Het Urantia Boek in het Engels is sinds 2006 wereldwijd Public Domain.
Vertalingen: © 1997 De Stichting Urantia
Verhandeling 69. Primitieve menselijke instellingen |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 71. De ontwikkeling van de staat |
THE EVOLUTION OF HUMAN GOVERNMENT
DE EVOLUTIE VAN HET MENSELIJK BESTUUR
1955 70:0.1 NO SOONER had man partially solved the problem of making a living than he was confronted with the task of regulating human contacts. The development of industry demanded law, order, and social adjustment; private property necessitated government.
1997 70:0.1 NAUWELIJKS had de mens het probleem van zijn levensonderhoud ten dele opgelost, of hij werd geconfronteerd met de opgave om zijn menselijke contacten te regelen. De ontwikkeling van nijverheid vroeg om wetten, orde en sociale regelingen; het particuliere eigendom maakte een vorm van bestuur noodzakelijk.
1955 70:0.2 On an evolutionary world, antagonisms are natural; peace is secured only by some sort of social regulative system. Social regulation is inseparable from social organization; association implies some controlling authority. Government compels the co-ordination of the antagonisms of the tribes, clans, families, and individuals.
1997 70:0.2 Op een evolutionaire wereld zijn antagonismen normaal; vrede wordt slechts verzekerd door een of ander regelend systeem. Sociale regulering is onscheidbaar van sociale organisatie: associatie impliceert een vorm van controlerend gezag. Een regering kan de coördinatie afdwingen van antagonismen tussen de stammen, clans, families en individuen.
1955 70:0.3 Government is an unconscious development; it evolves by trial and error. It does have survival value; therefore it becomes traditional. Anarchy augmented misery; therefore government, comparative law and order, slowly emerged or is emerging. The coercive demands of the struggle for existence literally drove the human race along the progressive road to civilization.
1997 70:0.3 Bestuursvormen zijn een onbewuste ontwikkeling; zij ontwikkelen zich met vallen en opstaan. Bestuursvormen hebben zeker waarde voor de overleving en daarom worden zij traditioneel. Anarchie vergrootte de ellende; daarom is er langzamerhand een vorm van bestuur, een betrekkelijke mate van gezag en orde ontstaan, of ontstaat nog steeds. De dwingende eisen van de strijd om het bestaan hebben de mensheid letterlijk voortgedreven op de progressieve weg naar civilisatie.
1. THE GENESIS OF WAR
1. DE GENESE VAN OORLOG
1955 70:1.1 War is the natural state and heritage of evolving man; peace is the social yardstick measuring civilization’s advancement. Before the partial socialization of the advancing races man was exceedingly individualistic, extremely suspicious, and unbelievably quarrelsome. Violence is the law of nature, hostility the automatic reaction of the children of nature, while war is but these same activities carried on collectively. And wherever and whenever the fabric of civilization becomes stressed by the complications of society’s advancement, there is always an immediate and ruinous reversion to these early methods of violent adjustment of the irritations of human interassociations.
1997 70:1.1 Oorlog is de natuurlijke staat en erfenis van de evoluerende mens; vrede is de sociale maatstaf waarnaar de vooruitgang der civilisatie wordt gemeten. Vóór de gedeeltelijke socialisering van de zich ontwikkelende rassen was de mens uitermate individualistisch, uiterst achterdochtig en ongelooflijk twistziek. Geweld is de wet der natuur, vijandigheid de automa-tische reactie van de kinderen der natuur, terwijl oorlog niet anders is dan dezelfde activiteiten in collectieve vorm. En wanneer en waar de structuur van de civilisatie onder druk komt te staan door de complicaties die met de sociale vooruitgang gepaard gaan, vindt er altijd een onmiddellijke, rampzalige terugkeer plaats naar deze oude methoden om de irritaties door de onderlinge menselijke omgang op gewelddadige wijze te regelen.
1955 70:1.2 War is an animalistic reaction to misunderstandings and irritations; peace attends upon the civilized solution of all such problems and difficulties. The Sangik races, together with the later deteriorated Adamites and Nodites, were all belligerent. The Andonites were early taught the golden rule, and, even today, their Eskimo descendants live very much by that code; custom is strong among them, and they are fairly free from violent antagonisms.
1997 70:1.2 Oorlog is een dierlijke reactie op geschillen en irritaties; vrede vergezelt de geciviliseerde oplossing van al zulke problemen en moeilijkheden. Evenals de latere gedegenereerde Adamieten en Nodieten, waren de Sangik-rassen alle krijgszuchtig. De Andonieten werd al vroeg de gulden regel bijgebracht, en hun afstammelingen, de Eskimo’s, houden zich ook heden ten dage nog grotendeels aan deze code: het gewoonterecht leeft sterk onder hen en ze zijn redelijk vrij van gewelddadige antagonismen.
1955 70:1.3 Andon taught his children to settle disputes by each beating a tree with a stick, meanwhile cursing the tree; the one whose stick broke first was the victor. The later Andonites used to settle disputes by holding a public show at which the disputants made fun of and ridiculed each other, while the audience decided the winner by its applause.
1997 70:1.3 Andon leerde zijn kinderen ruzies op te lossen door elk met een stok op een boom te slaan en ondertussen de boom te verwensen; degene wiens stok het eerst brak, had gewonnen. De latere Andonieten hadden de gewoonte geschillen bij te leggen door een openbare vertoning te geven, waarbij de tegenstanders de draak met elkaar staken en elkaar belachelijk maakten, en het publiek door applaus uitmaakte wie de winnaar was.
1955 70:1.4 But there could be no such phenomenon as war until society had evolved sufficiently far to actually experience periods of peace and to sanction warlike practices. The very concept of war implies some degree of organization.
1997 70:1.4 Het verschijnsel oorlog kon zich echter pas voordoen toen de samenleving voldoende was ontwikkeld om daadwerkelijke perioden van vrede te kennen en militaire praktijken te sanctioneren. Het hele begrip oorlog houdt een zekere mate van organisatie in.
1955 70:1.5 With the emergence of social groupings, individual irritations began to be submerged in the group feelings, and this promoted intratribal tranquillity but at the expense of intertribal peace. Peace was thus first enjoyed by the in-group, or tribe, who always disliked and hated the out-group, foreigners. Early man regarded it a virtue to shed alien blood.
1997 70:1.5 Toen er sociale groeperingen ontstonden, gingen individuele irritaties op in de gevoelens van de groep, hetgeen de rust binnen de stammen bevorderde doch ten koste ging van de vrede tussen de stammen. Zo werd vrede het eerst ervaren binnen de eigen groep of stam, welke steeds een afkeer had van, en haat koesterde jegens de groep daarbuiten, de vreemdelingen. De vroege mens beschouwde het als een deugd om vreemd bloed te vergieten.
1955 70:1.6 But even this did not work at first. When the early chiefs would try to iron out misunderstandings, they often found it necessary, at least once a year, to permit the tribal stone fights. The clan would divide up into two groups and engage in an all-day battle. And this for no other reason than just the fun of it; they really enjoyed fighting.
1997 70:1.6 Maar zelfs dit werkte in het begin niet. Wanneer de vroege stamhoofden wilden proberen geschillen glad te strijken, merkten zij dikwijls dat het nodig was om op zijn minst eens per jaar de stam toe te staan met stenen te vechten. De clan placht zich dan in twee groepen te verdelen en een hele dag te vechten. Dit had geen andere reden dan vermaak; vechten deed hun werkelijk plezier.
1955 70:1.7 Warfare persists because man is human, evolved from an animal, and all animals are bellicose. Among the early causes of war were:
1997 70:1.7 Het oorlogvoeren duurt voort omdat de mens menselijk is, geëvolueerd uit een dier, en alle dieren zijn strijdlustig. Tot de eerste oorzaken van oorlog behoorden:
1955 70:1.8 1. Hunger, which led to food raids. Scarcity of land has always brought on war, and during these struggles the early peace tribes were practically exterminated.
1997 70:1.8 1. Honger die leidde tot voedsel-rooftochten. Gebrek aan land heeft altijd oorlog veroorzaakt, en tijdens deze gevechten werden de vroege vreedzame stammen praktisch uitgeroeid.
1955 70:1.9 2. Woman scarcity—an attempt to relieve a shortage of domestic help. Woman stealing has always caused war.
1997 70:1.9 2. Schaarsheid van vrouwen — een poging om een tekort aan hulp in het huis te verlichten. Vrouwenroof heeft altijd oorlog veroorzaakt.
1955 70:1.10 3. Vanity—the desire to exhibit tribal prowess. Superior groups would fight to impose their mode of life upon inferior peoples.
1997 70:1.10 3. IJdelheid — het verlangen om de dapperheid van de stam te tonen. Hoger ontwikkelde groepen plachten te vechten om hun levenswijze aan lager ontwikkelde volken op te leggen.
1955 70:1.11 4. Slaves—need of recruits for the labor ranks.
1997 70:1.11 4. Slaven — de behoefte aan recruten voor de gelederen van de werkers.
1955 70:1.12 5. Revenge was the motive for war when one tribe believed that a neighboring tribe had caused the death of a fellow tribesman. Mourning was continued until a head was brought home. The war for vengeance was in good standing right on down to comparatively modern times.
