced the best in Greek philosophy as well as the cream of Hebrew theology.
1997 195:0.7 2. Het Christendom raakte door en door gehelleniseerd. Het omhelsde het beste van de Griekse filosofie en ook de meest uitgelezen aspecten van de Hebreeuwse theologie.
1955 195:0.8 3. But best of all, it contained a new and great ideal, the echo of the life bestowal of Jesus and the reflection of his message of salvation for all mankind.
1997 195:0.8 3. Het beste van alles was echter dat het een nieuw, verheven ideaal inhield, de echo van het zelfschenkingsleven van Jezus en de weerspiegeling van zijn boodschap van redding voor de gehele mensheid.
1955 195:0.9 4. The Christian leaders were willing to make such compromises with Mithraism that the better half of its adherents were won over to the Antioch cult.
1997 195:0.9 4. De Christelijke leiders waren bereid zodanige schikkingen te treffen met het Mithraïsme, dat het merendeel van de aanhangers daarvan gewonnen werd voor de eredienst uit Antiochië.
1955 195:0.10 5. Likewise did the next and later generations of Christian leaders make such further compromises with paganism that even the Roman emperor Constantine was won to the new religion.
1997 195:0.10 5. De volgende en latere generaties van Christelijke leiders, waren eveneens bereid zodanige verdere compromissen te sluiten met het paganisme, dat zelfs de Romeinse keizer Constantijn voor de nieuwe religie werd gewonnen.
1955 195:0.11 But the Christians made a shrewd bargain with the pagans in that they adopted the ritualistic pageantry of the pagan while compelling the pagan to accept the Hellenized version of Pauline Christianity. They made a better bargain with the pagans than they did with the Mithraic cult, but even in that earlier compromise they came off more than conquerors in that they succeeded in eliminating the gross immoralities and also numerous other reprehensible practices of the Persian mystery.
1997 195:0.11 De Christenen sloten echter een sluw akkoord met de heidenen, in de zin dat zij de ritu- alistische praal van hen overnamen, terwijl zij de heidenen dwongen de gehelleniseerde versie van het Paulinische Christendom te aanvaarden. Zij sloten een beter akkoord met de heidenen dan met de Mithras-cultus, maar zelfs uit dat eerder aangegane compromis kwamen ze als meer dan overwinnaars te voorschijn, in de zin dat zij erin slaagden de grove onzedelijkheid en ook talrijke andere laakbare praktijken van de Perzische mysterie-cultus uit te schakelen.
1955 195:0.12 Wisely or unwisely, these early leaders of Christianity deliberately compromised the ideals of Jesus in an effort to save and further many of his ideas. And they were eminently successful. But mistake not! these compromised ideals of the Master are still latent in his gospel, and they will eventually assert their full power upon the world.
1997 195:0.12 Of het nu verstandig was of niet, deze leiders van het vroege Christendom schipperden welbewust met de idealen van Jezus, in een poging om vele van zijn ideeën te behouden en ingang te doen vinden. En zij slaagden daarin tot op grote hoogte. Maar vergis u niet! De idealen van de Meester waarmee zo is geschipperd, zijn nog steeds latent in zijn evangelie aanwezig, en uiteindelijk zullen zij hun volle kracht in de wereld laten gelden.
1955 195:0.13 By this paganization of Christianity the old order won many minor victories of a ritualistic nature, but the Christians gained the ascendancy in that:
1997 195:0.13 Door deze paganisering van het Christendom zegevierde de oude orde in vele ondergeschikte zaken van ritualistische aard, maar de Christenen kregen de overhand, in de zin dat:
1955 195:0.14 1. A new and enormously higher note in human morals was struck.
1997 195:0.14 1. de menselijke moraal op een nieuw en enorm veel hoger peil werd gebracht;
1997 195:0.15 2. een nieuw en veel ruimer Godsbegrip aan de wereld werd gegeven;
1955 195:0.16 3. The hope of immortality became a part of the assurance of a recognized religion.
1997 195:0.16 3. de hoop op onsterfelijkheid deel ging uitmaken van de zekerheid die een erkende religie bood;
1997 195:0.17 4. Jezus van Nazaret aan ’s mensen hongerende ziel werd gegeven.
1955 195:0.18 Many of the great truths taught by Jesus were almost lost in these early compromises, but they yet slumber in this religion of paganized Christianity, which was in turn the Pauline version of the life and teachings of the Son of Man. And Christianity, even before it was paganized, was first thoroughly Hellenized. Christianity owes much, very much, to the Greeks. It was a Greek, from Egypt, who so bravely stood up at Nicaea and so fearlessly challenged this assembly that it dared not so obscure the concept of the nature of Jesus that the real truth of his bestowal might have been in danger of being lost to the world. This Greek’s name was Athanasius, and but for the eloquence and the logic of this believer, the persuasions of Arius would have triumphed.
1997 195:0.18 Veel van de grote waarheden die Jezus had onderricht, gingen bijna verloren in deze compromissen van de begintijd, maar zij sluimeren nog steeds in deze religie van het door het heidendom beïnvloede Christendom, dat op zijn beurt de Paulinische versie was van het leven en het onderricht de Zoon des Mensen. En nog voordat het Christendom deze heidense invloed had ondergaan, was het al grondig gehelleniseerd. Het Christendom heeft veel, zeer veel te danken aan de Grieken. Het was een uit Egypte afkomstige Griek die zo moedig optrad in Nicea en deze vergadering zo onbevreesd ter verantwoording riep, dat zij het niet waagde het denkbeeld van de natuur van Jezus zo te verdoezelen, dat de werkelijke waarheid van zijn zelfschenking het gevaar zou hebben gelopen voor de wereld verloren te gaan. De naam van deze Griek was Athanasius, en zonder de welsprekendheid en logica van deze gelovige zouden de overtuigingen van Arius hebben gezegevierd.
1. INFLUENCE OF THE GREEKS
1. DE INVLOED VAN DE GRIEKEN
1955 195:1.1 The Hellenization of Christianity started in earnest on that eventful day when the Apostle Paul stood before the council of the Areopagus in Athens and told the Athenians about “the Unknown God.” There, under the shadow of the Acropolis, this Roman citizen proclaimed to these Greeks his version of the new religion which had taken origin in the Jewish land of Galilee. And there was something strangely alike in Greek philosophy and many of the teachings of Jesus. They had a common goal—both aimed at the emergence of the individual. The Greek, at social and political emergence; Jesus, at moral and spiritual emergence. The Greek taught intellectual liberalism leading to political freedom; Jesus taught spiritual liberalism leading to religious liberty. These two ideas put together constituted a new and mighty charter for human freedom; they presaged man’s social, political, and spiritual liberty.
1997 195:1.1 De hellenisering van het Christendom begon in ernst op de gedenkwaardige dag toen Paulus in Athene voor de raad van de Areopagus stond en tot de Atheners sprak over ‘de Onbekende God[2].’ Daar, in de schaduw van de Acropolis, verkondigde deze Romeinse burger aan de Grieken zijn versie van de nieuwe religie die haar oorsprong had in het Joodse land Galilea[3]. En er was iets in de Griekse filosofie dat wonderlijk genoeg overeenkomst vertoonde met veel van wat Jezus had onderricht. Ze hadden een gemeenschappelijk doel — beide richtten zich op de opkomst van het individu. De Grieken richtten zich op zijn sociale en politieke opkomst, Jezus zich op zijn morele en geestelijke opkomst. De Grieken onderrichtten een verstandelijk liberalisme dat tot politieke vrijheid voerde; Jezus leerde een geestelijk liberalisme dat tot religieuze vrijheid voerde. Deze beide ideeën tezamen vormden een nieuw, machtig handvest voor de menselijke vrijheid: zij waren de voorboden van ’s mensen sociale, politieke, en geestelijke vrijheid.
1955 195:1.2 Christianity came into existence and triumphed over all contending religions primarily because of two things:
1997 195:1.2 Het Christendom ontstond en zegevierde over alle concurrerende godsdiensten voornamelijk vanwege twee redenen:
1997 195:1.3 1. het Griekse denken was bereid nieuwe, goede ideeën over te nemen, zelfs van de Joden;
1955 195:1.4 2. Paul and his successors were willing but shrewd and sagacious compromisers; they were keen theologic traders.
1997 195:1.4 2. Paulus en zijn opvolgers waren bereid compromissen aan te gaan, doch deden dit op een handige en scherpzinnige wijze; zij waren schrandere theologische ruilhandelaars.
1955 195:1.5 At the time Paul stood up in Athens preaching “Christ and Him Crucified,” the Greeks were spiritually hungry; they were inquiring, interested, and actually looking for spiritual truth. Never forget that at first the Romans fought Christianity, while the Greeks embraced it, and that it was the Greeks who literally forced the Romans subsequently to accept this new religion, as then modified, as a part of Greek culture.
1997 195:1.5 In de tijd dat Paulus optrad in Athene en ‘Christus en Deze gekruisigd’ predikte, waren de Grieken hongerig in geestelijke zin; zij waren weetgierig, geïnteresseerd, en speurden inderdaad naar geestelijke waarheid[4]. Vergeet niet dat de Romeinen in het eerst het Christendom bevochten, terwijl de Grieken het aannamen, en dat het de Grieken waren die de Romeinen later letterlijk dwongen om deze nieuwe religie, zoals zij toen gemodificeerd was, als een onderdeel van de Griekse cultuur te aanvaarden.
1955 195:1.6 The Greek revered beauty, the Jew holiness, but both peoples loved truth. For centuries the Greek had seriously thought and earnestly debated about all human problems—social, economic, political, and philosophic—except religion. Few Greeks had paid much attention to religion; they did not take even their own religion very seriously. For centuries the Jews had neglected these other fields of thought while they devoted their minds to religion. They took their religion very seriously, too seriously. As illuminated by the content of Jesus’ message, the united product of the centuries of the thought of these two peoples now became the driving power of a new order of human society and, to a certain extent, of a new order of human religious belief and practice.
1997 195:1.6 De Grieken vereerden schoonheid, de Joden heiligheid, maar beide volken beminden waarheid. Eeuwenlang hadden de Grieken ernstig nagedacht en gedebatteerd over alle menselijke problemen — sociale, economische, politieke, en filosofische — behalve over religie. Slechts weinige Grieken hadden enige aandacht besteed aan religie, zij vatten zelfs hun eigen godsdienst niet erg serieus op. Eeuwenlang hadden de Joden deze andere gebieden van het denken verwaarloosd, terwijl zij hun volle aandacht gaven aan religie. Zij vatten hun godsdienst zeer ernstig op, al te ernstig zelfs. Uit de verenigde voortbrengselen van het eeuwenlange nadenken van deze twee volken, zoals deze nu werden toegelicht door de inhoud van de boodschap van Jezus, ontstond de stuwkracht van een nieuwe orde der menselijke samenleving en, tot op zekere hoogte, van een nieuwe orde van menselijk religieus geloof en handelen.
1955 195:1.7 The influence of Greek culture had already penetrated the lands of the western Mediterranean when Alexander spread Hellenistic civilization over the near-Eastern world. The Greeks did very well with their religion and their politics as long as they lived in small city-states, but when the Macedonian king dared to expand Greece into an empire, stretching from the Adriatic to the Indus, trouble began. The art and philosophy of Greece were fully equal to the task of imperial expansion, but not so with Greek political administration or religion. After the city-states of Greece had expanded into empire, their rather parochial gods seemed a little queer. The Greeks were really searching for one God, a greater and better God, when the Christianized version of the older Jewish religion came to them.
1997 195:1.7 De invloed van de Griekse cultuur was reeds doorgedrongen tot de landen rond de westelijke Middellandse Zee, toen Alexander de Helleense beschaving in de wereld van het Nabije Oosten verbreidde. De Grieken voeren zeer wel met hun religie en hun politiek zolang zij in kleine stadstaatjes leefden, maar toen de Macedonische koning het waagde om Griekenland uit te breiden tot een rijk dat reikte van de Adriatische Zee tot aan de Indus, begonnen de moeilijkheden. De kunst en de filosofie van Griekenland waren geheel berekend op de taak om zich over een heel rijk te verbreiden, maar dit was niet het geval met het Griekse politieke bestuur of de religie. Toen de stadstaatjes van Griekenland zich hadden uitgebreid tot een wereldrijk, leken hun tamelijk provinciale goden een beetje belachelijk. De Grieken waren werkelijk op zoek naar één God, een grotere en betere God, toen de verchristelijkte versie van de oudere Joodse religie hen bereikte.
1955 195:1.8 The Hellenistic Empire, as such, could not endure. Its cultural sway continued on, but it endured only after securing from the West the Roman political genius for empire administration and after obtaining from the East a religion whose one God possessed empire dignity.
1997 195:1.8 Het Helleense wereldrijk als zodanig kon niet standhouden. Het behield wel zijn culturele overwicht, maar het rijk kon slechts voortbestaan toen het zich, in het Westen, had verzekerd van het Romeinse politieke genie om een wereldrijk te kunnen besturen, en uit het Oosten een religie had verworven wier ene God genoeg waardigheid bezat voor een wereldrijk.
1955 195:1.9 In the first century after Christ, Hellenistic culture had already attained its highest levels; its retrogression had begun; learning was advancing but genius was declining. It was at this very time that the ideas and ideals of Jesus, which were partially embodied in Christianity, became a part of the salvage of Greek culture and learning.
1997 195:1.9 In de eerste eeuw na Christus had de Helleense cultuur haar hoogste toppen reeds bereikt. De neergang was begonnen: de geleerdheid nam toe, maar het genie liep terug. In deze tijd nu werden de ideeën en idealen van Jezus, die gedeeltelijk werden belichaamd in het Christendom, een onderdeel van de Griekse cultuur en geleerdheid die behouden bleven.
1955 195:1.10 Alexander had charged on the East with the cultural gift of the civilization of Greece; Paul assaulted the West with the Christian version of the gospel of Jesus. And wherever the Greek culture prevailed throughout the West, there Hellenized Christianity took root.
1997 195:1.10 Alexander was het Oosten binnengevallen met het culturele geschenk van de Griekse beschaving; Paulus bestormde het Westen met de Christelijke versie van het evangelie van Jezus. En overal in het Westen waar de Griekse cultuur de overhand kreeg, schoot ook het gehelleniseerde Christendom wortel.
1955 195:1.11 The Eastern version of the message of Jesus, notwithstanding that it remained more true to his teachings, continued to follow the uncompromising attitude of Abner. It never progressed as did the Hellenized version and was eventually lost in the Islamic movement.
1997 195:1.11 Niettegenstaande het feit dat de Oosterse versie van de boodschap van Jezus dichter bij zijn onderricht bleef, bleef het de instelling volgen van Abner die niet genegen was tot compromissen. Deze Oosterse versie zou nimmer de vooruitgang van de Helleense versie maken, en ging uiteindelijk verloren in de beweging van de Islam.
2. THE ROMAN INFLUENCE
2. DE ROMEINSE INVLOED
1955 195:2.1 The Romans bodily took over Greek culture, putting representative government in the place of government by lot. And presently this change favored Christianity in that Rome brought into the whole Western world a new tolerance for strange languages, peoples, and even religions.
1997 195:2.1 De Romeinen namen de Griekse cultuur in haar geheel over, en stelden het regeren door een vertegenwoordigend lichaam in de plaats van het werpen van het lot. En het duurde niet lang of deze verandering werkte ten gunste van het Christendom, in de zin dat Rome in de gehele Westerse wereld een nieuwe verdraagzaamheid introduceerde ten opzichte van vreemde talen, volkeren, en zelfs religies.
1955 195:2.2 Much of the early persecution of Christians in Rome was due solely to their unfortunate use of the term “kingdom” in their preaching. The Romans were tolerant of any and all religions but very resentful of anything that savored of political rivalry. And so, when these early persecutions, due so largely to misunderstanding, died out, the field for religious propaganda was wide open. The Roman was interested in political administration; he cared little for either art or religion, but he was unusually tolerant of both.
1997 195:2.2 Veel van de vroege vervolging der Christenen in Rome was uitsluitend te wijten aan hun minder gelukkig gebruik van de term ‘koninkrijk’ in hun prediking. De Romeinen waren verdraagzaam ten opzichte van alle religies, maar raakten zeer gebelgd door al wat naar politieke rivaliteit riekte. En toen deze vroege vervolgingen, die op zo grote schaal op misverstand berustten, waren uitgewoed, lag het terrein voor religieuze propaganda wijd open. De Romein was geïnteresseerd in politiek bestuur: hij had weinig op met kunst en religie, maar hij was wel ongewoon verdraagzaam jegens beide.
1955 195:2.3 Oriental law was stern and arbitrary; Greek law was fluid and artistic; Roman law was dignified and respect-breeding. Roman education bred an unheard-of and stolid loyalty. The early Romans were politically devoted and sublimely consecrated individuals. They were honest, zealous, and dedicated to their ideals, but without a religion worthy of the name. Small wonder that their Greek teachers were able to persuade them to accept Paul’s Christianity.
1997 195:2.3 Het Oosterse recht was streng en willekeurig het Griekse soepel en kunstzinnig; het Romeinse recht was waardig en boezemde ontzag in. De Romeinse opvoeding kweekte een ongekende, onwankelbare loyaliteit. De vroege Romeinen waren verknocht aan de staat, die zij uitzonderlijk vereerden. Ze waren eerlijk, ijverig, en hun idealen toegewijd, maar hadden geen religie die deze naam waardig was. Het was dan ook niet verwonderlijk dat hun Griekse leraren hen konden overreden om het Christendom van Paulus te aanvaarden.
1955 195:2.4 And these Romans were a great people. They could govern the Occident because they did govern themselves. Such unparalleled honesty, devotion, and stalwart self-control was ideal soil for the reception and growth of Christianity.
1997 195:2.4 Deze Romeinen waren een groots volk. Zij konden het Westen beheersen omdat zij zichzelf beheersten. Een dergelijke ongeëvenaarde eerlijkheid, toewijding, en stoere zelfbeheersing vormde een ideale bodem voor de aanvaarding en de groei van het Christendom.
1955 195:2.5 It was easy for these Greco-Romans to become just as spiritually devoted to an institutional church as they were politically devoted to the state. The Romans fought the church only when they feared it as a competitor of the state. Rome, having little national philosophy or native culture, took over Greek culture for its own and boldly adopted Christ as its moral philosophy. Christianity became the moral culture of Rome but hardly its religion in the sense of being the individual experience in spiritual growth of those who embraced the new religion in such a wholesale manner. True, indeed, many individuals did penetrate beneath the surface of all this state religion and found for the nourishment of their souls the real values of the hidden meanings held within the latent truths of Hellenized and paganized Christianity.
1997 195:2.5 Het viel deze Graeco-Romeinen niet moeilijk om geestelijk even gehecht te raken aan een institutionele kerk, als zij in politieke zin de staat waren toegewijd. De Romeinen bestreden de kerk slechts dàn wanneer zij vreesden dat zij een concurrent van de staat werd. Rome, met weinig of geen nationale filosofie of eigen cultuur, nam de Griekse cultuur als haar eigen cultuur over en nam Christus onvervaard aan als haar ethische levensbeschouwing. Het Christendom werd de ethische cultuur van Rome, maar niet echt haar religie, in de zin van de individuele ervaring in geestelijke groei van degenen die de nieuwe religie op zo grote schaal aanvaardden. Maar vele individuele gelovigen drongen toch door tot onder het oppervlak van deze staatsgodsdienst, en vonden daar ter spijziging van hun ziel de echte waarden, de verborgen zin en betekenissen, die de latente waarheden van het gehelleniseerde en gepaganiseerde Christendom bevatten.
1955 195:2.6 The Stoic and his sturdy appeal to “nature and conscience” had only the better prepared all Rome to receive Christ, at least in an intellectual sense. The Roman was by nature and training a lawyer; he revered even the laws of nature. And now, in Christianity, he discerned in the laws of nature the laws of God. A people that could produce Cicero and Vergil were ripe for Paul’s Hellenized Christianity.
1997 195:2.6 De Stoïcijnen en hun krachtige beroep op ‘de natuur en het geweten’ hadden heel Rome nog des te beter voorbereid om Christus te aanvaarden, althans in de verstandelijke zin. De Romein was van nature en door zijn opleiding een jurist: hij vereerde zelfs de wetten der natuur. En nu onderkende hij door het Christendom in de wetten der natuur de wetten van God. Een volk dat een Cicero en een Vergilius kon voortbrengen, was rijp voor het gehelleniseerde Christendom van Paulus.
1955 195:2.7 And so did these Romanized Greeks force both Jews and Christians to philosophize their religion, to co-ordinate its ideas and systematize its ideals, to adapt religious practices to the existing current of life. And all this was enormously helped by translation of the Hebrew scriptures into Greek and by the later recording of the New Testament in the Greek tongue.
1997 195:2.7 En dus dwongen deze geromaniseerde Grieken zowel de Joden als de Christenen om hun religie tot een filosofie te maken, om haar ideeën te coördineren en haar idealen te systematiseren, om religieuze gebruiken aan te passen aan de bestaande stroming in het leven. Dit alles werd enorm bevorderd door de vertaling van de Hebreeuwse schrift in het Grieks en door de latere optekening van het Nieuwe Testament in de Griekse taal.
1955 195:2.8 The Greeks, in contrast with the Jews and many other peoples, had long provisionally believed in immortality, some sort of survival after death, and since this was the very heart of Jesus’ teaching, it was certain that Christianity would make a strong appeal to them.
1997 195:2.8 In tegenstelling tot de Joden en vele andere volken, hadden de Grieken reeds lang provisorisch geloofd in onsterfelijkheid, een soort overleving na de dood, en aangezien dit nu juist het hart was van het onderricht van Jezus, was het zeker dat het Christendom hen sterk zou aanspreken.
1955 195:2.9 A succession of Greek-cultural and Roman-political victories had consolidated the Mediterranean lands into one empire, with one language and one culture, and had made the Western world ready for one God. Judaism provided this God, but Judaism was not acceptable as a religion to these Romanized Greeks. Philo helped some to mitigate their objections, but Christianity revealed to them an even better concept of one God, and they embraced it readily.
1997 195:2.9 Een reeks Grieks-culturele en Romeins-staatkundige overwinningen had de landen om de Middellandse Zee geconsolideerd tot één wereldrijk, met één taal en één cultuur, en had de Westerse wereld gereedgemaakt voor één God. Het Judaïsme verschafte haar deze God, maar als godsdienst was het Judaïsme niet aanvaardbaar voor deze geromaniseerde Grieken. Philo hielp sommigen van hen wel hun bezwaren enigszins weg te nemen, maar het Christendom onthulde hun een nog betere opvatting van één God, en deze opvatting omhelsden zij zonder aarzeling.
3. UNDER THE ROMAN EMPIRE
3. ONDER HET ROMEINSE RIJK
1955 195:3.1 After the consolidation of Roman political rule and after the dissemination of Christianity, the Christians found themselves with one God, a great religious concept, but without empire. The Greco-Romans found themselves with a great empire but without a God to serve as the suitable religious concept for empire worship and spiritual unification. The Christians accepted the empire; the empire adopted Christianity. The Roman provided a unity of political rule; the Greek, a unity of culture and learning; Christianity, a unity of religious thought and practice.
1997 195:3.1 Na de consolidatie van de Romeinse politieke overheersing en na de verspreiding van het Christendom, hadden de Christenen één God, een groots religieus denkbeeld, maar geen rijk. De Graeco-Romeinen hadden een groot wereldrijk, maar geen God die dienst kon doen als religieus denkbeeld in een godsdienst voor het gehele rijk, en voor de geestelijke eenwording daarvan. De Christenen accepteerden het rijk, het rijk nam het Christendom aan. De Romeinen zorgden voor eenheid in het politieke bestuur, de Grieken voor eenheid in de cultuur en wetenschap; het Christendom voor eenheid in het religieuze denken en handelen.
1955 195:3.2 Rome overcame the tradition of nationalism by imperial universalism and for the first time in history made it possible for different races and nations at least nominally to accept one religion.
1997 195:3.2 Rome kwam de traditie van het nationalisme te boven door het imperiale universalisme, en maakte het voor het eerst in de geschiedenis mogelijk dat verschillende rassen en naties althans in naam één godsdienst aannamen.
1955 195:3.3 Christianity came into favor in Rome at a time when there was great contention between the vigorous teachings of the Stoics and the salvation promises of the mystery cults. Christianity came with refreshing comfort and liberating power to a spiritually hungry people whose language had no word for “unselfishness.”
1997 195:3.3 Het Christendom raakte in de gunst in Rome in een tijd toen er grote strijd gaande was tussen de krachtige leer van de Stoïcijnen en de verlossingsbeloften van de mysteriën. Het Christendom kwam vol verkwikkende bemoediging en bevrijdende kracht tot een geestelijk hongerend volk, welks taal geen woord had voor ‘onbaatzuchtigheid.’
1955 195:3.4 That which gave greatest power to Christianity was the way its believers lived lives of service and even the way they died for their faith during the earlier times of drastic persecution.
1997 195:3.4 Het Christendom ontleende zijn grootste kracht aan de wijze waarop zijn gelovigen een leven van dienstbaarheid leidden, en zelfs aan de wijze waarop zij voor hun geloof stierven gedurende de vroege periode van de drastische vervolgingen.
1955 195:3.6 The early plan of Christian worship was largely taken over from the Jewish synagogue, modified by the Mithraic ritual; later on, much pagan pageantry was added. The backbone of the early Christian church consisted of Christianized Greek proselytes to Judaism.
1997 195:3.6 De opzet van de Christelijke eredienst uit de begintijd werd grotendeels overgenomen van de Joodse synagoge, gemodificeerd door het Mithraïsche ritueel; later werd er veel heidense praal aan toegevoegd. De ruggegraat van de vroeg-Christelijke kerk bestond uit Griekse proselieten van het Judaïsme, die Christen geworden waren.
1955 195:3.7 The second century after Christ was the best time in all the world’s history for a good religion to make progress in the Western world. During the first century Christianity had prepared itself, by struggle and compromise, to take root and rapidly spread. Christianity adopted the emperor; later, he adopted Christianity. This was a great age for the spread of a new religion. There was religious liberty; travel was universal and thought was untrammeled.
1997 195:3.7 De tweede eeuw na Christus was de beste tijd in de hele wereldgeschiedenis voor een goede religie om vooruitgang te kunnen boeken in de Westerse wereld. In de eerste eeuw had het Christendom zich door strijd en compromissen voorbereid om wortel te kunnen schieten en zich snel te kunnen verbreiden. Het Christendom nam de keizer aan; later nam hij het Christendom aan. Dit was een grootse tijd voor de verbreiding van een nieuwe religie. Er was vrijheid van godsdienst; er werd overal vrij gereisd en er bestond vrijheid van denken.
1955 195:3.8 The spiritual impetus of nominally accepting Hellenized Christianity came to Rome too late to prevent the well-started moral decline or to compensate for the already well-established and increasing racial deterioration. This new religion was a cultural necessity for imperial Rome, and it is exceedingly unfortunate that it did not become a means of spiritual salvation in a larger sense.
1997 195:3.8 De geestelijke stimulans door het in naam aanvaarden van het gehelleniseerde Christendom kwam te laat voor Rome om het reeds op gang gekomen zedelijke verval te voorkomen, of een compensatie te vormen voor de raciale achteruitgang die reeds vaste voet aan de grond had gekregen en steeds verder doorzette. De nieuwe religie was een culturele noodzaak voor het keizerlijke Rome, en het is buitengewoon betreurenswaardig dat het niet een middel tot geestelijke redding werd in bredere zin.
1955 195:3.9 Even a good religion could not save a great empire from the sure results of lack of individual participation in the affairs of government, from overmuch paternalism, overtaxation and gross collection abuses, unbalanced trade with the Levant which drained away the gold, amusement madness, Roman standardization, the degradation of woman, slavery and race decadence, physical plagues, and a state church which became institutionalized nearly to the point of spiritual barrenness.
1997 195:3.9 Zelfs een goede religie kon een groot keizerrijk niet behoeden voor de onvermijdelijke gevolgen van het gebrek aan persoonlijke participatie in regeringszaken, van al te veel paternalisme, te zware belastingen en grove misbruiken bij de inning daarvan, van een onevenwichtige handelsbalans met de Levant waardoor het goud wegvloeide, van verzotheid op amusement, van de Romeinse standaardisering, de degradatie van de vrouw, van slavernij en decadentie van het ras, van fysieke plagen, en een staatskerk die in zo sterke mate werd geïnstitutionaliseerd, dat zij welhaast geestelijk onvruchtbaar werd.
1955 195:3.10 Conditions, however, were not so bad at Alexandria. The early schools continued to hold much of Jesus’ teachings free from compromise. Pantaenus taught Clement and then went on to follow Nathaniel in proclaiming Christ in India. While some of the ideals of Jesus were sacrificed in the building of Christianity, it should in all fairness be recorded that, by the end of the second century, practically all the great minds of the Greco-Roman world had become Christian. The triumph was approaching completion.
1997 195:3.10 De toestand was echter niet zo slecht in Alexandrië. De scholen uit de begintijd bleven veel van het onderricht van Jezus vrijwaren voor compromissen. Pantaenus onderwees Clementinus en volgde daarna het voorbeeld van Natanael en ging in India Christus verkondigen. Hoewel be- paalde idealen van Jezus werden opgeofferd bij de opbouw van het Christendom, moet in alle bil- lijkheid worden vermeld, dat tegen het einde van de tweede eeuw praktisch alle grote denkers van de Grieks-Romeinse wereld Christen waren geworden. De overwinning was nagenoeg compleet.