1997 70:1.12 5. Wraak was de beweegreden tot oorlog als een stam geloofde dat een naburige stam de dood van een stamgenoot had veroorzaakt. De rouwtijd duurde totdat er een hoofd werd thuisgebracht. Oorlog als wraakoefening werd tot in betrekkelijk recente tijden gerespecteerd.
1955 70:1.13 6. Recreation—war was looked upon as recreation by the young men of these early times. If no good and sufficient pretext for war arose, when peace became oppressive, neighboring tribes were accustomed to go out in semifriendly combat to engage in a foray as a holiday, to enjoy a sham battle.
1997 70:1.13 6. Tijdverdrijf — oorlog werd door de jonge mannen uit die vroege tijden als tijdverdrijf beschouwd. Indien er zich geen goed en geldig voorwendsel voor oorlog voordeed, wanneer de vrede benauwend werd, hadden buurstammen de gewoonte uit te trekken in een half vriendschappelijk gevecht, zodat zij als vakantieviering op strooptocht konden gaan en zich met schijngevechten konden vermaken.
1955 70:1.14 7. Religion—the desire to make converts to the cult. The primitive religions all sanctioned war. Only in recent times has religion begun to frown upon war. The early priesthoods were, unfortunately, usually allied with the military power. One of the great peace moves of the ages has been the attempt to separate church and state.
1997 70:1.14 7. Religie — het verlangen bekeerlingen te maken voor de stamgodsdienst. Alle primitieve godsdiensten sanctioneerden oorlog. Eerst kort geleden is de godsdienst begonnen oorlog af te keuren. In de oude tijd was het priesterdom helaas meestal nauw verbonden met de militaire macht. Een van de grote vredesbewegingen aller tijden is de poging geweest om kerk en staat te scheiden.
1955 70:1.15 Always these olden tribes made war at the bidding of their gods, at the behest of their chiefs or medicine men. The Hebrews believed in such a “God of battles”; and the narrative of their raid on the Midianites is a typical recital of the atrocious cruelty of the ancient tribal wars; this assault, with its slaughter of all the males and the later killing of all male children and all women who were not virgins, would have done honor to the mores of a tribal chieftain of two hundred thousand years ago. And all this was executed in the “name of the Lord God of Israel.”
1997 70:1.15 Deze oude stammen voerden altijd oorlog op bevel van hun goden, in opdracht van hun stamhoofden of medicijnmannen. De Hebreeërs geloofden in zo’n ‘God van de strijd’ en het verhaal van hun inval bij de Midianieten is een typerend relaas over de afschuwelijke wreedheid van de oude stammenoorlogen; deze geweldpleging, met het afslachten van alle mannen en later het doden van alle mannelijke kinderen en alle vrouwen die geen maagd waren, zou de zeden van een stamhoofd van tweehonderdduizend jaar geleden tot eer hebben gestrekt[1][2][3]. En dit alles werd bedreven in de ‘naam van de Here God van Israël[4].’
1955 70:1.16 This is a narrative of the evolution of society—the natural outworking of the problems of the races—man working out his own destiny on earth. Such atrocities are not instigated by Deity, notwithstanding the tendency of man to place the responsibility on his gods.
1997 70:1.16 Dit is een beschrijving van de evolutie van de samenleving — het natuurlijke uitwerken van de problemen der rassen — de mens die zijn eigen bestemming op aarde uitwerkt. Dergelijke wreedheden worden niet teweeggebracht door de Godheid, ook al heeft de mens de neiging zijn goden ervoor verantwoordelijk te stellen.
1955 70:1.17 Military mercy has been slow in coming to mankind. Even when a woman, Deborah, ruled the Hebrews, the same wholesale cruelty persisted. Her general in his victory over the gentiles caused “all the host to fall upon the sword; there was not one left.”
1997 70:1.17 Militaire clementie is slechts langzaam tot het mensdom doorgedrongen. Zelfs toen een vrouw, Debora, de Hebreeërs regeerde, bleef dezelfde massale wreedheid bestaan. Bij zijn overwinning op de heidenen zorgde haar generaal dat ‘het gehele leger viel door de scheprte des zwaards; niet één bleef over[5].’
1955 70:1.19 Early wars were fought between tribes as a whole, but in later times, when two individuals in different tribes had a dispute, instead of both tribes fighting, the two disputants engaged in a duel. It also became a custom for two armies to stake all on the outcome of a contest between a representative chosen from each side, as in the instance of David and Goliath.
1997 70:1.19 De eerste oorlogen werden tussen gehele stammen uitgevochten, maar wanneer in latere tijden twee leden van verschillende stammen een geschil hadden, gingen de twee tegenstanders een tweegevecht aan, in plaats van dat de twee stammen gingen strijden. Er ontstond ook een gewoonte waarbij twee legers alles inzetten op de uitslag van een krachtmeting tussen twee gekozen representanten, zoals in het geval van David en Goliat[7].
1955 70:1.20 The first refinement of war was the taking of prisoners. Next, women were exempted from hostilities, and then came the recognition of noncombatants. Military castes and standing armies soon developed to keep pace with the increasing complexity of combat. Such warriors were early prohibited from associating with women, and women long ago ceased to fight, though they have always fed and nursed the soldiers and urged them on to battle.
1997 70:1.20 De eerste verfijning in het oorlogvoeren was het maken van gevangenen. Vervolgens werden de vrouwen vrijgesteld van oorlogshandelingen en daarna kwam de erkenning van non-combattanten. Al spoedig ontwikkelden zich de militaire kasten en staande legers om gelijke tred te kunnen houden met de toenemende complexiteit van de strijd. Zulke krijgslieden werd al vroeg verboden om met vrouwen om te gaan en vrouwen zijn reeds lang geleden opgehouden te vechten, ofschoon zij de soldaten altijd hebben gevoed en verpleegd en hen tot de strijd hebben aangespooord.
1955 70:1.21 The practice of declaring war represented great progress. Such declarations of intention to fight betokened the arrival of a sense of fairness, and this was followed by the gradual development of the rules of “civilized” warfare. Very early it became the custom not to fight near religious sites and, still later, not to fight on certain holy days. Next came the general recognition of the right of asylum; political fugitives received protection.
1997 70:1.21 Het gebruik om de oorlog te verklaren betekende een grote stap vooruit. Deze verklaringen van de intentie om oorlog te voeren betekenden dat er een gevoel van billijkheid was ontstaan, hetgeen werd gevolgd door de geleidelijke ontwikkeling van regels voor ‘beschaafde’ oorlogvoering. Heel vroeg werd het de gewoonte om dichtbij religieuze plaatsen geen strijd te leveren, en later, om niet te vechten op bepaalde heilige dagen. Hierop volgde de algemene erkenning van het asielrecht: politieke vluchtelingen ontvingen bescherming.
1955 70:1.22 Thus did warfare gradually evolve from the primitive man hunt to the somewhat more orderly system of the later-day “civilized” nations. But only slowly does the social attitude of amity displace that of enmity.
1997 70:1.22 Zo ontwikkelde de oorlogvoering zich geleidelijk van de primitieve jacht op mensen tot het ietwat meer geregelde systeem van latere ‘geciviliseerde’ naties. Doch slechts langzaam neemt de sociale instelling van vriendschap de plaats in van die van vijandschap.
2. THE SOCIAL VALUE OF WAR
2. DE SOCIALE WAARDE VAN DE OORLOG
1955 70:2.1 In past ages a fierce war would institute social changes and facilitate the adoption of new ideas such as would not have occurred naturally in ten thousand years. The terrible price paid for these certain war advantages was that society was temporarily thrown back into savagery; civilized reason had to abdicate. War is strong medicine, very costly and most dangerous; while often curative of certain social disorders, it sometimes kills the patient, destroys the society.
1997 70:2.1 In voorbije tijden bracht een felle oorlog gewoonlijk sociale veranderingen op gang en bevorderde hij het overnemen van nieuwe ideeën, hetgeen op natuurlijke wijze in geen tienduizend jaar zou zijn gebeurd. De vreselijke prijs die voor deze zekere voordelen van een oorlog werd betaald, was dat de samenleving tijdelijk tot barbaarsheid terugviel: de geciviliseerde rede ruimde het veld. Oorlog is een krachtig medicijn, zeer kostbaar en uiterst gevaarlijk; hoewel het bepaalde sociale wantoestanden vaak cureert, doodt het soms ook de patiënt, richt het de samenleving te gronde.
1955 70:2.2 The constant necessity for national defense creates many new and advanced social adjustments. Society, today, enjoys the benefit of a long list of useful innovations which were at first wholly military and is even indebted to war for the dance, one of the early forms of which was a military drill.
1997 70:2.2 De voortdurende noodzaak tot nationale verdediging roept vele nieuwe, progressieve sociale aanpassingen in het leven. Heden ten dage geniet de samenleving het voordeel van een hele reeks nuttige vernieuwingen die in het begin geheel van militaire aard waren en heeft aan de oorlog zelfs de dans te danken, waarvan een der vroege vormen een militaire exercitie was.
1955 70:2.3 War has had a social value to past civilizations because it:
1997 70:2.3 De oorlog heeft voor vroegere civilisaties maatschappelijke waarde gehad en wel omdat deze:
1955 70:2.4 1. Imposed discipline, enforced co-operation.