1955 195:3.11 And this Roman Empire lasted sufficiently long to insure the survival of Christianity even after the empire collapsed. But we have often conjectured what would have happened in Rome and in the world if it had been the gospel of the kingdom which had been accepted in the place of Greek Christianity.
1997 195:3.11 Dit Romeinse Rijk bleef lang genoeg in stand om de overleving van het Christendom te verzekeren, zelfs toen het rijk was ineengestort. Maar wij hebben ons dikwijls afgevraagd wat er in Rome en in de wereld zou zijn gebeurd, indien het evangelie van het koninkrijk aanvaard zou zijn, in plaats van het Griekse Christendom.
4. THE EUROPEAN DARK AGES
4. DE DUISTERE MIDDELEEUWEN IN EUROPA
1955 195:4.1 The church, being an adjunct to society and the ally of politics, was doomed to share in the intellectual and spiritual decline of the so-called European “dark ages.” During this time, religion became more and more monasticized, asceticized, and legalized. In a spiritual sense, Christianity was hibernating. Throughout this period there existed, alongside this slumbering and secularized religion, a continuous stream of mysticism, a fantastic spiritual experience bordering on unreality and philosophically akin to pantheism.
1997 195:4.1 Omdat de kerk een aanhangsel van de maatschappij en bondgenoot van de staat was, was zij gedoemd mee te gaan in de intellectuele en geestelijke achteruitgang in de zogeheten Europese ‘duistere middeleeuwen.’ In deze tijd werd de godsdienst meer en meer een zaak van kloosterlingen en asceten en raakte zij aan wetten en regels gebonden. Geestelijk was het Christendom in winterslaap. In deze hele periode bestond er, naast deze sluimerende, verwereldlijkte religie, een ononderbroken stroom mystiek, een grillige geestelijke beleving die grensde aan het onwerkelijke, en filosofisch verwant was aan het pantheïsme.
1955 195:4.2 During these dark and despairing centuries, religion became virtually secondhanded again. The individual was almost lost before the overshadowing authority, tradition, and dictation of the church. A new spiritual menace arose in the creation of a galaxy of “saints” who were assumed to have special influence at the divine courts, and who, therefore, if effectively appealed to, would be able to intercede in man’s behalf before the Gods.
1997 195:4.2 Gedurende deze donkere, wanhopige eeuwen werd de religie praktisch weer iets tweedehands. Het individu verdween bijna in de dominerende schaduw van de autoriteit, de traditie en de dwingende voorschriften van de kerk. Een nieuwe geestelijke dreiging ontstond toen er een hele stoet ‘heiligen’ werd geschapen, van wie werd aangenomen dat zij een bijzondere invloed konden uitoefenen in de goddelijke gerechtshoven en die daarom, indien er een doeltreffend beroep op hen werd gedaan, ’s mensen voorspraak konden zijn bij de Goden.
1955 195:4.3 But Christianity was sufficiently socialized and paganized that, while it was impotent to stay the oncoming dark ages, it was the better prepared to survive this long period of moral darkness and spiritual stagnation. And it did persist on through the long night of Western civilization and was still functioning as a moral influence in the world when the renaissance dawned. The rehabilitation of Christianity, following the passing of the dark ages, resulted in bringing into existence numerous sects of the Christian teachings, beliefs suited to special intellectual, emotional, and spiritual types of human personality. And many of these special Christian groups, or religious families, still persist at the time of the making of this presentation.
1997 195:4.3 Maar het Christendom was voldoende gesocialiseerd en gepaganiseerd om, hoewel onmachtig om de nadering van de duistere eeuwen tegen te houden, des te beter de lange periode van morele duisternis en geestelijke stagnatie te kunnen overleven. Het hield inderdaad stand tijdens de lange nacht van de Westerse civilisatie, en functioneerde nog steeds als een ethische invloed in de wereld toen de renaissance aanbrak. De rehabilitatie van het Christendom na de duistere eeuwen liep uit op het ontstaan van talrijke sekten die de Christelijke leringen aanhingen, opvattingen die waren aangepast aan menselijke persoonlijkheden van speciale verstandelijke, emotionele en spirituele typen. Veel van deze speciale Christelijke groeperingen, of religieuze families, bestaan nog ten tijde van de aanbieding van deze verhandelingen.
1955 195:4.4 Christianity exhibits a history of having originated out of the unintended transformation of the religion of Jesus into a religion about Jesus. It further presents the history of having experienced Hellenization, paganization, secularization, institutionalization, intellectual deterioration, spiritual decadence, moral hibernation, threatened extinction, later rejuvenation, fragmentation, and more recent relative rehabilitation. Such a pedigree is indicative of inherent vitality and the possession of vast recuperative resources. And this same Christianity is now present in the civilized world of Occidental peoples and stands face to face with a struggle for existence which is even more ominous than those eventful crises which have characterized its past battles for dominance.
1997 195:4.4 Het Christendom heeft een geschiedenis die aantoont dat het is ontstaan uit de onbedoelde transformatie van de religie van Jezus in een religie over Jezus. Verder blijkt uit zijn geschiedenis dat het hellenisering, paganisering, secularisatie, institutionalisatie, intellectueel verval, geestelijke decadentie, een morele winterslaap, dreigende uitsterving, latere verjonging, fragmentatie, en meer recentelijk betrekkelijke rehabilitatie heeft doorstaan. Zulk een stamboom wijst op inherente vitaliteit en enorme vermogens te herstel. En dit zelfde Christendom is ook nu aanwezig in de geciviliseerde wereld der Westere volken en staat oog in oog met een worseling om zijn bestaan, die nog onheilspellender is dan de gedenkwaardige crises die zijn eerdere strijd om de heerschappij hebben gekenmerkt.
1955 195:4.5 Religion is now confronted by the challenge of a new age of scientific minds and materialistic tendencies. In this gigantic struggle between the secular and the spiritual, the religion of Jesus will eventually triumph.
1997 195:4.5 De religie ziet zich nu gesteld tegenover de uitdaging van een nieuw tijdperk van wetenschappelijk denken en materialistische neigingen. In deze gigantische strijd tussen het seculiere en het geestelijke zal de religie van Jezus uiteindelijk zegevieren.
5. THE MODERN PROBLEM
5. DE OPGAVE VAN DE MODERNE TIJD
1955 195:5.1 The twentieth century has brought new problems for Christianity and all other religions to solve. The higher a civilization climbs, the more necessitous becomes the duty to “seek first the realities of heaven” in all of man’s efforts to stabilize society and facilitate the solution of its material problems.
1997 195:5.1 De twintigste eeuw heeft voor het Christendom en alle andere religies nieuwe problemen met zich meegebracht die om oplossingen vragen. Hoe hoger een civilisatie stijgt, des te dringender wordt de plicht om ‘eerst de werkelijkheden des hemels’ te zoeken bij alle inspanningen van de mens om de maatschappij te stabiliseren en de oplossing van haar materiële problemen te bevorderen[6].
1955 195:5.2 Truth often becomes confusing and even misleading when it is dismembered, segregated, isolated, and too much analyzed. Living truth teaches the truth seeker aright only when it is embraced in wholeness and as a living spiritual reality, not as a fact of material science or an inspiration of intervening art.
1997 195:5.2 Waarheid wordt dikwijls verwarrend en zelfs misleidend wanneer zij wordt uiteengereten, gesegregeerd, geïsoleerd, en te veel geanalyseerd. Levende waarheid onderricht de waarheidzoeker alleen juist wanneer zij wordt omhelsd in heelheid en als een levende geestelijke realiteit, niet als een feit van de materiële wetenschap of een inspiratie van bemiddelende kunst.
1955 195:5.3 Religion is the revelation to man of his divine and eternal destiny. Religion is a purely personal and spiritual experience and must forever be distinguished from man’s other high forms of thought, such as:
1997 195:5.3 Religie is de openbaring aan de mens van zijn goddelijke, eeuwige bestemming. Religie is een zuiver persoonlijke, geestelijke ervaring en moet voorgoed worden onderscheiden van ’s mensen andere hoge vormen van denken, zoals:
1955 195:5.4 1. Man’s logical attitude toward the things of material reality.
1997 195:5.4 1. zijn logische instelling ten opzichte van de dingen der materiële werkelijkheid;
1955 195:5.5 2. Man’s aesthetic appreciation of beauty contrasted with ugliness.
1997 195:5.5 2. zijn esthetische waardering van schoonheid tegenover lelijkheid;
1955 195:5.6 3. Man’s ethical recognition of social obligations and political duty.
1997 195:5.6 3. zijn ethische erkenning van sociale verplichtingen en zijn plicht als staatsburger;
1955 195:5.7 4. Even man’s sense of human morality is not, in and of itself, religious.
1997 195:5.7 4. zelfs ’s mensen besef van menselijke moraliteit is op zichzelf en uit zichzelf, niet religieus.
1955 195:5.8 Religion is designed to find those values in the universe which call forth faith, trust, and assurance; religion culminates in worship. Religion discovers for the soul those supreme values which are in contrast with the relative values discovered by the mind. Such superhuman insight can be had only through genuine religious experience.
1997 195:5.8 Religie is bedoeld om die waarden in het universum te vinden die geloof, vertrouwen, en zekerheid oproepen: religie culmineert in godsverering. Religie ontdekt voor de ziel die allerhoogste waarden die in tegenstelling staan tot de relatieve waarden die door het verstand worden ontdekt. Dergelijk bovenmenselijk inzicht kan alleen door echte geestelijke ervaring worden verkregen.
1955 195:5.9 A lasting social system without a morality predicated on spiritual realities can no more be maintained than could the solar system without gravity.
1997 195:5.9 Een duurzaam sociaal stelsel zonder een ethiek die gegrond is op geestelijke werkelijkheden, kan evenmin in stand worden gehouden als het zonnestelsel zonder zwaartekracht.
1955 195:5.10 Do not try to satisfy the curiosity or gratify all the latent adventure surging within the soul in one short life in the flesh. Be patient! be not tempted to indulge in a lawless plunge into cheap and sordid adventure. Harness your energies and bridle your passions; be calm while you await the majestic unfolding of an endless career of progressive adventure and thrilling discovery.
1997 195:5.10 Probeert uw nieuwsgierigheid, of alle sluimerende avontuurlijkheid die in uw ziel opwelt, niet in één kort leven in het vlees te bevredigen. Hebt geduld! laat u niet verleiden om u losbandig in goedkoop, laag bij de gronds avontuur te storten. Brengt uw energieën in het gareel en beteugelt uw hartstochten; blijft kalm terwijl ge wacht op de majesteitelijke ontvouwing van een eindeloze loopbaan van steeds meer avontuur en opwindende ontdekkingen.
1955 195:5.11 In confusion over man’s origin, do not lose sight of his eternal destiny. Forget not that Jesus loved even little children, and that he forever made clear the great worth of human personality.
1997 195:5.11 In verwarring over de oorsprong van de mens, dient ge zijn eeuwige be- stemming niet uit het oog te verliezen. Vergeet niet dat Jezus zelfs kleine kinderen liefhad, n dat hij de grote waarde van de menselijke persoonlijkheid voor immer duidelijk heeft gemaakt.
1955 195:5.12 As you view the world, remember that the black patches of evil which you see are shown against a white background of ultimate good. You do not view merely white patches of good which show up miserably against a black background of evil.
1997 195:5.12 Wanneer ge naar de wereld kijkt, onthoudt dan dat de zwarte plekken van kwaad die ge ziet, zich voordoen tegen een witte achtergrond van uiteindelijk goed. Ge ziet niet alleen witte plekken van goed, die armetierig afsteken tegen een zwarte achtergrond van kwaad.
1955 195:5.13 When there is so much good truth to publish and proclaim, why should men dwell so much upon the evil in the world just because it appears to be a fact? The beauties of the spiritual values of truth are more pleasurable and uplifting than is the phenomenon of evil.
1997 195:5.13 Wanneer er zoveel goede waarheid is om bekend te maken en te verkondigen, waarom moeten mensen dan zoveel aandacht geven aan het kwaad in de wereld, alleen maar omdat het een feit lijkt te zijn? De schoonheden van de geestelijke waarden van waarheid zijn aangenamer en verheffender dan het verschijnsel van het kwaad.
1955 195:5.14 In religion, Jesus advocated and followed the method of experience, even as modern science pursues the technique of experiment. We find God through the leadings of spiritual insight, but we approach this insight of the soul through the love of the beautiful, the pursuit of truth, loyalty to duty, and the worship of divine goodness. But of all these values, love is the true guide to real insight.
1997 195:5.14 In de religie bepleitte en volgde Jezus de methode der ervaring, net zoals de moderne wetenschap de techniek van het experiment volgt. Wij vinden God door de aanwijzingen van het geestelijke inzicht, maar wij benaderen dit inzicht van de ziel door de liefde voor het schone, het zoeken naar waarheid, trouwe plichtsbetrachting en de verering van goddelijke goedheid. Maar van al deze waarden, is liefde de trouwe gids naar werkelijk inzicht.
6. MATERIALISM
6. HET MATERIALISME
1955 195:6.1 Scientists have unintentionally precipitated mankind into a materialistic panic; they have started an unthinking run on the moral bank of the ages, but this bank of human experience has vast spiritual resources; it can stand the demands being made upon it. Only unthinking men become panicky about the spiritual assets of the human race. When the materialistic-secular panic is over, the religion of Jesus will not be found bankrupt. The spiritual bank of the kingdom of heaven will be paying out faith, hope, and moral security to all who draw upon it “in His name.”
1997 195:6.1 Wetenschapsmensen hebben de mensheid onbedoeld in een materialistische paniek gestort; zij hebben een onbezonnen bestorming van de morele bank der eeuwen veroorzaakt, maar deze bank der menselijke ervaring heeft enorme geestelijke middelen: zij kan voldoen aan de eisen die haar gesteld worden. Alleen onnadenkende mensen raken in paniek over de geestelijke activa van het menselijk geslacht. Wanneer de materialistisch-seculiere paniek voorbij is, zal de religie van Jezus niet bankroet blijken te zijn. De geestelijke bank van het koninkrijk des hemels zal geloof, hoop en morele zekerheid uitbetalen aan allen die ‘in Zijn naam’ deze middelen opnemen.
1955 195:6.2 No matter what the apparent conflict between materialism and the teachings of Jesus may be, you can rest assured that, in the ages to come, the teachings of the Master will fully triumph. In reality, true religion cannot become involved in any controversy with science; it is in no way concerned with material things. Religion is simply indifferent to, but sympathetic with, science, while it supremely concerns itself with the scientist.
1997 195:6.2 Wat ook het schijnbare conflict tussen het materialisme en de leringen van Jezus moge zijn, ge kunt er zeker van zijn dat het onderricht van de Meester in de komende eeuwen geheel zal zegevieren. In werkelijkheid kan ware religie in geen enkel geschil met de natuurwetenschap verwikkeld raken: zij houdt zich in geen enkel opzicht bezig met materiële zaken. Religie staat eenvoudig neutraal maar welwillend tegenover de wetenschap, terwijl zij zich in de allerhoogste zin bezighoudt met de wetenschapsmens.
1955 195:6.3 The pursuit of mere knowledge, without the attendant interpretation of wisdom and the spiritual insight of religious experience, eventually leads to pessimism and human despair. A little knowledge is truly disconcerting.
1997 195:6.3 Het najagen van loutere kennis, zonder de begeleidende interpretatie door wijsheid en zonder het geestelijk inzicht van de religieuze ervaring, leidt uiteindelijk tot pessimisme en menselijke wanhoop. Een beetje kennis is waarlijk verontrustend.
1955 195:6.4 At the time of this writing the worst of the materialistic age is over; the day of a better understanding is already beginning to dawn. The higher minds of the scientific world are no longer wholly materialistic in their philosophy, but the rank and file of the people still lean in that direction as a result of former teachings. But this age of physical realism is only a passing episode in man’s life on earth. Modern science has left true religion—the teachings of Jesus as translated in the lives of his believers—untouched. All science has done is to destroy the childlike illusions of the misinterpretations of life.
1997 195:6.4 Op het moment dat dit geschreven wordt, is het ergste van het materialistische tijdperk voorbij: de dageraad van een beter begrip is reeds aangebroken. De beste denkers in de wetenschappelijke wereld zijn al niet meer geheel materialistisch in hun opvatting, maar de gewone man helt nog steeds over tot het materialisme door wat hem vroeger is geleerd. Dit tijdperk van fysisch realisme is echter slechts een voorbijgaande episode in het leven van de mens op aarde. De moderne wetenschap heeft echte religie — het onderricht van Jezus zoals vertaald in het leven van zijn gelovigen — onaangetast gelaten. Al wat de wetenschap heeft gedaan, is het vernietigen van de kinderlijke illusies van de verkeerde interpretaties van het leven.
1955 195:6.5 Science is a quantitative experience, religion a qualitative experience, as regards man’s life on earth. Science deals with phenomena; religion, with origins, values, and goals. To assign causes as an explanation of physical phenomena is to confess ignorance of ultimates and in the end only leads the scientist straight back to the first great cause—the Universal Father of Paradise.
1997 195:6.5 De natuurwetenschap is een kwantitatieve, religie een kwalitatieve ervaring met betrekking tot het leven van de mens op aarde. De wetenschap houdt zich bezig met verschijnselen; religie met oorsprongen, waarden en doeleinden. Het aanwijzen van oorzaken ter verklaring van fysische verschijnselen is een bekentenis van onwetendheid inzake ultieme werkelijkheden en voert de wetenschapmens ten slotte alleen terug naar de eerste grote oorzaak — de Universele Paradijs-Vader.
1955 195:6.6 The violent swing from an age of miracles to an age of machines has proved altogether upsetting to man. The cleverness and dexterity of the false philosophies of mechanism belie their very mechanistic contentions. The fatalistic agility of the mind of a materialist forever disproves his assertions that the universe is a blind and purposeless energy phenomenon.
1997 195:6.6 De geweldige ommezwaai van een tijdperk van wonderen naar een tijd van machines heeft de mens kennelijk geheel uit het lood geslagen. De schranderheid en handigheid van de onjuiste opvattingen van het mechanisme logenstraffen juist hun eigen machinistische beweringen. De fatalistische behendigheid van het denken van een materialist weerlegt voorgoed zijn beweringen dat het universum een verschijnsel van blinde, doelloze energie zou zijn.
1955 195:6.7 The mechanistic naturalism of some supposedly educated men and the thoughtless secularism of the man in the street are both exclusively concerned with things; they are barren of all real values, sanctions, and satisfactions of a spiritual nature, as well as being devoid of faith, hope, and eternal assurances. One of the great troubles with modern life is that man thinks he is too busy to find time for spiritual meditation and religious devotion.
1997 195:6.7 Het mechanistische naturalisme van sommige zogenaamd goed opgeleide mensen en het onnadenkende secularisme van de gewone man houden zich beide uitsluitend bezig met dingen; geen van beide brengt werkelijke waarden, sancties of voldoeningen van geestelijke aard voort, en beide zijn gespeend van geloof, hoop en eeuwige zekerheden. Een van de grote problemen van het moderne leven is dat de mens denkt dat hij het te druk heeft om tijd te vinden voor geestelijke overpeinzing en gebed.
1955 195:6.8 Materialism reduces man to a soulless automaton and constitutes him merely an arithmetical symbol finding a helpless place in the mathematical formula of an unromantic and mechanistic universe. But whence comes all this vast universe of mathematics without a Master Mathematician? Science may expatiate on the conservation of matter, but religion validates the conservation of men’s souls—it concerns their experience with spiritual realities and eternal values.
1997 195:6.8 Het materialisme reduceert de mens tot een zielloze automaat en construeert hem tot een louter wiskundig symbool dat een hulpelooze plaats vindt in de mathematische formule van een onromantisch, mechanistisch universum. Maar waar komt dit hele ontzaglijk grote universum der mathematica vandaan zonder Meester Mathematicus? De wetenschap moge uitweiden over het behoud der materie, maar religie bevestigt het behoud van de zielen der mensen — zij heeft te maken met hun ervaring van geestelijke werkelijkheden en eeuwige waarden.
1955 195:6.9 The materialistic sociologist of today surveys a community, makes a report thereon, and leaves the people as he found them. Nineteen hundred years ago, unlearned Galileans surveyed Jesus giving his life as a spiritual contribution to man’s inner experience and then went out and turned the whole Roman Empire upside down.
1997 195:6.9 De materialistische socioloog van vandaag overziet gemeenschappen, stelt verslagen daarover op en laat de mensen achter zoals hij ze aantrof. Negentienhonderd jaar geleden zagen ongeletterde Galileeërs hoe Jezus zijn leven gaf als een geestelijke bijdrage aan de innerlijke ervaring van de mens, waarna zij erop uittrokken en het hele Romeinse Rijk ondersteboven keerden[7][8].
1955 195:6.10 But religious leaders are making a great mistake when they try to call modern man to spiritual battle with the trumpet blasts of the Middle Ages. Religion must provide itself with new and up-to-date slogans. Neither democracy nor any other political panacea will take the place of spiritual progress. False religions may represent an evasion of reality, but Jesus in his gospel introduced mortal man to the very entrance upon an eternal reality of spiritual progression.
1997 195:6.10 Religieuze leiders begaan echter een grote vergissing als zij trachten de moderne mens tot geestelijke strijd op te roepen met middeleeuwse trompetstoten. De religie moet zich toerusten met nieuwe, eigentijdse leuzen. Noch de democratie, noch enig ander politiek panacee zal de plaats van geestelijke vooruitgang innemen. Valse religies mogen dan een vermijden van de werkelijkheid zijn, maar in zijn evangelie heeft Jezus de sterfelijke mens vlak voor de toegangspooort gebracht van een eeuwige werkelijkheid van geestelijke voortgang.
1955 195:6.11 To say that mind “emerged” from matter explains nothing. If the universe were merely a mechanism and mind were unapart from matter, we would never have two differing interpretations of any observed phenomenon. The concepts of truth, beauty, and goodness are not inherent in either physics or chemistry. A machine cannot know, much less know truth, hunger for righteousness, and cherish goodness.
1997 195:6.11 De bewering dat bewustzijn uit de materie ‘is opgekomen,’ verklaart niets. Indien het universum louter een mechanisme zou zijn en bewustzijn niet onafhankelijk zou zijn van de materie, zouden we nooit twee verschillende interpretaties van een zelfde waargenomen verschijnsel kunnen hebben. De begrippen waarheid, schoonheid en goedheid zijn niet inherent aan de physica of de chemie. Een machine kan niet weten, en nog veel minder waarheid kennen, naar gerechtigheid hongeren, en goedheid beminnen.
1955 195:6.12 Science may be physical, but the mind of the truth-discerning scientist is at once supermaterial. Matter knows not truth, neither can it love mercy nor delight in spiritual realities. Moral convictions based on spiritual enlightenment and rooted in human experience are just as real and certain as mathematical deductions based on physical observations, but on another and higher level.
1997 195:6.12 De natuurwetenschap moge fysisch zijn, maar het waarheid bespeurende denken van de wetenschapsmens is dadelijk bovenmaterieel. De materie kent geen waarheid, en ook kan zij barmhartigheid niet liefhebben, noch zich verheugen in geestelijke werkelijkheden. Morele overtuigingen die zijn gegrond op geestelijke verlichting en geworteld in de menselijke ervaring, zijn even reëel en zeker als op fysische waarnemingen gebaseerde mathematische conclusies, alleen op een ander, hoger niveau.
1955 195:6.13 If men were only machines, they would react more or less uniformly to a material universe. Individuality, much less personality, would be nonexistent.
1997 195:6.13 Indien mensen louter machines zouden zijn, zouden ze min of meer uniform reageren op een materieel universum. Individualiteit, laat staan persoonlijkheid, zou non-existent zijn.
1955 195:6.14 The fact of the absolute mechanism of Paradise at the center of the universe of universes, in the presence of the unqualified volition of the Second Source and Center, makes forever certain that determiners are not the exclusive law of the cosmos. Materialism is there, but it is not exclusive; mechanism is there, but it is not unqualified; determinism is there, but it is not alone.
1997 195:6.14 Het feit van het absolute mechanisme van het Paradijs in het centrum van het universum van universa, in de tegenwoordigheid van het onbeperkte wilsvermogen van de Tweede Bron en Centrum, verzekert voorgoed dat determinanten niet de enige wetmatigheid van de kosmos zijn. Er is inderdaad materialisme, maar het is niet exclusief; er is mechanisme, maar het is niet onvoorwaardelijk; er is determinisme, maar het bestaat niet alleen.
1955 195:6.15 The finite universe of matter would eventually become uniform and deterministic but for the combined presence of mind and spirit. The influence of the cosmic mind constantly injects spontaneity into even the material worlds.
1997 195:6.15 Het eindige universum van materie zou uiteindelijk uniform en deterministisch worden zonder de gecombineerde tegenwoordigheid van bewustzijn en geest. De invloed van het kosmische bewustzijn injecteert voortdurend spontaneïteit, zelfs in de materiële werelden.
1955 195:6.16 Freedom or initiative in any realm of existence is directly proportional to the degree of spiritual influence and cosmic-mind control; that is, in human experience, the degree of the actuality of doing “the Father’s will.” And so, when you once start out to find God, that is the conclusive proof that God has already found you.
1997 195:6.16 De vrijheid of het initiatief in ieder gebied van bestaan is recht evenredig met de graad van geestelijke invloed en van controle van het kosmische bewustzijn, dat wil zeggen, in de ervaring van de mens, de graad van actualiteit van het doen van de ‘wil van de Vader[9].’ Dus als ge eenmaal op weg gaat om God te zoeken, is dit het sluitende bewijs dat God u reeds heeft gevonden.
1955 195:6.17 The sincere pursuit of goodness, beauty, and truth leads to God. And every scientific discovery demonstrates the existence of both freedom and uniformity in the universe. The discoverer was free to make the discovery. The thing discovered is real and apparently uniform, or else it could not have become known as a thing.
1997 195:6.17 Het oprechte streven naar goedheid, schoonheid en waarheid voert tot God. En iedere wetenschappelijke ontdekking toont aan dat er zowel vrijheid als uniformiteit is in het universum. De ontdekker is vrij geweest om de ontdekking te doen. Het ding dat ontdekt is, is werkelijk en klaarblijkelijk uniform, anders zou het niet als een ding bekend kunnen zijn geworden.
7. THE VULNERABILITY OF MATERIALISM
7. DE KWETSBAARHEID VAN HET MATERIALISME
1955 195:7.1 How foolish it is for material-minded man to allow such vulnerable theories as those of a mechanistic universe to deprive him of the vast spiritual resources of the personal experience of true religion. Facts never quarrel with real spiritual faith; theories may. Better that science should be devoted to the destruction of superstition rather than attempting the overthrow of religious faith—human belief in spiritual realities and divine values.
1997 195:7.1 Het is dwaas van de materialistisch ingestelde mens om zich van de geweldige geestelijke hulpbronnen van de persoonlijke ervaring van ware religie te laten beroven door zulke aanvechtbare theorieën als die over een mechanistisch universum. Feiten zijn nooit in strijd met werkelijk geestelijk geloof; theorieën kunnen dat wel zijn. Het is beter dat de wetenschap zich wijdt aan het vernietigen van bijgeloof dan dat zij tracht het religieuze geloof — het geloof van de mens in geestelijke werkelijkheden en goddelijke waarden — ten val te brengen.
1955 195:7.2 Science should do for man materially what religion does for him spiritually: extend the horizon of life and enlarge his personality. True science can have no lasting quarrel with true religion. The “scientific method” is merely an intellectual yardstick wherewith to measure material adventures and physical achievements. But being material and wholly intellectual, it is utterly useless in the evaluation of spiritual realities and religious experiences.
1997 195:7.2 De wetenschap dient voor de mens materieel te doen wat de religie geestelijk voor hem doet: de horizon van zijn leven verwijden en zijn persoonlijkheid verbreden. Ware wetenschap kan niet blijvend in conflict zijn met ware religie. De ‘wetenschappelijke methode’ is niet meer dan een intellectuele maatstaf waarmee materiële avonturen en fysische prestaties gemeten kunnen worden. Aangezien zij echter materieel en geheel verstandelijk is, is zij volstrekt onbruikbaar voor de evaluatie van geestelijke realiteiten en religieuze ervaringen.
1955 195:7.3 The inconsistency of the modern mechanist is: If this were merely a material universe and man only a machine, such a man would be wholly unable to recognize himself as such a machine, and likewise would such a machine-man be wholly unconscious of the fact of the existence of such a material universe. The materialistic dismay and despair of a mechanistic science has failed to recognize the fact of the spirit-indwelt mind of the scientist whose very supermaterial insight formulates these mistaken and self-contradictory concepts of a materialistic universe.