1997 70:2.4 1. discipline oplegde, samenwerking afdwong;
1997 70:2.5 2. standvastigheid en moed beloonde;
1955 70:2.6 3. Fostered and solidified nationalism.
1997 70:2.6 3. nationalisme aanmoedigde en consolideerde;
1955 70:2.7 4. Destroyed weak and unfit peoples.
1997 70:2.7 4. zwakke en ongezonde volken verdelgde;
1955 70:2.8 5. Dissolved the illusion of primitive equality and selectively stratified society.
1997 70:2.8 5. de illusie van primitieve gelijkheid deed verdwijnen en een selectief gelaagde maatschappij deed ontstaan.
1955 70:2.9 War has had a certain evolutionary and selective value, but like slavery, it must sometime be abandoned as civilization slowly advances. Olden wars promoted travel and cultural intercourse; these ends are now better served by modern methods of transport and communication. Olden wars strengthened nations, but modern struggles disrupt civilized culture. Ancient warfare resulted in the decimation of inferior peoples; the net result of modern conflict is the selective destruction of the best human stocks. Early wars promoted organization and efficiency, but these have now become the aims of modern industry. During past ages war was a social ferment which pushed civilization forward; this result is now better attained by ambition and invention. Ancient warfare supported the concept of a God of battles, but modern man has been told that God is love. War has served many valuable purposes in the past, it has been an indispensable scaffolding in the building of civilization, but it is rapidly becoming culturally bankrupt—incapable of producing dividends of social gain in any way commensurate with the terrible losses attendant upon its invocation.
1997 70:2.9 Oorlog heeft een bepaalde evolutionaire en selectieve waarde gehad, doch moet, evenals de slavernij, op een bepaald moment worden opgegeven wanneer de beschaving langzaam vooruitgaat. Voorheen hebben oorlogen het reizen en de culturele uitwisseling bevorderd; deze doeleinden worden nu beter gediend door moderne methoden van vervoer en communicatie. Vroeger maakten oorlogen de naties sterker, maar de moderne oorlog ontwricht de geciviliseerde cultuur. De oorlogvoering in de oudheid had de decimering der minder ontwikkelde volken tot gevolg; het uiteindelijk resultaat van de moderne conflicten is de selectieve vernietiging van de besten onder de mensen. De vroege oorlogen bevorderden organisatie en effi- ciëntie, maar dit zijn nu de doelstellingen van de moderne industrie. In voorbije tijden was oorlog een sociaal gistmiddel dat de civilisatie vooruit duwde; hetzelfde wordt nu beter bereikt door ambitie en inventie. De oude oorlogvoering steunde de idee van een strijdende God, maar de moderne mens heeft geleerd dat God liefde is[8]. De oorlog heeft in het verleden vele waar- devolle doeleinden gediend en is onmisbaar geweest als steigerwerk bij het opbouwen der civilisatie, doch gaat nu snel bankroet in culturele zin — wordt onbekwaam om het dividend aan sociale winst op te leveren dat ook maar enigszins in verhouding staat tot de vreselijke verliezen die met haar invocatie gepaard gaan.
1955 70:2.10 At one time physicians believed in bloodletting as a cure for many diseases, but they have since discovered better remedies for most of these disorders. And so must the international bloodletting of war certainly give place to the discovery of better methods for curing the ills of nations.
1997 70:2.10 Eens geloofden artsen dat aderlaten een geneesmiddel was voor vele kwalen, maar sindsdien hebben zij voor de meeste van deze kwalen betere remedies ontdekt. Zo moeten de internationale aderlatingen door oorlogen ook zeker plaats maken voor de ontdekking van betere methoden om de kwalen der volkeren te genezen.
1955 70:2.11 The nations of Urantia have already entered upon the gigantic struggle between nationalistic militarism and industrialism, and in many ways this conflict is analogous to the agelong struggle between the herder-hunter and the farmer. But if industrialism is to triumph over militarism, it must avoid the dangers which beset it. The perils of budding industry on Urantia are:
1997 70:2.11 De naties op Urantia zijn reeds de reusachtige strijd begonnen tussen nationalistisch militarisme en industrialisme, een conflict dat in vele opzichten parallel loopt aan de eeuwenlange strijd tussen de herder-jager en de landbouwer. Indien echter de industrialisatie over het militarisme wil zegevieren, moeten de gevaren die haar bedreigen worden vermeden. De grote gevaren van de ontluikende industrie op Urantia zijn:
1955 70:2.12 1. The strong drift toward materialism, spiritual blindness.
1997 70:2.12 1. de sterke neiging tot materialisme, geestelijke blindheid;
1997 70:2.13 2. de aanbidding van rijkdom-macht, misvorming van waarden;
1955 70:2.14 3. The vices of luxury, cultural immaturity.
1997 70:2.14 3. de ondeugden van weelde, culturele onvolwassenheid;
1997 70:2.15 4. de toenemende gevaren van luiheid, ongevoeligheid voor dienstbaarheid;
1955 70:2.16 5. The growth of undesirable racial softness, biologic deterioration.
1997 70:2.16 5. de toename van ongewenste verwekelijking van het ras, biologische degeneratie;
1955 70:2.17 6. The threat of standardized industrial slavery, personality stagnation. Labor is ennobling but drudgery is benumbing.
1997 70:2.17 6. de dreiging van een gestandaardiseerde industriële slavernij, persoonlijkheidsstagnatie. Arbeid adelt, maar geestdodend werk maakt gevoelloos.
1955 70:2.18 Militarism is autocratic and cruel—savage. It promotes social organization among the conquerors but disintegrates the vanquished. Industrialism is more civilized and should be so carried on as to promote initiative and to encourage individualism. Society should in every way possible foster originality.
1997 70:2.18 Het militarisme is autocratisch en wreed — barbaars. Het bevordert sociale organisatie bij de overwinnaars, maar doet de overwonnenen uiteen vallen. Het industrialisme is geciviliseerder en dient zo te worden bedreven, dat het initiatief wordt gestimuleerd en het individualisme wordt aangemoedigd. De samenleving moet op alle mogelijke manieren de originaliteit bevorderen.
1955 70:2.19 Do not make the mistake of glorifying war; rather discern what it has done for society so that you may the more accurately visualize what its substitutes must provide in order to continue the advancement of civilization. And if such adequate substitutes are not provided, then you may be sure that war will long continue.
1997 70:2.19 Maakt niet de fout dat ge de oorlog verheerlijkt, maar onderscheidt wat de oorlog voor de samen- leving heeft gedaan, zodat ge u nauwkeuriger kunt voorstellen waarin zijn plaatvervangers moeten voorzien teneinde de vooruitgang van de civilisatie te continueren. Indien er niet wordt gezorgd voor dergelijke substituten, kunt ge er zeker van zijn dat de oorlog nog lang zal blijven bestaan.
1955 70:2.20 Man will never accept peace as a normal mode of living until he has been thoroughly and repeatedly convinced that peace is best for his material welfare, and until society has wisely provided peaceful substitutes for the gratification of that inherent tendency periodically to let loose a collective drive designed to liberate those ever-accumulating emotions and energies belonging to the self-preservation reactions of the human species.
1997 70:2.20 De mens zal vrede nooit als een normale levenswijze accepteren totdat hij er grondig en bij herhaling van overtuigd is geraakt dat vrede het beste is voor zijn materiële welzijn, en totdat de samenleving wijselijk vreedzame substituten heeft verschaft ter bevrediging van de ingewortelde neiging om periodiek een collectieve actie te ontketenen als uitlaat voor de zich steeds ophopende emoties en energieën die nu eenmaal deel uitmaken van de reacties van zelfbehoud van de menselijke soort.
1955 70:2.21 But even in passing, war should be honored as the school of experience which compelled a race of arrogant individualists to submit themselves to highly concentrated authority—a chief executive. Old-fashioned war did select the innately great men for leadership, but modern war no longer does this. To discover leaders society must now turn to the conquests of peace: industry, science, and social achievement.
1997 70:2.21 Maar zelfs bij zijn verdwijnen moet worden erkend dat de oorlog een school der ervaring is geweest die een ras van arrogante individualisten heeft gedwongen zich te onderwerpen aan een zeer centrale autoriteit — een bevelhebber. De ouderwetse oorlog selecteerde inderdaad de van nature grote mannen om leiding te geven, maar de moderne oorlog doet dit niet meer. Om leiders te vinden moet de samenleving zich nu wenden tot vreedzame veroveringen: prestaties op industrieel, wetenschappelijk en sociaal terrein.
3. EARLY HUMAN ASSOCIATIONS
3. VROEGE MENSELIJKE ASSOCIATIES
1955 70:3.1 In the most primitive society the horde is everything; even children are its common property. The evolving family displaced the horde in child rearing, while the emerging clans and tribes took its place as the social unit.
1997 70:3.1 In de primitiefste samenleving is de horde alles; zelfs de kinderen zijn haar gemeenschappelijk bezit. Het zich ontwikkelende gezin verdrong de horde bij de opvoeding der kinderen, terwijl de opkomende clans en stammen haar vervingen als sociale eenheid.
1955 70:3.2 Sex hunger and mother love establish the family. But real government does not appear until superfamily groups have begun to form. In the prefamily days of the horde, leadership was provided by informally chosen individuals. The African Bushmen have never progressed beyond this primitive stage; they do not have chiefs in the horde.