1997 195:7.3 De inconsequentie van de moderne aanhanger van het mechanisme is de volgende: indien dit een louter materieel universum zou zijn en de mens slechts een machine, dan zou deze mens in het geheel niet in staat zijn zichzelf als zo’n machine te herkennen, en tevens zou zo’n machine-mens zich geheel onbewust zijn van het feit van het bestaan van zulk een materieel universum. De materialistische ontzetting en wanhoop van een mechanistische wetenschap is voorbijgegaan aan het feit van het door een geest bewoonde bewustzijn van de wetenschaps-mens, wiens bovenmateriële inzicht nu juist deze onjuiste, met zichzelf in tegenspraak zijnde opvattingen van een materialistisch universum formuleert.
1955 195:7.4 Paradise values of eternity and infinity, of truth, beauty, and goodness, are concealed within the facts of the phenomena of the universes of time and space. But it requires the eye of faith in a spirit-born mortal to detect and discern these spiritual values.
1997 195:7.4 Paradijs-waarden van eeuwigheid en oneindigheid, van waarheid, schoonheid en goedheid, liggen verscholen in de feiten van de verschijnselen in de universa in tijd en ruimte. Maar het oog des geloofs van een uit de geest geboren sterveling is nodig om deze geestelijke waarden te bespeuren en te onderscheiden.
1955 195:7.5 The realities and values of spiritual progress are not a “psychologic projection”—a mere glorified daydream of the material mind. Such things are the spiritual forecasts of the indwelling Adjuster, the spirit of God living in the mind of man. And let not your dabblings with the faintly glimpsed findings of “relativity” disturb your concepts of the eternity and infinity of God. And in all your solicitation concerning the necessity for self-expression do not make the mistake of failing to provide for Adjuster-expression, the manifestation of your real and better self.
1997 195:7.5 De werkelijkheden en waarden van geestelijke vooruitgang zijn niet een ‘psychologische projectie’ — louter een verheerlijkte dagdroom van het materiële bewustzijn. Deze zaken zijn de geestelijke voorspellingen van de inwonende Richter, de geest van God die woont in het bewustzijn van de mens. En laat uw geliefhebber met de bevindingen van de ‘relativiteit’ waarvan ge nog maar een vage glimp hebt opgevangen, uw voorstellingen van de eeuwigheid en oneindigheid van God niet verstoren. En begaat, bij alle aandacht die ge besteedt aan de noodzaak tot zelf-uitdrukking, niet de vergissing dat ge vergeet te zorgen voor Richter-uitdrukking, de manifestatie van uw werkelijke, betere zelf.
1955 195:7.6 If this were only a material universe, material man would never be able to arrive at the concept of the mechanistic character of such an exclusively material existence. This very mechanistic concept of the universe is in itself a nonmaterial phenomenon of mind, and all mind is of nonmaterial origin, no matter how thoroughly it may appear to be materially conditioned and mechanistically controlled.
1997 195:7.6 Indien dit alleen een materieel universum zou zijn, zou de materiële mens nooit op de idee kunnen komen van het mechanistische karakter van dit uitsluitend materiële bestaan. De mechanistische opvatting van het universum is op zichzelf juist een niet-materieel bewustzijnsfenomeen, en alle bewustzijn is van niet-materiële oorsprong, hoe verregaand materieel geconditioneerd en mechanistisch gereguleerd het ook lijkt te zijn.
1955 195:7.7 The partially evolved mental mechanism of mortal man is not overendowed with consistency and wisdom. Man’s conceit often outruns his reason and eludes his logic.
1997 195:7.7 Het maar gedeeltelijk ontwikkelde mentale mechanisme van de sterfelijke mens is niet overmatig begiftigd met consequentheid en wijsheid. De eigenwaan van de mens is dikwijls sneller dan zijn rede en ontsnapt aan zijn logica.
1955 195:7.8 The very pessimism of the most pessimistic materialist is, in and of itself, sufficient proof that the universe of the pessimist is not wholly material. Both optimism and pessimism are concept reactions in a mind conscious of values as well as of facts. If the universe were truly what the materialist regards it to be, man as a human machine would then be devoid of all conscious recognition of that very fact. Without the consciousness of the concept of values within the spirit-born mind, the fact of universe materialism and the mechanistic phenomena of universe operation would be wholly unrecognized by man. One machine cannot be conscious of the nature or value of another machine.
1997 195:7.8 Juist het pessimisme van de meest pessimistische materialist is op zich voldoende bewijs dat het universum van de pessimist niet geheel materieel is. Optimisme en pessimisme zijn beide conceptuele reacties in een bewustzijn met besef van zowel waarden als feiten. Indien het universum echt zou zijn zoals de materialist het ziet, dan zou de mens als menselijke machine verstoken zijn van alle bewuste onderkenning van juist dit feit. Zonder het besef van het begrip waarden in zijn uit de geest geboren bewustzijn, zou de mens het feit van het materialisme van het universum en de mechanistische verschijnselen die in het universum opereren, in het geheel niet kunnen onderkennen. De ene machine kan zich niet bewust zijn van de aard of waarde van een andere machine.
1955 195:7.9 A mechanistic philosophy of life and the universe cannot be scientific because science recognizes and deals only with materials and facts. Philosophy is inevitably superscientific. Man is a material fact of nature, but his life is a phenomenon which transcends the material levels of nature in that it exhibits the control attributes of mind and the creative qualities of spirit.
1997 195:7.9 Een mechanistische filosofie van het leven en het universum kan niet wetenschappelijk zijn, omdat de natuurwetenschap alleen materiële zaken en feiten onderkent en zich alleen daarmee bezighoudt. Filosofie is onvermijdelijk bovenwetenschappelijk. De mens is een materieel feit van de natuur, maar zijn leven is een verschijnsel dat boven de materiële niveaus van de natuur uitgaat, in de zin dat het de regulerende eigenschappen van bewustzijn en de creatieve kwaliteiten van geest vertoont.
1955 195:7.10 The sincere effort of man to become a mechanist represents the tragic phenomenon of that man’s futile effort to commit intellectual and moral suicide. But he cannot do it.
1997 195:7.10 De oprechte inspanning van de mens om een mechanist te worden, vertegenwoordigt het tragische verschijnsel van de vergeefse poging van die mens om intellectuele en morele zelfmoord te plegen. Hij kan dit echter niet.
1955 195:7.11 If the universe were only material and man only a machine, there would be no science to embolden the scientist to postulate this mechanization of the universe. Machines cannot measure, classify, nor evaluate themselves. Such a scientific piece of work could be executed only by some entity of supermachine status.
1997 195:7.11 Indien het universum alleen materieel zou zijn, en de mens alleen een machine, zou er geen wetenschap zijn om de wetenschapsmens aan te moedigen deze mechanisatie van het universum te poneren. Machines kunnen zichzelf niet meten of klassificeren, noch zichzelf een waarde toekennen. Zulk een wetenschappelijk werkstuk zou alleen kunnen worden uitgevoerd door een entiteit met een status boven die van een machine.
1955 195:7.12 If universe reality is only one vast machine, then man must be outside of the universe and apart from it in order to recognize such a fact and become conscious of the insight of such an evaluation.
1997 195:7.12 Indien de realiteit van het universum slechts één enorme machine is, dan moet de mens buiten het universum zijn er los van staan om zo’n feit te kunnen onderkennen en zich bewust te worden van het inzicht van deze evaluatie.
1955 195:7.13 If man is only a machine, by what technique does this man come to believe or claim to know that he is only a machine? The experience of self-conscious evaluation of one’s self is never an attribute of a mere machine. A self-conscious and avowed mechanist is the best possible answer to mechanism. If materialism were a fact, there could be no self-conscious mechanist. It is also true that one must first be a moral person before one can perform immoral acts.
1997 195:7.13 Indien de mens alleen een machine is, door welke methode komt deze mens er dan toe te geloven, of te beweren te weten, dat hij alleen een machine is? De ervaring van een van zichzelf bewuste evaluatie van zichzelf is nooit een kenmerk van een machine die niet meer is dan dat. Een van zichzelf bewuste, verklaarde mechanist is het beste antwoord op het mechanisme. Als het materialisme een feit zou zijn, zou er geen mechanist kunnen bestaan die zich van zichzelf bewust is. Het is evenzeer waar dat men eerst een persoon met moreel besef moet zijn, voordat men immorele daden kan verrichten.
1955 195:7.14 The very claim of materialism implies a supermaterial consciousness of the mind which presumes to assert such dogmas. A mechanism might deteriorate, but it could never progress. Machines do not think, create, dream, aspire, idealize, hunger for truth, or thirst for righteousness. They do not motivate their lives with the passion to serve other machines and to choose as their goal of eternal progression the sublime task of finding God and striving to be like him. Machines are never intellectual, emotional, aesthetic, ethical, moral, or spiritual.
1997 195:7.14 Juist de pretentie van het materialisme sluit een bovenmateriële bewustheid in van het denken dat zich vermeet zulke dogma’s te poneren. Een mechanisme kan wel achteruit gaan, maar nooit vooruitgang boeken. Machines denken niet, scheppen niet, dromen niet, hebben geen aspiraties, idealiseren niet, hongeren niet naar waarheid en dorsten niet naar gerechtigheid. Hun leven wordt niet gemotiveerd door de passie om andere machines te dienen en zich als het doel van hun eeuwige vooruitgang de verheven taak te stellen God te zoeken en te streven om te zijn zoals hij is. Machines zijn nooit verstandelijk, emotioneel, esthetisch, ethisch, moreel of geestelijk.
1955 195:7.15 Art proves that man is not mechanistic, but it does not prove that he is spiritually immortal. Art is mortal morontia, the intervening field between man, the material, and man, the spiritual. Poetry is an effort to escape from material realities to spiritual values.
1997 195:7.15 De kunst bewijst wel dat de mens niet mechanistisch is, maar niet dat hij geestelijk onsterfelijk is. Kunst is de morontia van de sterveling, het tussenliggende gebied tussen de mens, het materiële wezen, en de mens, het geestelijke wezen. Poëzie is een poging om aan materiële realiteiten te ontkomen en geestelijke waarden te vinden.
1955 195:7.16 In a high civilization, art humanizes science, while in turn it is spiritualized by true religion—insight into spiritual and eternal values. Art represents the human and time-space evaluation of reality. Religion is the divine embrace of cosmic values and connotes eternal progression in spiritual ascension and expansion. The art of time is dangerous only when it becomes blind to the spirit standards of the divine patterns which eternity reflects as the reality shadows of time. True art is the effective manipulation of the material things of life; religion is the ennobling transformation of the material facts of life, and it never ceases in its spiritual evaluation of art.
1997 195:7.16 In een hoge civilisatie humaniseert de kunst de wetenschap, terwijl zij op haar beurt wordt vergeestelijkt door ware religie — inzicht in geestelijke, eeuwige waarden. De kunst vormt de menselijke, tijd-ruimtelijke evaluatie der werkelijkheid. Religie is het goddelijk omhelzen van kosmische waarden en impliceert eeuwige progressie in geestelijke opklimming en expansie. De kunst in de tijd is alleen dan gevaarlijk wanneer zij blind wordt voor de geest-normen der goddelijke patronen, die de eeuwigheid reflecteert als de realiteitschaduwen in de tijd. Ware kunst is de indrukwekkende manipulatie van de materiële dingen des levens; religie is de adelende transformatie van de materiële levensfeiten, en zij houdt nooit op de kunst geestelijk te evalueren.
1955 195:7.17 How foolish to presume that an automaton could conceive a philosophy of automatism, and how ridiculous that it should presume to form such a concept of other and fellow automatons!
1997 195:7.17 Hoe dwaas is het aan te nemen dat een automaat een filosofie van het automatisme zou kunnen ontwerpen, en hoe belachelijk dat deze automaat zich aanmatigt zich een dergelijke voorstelling te vormen van andere, mede-automaten!
1955 195:7.18 Any scientific interpretation of the material universe is valueless unless it provides due recognition for the scientist. No appreciation of art is genuine unless it accords recognition to the artist. No evaluation of morals is worth while unless it includes the moralist. No recognition of philosophy is edifying if it ignores the philosopher, and religion cannot exist without the real experience of the religionist who, in and through this very experience, is seeking to find God and to know him. Likewise is the universe of universes without significance apart from the I AM, the infinite God who made it and unceasingly manages it.
1997 195:7.18 Iedere wetenschappelijke interpretatie van het materiële universum is waardeloos, tenzij zij gepaste erkenning aan de wetenschapsmens schenkt. Geen beoordeling van kunst is echt, tenzij deze ook de kunstenaar erkenning geeft. Geen evaluatie van de ethiek is de moeite waard, tenzij zij de ethicus erbij betrekt. Geen erkenning van een filosofie is opbouwend wanneer deze voorbijgaat aan de filosoof, en religie kan niet bestaan zonder de werkelijke ervaring van de religieuze mens, die in en door deze ervaring God tracht te vinden en hem te leren kennen. Evenzo is het universum van universa zonder betekenis los van de IK BEN, de oneindige God die het gemaakt heeft en het onophoudelijk bestuurt.
1955 195:7.19 Mechanists—humanists—tend to drift with the material currents. Idealists and spiritists dare to use their oars with intelligence and vigor in order to modify the apparently purely material course of the energy streams.
1997 195:7.19 Mechanisten — humanisten — hebben de neiging zich met de materiële stromingen mee te laten drijven. Idealisten en spirituele mensen durven met intelligentie en kracht hun roeiriemen te gebruiken om de ogenschijnlijk zuiver materiële loop van de energiestromen te modificeren.
1955 195:7.20 Science lives by the mathematics of the mind; music expresses the tempo of the emotions. Religion is the spiritual rhythm of the soul in time-space harmony with the higher and eternal melody measurements of Infinity. Religious experience is something in human life which is truly supermathematical.
1997 195:7.20 De wetenschap leeft bij de mathematica van het verstand; de muziek brengt het tempo van de emoties tot uitdrukking. Religie is het geestelijke ritme van de ziel in tijd-ruimtelijke harmonie met de hogere, eeuwige maatbeweging van de melodie der Oneindigheid. De religieuze ervaring is iets wat in het leven van de mens waarlijk boven het mathematische niveau uitgaat.
1955 195:7.21 In language, an alphabet represents the mechanism of materialism, while the words expressive of the meaning of a thousand thoughts, grand ideas, and noble ideals—of love and hate, of cowardice and courage—represent the performances of mind within the scope defined by both material and spiritual law, directed by the assertion of the will of personality, and limited by the inherent situational endowment.
1997 195:7.21 In de taal vertegenwoordigt het alfabet het materiële mechanisme, terwijl de woorden, die de uitdrukking zijn van de zin en betekenis van duizenden gedachten, grootse ideeën, en nobele idealen — van liefde en haat, van lafheid en moed — de verrichtingen weergeven van het bewustzijn binnen de sfeer die wordt gedefinieerd door zowel materiële als geestelijke wetmatigheid, gestuurd door de bewering van de wil van persoonlijkheid en beperkt door de inherente kwaliteit van diens situatie.
1955 195:7.22 The universe is not like the laws, mechanisms, and the uniformities which the scientist discovers, and which he comes to regard as science, but rather like the curious, thinking, choosing, creative, combining, and discriminating scientist who thus observes universe phenomena and classifies the mathematical facts inherent in the mechanistic phases of the material side of creation. Neither is the universe like the art of the artist, but rather like the striving, dreaming, aspiring, and advancing artist who seeks to transcend the world of material things in an effort to achieve a spiritual goal.
1997 195:7.22 Het universum is niet zoals de wetten, mechanismen, en uniformiteiten die de wetenschaps-mens ontdekt, en die hij als wetenschap gaat beschouwen, maar veeleer zoals de weetgierige, denkende, kiezende, creatieve, combinerende en onderscheid makende wetenschapsmens, die aldus de universum-verschijnselen waarneemt en de mathematische feiten klassificeert, die inherent zijn aan de mechanistische fasen van de materiële zijde der schepping. Het universum is ook niet zoals de kunst van de kunstenaar, maar veeleer zoals de strevende, dromende, aspirerende en vorderende kunstenaar, die tracht boven de wereld van de materiële dingen uit te stijgen in een poging om een geestelijk doel te bereiken.
1955 195:7.23 The scientist, not science, perceives the reality of an evolving and advancing universe of energy and matter. The artist, not art, demonstrates the existence of the transient morontia world intervening between material existence and spiritual liberty. The religionist, not religion, proves the existence of the spirit realities and divine values which are to be encountered in the progress of eternity.
1997 195:7.23 De wetenschapsmens, niet de wetenschap, neemt de realiteit waar van een evoluerend en voortschrijdend universum van energie en materie. De kunstenaar, niet de kunst, toont het bestaan aan van de voorbijgaande morontia-wereld tussen het materiële bestaan en geestelijke vrijheid. De religieuze mens, niet de religie, bewijst het bestaan van de geest-realiteiten en goddelijke waarden waarmee men in aanraking zal komen in de voortgang der eeuwigheid.
8. SECULAR TOTALITARIANISM
8. HET GESECULARISEERDE TOTALITARISME
1955 195:8.1 But even after materialism and mechanism have been more or less vanquished, the devastating influence of twentieth-century secularism will still blight the spiritual experience of millions of unsuspecting souls.
1997 195:8.1 Maar zelfs nadat het materialisme en het mechanisme min of meer zijn overwonnen, zal de verwoestende invloed van het secularisme van de twintigste eeuw de geestelijke ervaring van miljoenen nietsvermoedende zielen nog steeds zwaar schaden.
1955 195:8.2 Modern secularism has been fostered by two world-wide influences. The father of secularism was the narrow-minded and godless attitude of nineteenth- and twentieth-century so-called science—atheistic science. The mother of modern secularism was the totalitarian medieval Christian church. Secularism had its inception as a rising protest against the almost complete domination of Western civilization by the institutionalized Christian church.
1997 195:8.2 Het moderne secularisme is bevorderd door twee invloeden van wereldwijde omvang. De vader van het secularisme was de bekrompen, godloze instelling van de zogenaamde wetenschap der negentiende en twintigste eeuw — de atheïstische wetenschap. De moeder van het secularisme van de moderne tijd was de totalitaire middeleeuwse Christelijke kerk. Het secularisme werd geboren als een opkomend protest tegen de bijna volledige overheersing van de Westerse beschaving door de geïnstitutionaliseerde Christelijke kerk.
1955 195:8.3 At the time of this revelation, the prevailing intellectual and philosophical climate of both European and American life is decidedly secular—humanistic. For three hundred years Western thinking has been progressively secularized. Religion has become more and more a nominal influence, largely a ritualistic exercise. The majority of professed Christians of Western civilization are unwittingly actual secularists.
1997 195:8.3 Ten tijde van deze openbaring is het overheersende intellectuele en filosofische klimaat van zowel het Europese als het Amerikaanse leven uitgesproken verwereldlijkt — humanistisch. Driehonderd jaar lang is het Westerse denken in toenemende mate geseculariseerd. Religie is steeds meer een nominale invloed, een grotendeels ritualistische praktijk geworden. De meerderheid van belijdende Christenen in de Westerse civilisatie, zijn zonder het te weten in feite secularisten.
1955 195:8.4 It required a great power, a mighty influence, to free the thinking and living of the Western peoples from the withering grasp of a totalitarian ecclesiastical domination. Secularism did break the bonds of church control, and now in turn it threatens to establish a new and godless type of mastery over the hearts and minds of modern man. The tyrannical and dictatorial political state is the direct offspring of scientific materialism and philosophic secularism. Secularism no sooner frees man from the domination of the institutionalized church than it sells him into slavish bondage to the totalitarian state. Secularism frees man from ecclesiastical slavery only to betray him into the tyranny of political and economic slavery.
1997 195:8.4 Er was een grote kracht, een machtige invloed, nodig om de denkende, levende Westerse volkeren te bevrijden uit de wurggreep van een totalitaire kerkelijke overheersing. Het secularisme heeft inderdaad de banden van de controle door de kerk verbroken, en nu dreigt het op zijn beurt een nieuw, godloos type heerschappij te vestigen in het hart en denken van de moderne mens. De tyrannieke, dictatoriale politieke staat is de rechtstreekse nakomeling van het wetenschappelijke materialisme en het filosofische secularisme. Het secularisme heeft de mens nog nauwelijks bevrijd uit de overheersing van de geïnstitutionaliseerde kerk, of het verkoopt hem als slaaf aan de totalitaire staat. Het secularisme bevrijdt de mens slechts uit de kerkelijke slavernij om hem verraderlijk onder de tirannie van politieke en economische slavernij te brengen.
1955 195:8.5 Materialism denies God, secularism simply ignores him; at least that was the earlier attitude. More recently, secularism has assumed a more militant attitude, assuming to take the place of the religion whose totalitarian bondage it onetime resisted. Twentieth-century secularism tends to affirm that man does not need God. But beware! this godless philosophy of human society will lead only to unrest, animosity, unhappiness, war, and world-wide disaster.
1997 195:8.5 Het materialisme loochent God, het secularisme negeert hem eenvoudig; dit was althans de instelling vroeger. In de laatste tijd heeft het secularisme echter een militanter houding aangenomen, en matigt het zich aan om de plaats in te nemen van de religie, wier totalitaire slavernij het eerst heeft weerstaan[10]. Het twintigste eeuwse secularisme beweert over het algemeen dat de mens God niet nodig heeft. Maar weest op uw hoede! Deze godloze manier van denken over de menselijke samenleving zal alleen tot onrust, vijandigheid, ongeluk, oorlog en wereldwijde rampspoed leiden.
1955 195:8.6 Secularism can never bring peace to mankind. Nothing can take the place of God in human society. But mark you well! do not be quick to surrender the beneficent gains of the secular revolt from ecclesiastical totalitarianism. Western civilization today enjoys many liberties and satisfactions as a result of the secular revolt. The great mistake of secularism was this: In revolting against the almost total control of life by religious authority, and after attaining the liberation from such ecclesiastical tyranny, the secularists went on to institute a revolt against God himself, sometimes tacitly and sometimes openly.
1997 195:8.6 Het secularisme kan de mensheid nooit vrede brengen. Niets kan de plaats van God innemen in de menselijke samenleving. Maar let goed op! De heilzame verworvenheden van de wereldlijke opstand tegen het kerkelijke totalitarisme moeten niet licht worden opgegeven. De Westerse civilisatie geniet thans vele vrijheden en genoegens die het resultaat zijn van de opstand der secularisatie. De grote fout van de secularisatie was deze: toen haar aanhangers in opstand kwamen tegen de bijna totale beheersing van het leven door het godsdienstig gezag, en toen zij de bevrijding uit deze kerkelijke tirannie had bevochten, gingen zij door en ontketenden een opstand tegen God zelf, soms stilzwijgend en soms openlijk.
1955 195:8.7 To the secularistic revolt you owe the amazing creativity of American industrialism and the unprecedented material progress of Western civilization. And because the secularistic revolt went too far and lost sight of God and true religion, there also followed the unlooked-for harvest of world wars and international unsettledness.
1997 195:8.7 Aan de revolutie der secularisatie hebt ge de verbazingwekkende creativiteit van het Amerikaanse industrialisme te danken en de weergaloze materiële vooruitgang van de Westerse civilisatie. Omdat de secularistische opstand echter te ver ging en God en de echte religie uit het oog verloor, werd zij ook gevolgd door de onvoorziene oogst van wereldoorlogen en internationale instabiliteit.
1955 195:8.8 It is not necessary to sacrifice faith in God in order to enjoy the blessings of the modern secularistic revolt: tolerance, social service, democratic government, and civil liberties. It was not necessary for the secularists to antagonize true religion in order to promote science and to advance education.
1997 195:8.8 Het is niet nodig het geloof in God op te offeren teneinde de zegeningen van de moderne secularistische opstand te kunnen genieten: verdraagzaamheid, maatschappelijk dienstbetoon, een democratische regeringsvorm en burgerlijke vrijheden. De secularisten hadden echte religie niet behoeven te bestrijden om de wetenschap te bevorderen en het onderwijs verder te brengen.
1955 195:8.9 But secularism is not the sole parent of all these recent gains in the enlargement of living. Behind the gains of the twentieth century are not only science and secularism but also the unrecognized and unacknowledged spiritual workings of the life and teaching of Jesus of Nazareth.
1997 195:8.9 De secularisatie is echter niet de enige ouder van alle verrijking van het leven die recentelijk is verworven. Achter de winst van de twintigste eeuw staan niet alleen de wetenschap en de secularisering, maar ook de niet-onderkende en niet-erkende geestelijke doorwerking van het leven en de leer van Jezus van Nazaret.
1955 195:8.10 Without God, without religion, scientific secularism can never co-ordinate its forces, harmonize its divergent and rivalrous interests, races, and nationalisms. This secularistic human society, notwithstanding its unparalleled materialistic achievement, is slowly disintegrating. The chief cohesive force resisting this disintegration of antagonism is nationalism. And nationalism is the chief barrier to world peace.
1997 195:8.10 Zonder God, zonder religie, kan het wetenschappelijk secularisme nooit zijn krachten coördineren, zijn divergerende en rivaliserende belangen, volken en nationalismen met elkaar in overeenstemming brengen. Deze geseculariseerde menselijke samenleving valt langzaam uiteen, in weerwil van haar ongeëvenaarde materialistische prestaties. De belangrijkste samenbindende kracht die het uiteenvallen door tegengestelde krachten tegengaat, is nationalisme. En het nationalisme is de belangrijkste hinderpaal voor de wereldvrede.
1955 195:8.11 The inherent weakness of secularism is that it discards ethics and religion for politics and power. You simply cannot establish the brotherhood of men while ignoring or denying the fatherhood of God.
1997 195:8.11 De inherente zwakheid van de secularisatie is dat zij ethiek en religie inruilt voor politiek en macht. Ge kunt de broederschap der mensen eenvoudig niet tot stand brengen, zolang ge aan het vaderschap van God voorbijgaat of het ontkent.
1955 195:8.12 Secular social and political optimism is an illusion. Without God, neither freedom and liberty, nor property and wealth will lead to peace.
1997 195:8.12 Het seculiere sociale en politieke optimisme is een illusie. Zonder God, zal onafhankelijkheid noch vrijheid, bezit noch rijkdom, tot vrede leiden.
1955 195:8.13 The complete secularization of science, education, industry, and society can lead only to disaster. During the first third of the twentieth century Urantians killed more human beings than were killed during the whole of the Christian dispensation up to that time. And this is only the beginning of the dire harvest of materialism and secularism; still more terrible destruction is yet to come.
1997 195:8.13 De volledige secularisering van de wetenschap, het onderwijs, de industrie en de samenleving, kan alleen maar tot rampspoed leiden. Gedurende het eerste derde deel van de twintigste eeuw hebben de bewoners van Urantia meer mensen gedood dan gedurende de gehele Christelijke dispensatie die eraan is voorafgegaan. En dit is nog maar het begin van de gruwelijke oogst van het materialisme en de secularisatie: er zal een nog vreselijker verwoesting volgen.
9. CHRISTIANITY’S PROBLEM
9. DE OPGAVE VAN HET CHRISTENDOM
1955 195:9.1 Do not overlook the value of your spiritual heritage, the river of truth running down through the centuries, even to the barren times of a materialistic and secular age. In all your worthy efforts to rid yourselves of the superstitious creeds of past ages, make sure that you hold fast the eternal truth. But be patient! when the present superstition revolt is over, the truths of Jesus’ gospel will persist gloriously to illuminate a new and better way.
1997 195:9.1 Ziet de waarde niet over het hoofd van uw geestelijke erfenis, de rivier van waarheid die door de eeuwen heen is blijven stromen, zelfs tot in de dorre tijden van een materialistisch, secularistisch tijdperk. Zorgt ervoor dat ge bij al uw lofwaardige inspanningen om u vrij te maken van de bijgelovige geloofsopvattingen uit vroegere eeuwen, de eeuwige waarheid vasthoudt. Hebt echter geduld! Wanneer de huidige opstand tegen het bijgeloof voorbij is, zullen de waarheden van het evangelie van Jezus glorieus een nieuwe, betere weg blijven verlichten.
1955 195:9.2 But paganized and socialized Christianity stands in need of new contact with the uncompromised teachings of Jesus; it languishes for lack of a new vision of the Master’s life on earth. A new and fuller revelation of the religion of Jesus is destined to conquer an empire of materialistic secularism and to overthrow a world sway of mechanistic naturalism. Urantia is now quivering on the very brink of one of its most amazing and enthralling epochs of social readjustment, moral quickening, and spiritual enlightenment.
1997 195:9.2 Maar het gepaganiseerde, gesocialiseerde Christendom heeft behoefte aan een nieuw contact met het onbezoedelde onderrricht van Jezus: het leidt een kwijnend bestaan doordat het een nieuwe visie op het leven van de Meester op aarde ontbeert. Een nieuwe, vollediger openbaring van de religie van Jezus is bedoeld om een rijk van materialistisch secularisme te veroveren en de wereldheerschappij van het mechanistische naturalisme omver te werpen. Urantia staat nu bevend op de drempel van een van haar meest verbazingwekkende, boeiende tijdvakken van sociale herordening, zedelijke herleving en geestelijke verlichting.
1955 195:9.3 The teachings of Jesus, even though greatly modified, survived the mystery cults of their birthtime, the ignorance and superstition of the dark ages, and are even now slowly triumphing over the materialism, mechanism, and secularism of the twentieth century. And such times of great testing and threatened defeat are always times of great revelation.