1997 70:3.2 Geslachtsdrift en moederliefde vormen het gezin. Doch echt bestuur verschijnt pas als zich groepen zijn gaan vormen die meer dan een familie omvatten. In de dagen van de horde die aan de periode van het gezin voorafgingen, werd leiding gegeven door informeel gekozen individuen. De Afrikaanse Bosjesmannen zijn nooit verder gekomen dan dit primitieve stadium: zij kennen geen aanvoerders van de horde.
1955 70:3.3 Families became united by blood ties in clans, aggregations of kinsmen; and these subsequently evolved into tribes, territorial communities. Warfare and external pressure forced the tribal organization upon the kinship clans, but it was commerce and trade that held these early and primitive groups together with some degree of internal peace.
1997 70:3.3 Families raakten door bloedbanden verenigd in clans, verzamelingen van bloedverwanten; deze ontwikkelden zich vervolgens tot stammen, territoriale gemeenschappen. Door oorlogvoering en druk van buitenaf werden de clans van verwanten tot de vorming van stammen gedwongen, maar handelsverkeer en uitwisseling hielden deze eerste primitieve groepen met een zekere mate van interne vrede bijeen.
1955 70:3.4 The peace of Urantia will be promoted far more by international trade organizations than by all the sentimental sophistry of visionary peace planning. Trade relations have been facilitated by development of language and by improved methods of communication as well as by better transportation.
1997 70:3.4 De vrede op Urantia zal veel sterker worden bevorderd door internationale handelsorganisaties dan door alle sentimentele sofisterijen over vrede van idealistische plannenmakers. Handelsbetrekkingen zijn bevorderd door de ontwikkeling van de taal en door verbeterde communicatiemethoden, alsmede door beter vervoer.
1955 70:3.5 The absence of a common language has always impeded the growth of peace groups, but money has become the universal language of modern trade. Modern society is largely held together by the industrial market. The gain motive is a mighty civilizer when augmented by the desire to serve.
1997 70:3.5 Het ontbreken van een gemeenschappelijke taal heeft altijd de ontwikkeling van vredesgroepen in de weg gestaan, maar geld is de universele taal geworden van het moderne handelsverkeer. De moderne samenleving blijft grotendeels bijeen door de industriële markt. Het winstmotief levert een machtige bijdrage aan de civilisatie wanneer het wordt uitgebreid met het verlangen om te dienen.
1955 70:3.6 In the early ages each tribe was surrounded by concentric circles of increasing fear and suspicion; hence it was once the custom to kill all strangers, later on, to enslave them. The old idea of friendship meant adoption into the clan; and clan membership was believed to survive death—one of the earliest concepts of eternal life.
1997 70:3.6 In de vroege tijdperken was iedere stam omgeven door concentrische cirkels van toenemende vrees en achterdocht; vandaar dat het eens de gewoonte was alle vreemdelingen te doden en later, om hen tot slaaf te maken. De oude opvatting over vriendschap betekende adoptie door de clan; men geloofde bovendien dat het lidmaatschap van de clan na de dood doorging — een van de oudste voorstellingen van het eeuwig leven.
1955 70:3.7 The ceremony of adoption consisted in drinking each other’s blood. In some groups saliva was exchanged in the place of blood drinking, this being the ancient origin of the practice of social kissing. And all ceremonies of association, whether marriage or adoption, were always terminated by feasting.
1997 70:3.7 De ceremonie van adoptie bestond uit het drinken van elkaars bloed. In sommige groepen wisselde men speeksel uit in plaats van elkaars bloed te drinken: dit is de oude oorsprong van de gewoonte van het sociale kussen. En alle ceremoniën van associatie, zowel huwelijken of adopties, eindigden altijd in festiviteiten.
1955 70:3.8 In later times, blood diluted with red wine was used, and eventually wine alone was drunk to seal the adoption ceremony, which was signified in the touching of the wine cups and consummated by the swallowing of the beverage. The Hebrews employed a modified form of this adoption ceremony. Their Arab ancestors made use of the oath taken while the hand of the candidate rested upon the generative organ of the tribal native. The Hebrews treated adopted aliens kindly and fraternally. “The stranger that dwells with you shall be as one born among you, and you shall love him as yourself.”
1997 70:3.8 In latere tijden werd er bloed gebruikt dat was verdund met rode wijn, en tenslotte werd er uitsluitend wijn gedronken om de ceremonie der adoptie te bezegelen, hetgeen werd aangeduid met het aanstoten der wijnkroezen en voltrokken door de drank door te slikken. Bij de Hebreeërs was een gemodificeerde vorm van deze adoptie-ceremonie in gebruik. Hun Arabische voorouders maakten gebruik van de eed, waarbij zij de hand van de kandidaat lieten rusten op het geslachtsorgaan van het stamlid. De Hebreeërs behandelden geadopteerde vreemdelingen op vriendelijke en broederlijke wijze. ‘De vreemdeling die bij u vertoeft zal als een onder u geborene voor u zijn, en gij zult hem liefhebben als uzelf[9].’
1955 70:3.9 “Guest friendship” was a relation of temporary hospitality. When visiting guests departed, a dish would be broken in half, one piece being given the departing friend so that it would serve as a suitable introduction for a third party who might arrive on a later visit. It was customary for guests to pay their way by telling tales of their travels and adventures. The storytellers of olden times became so popular that the mores eventually forbade their functioning during either the hunting or harvest seasons.
1997 70:3.9 ‘Gastvriendschap’ was een relatie van tijdelijke gastvrijheid. Wanneer gasten na een bezoek vertrokken, werd een schaal in tweeën gebroken, en werd de ene helft aan de vertrekkende vriend meegegeven, zodat deze zou kunnen worden gebruikt als een passende introductie voor een derde persoon die mogelijk later op bezoek zou komen. Het was gebruikelijk dat gasten voor hun verblijf betaalden door verhalen te vertellen over hun reizen en avonturen. De vertellers uit die oude tijden werden zo populair, dat de zeden tenslotte voorschreven dat zij tijdens de jacht of in de oogsttijd niet mochten optreden.
1955 70:3.10 The first treaties of peace were the “blood bonds.” The peace ambassadors of two warring tribes would meet, pay their respects, and then proceed to prick the skin until it bled; whereupon they would suck each other’s blood and declare peace.
1997 70:3.10 De eerste vredesverdragen waren de ‘bloedbroederschappen.’ De vredesafgezanten van twee strijdende stammen ontmoetten elkaar, betuigden hun respect en prikten zich vervolgens tot bloedens toe in de huid; hierna zogen zij elkanders bloed op en riepen de vrede uit.
1955 70:3.11 The earliest peace missions consisted of delegations of men bringing their choice maidens for the sex gratification of their onetime enemies, the sex appetite being utilized in combating the war urge. The tribe so honored would pay a return visit, with its offering of maidens; whereupon peace would be firmly established. And soon intermarriages between the families of the chiefs were sanctioned.
1997 70:3.11 De vroegste vredesmissies bestonden uit delegaties van mannen die hun mooiste maagden meebrachten ten behoeve van de seksuele bevrediging van hun voormalige vijanden, waarmee de seksuele begeerte werd aangewend ter bestrijding van de krijgslust. De stam die op deze wijze werd vereerd, bracht vervolgens een tegenbezoek waarbij ook maagden werden aangeboden; hierop was er gewoonlijk stevig vrede gesloten. Al spoedig werden er dan ook huwelijken tussen de families van de opperhoofden toegestaan.
4. CLANS AND TRIBES
4. CLANS EN STAMMEN
1955 70:4.1 The first peace group was the family, then the clan, the tribe, and later on the nation, which eventually became the modern territorial state. The fact that the present-day peace groups have long since expanded beyond blood ties to embrace nations is most encouraging, despite the fact that Urantia nations are still spending vast sums on war preparations.
1997 70:4.1 De eerste vredesgroep was het gezin, daarna kwam de clan en de stam, en nog later de natie, die zich ten slotte ontwikkelde tot de moderne territoriale staat. Het feit dat de huidige vredesgroepen allang veel uitgebreider zijn dan groepen van bloedverwanten en thans naties omvatten, is zeer bemoedigend, ondanks het feit dat de naties op Urantia nog steeds enorme sommen gelds uitgeven aan oorlogsbewapening.
1955 70:4.2 The clans were blood-tie groups within the tribe, and they owed their existence to certain common interests, such as:
1997 70:4.2 De clans waren bloedverwante groepen binnen de stam en dankten hun bestaan aan bepaalde gemeenschappelijke belangen, zoals de volgende:
1955 70:4.3 1. Tracing origin back to a common ancestor.
1997 70:4.3 1. zij gingen terug op een gemeenschappelijke voorouder;
1955 70:4.4 2. Allegiance to a common religious totem.
1997 70:4.4 2. zij waren trouw aan een gemeenschappelijke religieuze totem;
1955 70:4.6 4. Sharing a common dwelling place.
1997 70:4.6 4. zij hadden een gemeenschappelijke woonplaats;
1955 70:4.8 6. Having had a common military experience.
1997 70:4.8 6. zij hadden een gemeenschappelijke militaire ervaring.
1955 70:4.9 The clan headmen were always subordinate to the tribal chief, the early tribal governments being a loose confederation of clans. The native Australians never developed a tribal form of government.