1997 195:9.3 Ook al werd het onderricht van Jezus in hoge mate gemodificeerd, toch heeft het de mysteriën ten tijde van zijn geboorte en de onwetendheid en het bijgeloof van de duistere middeleeuwen overleefd, en gaat het nu zelfs langzaam triomferen over het materialisme, het mechanisme, en de secularisatie van de twintigste eeuw. En zulke tijden van grote beproeving en dreigende nederlaag zijn altijd tijden van grote openbaring.
1955 195:9.4 Religion does need new leaders, spiritual men and women who will dare to depend solely on Jesus and his incomparable teachings. If Christianity persists in neglecting its spiritual mission while it continues to busy itself with social and material problems, the spiritual renaissance must await the coming of these new teachers of Jesus’ religion who will be exclusively devoted to the spiritual regeneration of men. And then will these spirit-born souls quickly supply the leadership and inspiration requisite for the social, moral, economic, and political reorganization of the world.
1997 195:9.4 De religie heeft wel nieuwe leiders nodig, geestelijke mannen en vrouwen die zich uitsluitend op Jezus en zijn onvergelijkelijk onderricht durven te verlaten. Indien het Christendom zijn geestelijke zending blijft verwaarlozen, terwijl het in de weer blijft met sociale en materiële problemen, zal de geestelijke renaissance moeten wachten op de komst van deze nieuwe leraren van de religie van Jezus, die zich uitsluitend zullen wijden aan de geestelijke vernieuwing der mensen. En dan zullen deze uit de geest geboren zielen spoedig het leiderschap en de inspiratie verschaffen die nodig zijn voor de sociale, morele, economische en politieke reorganisatie van de wereld.
1955 195:9.5 The modern age will refuse to accept a religion which is inconsistent with facts and out of harmony with its highest conceptions of truth, beauty, and goodness. The hour is striking for a rediscovery of the true and original foundations of present-day distorted and compromised Christianity—the real life and teachings of Jesus.
1997 195:9.5 De moderne tijd zal weigeren een religie te aanvaarden die niet klopt met de feiten en niet in harmonie is met haar hoogste opvattingen van waarheid, schoonheid en goedheid. Het uur is aangebroken voor een herontdekking van de ware, oorspronkelijke grondslag van het huidige vervormde, gecompromitteerde Christendom — het werkelijke leven en onderricht van Jezus.
1955 195:9.6 Primitive man lived a life of superstitious bondage to religious fear. Modern, civilized men dread the thought of falling under the dominance of strong religious convictions. Thinking man has always feared to be held by a religion. When a strong and moving religion threatens to dominate him, he invariably tries to rationalize, traditionalize, and institutionalize it, thereby hoping to gain control of it. By such procedure, even a revealed religion becomes man-made and man-dominated. Modern men and women of intelligence evade the religion of Jesus because of their fears of what it will do to them—and with them. And all such fears are well founded. The religion of Jesus does, indeed, dominate and transform its believers, demanding that men dedicate their lives to seeking for a knowledge of the will of the Father in heaven and requiring that the energies of living be consecrated to the unselfish service of the brotherhood of man.
1997 195:9.6 De primitieve mens leefde in bijgelovige slavernij aan religieuze angst. De moderne geciviliseerde mens wordt doodsbang bij de gedachte dat hij beheerst zou kunnen worden door sterke religieuze overtuigingen. De denkende mens is altijd bang geweest in de greep te raken van een religie. Wanneer een sterke, ontroerende religie hem dreigt te gaan beheersen, probeert hij deze onveranderlijk te rationaliseren en tot een traditie en een instituut te maken, in de hoop haar zo onder controle te krijgen. Door deze procedure wordt zelfs geopenbaarde religie een door mensen gemaakte en door mensen beheerste godsdienst. Moderne, intelligente mannen en vrouwen mijden de religie van Jezus vanwege hun angst voor wat deze aan hen — en en met hen — zal doen. En er is alle reden voor zulke vrees. De religie van Jezus beheerst en transformeert inderdaad haar gelovigen, want zij verlangt dat de mensen hun leven wijden aan het streven naar kennis van de wil van de Vader in de hemel en zij vereist dat de energieën van het leven onbaatzuchtig in dienst worden gesteld van de broederschap der mensen.
1955 195:9.7 Selfish men and women simply will not pay such a price for even the greatest spiritual treasure ever offered mortal man. Only when man has become sufficiently disillusioned by the sorrowful disappointments attendant upon the foolish and deceptive pursuits of selfishness, and subsequent to the discovery of the barrenness of formalized religion, will he be disposed to turn wholeheartedly to the gospel of the kingdom, the religion of Jesus of Nazareth.
1997 195:9.7 Zelfzuchtige mannen en vrouwen willen zo’n prijs eenvoudig niet betalen, zelfs niet voor de grootste geestelijke schat die de sterfelijke mens ooit is aangeboden. Pas wanneer de mens voldoende gedesillusioneerd is door de smartelijke teleurstellingen die met het dwaze, bedrieglijke najagen van zelfzuchtige doeleinden gepaard gaan, en wanneer hij heeft ontdekt hoe onvruchtbaar de geformaliseerde religie is, zal hij genegen zijn zich oprecht te wenden tot het evangelie van het koninkrijk, de religie van Jezus van Nazaret.
1955 195:9.8 The world needs more firsthand religion. Even Christianity—the best of the religions of the twentieth century—is not only a religion about Jesus, but it is so largely one which men experience secondhand. They take their religion wholly as handed down by their accepted religious teachers. What an awakening the world would experience if it could only see Jesus as he really lived on earth and know, firsthand, his life-giving teachings! Descriptive words of things beautiful cannot thrill like the sight thereof, neither can creedal words inspire men’s souls like the experience of knowing the presence of God. But expectant faith will ever keep the hope-door of man’s soul open for the entrance of the eternal spiritual realities of the divine values of the worlds beyond.
1997 195:9.8 De wereld heeft meer religie uit de eerste hand nodig. Zelfs het Christendom — de beste religie van de twintigste eeuw — is niet alleen een religie over Jezus, maar is ook grotendeels een religie die de mensen uit de tweede hand ervaren. Zij nemen hun religie geheel aan zoals deze is overgeleverd door hun aanvaarde religieuze leraren. Welk een ontwaken zou de wereld meemaken, indien zij Jezus zou kunnen zien zoals hij werkelijk op aarde leefde en uit de eerste hand zijn levenschenkende onderricht zou kunnen leren kennen! Beschrijvingen van mooie dingen kunnen niet zo diep ontroeren als het zien ervan, en evenmin kunnen de woorden van een geloofsbelijdenis de ziel van de mens zo inspireren als de ervaring van het kennen van de tegenwoordigheid Gods. Maar het verwachtingsvolle geloof zal steeds de deur van hoop van de ziel van de mens openhouden, zodat daar de eeuwige, geestelijke realiteiten van de goddelijke waarden der werelden hierboven kunnen binnentreden[11].
1955 195:9.9 Christianity has dared to lower its ideals before the challenge of human greed, war-madness, and the lust for power; but the religion of Jesus stands as the unsullied and transcendent spiritual summons, calling to the best there is in man to rise above all these legacies of animal evolution and, by grace, attain the moral heights of true human destiny.
1997 195:9.9 Het Christendom heeft gedurfd zijn idealen te verlagen ten overstaan van de uitdaging van de menselijke hebzucht, oorlogswaanzin en het verlangen naar macht; de religie van Jezus staat echter overeind als de onbesmeurde, transcendente geestelijke oproep die het beste in de mens vraagt zich boven al deze erfenissen van de dierlijke evolutie te verheffen, en door genade, de morele hoogten van de ware menselijke bestemming te bereiken.
1955 195:9.10 Christianity is threatened by slow death from formalism, overorganization, intellectualism, and other nonspiritual trends. The modern Christian church is not such a brotherhood of dynamic believers as Jesus commissioned continuously to effect the spiritual transformation of successive generations of mankind.
1997 195:9.10 Het Christendom dreigt langzaam te sterven door formalisme, overorganisatie, intellectualisme en andere niet-geestelijke tendensen. De moderne Christelijke kerk is niet de broederschap van dynamische gelovigen aan wie Jezus heeft opgedragen om voortdurend de geestelijke transformatie van de opeenvolgende generaties der mensen te bewerkstelligen.
1955 195:9.11 So-called Christianity has become a social and cultural movement as well as a religious belief and practice. The stream of modern Christianity drains many an ancient pagan swamp and many a barbarian morass; many olden cultural watersheds drain into this present-day cultural stream as well as the high Galilean tablelands which are supposed to be its exclusive source.
1997 195:9.11 Het zogenoemde Christendom is zowel een maatschappelijke, culturele beweging geworden als een religieus geloof en een religieuze praktijk. De rivier van het moderne Christendom betrekt haar water uit menig heidens moeras uit de oudheid en menig drasland van barbaren; vele oude culturele stroomgebieden wateren af in de culturele stroom van deze tijd, naast de hoogvlakten van Galilea waarvan men veronderstelt dat zij haar brongebied vormen.
10. THE FUTURE
10. DE TOEKOMST
1955 195:10.1 Christianity has indeed done a great service for this world, but what is now most needed is Jesus. The world needs to see Jesus living again on earth in the experience of spirit-born mortals who effectively reveal the Master to all men. It is futile to talk about a revival of primitive Christianity; you must go forward from where you find yourselves. Modern culture must become spiritually baptized with a new revelation of Jesus’ life and illuminated with a new understanding of his gospel of eternal salvation. And when Jesus becomes thus lifted up, he will draw all men to himself. Jesus’ disciples should be more than conquerors, even overflowing sources of inspiration and enhanced living to all men. Religion is only an exalted humanism until it is made divine by the discovery of the reality of the presence of God in personal experience.
1997 195:10.1 Het Christendom heeft deze wereld werkelijk een grote dienst bewezen, maar wat nu het meest nodig is, is Jezus. De wereld heeft er behoefte aan Jezus opnieuw op aarde te zien leven in de ervaring van uit de geest geboren stervelingen die de Meester doeltreffend aan alle mensen openbaren. Het is nutteloos om over een wederopleving van het eerste Christendom te praten: ge moet voorwaarts gaan vanwaar ge u bevindt. De moderne cultuur moet geestelijk worden gedoopt met een nieuwe openbaring van Jezus’ leven en verlicht worden door een nieuw verstaan van zijn evangelie van eeuwige redding. En wanneer Jezus op deze wijze zal worden verhoogd, zal hij alle mensen tot zich trekken[12]. De discipelen van Jezus moeten meer dan overwinnaars zijn, ja, overvloeiende bronnen van inspiratie en verdiept leven voor alle mensen[13]. Religie is slechts een verheven humanisme totdat zij goddelijk wordt door de ontdekking van de realiteit van de tegenwoordigheid van God in de persoonlijke ervaring.
1955 195:10.2 The beauty and sublimity, the humanity and divinity, the simplicity and uniqueness, of Jesus’ life on earth present such a striking and appealing picture of man-saving and God-revealing that the theologians and philosophers of all time should be effectively restrained from daring to form creeds or create theological systems of spiritual bondage out of such a transcendental bestowal of God in the form of man. In Jesus the universe produced a mortal man in whom the spirit of love triumphed over the material handicaps of time and overcame the fact of physical origin.
1997 195:10.2 De schoonheid en verhevenheid, de menselijkheid en goddelijkheid, de eenvoud en het unieke van het leven van Jezus op aarde, vormen zo’n treffend, aantrekkelijk beeld van mensenredding en Godsopenbaring, dat het de theologen en filosofen van alle tijden er daadwerkelijk van moet weerhouden geloofsbelijdenissen te durven opstellen of theologische stelsels van geestelijke slavernij te durven scheppen uit zulk een trancendente schenking van God in de vorm van een mens. In Jezus heeft het universum een sterveling voortgebracht in wie de geest der liefde triomfeerde over de materiële belemmeringen van de tijd, en het feit van zijn fysische oorsprong te boven kwam.
1955 195:10.3 Ever bear in mind—God and men need each other. They are mutually necessary to the full and final attainment of eternal personality experience in the divine destiny of universe finality.
1997 195:10.3 Houdt immer dit voor ogen: God en de mensen hebben elkaar nodig. Zij zijn wederzijds noodzakelijk voor het volledig en finaal verwerven van eeuwige persoonlijkheidservaring in de goddelijke bestemming van universum-finaliteit.
1955 195:10.5 In winning souls for the Master, it is not the first mile of compulsion, duty, or convention that will transform man and his world, but rather the second mile of free service and liberty-loving devotion that betokens the Jesusonian reaching forth to grasp his brother in love and sweep him on under spiritual guidance toward the higher and divine goal of mortal existence. Christianity even now willingly goes the first mile, but mankind languishes and stumbles along in moral darkness because there are so few genuine second-milers—so few professed followers of Jesus who really live and love as he taught his disciples to live and love and serve.
1997 195:10.5 Bij het winnen van zielen voor de Meester zal niet de eerste mijl van dwang, verplichting of conventie, de mens en zijn wereld transformeren, maar veeleer de tweede mijl van vrijwillige dienstbaarheid en vrijheidlievende toewijding, die betekent dat de hand naar de broeder wordt uitgestoken zoals Jezus dit deed, om deze broeder in liefde vast te grijpen en hem onder geestelijke leiding voorwaarts te stuwen naar het hogere, goddelijke doel van het sterfelijke bestaan[18]. Het Christendom is zelfs nu bereid om de eerste mijl te gaan, maar de mensheid verkwijnt en strompelt voort in morele duisternis, omdat er zo weinigen zijn die de tweede mijl echt gaan — zo weinig belijdende volgelingen van Jezus, die werkelijk leven en liefhebben zoals hij zijn discipelen leerde te leven en lief te hebben en te dienen[19].
1955 195:10.6 The call to the adventure of building a new and transformed human society by means of the spiritual rebirth of Jesus’ brotherhood of the kingdom should thrill all who believe in him as men have not been stirred since the days when they walked about on earth as his companions in the flesh.
1997 195:10.6 De oproep tot de avontuurlijke onderneming om een nieuwe, getransformeerde, menselijke samenleving op te bouwen door middel van de geestelijke wedergeboorte van Jezus’ broederschap van het koninkrijk, moet allen die in hem geloven met enthousiasme vervullen, zozeer als niet meer is voorgekomen sinds de dagen toen zij rondgingen op aarde als zijn metgezellen in het vlees.
1955 195:10.7 No social system or political regime which denies the reality of God can contribute in any constructive and lasting manner to the advancement of human civilization. But Christianity, as it is subdivided and secularized today, presents the greatest single obstacle to its further advancement; especially is this true concerning the Orient.
1997 195:10.7 Geen enkel sociaal systeem of politiek regime dat de realiteit van God ontkent, kan op een constructieve, duurzame wijze bijdragen aan de vooruitgang van de menselijke civilisatie. Maar het Christendom zoals het thans is onderverdeeld en geseculariseerd, vormt op zich het grootste struikelblok voor haar verdere vooruitgang; dit geldt speciaal met betrekking tot het Oosten.