1997 70:4.9 De hoofden van de clans waren altijd ondergeschikt aan het stamhoofd, want de vroege stambesturen bestonden uit losse confederaties van clans. De Australische inboorlingen hebben nooit een vorm van stambestuur ontwikkeld.
1955 70:4.10 The clan peace chiefs usually ruled through the mother line; the tribal war chiefs established the father line. The courts of the tribal chiefs and early kings consisted of the headmen of the clans, whom it was customary to invite into the king’s presence several times a year. This enabled him to watch them and the better secure their co-operation. The clans served a valuable purpose in local self-government, but they greatly delayed the growth of large and strong nations.
1997 70:4.10 De vredeshoofden van de clans regeerden gewoonlijk door de vrouwelijke lijn; de oorlogsaanvoerders van de stammen stelden de mannelijke lijn in. De hoven van de stamhoofden en eerste koningen bestonden uit de hoofden van de clans, die gewoonlijk verschillende malen per jaar bij de koning werden uitgenodigd. Dit stelde deze in staat hen te observeren en zich beter van hun samenwerking te verzekeren. De clans hebben een waardevolle bijdrage geleverd aan het plaatselijke zelfbestuur, doch hebben de ontplooiing van grote, sterke naties in hoge mate vertraagd.
5. THE BEGINNINGS OF GOVERNMENT
5. HET BEGIN VAN HET STAATSBESTUUR
1955 70:5.1 Every human institution had a beginning, and civil government is a product of progressive evolution just as much as are marriage, industry, and religion. From the early clans and primitive tribes there gradually developed the successive orders of human government which have come and gone right on down to those forms of social and civil regulation that characterize the second third of the twentieth century.
1997 70:5.1 Iedere menselijke instelling is eens begonnen en het burgerlijke staatsbestuur is uit een voortschrijdende evolutie voortgekomen, evenals het huwelijk, de industrie en de godsdienst. Uit de oude clans en primitieve stammen ontwikkelden zich geleidelijk de opeenvolgende vormen van menselijk bestuur die aldoor zijn gekomen en gegaan, tot en met de vormen van sociale en burgerlijke regulering die kenmerkend zijn voor het midden van de twintigste eeuw.
1955 70:5.2 With the gradual emergence of the family units the foundations of government were established in the clan organization, the grouping of consanguineous families. The first real governmental body was the council of the elders. This regulative group was composed of old men who had distinguished themselves in some efficient manner. Wisdom and experience were early appreciated even by barbaric man, and there ensued a long age of the domination of the elders. This reign of the oligarchy of age gradually grew into the patriarchal idea.
1997 70:5.2 Met de geleidelijke opkomst van familie-eenheden werd de grondslag voor het bestuur in de organisatie van de clans, de groeperingen van bloedverwante families gelegd. Het eerste echte bestuurslichaam was de raad der oudsten[10]. Deze bestuursgroep was samengesteld uit oude mannen die zich op een of andere competente wijze hadden onderscheiden. Wijsheid en ervaring werden al vroeg gewaardeerd, zelfs door de barbaarse mens, en er volgde een lang tijdperk waarin de oudsten overheersten. Dit oligarchische bewind der oudsten ontwikkelde zich geleidelijk tot de idee van het patriarchaat.
1955 70:5.3 In the early council of the elders there resided the potential of all governmental functions: executive, legislative, and judicial. When the council interpreted the current mores, it was a court; when establishing new modes of social usage, it was a legislature; to the extent that such decrees and enactments were enforced, it was the executive. The chairman of the council was one of the forerunners of the later tribal chief.
1997 70:5.3 De vroege raad der oudsten kende in potentie alle bestuurlijke functies: de uitvoerende, wetgevende en de rechtsprekende. Als de raad gangbare gewoonten interpreteerde, fungeerde zij als een gerechtshof; wanneer zij nieuwe vormen van sociale gebruiken vastlegde, als wetgevend lichaam; en voorzover zulke voorschriften en bepalingen werden afgedwongen, als uitvoerende macht. De voorzitter van de raad was een voorloper van het latere stamhoofd.
1955 70:5.4 Some tribes had female councils, and from time to time many tribes had women rulers. Certain tribes of the red man preserved the teaching of Onamonalonton in following the unanimous rule of the “council of seven.”
1997 70:5.4 Sommige stammen hadden een vrouwelijke raad, en van tijd tot tijd hadden vele stammen vrouwelijke leiders. Bepaalde stammen van de rode mens hielden de leer van Onamonalonton levend door het volgen van de regel van het eenstemmig bewind van de ‘raad van zeven.’
1955 70:5.5 It has been hard for mankind to learn that neither peace nor war can be run by a debating society. The primitive “palavers” were seldom useful. The race early learned that an army commanded by a group of clan heads had no chance against a strong one-man army. War has always been a kingmaker.
1997 70:5.5 De mensheid heeft het moeilijk gevonden om te leren dat er geen vrede kan bestaan noch oorlog worden gevoerd door een dispuutgezelschap. De primitieve ‘palavers’ hadden maar zelden nut. Het volk leerde al spoedig dat een leger dat werd aangevoerd door een groep clanhoofden geen kans maakte tegenover een sterk, door één man aangevoerd leger. De oorlog heeft altijd koningen voortgebracht.
1955 70:5.6 At first the war chiefs were chosen only for military service, and they would relinquish some of their authority during peacetimes, when their duties were of a more social nature. But gradually they began to encroach upon the peace intervals, tending to continue to rule from one war on through to the next. They often saw to it that one war was not too long in following another. These early war lords were not fond of peace.
1997 70:5.6 Aanvankelijk werden oorlogsaanvoerders alleen gekozen om militaire diensten te verrichten en gewoonlijk stonden zij iets van hun gezag af in tijden van vrede, wanneer hun plichten een meer sociaal karakter hadden. Maar geleidelijk begonnen zij zich ook op te dringen in de tussenliggende perioden van vrede, regeerden zij na de ene oorlog meestal door tot de volgende. Zij zorgden er vaak voor dat oorlogen snel op elkaar volgden. Deze krijgsheren uit de oudheid waren niet erg op vrede gesteld.
1955 70:5.7 In later times some chiefs were chosen for other than military service, being selected because of unusual physique or outstanding personal abilities. The red men often had two sets of chiefs—the sachems, or peace chiefs, and the hereditary war chiefs. The peace rulers were also judges and teachers.
1997 70:5.7 In latere perioden werden sommige aanvoerders ook gekozen voor andere dan militaire diensten, zij werden dan geselecteerd vanwege uitzonderlijke lichamelijke of opmerkelijke persoonlijke bekwaamheden. De rode mensen hadden vaak twee soorten leiders — de sachems, of leiders in tijd van vrede, en de erfelijke oorlogsleiders. De heersers in vredestijd waren ook rechters en leraren.
1955 70:5.8 Some early communities were ruled by medicine men, who often acted as chiefs. One man would act as priest, physician, and chief executive. Quite often the early royal insignias had originally been the symbols or emblems of priestly dress.
1997 70:5.8 Sommige oude samenlevingen werden bestuurd door medicijnmannen die dikwijls als hoofd optraden. Eén man trad op als priester, heelmeester en stamhoofd. Zeer dikwijls waren de vroege koninklijke onderscheidingstekenen oorspronkelijk symbolen of emblemen van het priestergewaad geweest.
1955 70:5.9 And it was by these steps that the executive branch of government gradually came into existence. The clan and tribal councils continued in an advisory capacity and as forerunners of the later appearing legislative and judicial branches. In Africa, today, all these forms of primitive government are in actual existence among the various tribes.
1997 70:5.9 En langs deze stadia is geleidelijk het uitvoerend bestuur tot stand gekomen. De raden van de clan of stam bleven bestaan met adviserende bevoegdheden en als voorlopers van de wetgevende en rechtsprekende organen die later opkwamen. Onder de verschillende stammen in Afrika bestaan thans al deze vormen van primitief bestuur nog steeds daadwerkelijk.
6. MONARCHIAL GOVERNMENT
6. MONARCHALE REGERING
1955 70:6.1 Effective state rule only came with the arrival of a chief with full executive authority. Man found that effective government could be had only by conferring power on a personality, not by endowing an idea.
1997 70:6.1 Effectief staatsbestuur ontstond pas bij het optreden van leiders met volledig uitvoerend gezag. De mens ontdekte dat hij alleen een effectieve regering tot stand kon brengen door macht te verlenen aan een persoonlijkheid, niet door een idee te subsidiëren.
1955 70:6.2 Rulership grew out of the idea of family authority or wealth. When a patriarchal kinglet became a real king, he was sometimes called “father of his people.” Later on, kings were thought to have sprung from heroes. And still further on, rulership became hereditary, due to belief in the divine origin of kings.
1997 70:6.2 Het machthebberschap ontstond uit de idee van familiegezag of -rijkdom. Wanneer een patriarchaal koninkje een echte koning werd, werd hij wel ‘vader van zijn volk’ genoemd[11]. Later dacht men dat koningen van helden afstamden. En nog later werd het machthebberschap erfelijk, dankzij het geloof dat koningen van goddelijke oorsprong waren.
1955 70:6.3 Hereditary kingship avoided the anarchy which had previously wrought such havoc between the death of a king and the election of a successor. The family had a biologic head; the clan, a selected natural leader; the tribe and later state had no natural leader, and this was an additional reason for making the chief-kings hereditary. The idea of royal families and aristocracy was also based on the mores of “name ownership” in the clans.
1997 70:6.3 Door het erfelijke koningschap werd de anarchie vermeden die voorheen zoveel verwoesting teweegbracht in de tijd die lag tussen de dood van de koning en de verkiezing van een opvolger. Het gezin had een biologisch hoofd; de clan een gekozen natuurlijke leider; de stam, en later de staat, had geen natuurlijke leider en dit was een reden te meer om het leiderschap-koningschap erfelijk te maken. De idee van koninklijke families en een aristocratie was ook gebaseerd op de zeden van ‘het eigendom van een naam’ binnen de geslachten.
1955 70:6.4 The succession of kings was eventually regarded as supernatural, the royal blood being thought to extend back to the times of the materialized staff of Prince Caligastia. Thus kings became fetish personalities and were inordinately feared, a special form of speech being adopted for court usage. Even in recent times it was believed that the touch of kings would cure disease, and some Urantia peoples still regard their rulers as having had a divine origin.
1997 70:6.4 De opvolging van koningen werd tenslotte beschouwd als een bovennatuurlijke zaak, waarbij men dacht dat koninklijk bloed terug te voeren was tot de tijden van de gematerialiseerde staf van Vorst Caligastia. Zo werden koningen tot fetisj-persoonlijkheden en werden zij buitensporig gevreesd, waarbij een speciaal taalgebruik voor het hof werd ingevoerd. Zelfs in recente tijden werd nog geloofd dat de aanraking door koningen zieken kon genezen, en sommige volken op Urantia beschouwen hun regeerders nog steeds als van goddelijke oorsprong.
1955 70:6.5 The early fetish king was often kept in seclusion; he was regarded as too sacred to be viewed except on feast days and holy days. Ordinarily a representative was chosen to impersonate him, and this is the origin of prime ministers. The first cabinet officer was a food administrator; others shortly followed. Rulers soon appointed representatives to be in charge of commerce and religion; and the development of a cabinet was a direct step toward depersonalization of executive authority. These assistants of the early kings became the accepted nobility, and the king’s wife gradually rose to the dignity of queen as women came to be held in higher esteem.
1997 70:6.5 De oude fetisj-koning werd dikwijls in afzondering gehouden; hij werd als te heilig beschouwd om te worden gezien, behalve op feestdagen en heilige dagen. Gewoonlijk werd er een plaatsvervanger gekozen om zijn rol te spelen, en dit is de oorsprong van de eerste ministers. De hoogste ambtenaar van het kabinet was belast met de voedselvoorziening; weldra volgden anderen. De heersers stelden al spoedig vertegenwoordigers aan die belast werden met handel en godsdienst; de ontwikkeling van een kabinet was vervolgens een rechtstreekse stap in de richting van uitvoerend gezag dat niet langer aan een persoon was gebonden. Deze assistenten van de vroege koningen werden de erkende adel, en de vrouw van de koning steeg geleidelijk tot de waardigheid van koningin toen vrouwen in hoger aanzien kwamen.
1955 70:6.6 Unscrupulous rulers gained great power by the discovery of poison. Early court magic was diabolical; the king’s enemies soon died. But even the most despotic tyrant was subject to some restrictions; he was at least restrained by the ever-present fear of assassination. The medicine men, witch doctors, and priests have always been a powerful check on the kings. Subsequently, the landowners, the aristocracy, exerted a restraining influence. And ever and anon the clans and tribes would simply rise up and overthrow their despots and tyrants. Deposed rulers, when sentenced to death, were often given the option of committing suicide, which gave origin to the ancient social vogue of suicide in certain circumstances.
1997 70:6.6 Gewetenloze heersers verkregen grote macht door de ontdekking van vergif. De oude tovenarij aan het hof had een duivels karakter; de vijanden van de koning stierven spoedig. Maar zelfs de meest despotische tiran was aan bepaalde beperkingen gebonden: hij werd althans in toom gehouden door zijn voortdurende vrees om zelf ook vermoord te zullen worden. De medicijnmannen, toverdokters en priesters hebben steeds een krachtige rem gevormd op de macht der koningen. Nadien oefenden de landeigenaren, de aristocratie, een matigende invloed uit. En telkens weer kwamen de clans en stammen eenvoudig in opstand en brachten zij hun despoten en tirannen ten val. Indien afgezette heersers ter dood waren veroordeeld, werd hun vaak de mogelijkheid geboden zelfmoord te plegen, hetgeen de oude sociale mode deed ontstaan om in bepaalde omstandigheden zelfmoord te plegen.
7. PRIMITIVE CLUBS AND SECRET SOCIETIES
7. PRIMITIEVE VERENIGINGEN EN GEHEIME GENOOTSCHAPPEN
1955 70:7.1 Blood kinship determined the first social groups; association enlarged the kinship clan. Intermarriage was the next step in group enlargement, and the resultant complex tribe was the first true political body. The next advance in social development was the evolution of religious cults and the political clubs. These first appeared as secret societies and originally were wholly religious; subsequently they became regulative. At first they were men’s clubs; later women’s groups appeared. Presently they became divided into two classes: sociopolitical and religio-mystical.
1997 70:7.1 Bloedverwantschap bepaalde de eerste sociale groepsvorming; associatie vergrootte de bloedverwantschapsclan. Gemengde huwelijken vormden de volgende stap in de uitbreiding van de groep en de hieruit voortkomende complexe stam was het eerste echte politieke lichaam. De volgende stap in de maatschappelijke ontwikkeling was de evolutie van religieuze sekten en politieke verenigingen. Deze deden zich aanvankelijk voor als geheime genootschappen en hadden oorspronkelijk een geheel religieus karakter; nadien traden ze regelend op. Eerst waren het verenigingen van mannen; later ontstonden vrouwengroepen. Weldra werden zij in twee klassen verdeeld: sociaal-politieke en religieus-mystieke.
1997 70:7.2 Er waren vele redenen voor het geheime karakter van deze genootschappen, zoals:
1955 70:7.3 1. Fear of incurring the displeasure of the rulers because of the violation of some taboo.
1997 70:7.3 1. vrees om het misnoegen van de heersers op te wekken wegens het overtreden van een of ander taboe;
1955 70:7.4 2. In order to practice minority religious rites.
1997 70:7.4 2. de mogelijkheid om de religieuze riten van minderheden te kunnen praktiseren;
1955 70:7.5 3. For the purpose of preserving valuable “spirit” or trade secrets.
1997 70:7.5 3. het oogmerk om een waardevolle ‘geest’ te behouden of handelsgeheimen te bewaren;
1955 70:7.6 4. For the enjoyment of some special charm or magic.
1997 70:7.6 4. het bezit van een speciale toverspreuk of magie.
1955 70:7.7 The very secrecy of these societies conferred on all members the power of mystery over the rest of the tribe. Secrecy also appeals to vanity; the initiates were the social aristocracy of their day. After initiation the boys hunted with the men; whereas before they had gathered vegetables with the women. And it was the supreme humiliation, a tribal disgrace, to fail to pass the puberty tests and thus be compelled to remain outside the men’s abode with the women and children, to be considered effeminate. Besides, noninitiates were not allowed to marry.
1997 70:7.7 Alleen al de geheimhouding in deze groepen gaf alle leden de macht van het mysterieuze over de rest van de stam. Geheimzinnigheid spreekt ook de ijdelheid aan; de ingewijden waren de maatschappelijke aristocraten van hun tijd. Na de inwijding gingen de jongens met de mannen op jacht, terwijl zij daarvóór met de vrouwen gewassen hadden verzameld. En het was de uiterste vernedering, een schande tegenover de stam, om niet te slagen voor de puberteitstesten en aldus gedwongen te blijven zich buiten het mannenverblijf bij de vrouwen en kinderen op te houden en als verwijfd te worden beschouwd. Bovendien werd het niet-ingewijden niet toegestaan te trouwen.
1955 70:7.8 Primitive people very early taught their adolescent youths sex control. It became the custom to take boys away from parents from puberty to marriage, their education and training being intrusted to the men’s secret societies. And one of the chief functions of these clubs was to keep control of adolescent young men, thus preventing illegitimate children.
1997 70:7.8 Primitieve mensen leerden hun opgroeiende jongeren al zeer vroeg zich seksueel te beheersen. Het was gebruikelijk jongens vanaf de puberteit tot het huwelijk bij hun ouders weg te halen en hun opvoeding en scholing toe te vertrouwen aan de geheime genootschappen der mannen. Een van de belangrijkste functies van deze verenigingen was toezicht te houden op de opgroeiende jonge mannen, waardoor onwettige kinderen werden voorkomen.
1955 70:7.9 Commercialized prostitution began when these men’s clubs paid money for the use of women from other tribes. But the earlier groups were remarkably free from sex laxity.
1997 70:7.9 De gecommercialiseerde prostitutie begon toen deze mannenverenigingen geld gingen betalen om gebruik te kunnen maken van vrouwen uit andere stammen. De vroege groepen waren evenwel opmerkelijk vrij van seksuele bandeloosheid.