1955 195:10.8 Ecclesiasticism is at once and forever incompatible with that living faith, growing spirit, and firsthand experience of the faith-comrades of Jesus in the brotherhood of man in the spiritual association of the kingdom of heaven. The praiseworthy desire to preserve traditions of past achievement often leads to the defense of outgrown systems of worship. The well-meant desire to foster ancient thought systems effectually prevents the sponsoring of new and adequate means and methods designed to satisfy the spiritual longings of the expanding and advancing minds of modern men. Likewise, the Christian churches of the twentieth century stand as great, but wholly unconscious, obstacles to the immediate advance of the real gospel—the teachings of Jesus of Nazareth.
1997 195:10.8 Kerkelijk gezag is ten enenmale onverenigbaar met dat levende geloof, de groeiende geest en de ervaring uit de eerste hand van de geloofskameraden van Jezus in de broederschap der mensen in de geestelijke vereniging van het koninkrijk des hemels. Het loffelijke verlangen om de tradities over prestaties in het verleden te bewaren, leidt dikwijls tot het verdedigen van verouderde vormen van godsverering. Het goedbedoelde verlangen om oude denksystemen te onderhouden, is een afdoend beletsel voor het bevorderen van nieuwe, adequate middelen en methoden om de geestelijke verlangens van het zich uitbreidende en vorderende denken van de moderne mens te bevredigen. Zo staan ook de Christelijken kerken van de twintigste eeuw als grote, maar geheel onbewuste, obstakels de onmiddellijke opmars van het echte evangelie — het onderricht van Jezus van Nazaret — in de weg.
1955 195:10.9 Many earnest persons who would gladly yield loyalty to the Christ of the gospel find it very difficult enthusiastically to support a church which exhibits so little of the spirit of his life and teachings, and which they have been erroneously taught he founded. Jesus did not found the so-called Christian church, but he has, in every manner consistent with his nature, fostered it as the best existent exponent of his lifework on earth.
1997 195:10.9 Velen die het ernstig menen en graag hun trouw zouden willen betonen aan de Christus van het evangelie, vinden het heel moeilijk om enthousiast hun steun te geven aan een kerk die zo weinig van de geest van zijn leven en onderricht aan de dag legt, en waarvan hun ten onrechte is geleerd dat hij haar heeft gesticht. Jezus heeft de zogenoemde Christelijke kerk niet gesticht, maar op alle manieren die bij zijn natuur passen, heeft hij haar onderhouden als de beste huidige exponent van zijn levenswerk op aarde.
1955 195:10.10 If the Christian church would only dare to espouse the Master’s program, thousands of apparently indifferent youths would rush forward to enlist in such a spiritual undertaking, and they would not hesitate to go all the way through with this great adventure.
1997 195:10.10 Indien de Christelijke kerk het slechts zou aandurven het programma van de Meester te omhelzen, zouden duizenden ogenschijnlijk onverschillige jonge mensen naar voren stormen om zich aan te sluiten bij zo’n geestelijke onderneming, en zij zouden niet aarzelen dit grootse avontuur tot het einde toe door te zetten.
1955 195:10.11 Christianity is seriously confronted with the doom embodied in one of its own slogans: “A house divided against itself cannot stand.” The non-Christian world will hardly capitulate to a sect-divided Christendom. The living Jesus is the only hope of a possible unification of Christianity. The true church—the Jesus brotherhood—is invisible, spiritual, and is characterized by unity, not necessarily by uniformity. Uniformity is the earmark of the physical world of mechanistic nature. Spiritual unity is the fruit of faith union with the living Jesus. The visible church should refuse longer to handicap the progress of the invisible and spiritual brotherhood of the kingdom of God. And this brotherhood is destined to become a living organism in contrast to an institutionalized social organization. It may well utilize such social organizations, but it must not be supplanted by them.
1997 195:10.11 Het Christendom ziet zich in ernstige mate geconfronteerd met het noodlot dat tot uitdrukking wordt gebracht in een van haar eigen slagzinnen: `Een huis dat tegen zichzelf is verdeeld kan niet standhouden[20].’ De niet-Christelijke wereld zal moeilijk kunnen capituleren voor een in sekten verdeelde Christenheid. In de levende Jezus ligt de enige hoop op een mogelijke eenwording van het Christendom. De ware kerk — de broederschap van Jezus — is onzichtbaar, geestelijk, en wordt gekenmerkt door eenheid, niet noodzakelijkerwijs door eenvormigheid. Eenvormigheid is het kenteken van de fysische wereld van mechanistische aard. Geestelijke eenheid is de vrucht van de geloofseenheid met de levende Jezus. De zichtbare kerk moet weigeren de vooruitgang van de onzichtbare, geestelijke broederschap van het koninkrijk Gods nog langer in de weg te staan. En deze broederschap is bestemd om een levend organisme te worden, in tegenstelling tot een geïnstitutionaliseerde sociale organisatie. Zij kan heel goed gebruik maken van zulke sociale organisaties, maar moet zich er niet door laten verdringen.
1955 195:10.12 But the Christianity of even the twentieth century must not be despised. It is the product of the combined moral genius of the God-knowing men of many races during many ages, and it has truly been one of the greatest powers for good on earth, and therefore no man should lightly regard it, notwithstanding its inherent and acquired defects. Christianity still contrives to move the minds of reflective men with mighty moral emotions.
1997 195:10.12 Maar zelfs het Christendom van de twintigste eeuw moet niet worden veracht. Het is het voortbrengsel van het gezamenlijke morele genie van de Godkennende mensen van vele volkeren in vele eeuwen en is waarlijk een van de grootste krachten ten goede geweest op aarde: daarom moet niemand licht over het Christendom denken, ondanks de gebreken die het eigen zijn of die het heeft opgedaan. Het Christendom weet nog steeds het bewustzijn van nadenkende mensen te bewegen door krachtige morele emoties.
1955 195:10.13 But there is no excuse for the involvement of the church in commerce and politics; such unholy alliances are a flagrant betrayal of the Master. And the genuine lovers of truth will be slow to forget that this powerful institutionalized church has often dared to smother newborn faith and persecute truth bearers who chanced to appear in unorthodox raiment.
1997 195:10.13 Er bestaat echter geen excuus voor de kerk wanneer zij zich inlaat met handel en politiek; zulke onheilige allianties zijn een schandelijk verraad van de Meester. En zij die de waarheid echt liefhebben, zullen niet licht vergeten dat deze machtige geïnstitutionaliseerde kerk dikwijls de euvele moed heeft gehad om pasgeboren geloof te verstikken en de brengers van waarheid die toevallig niet in orthodox gewaad gehuld waren, te vervolgen.
1955 195:10.14 It is all too true that such a church would not have survived unless there had been men in the world who preferred such a style of worship. Many spiritually indolent souls crave an ancient and authoritative religion of ritual and sacred traditions. Human evolution and spiritual progress are hardly sufficient to enable all men to dispense with religious authority. And the invisible brotherhood of the kingdom may well include these family groups of various social and temperamental classes if they are only willing to become truly spirit-led sons of God. But in this brotherhood of Jesus there is no place for sectarian rivalry, group bitterness, nor assertions of moral superiority and spiritual infallibility.
1997 195:10.14 Het is maar al te waar dat zo’n kerk niet zou zijn blijven bestaan, als er geen mensen geweest waren die aan zo’n vorm van godsverering de voorkeur gaven. Vele geestelijk luie zielen begeren een oude, autoritaire godsdienst met ritueel en heilige tradities. De evolutie van de mens en zijn geestelijke vooruitgang zijn nauwelijks voldoende om alle mensen in staat te stellen het religieuze gezag af te schaffen. En de onzichtbare broederschap van het koninkrijk kan deze familiegroepen van verschillende sociale klassen en soorten temperament heel goed insluiten, indien zij maar bereid zijn waarlijk door de geest geleide zonen van God te worden. In deze broederschap van Jezus is echter geen plaats voor sectarische rivaliteit, groepsverbittering, of claims van morele superioriteit en geestelijke onfeilbaarheid.
1955 195:10.15 These various groupings of Christians may serve to accommodate numerous different types of would-be believers among the various peoples of Western civilization, but such division of Christendom presents a grave weakness when it attempts to carry the gospel of Jesus to Oriental peoples. These races do not yet understand that there is a religion of Jesus separate, and somewhat apart, from Christianity, which has more and more become a religion about Jesus.
1997 195:10.15 Deze veelsoortige Christelijke groeperingen mogen dan wel dienen om onderdak te bieden aan talrijke verschillende typen mensen die onder de uiteenlopende volkeren in de Westerse civilisatie voor gelovigen willen doorgaan, maar deze verdeeldheid van de Christenheid vormt een ernstige zwakheid wanneer zij tracht het evangelie van Jezus aan de Oosterse volken te brengen. Deze volkeren begrijpen nog niet dat er een religie van Jezus is, die onderscheiden en enigszins los is van het Christendom dat steeds meer een religie over Jezus is geworden.
1955 195:10.16 The great hope of Urantia lies in the possibility of a new revelation of Jesus with a new and enlarged presentation of his saving message which would spiritually unite in loving service the numerous families of his present-day professed followers.
1997 195:10.16 De grote hoop voor Urantia ligt in de mogelijkheid van een nieuwe openbaring van Jezus, met een nieuwe, meer omvattende presentatie van zijn reddende boodschap, die de talrijke families van zijn huidige belijdende volgelingen geestelijk zou verenigen in liefdevolle dienstbaarheid.
1955 195:10.17 Even secular education could help in this great spiritual renaissance if it would pay more attention to the work of teaching youth how to engage in life planning and character progression. The purpose of all education should be to foster and further the supreme purpose of life, the development of a majestic and well-balanced personality. There is great need for the teaching of moral discipline in the place of so much self-gratification. Upon such a foundation religion may contribute its spiritual incentive to the enlargement and enrichment of mortal life, even to the security and enhancement of life eternal.
1997 195:10.17 Zelfs het wereldlijke onderwijs zou kunnen bijdragen aan deze grote geestelijke renaissance, indien het meer aandacht zou schenken aan het werk om jonge mensen te leren hoe zij plannen kunnen maken voor hun leven en voor de ontwikkeling van hun karakter. Alle onderwijs en opvoeding moet ten dienste staan van de zorg voor, en bevordering van, het allerhoogste doel van het leven, de ontwikkeling van een majesteitelijke, evenwichtige persoonlijkheid. Er bestaat een grote behoefte aan het onderricht van morele discipline, in plaats van het vele bevredigen van de eigen verlangens. Op zulk een grondslag kan religie de bijdrage van haar geestelijke aansporing leveren aan de verruiming en verrijking van het sterfelijke leven, en zelfs aan de zekerheid en verhoging van het eeuwige leven.
1955 195:10.18 Christianity is an extemporized religion, and therefore must it operate in low gear. High-gear spiritual performances must await the new revelation and the more general acceptance of the real religion of Jesus. But Christianity is a mighty religion, seeing that the commonplace disciples of a crucified carpenter set in motion those teachings which conquered the Roman world in three hundred years and then went on to triumph over the barbarians who overthrew Rome. This same Christianity conquered—absorbed and exalted—the whole stream of Hebrew theology and Greek philosophy. And then, when this Christian religion became comatose for more than a thousand years as a result of an overdose of mysteries and paganism, it resurrected itself and virtually reconquered the whole Western world. Christianity contains enough of Jesus’ teachings to immortalize it.
1997 195:10.18 Het Christendom is een geïmpro-viseerde godsdienst en daarom moet het in lage versnellingen te werk gaan. Geestelijke prestaties in hoge versnellingen moeten wachten tot de nieuwe openbaring en de meer algemene aanvaarding van de werkelijke religie van Jezus. Maar het Christendom is een machtige godsdienst, in aanmerking genomen dat door de alledaagse leerlingen van een gekruisigde timmerman het onderricht op gang werd gebracht dat de Romeinse wereld binnen driehonderd jaar veroverde, en dat vervolgens triomfeerde over de barbaren die Rome ten val brachten. Dit zelfde Christendom veroverde — absorbeerde en verhief — de gehele stroming van de Hebreeuwse theologie en de Griekse filosofie. En toen deze Christelijke religie in een meer dan duizend jaar lange slaaptoestand raakte door een overdosis aan mysteriën en paganisme, bracht het zichzelf vervolgens opnieuw tot leven en veroverde het praktisch de hele Westelijke wereld opnieuw. Het Christendom bevat genoeg van het onderricht van Jezus om het onsterfelijk te doen zijn.
1955 195:10.19 If Christianity could only grasp more of Jesus’ teachings, it could do so much more in helping modern man to solve his new and increasingly complex problems.
1997 195:10.19 Indien het Christendom maar meer van Jezus’ onderricht kon vatten, zou het zeer veel meer kunnen doen om de moderne mens te helpen zijn nieuwe, steeds complexere problemen op te lossen.
1955 195:10.20 Christianity suffers under a great handicap because it has become identified in the minds of all the world as a part of the social system, the industrial life, and the moral standards of Western civilization; and thus has Christianity unwittingly seemed to sponsor a society which staggers under the guilt of tolerating science without idealism, politics without principles, wealth without work, pleasure without restraint, knowledge without character, power without conscience, and industry without morality.
1997 195:10.20 Het Christendom lijdt groot nadeel omdat het in het denken van de gehele wereld is geïdentificeerd met een onderdeel van het sociale stelsel, het industriële leven, en de morele normen van de Westerse civilisatie; aldus lijkt het dan ook alsof het Christendom ongewild een maatschappij heeft gesteund die wankelt onder de schuld dat zij wetenschap zonder idealisme tolereert, politiek zonder principes, rijkdom zonder werk, genietingen zonder zelfbeheersing, kennis zonder karakter, macht zonder geweten, en industrie zonder ethiek.
1955 195:10.21 The hope of modern Christianity is that it should cease to sponsor the social systems and industrial policies of Western civilization while it humbly bows itself before the cross it so valiantly extols, there to learn anew from Jesus of Nazareth the greatest truths mortal man can ever hear—the living gospel of the fatherhood of God and the brotherhood of man.
1997 195:10.21 Voor het moderne Christendom valt te hopen dat het zal ophouden de sociale stelsels en het industriële beleid van de Westerse civilisatie te ondersteunen, terwijl het zich nederig buigt voor het kruis dat het zo moedig verheerlijkt, om daar opnieuw van Jezus van Nazaret de grootste waarheden te leren die de sterfelijke mens ooit te horen kan krijgen — het levende evangelie van het vaderschap van God en de broederschap der mensen.
Verhandeling 194. De uitstorting van de Geest van Waarheid |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 196. Het geloof van Jezus |