1955 70:7.10 The puberty initiation ceremony usually extended over a period of five years. Much self-torture and painful cutting entered into these ceremonies. Circumcision was first practiced as a rite of initiation into one of these secret fraternities. The tribal marks were cut on the body as a part of the puberty initiation; the tattoo originated as such a badge of membership. Such torture, together with much privation, was designed to harden these youths, to impress them with the reality of life and its inevitable hardships. This purpose is better accomplished by the later appearing athletic games and physical contests.
1997 70:7.10 De ceremoniën rond de puberteitsinwijding strekten zich meestal uit over een periode van vijf jaren. Veel zelfkastijding en pijnlijk snijden maakten deel uit van deze ceremoniën. De besnijdenis werd aanvankelijk als inwijdingsrite in een van deze geheime broederschappen toegepast. De kentekens van de stam werden in het lichaam gekerfd als onderdeel van de puberteitsinwijding; tatoeering is ontstaan als zulk een uiterlijk teken van lidmaatschap. Dergelijke martelingen, alsmede veel ontberingen, waren bedoeld om deze jongens te harden, om hen te doordringen van de realiteit van het leven en de onvermijdelijke tegenspoed daarin. Dit doel wordt echter beter bereikt door de athletische spelen en lichamelijke wedstrijden die later opkwamen.
1955 70:7.11 But the secret societies did aim at the improvement of adolescent morals; one of the chief purposes of the puberty ceremonies was to impress upon the boy that he must leave other men’s wives alone.
1997 70:7.11 De geheime genootschappen streefden er echter wel naar de moraal van de opgroeiende jongens te verbeteren: een van de belangrijkste doeleinden van de ceremoniën rond de puberteit was de jongen duidelijk te maken dat hij de vrouwen van andere mannen met rust moest laten.
1955 70:7.12 Following these years of rigorous discipline and training and just before marriage, the young men were usually released for a short period of leisure and freedom, after which they returned to marry and to submit to lifelong subjection to the tribal taboos. And this ancient custom has continued down to modern times as the foolish notion of “sowing wild oats.”
1997 70:7.12 Na deze jaren van strenge discipline en training, vlak voor het huwelijk, werden de jonge mannen meestal voor een korte tijd vrijgelaten om zich te ontspannen en van hun vrijheid te genieten, waarna zij terugkeerden om te trouwen en zich levenslang te onderwerpen aan de taboes van de stam. Deze oude gewoonte heeft tot op heden stand gehouden als de dwaze idee dat iemand ‘zijn wilde haren moet verliezen.’
1955 70:7.13 Many later tribes sanctioned the formation of women’s secret clubs, the purpose of which was to prepare adolescent girls for wifehood and motherhood. After initiation girls were eligible for marriage and were permitted to attend the “bride show,” the coming-out party of those days. Women’s orders pledged against marriage early came into existence.
1997 70:7.13 Vele latere stammen sanctioneerden de vorming van geheime verenigingen van vrouwen, die ten doel hadden opgroeiende meisjes voor te bereiden op het huwelijk en het moederschap. Na hun inwijding kwamen de meisjes in aanmerking voor een huwelijk en werd hun toegestaan aan de ‘bruidsvertoning,’ het sociale debuut van die dagen, deel te nemen. Reeds vroeg ontstonden er orden van vrouwen die zich verbonden niet te huwen.
1955 70:7.14 Presently nonsecret clubs made their appearance when groups of unmarried men and groups of unattached women formed their separate organizations. These associations were really the first schools. And while men’s and women’s clubs were often given to persecuting each other, some advanced tribes, after contact with the Dalamatia teachers, experimented with coeducation, having boarding schools for both sexes.
1997 70:7.14 Al spoedig verschenen er openbare verenigingen, toen groepen ongetrouwde mannen en ongetrouwde vrouwen hun afzonderlijke organisaties vormden. Deze verenigingen waren de eerste echte scholen. En terwijl de verenigingen van mannen en die van vrouwen dikwijls de neiging hadden elkaar te vervolgen, experimenteerden enkele vooruitstrevende stammen toen zij in aanraking waren gekomen met de leraren van Dalamatia, ook met gemengd onderwijs voor jongens en meisjes en hadden daartoe kostscholen voor beide geslachten.
1955 70:7.15 Secret societies contributed to the building up of social castes chiefly by the mysterious character of their initiations. The members of these societies first wore masks to frighten the curious away from their mourning rites—ancestor worship. Later this ritual developed into a pseudo seance at which ghosts were reputed to have appeared. The ancient societies of the “new birth” used signs and employed a special secret language; they also forswore certain foods and drinks. They acted as night police and otherwise functioned in a wide range of social activities.
1997 70:7.15 Geheime genootschappen hebben bijgedragen tot de vorming van sociale kasten, hoofdzakelijk door het mysterieuze karakter van hun inwijdingen. De leden van deze genootschappen droegen aanvankelijk maskers om nieuwsgierigen af te schrikken bij hun rouwceremoniën — voorouderverering. Later ontwikkelde zich dit ritueel tot een pseudo-séance waar vermeende geesten verschenen. De oude genootschappen van de ‘wedergeboorte’ gebruikten tekens en een speciale geheimtaal; zij zwoeren tevens bepaalde gerechten en dranken af. Zij traden op als nachtwakers en functioneerden ook anderszins in een ruime schakering van sociale activiteiten.
1955 70:7.16 All secret associations imposed an oath, enjoined confidence, and taught the keeping of secrets. These orders awed and controlled the mobs; they also acted as vigilance societies, thus practicing lynch law. They were the first spies when the tribes were at war and the first secret police during times of peace. Best of all they kept unscrupulous kings on the anxious seat. To offset them, the kings fostered their own secret police.
1997 70:7.16 Alle geheime genootschappen legden een eed en een zwijgplicht op, en onderrichtten het bewaren van geheimen. Deze orden boezemden ontzag in en hielden het gepeupel in bedwang; zij traden ook op als burgerwachten en oefenden als zodanig de lynchwet uit. Zij waren de eerste spionnen als de stammen oorlog voerden en de eerste geheime politie in vredestijd. Het mooiste was dat zij gewetenloze koningen in ongerustheid hielden op hun troon. Als tegenwicht hielden de koningen er hun eigen geheime politie op na.
1955 70:7.17 These societies gave rise to the first political parties. The first party government was “the strong” vs. “the weak.” In ancient times a change of administration only followed civil war, abundant proof that the weak had become strong.
1997 70:7.17 Uit deze verenigingen ontstonden de eerste politieke partijen. De eerste partijregering was die van ‘de sterken’ tegenover ‘de zwakken.’ In oude tijden vond er alleen een verandering van de regering plaats na een burgeroorlog, als overvloedig bewijs dat de zwakken sterk waren geworden.
1955 70:7.18 These clubs were employed by merchants to collect debts and by rulers to collect taxes. Taxation has been a long struggle, one of the earliest forms being the tithe, one tenth of the hunt or spoils. Taxes were originally levied to keep up the king’s house, but it was found that they were easier to collect when disguised as an offering for the support of the temple service.
1997 70:7.18 Deze verenigingen werden door kooplieden gebruikt om schulden in te vorderen, en door heersers om belastingen te innen. Het heffen van belasting is een lange strijd geweest; een van de vroegste vormen was de tiende, een tiende van de jacht of de buit. Belastingen werden oorspronkelijk geheven om het koningshuis te onderhouden, maar het bleek dat ze gemakkelijker geïnd konden worden onder het mom van een offer voor de instandhouding van de tempeldienst.
1955 70:7.19 By and by these secret associations grew into the first charitable organizations and later evolved into the earlier religious societies—the forerunners of churches. Finally some of these societies became intertribal, the first international fraternities.
1997 70:7.19 Op de lange duur ontwikkelden deze geheime genootschappen zich tot de eerste liefdadigheidsorganisaties en later tot de vroege religieuze genootschappen — de voorlopers van de kerken. Ten slotte vormden sommige van deze genootschappen zich tot intertribale genootschappen, de eerste internationale broederschappen.
8. SOCIAL CLASSES
8. SOCIALE KLASSEN
1955 70:8.1 The mental and physical inequality of human beings insures that social classes will appear. The only worlds without social strata are the most primitive and the most advanced. A dawning civilization has not yet begun the differentiation of social levels, while a world settled in light and life has largely effaced these divisions of mankind, which are so characteristic of all intermediate evolutionary stages.
1997 70:8.1 De mentale en fysieke ongelijkheid der mensen garandeert dat er altijd sociale klassen zullen ontstaan. De enige werelden zonder sociale rangen en standen zijn de meest primitieve en de meest gevorderde. In de dageraad van een beschaving bestaat er nog geen onderscheid tussen sociale niveaus, terwijl een in licht en leven bestendigde wereld deze scheidslijnen tussen de mensen, die zo kenmerkend zijn voor alle tussenliggende evolutionaire fasen, grotendeels heeft uitgewist.
1955 70:8.2 As society emerged from savagery to barbarism, its human components tended to become grouped in classes for the following general reasons:
1997 70:8.2 Wanneer een samenleving van het primitiefste niveau overging naar het barbarisme, raakten haar menselijke componenten veelal in klassen gegroepeerd wegens de volgende algemene redenen:
1955 70:8.3 1. Natural—contact, kinship, and marriage; the first social distinctions were based on sex, age, and blood—kinship to the chief.
1997 70:8.3 1. Natuurlijke — contact, verwantschap en huwelijk; de eerste sociale onderscheidingen waren gebaseerd op geslacht, leeftijd en bloed — verwantschap met het hoofd.
1955 70:8.4 2. Personal—the recognition of ability, endurance, skill, and fortitude; soon followed by the recognition of language mastery, knowledge, and general intelligence.
1997 70:8.4 2. Persoonlijke — de erkenning van bekwaamheid, uithoudingsvermogen, vaardigheid en standvastigheid; spoedig gevolgd door de erkenning van taalbeheersing, kennis en algemeen verstandelijk vermogen.
1955 70:8.5 3. Chance—war and emigration resulted in the separating of human groups. Class evolution was powerfully influenced by conquest, the relation of the victor to the vanquished, while slavery brought about the first general division of society into free and bond.
1997 70:8.5 3. Toeval — oorlog en emigratie leidden tot afscheiding van menselijke groepen. De ontwikkeling van klassen werd sterk beïnvloed door veroveringen, de verhouding tussen de overwinnaar en de overwonnene, terwijl slavernij de eerste grote indeling van de samenleving in vrijen en onvrijen teweegbracht.
1955 70:8.6 4. Economic—rich and poor. Wealth and the possession of slaves was a genetic basis for one class of society.
1997 70:8.6 4. Economische — rijk en arm. Rijkdom en het bezit van slaven vormden een genetische basis voor een bepaalde klasse van de samenleving.
1955 70:8.7 5. Geographic—classes arose consequent upon urban or rural settlement. City and country have respectively contributed to the differentiation of the herder-agriculturist and the trader-industrialist, with their divergent viewpoints and reactions.
1997 70:8.7 5. Geografische — er ontstonden klassen ten gevolge van de vestiging in steden of op het platte- land. De stad en het land hebben ieder voor zich bijgedragen tot de differentiatie van de her-der-landbouwer en de handelaar-industrieel, met hun uiteenlopende gezichtspunten en reacties.
1955 70:8.8 6. Social—classes have gradually formed according to popular estimate of the social worth of different groups. Among the earliest divisions of this sort were the demarcations between priest-teachers, ruler-warriors, capitalist-traders, common laborers, and slaves. The slave could never become a capitalist, though sometimes the wage earner could elect to join the capitalistic ranks.
1997 70:8.8 6. Sociale — klassen hebben zich geleidelijk gevormd in overeenstemming met de algemene taxatie van de sociale waardigheid van verschillende groeperingen. Onder de eerste indelingen van deze aard vielen afbakeningen tussen priester-leraren, heerser-krijgslieden, kapitalist-handelaren, gewone arbeiders en slaven. De slaaf kon nooit een kapitalist worden, hoewel iemand in loondienst soms wel kon besluiten zich bij de kapitalisten aan te sluiten.
1955 70:8.9 7. Vocational—as vocations multiplied, they tended to establish castes and guilds. Workers divided into three groups: the professional classes, including the medicine men, then the skilled workers, followed by the unskilled laborers.
1997 70:8.9 7. Beroepsmatige — toen de beroepen in aantal toenamen, vormden zij vaak kasten en gilden. Werkers vielen in drie groepen uiteen: de professionele klassen, waaronder de medicijnmannen, dan de geschoolde arbeiders en vervolgens de ongeschoolde arbeiders.
1955 70:8.10 8. Religious—the early cult clubs produced their own classes within the clans and tribes, and the piety and mysticism of the priests have long perpetuated them as a separate social group.
1997 70:8.10 8. Religieuze — de vroege cultische verenigingen brachten binnen de clans en stammen hun eigen klassen voort, en door de piëtiet en het mysticisme der priesters zijn deze lang als een afzonderlijke sociale groep blijven bestaan.
1955 70:8.11 9. Racial—the presence of two or more races within a given nation or territorial unit usually produces color castes. The original caste system of India was based on color, as was that of early Egypt.
1997 70:8.11 9. Raciale — de aanwezigheid van twee of meer rassen binnen een bepaalde natie of territoriale eenheid leidt meestal tot kasten van verschillende kleur. Het oorspronkelijke kastensysteem van India berustte op kleur, evenals dat van het oude Egypte.
1955 70:8.12 10. Age—youth and maturity. Among the tribes the boy remained under the watchcare of his father as long as the father lived, while the girl was left in the care of her mother until married.
1997 70:8.12 10. Leeftijd — jeugd en volwassenheid. Bij de stammen bleef de zoon onder toezicht van zijn vader zolang de vader leefde, terwijl het meisje onder de zorg van de moeder werd gelaten tot zij trouwde.
1955 70:8.13 Flexible and shifting social classes are indispensable to an evolving civilization, but when class becomes caste, when social levels petrify, the enhancement of social stability is purchased by diminishment of personal initiative. Social caste solves the problem of finding one’s place in industry, but it also sharply curtails individual development and virtually prevents social co-operation.
1997 70:8.13 Flexibele en verschuivende maatschappelijke klassen zijn onontbeerlijk voor een evoluerende civilisatie, maar als een klasse een kaste wordt, wanneer sociale niveaus fossiliseren, kan sociale stabiliteit alleen worden gekocht ten koste van het indammen van het persoonlijk initiatief. De sociale kaste lost het probleem op hoe men zijn plaats in de maatschappij moet vinden, maar beperkt tevens in ernstige mate de individuele ontwikkeling, en de sociale samenwerking wordt er praktisch door verhinderd.
1955 70:8.14 Classes in society, having naturally formed, will persist until man gradually achieves their evolutionary obliteration through intelligent manipulation of the biologic, intellectual, and spiritual resources of a progressing civilization, such as:
1997 70:8.14 Klassen in de maatschappij die op natuurlijke wijze zijn ontstaan, zullen blijven bestaan totdat de mensheid er geleidelijk in slaagt hen langs evolutionaire weg te laten verdwijnen door een intelligent gebruik van de biologische, intellectuele en geestelijke hulpbronnen van een vooruitgaande beschaving zoals:
1955 70:8.15 1. Biologic renovation of the racial stocks—the selective elimination of inferior human strains. This will tend to eradicate many mortal inequalities.
1997 70:8.15 1. Biologische vernieuwing van de rassen — het selectief elimineren van inferieur menselijk er- felijk materiaal. Dit zal leiden tot de eliminatie van veel vormen van ongelijkheid bij stervelingen.
1955 70:8.16 2. Educational training of the increased brain power which will arise out of such biologic improvement.
1997 70:8.16 2. Educatieve training van het toegenomen hersenvermogen dat uit zulk een biologische verbetering zal voortkomen.
1955 70:8.17 3. Religious quickening of the feelings of mortal kinship and brotherhood.
1997 70:8.17 3. De religieuze opwekking van de gevoelens van verwantschap en broederschap van stervelingen.
1955 70:8.18 But these measures can bear their true fruits only in the distant millenniums of the future, although much social improvement will immediately result from the intelligent, wise, and patient manipulation of these acceleration factors of cultural progress. Religion is the mighty lever that lifts civilization from chaos, but it is powerless apart from the fulcrum of sound and normal mind resting securely on sound and normal heredity.
1997 70:8.18 Deze maatregelen kunnen echter slechts werkelijk vrucht afwerpen in de toekomende millennia in de verre toekomst, hoewel er onmiddellijk vele sociale verbeteringen zullen voortkomen uit de intelligente, wijze en geduldige manipulatie van deze versnellingsfactoren van de culturele vooruitgang. Religie is de machtige hefboom die de civilisatie optilt uit de chaos, maar zij is machteloos tenzij zij rust op het steunpunt van het gezonde, normale bewustzijn dat veilig verankerd is in de gezonde, normale erfelijkheid.
9. HUMAN RIGHTS
9. MENSENRECHTEN
1955 70:9.1 Nature confers no rights on man, only life and a world in which to live it. Nature does not even confer the right to live, as might be deduced by considering what would likely happen if an unarmed man met a hungry tiger face to face in the primitive forest. Society’s prime gift to man is security.
1997 70:9.1 De natuur verleent de mens geen rechten maar alleen het leven, en een wereld om in te leven. De natuur verleent zelfs niet het recht op leven, zoals men kan concluderen door te overwegen wat er naar alle waarschijnlijkheid zal gebeuren als een ongewapende mens in een primitief woud oog in oog komt te staan met een hongerige tijger. Het voornaamste geschenk van de samenleving aan de mens is veiligheid.
1955 70:9.2 Gradually society asserted its rights and, at the present time, they are:
1997 70:9.2 Geleidelijk is de samenleving opgekomen voor haar rechten en thans zijn deze:
1955 70:9.4 2. Military defense—security through preparedness.
1997 70:9.4 2. militaire verdediging — veiligheid door voorbereid te zijn;
1955 70:9.5 3. Internal peace preservation—prevention of personal violence and social disorder.
1997 70:9.5 3. het bewaren van de interne vrede — het voorkomen van persoonlijk geweld en maatschappelijke wanorde;
1955 70:9.6 4. Sex control—marriage, the family institution.
1997 70:9.6 4. seksuele controle — het huwelijk, het instituut van het gezin;
1955 70:9.8 6. Fostering of individual and group competition.
1997 70:9.8 6. bevordering van competitie tussen individuen en groepen;
1955 70:9.9 7. Provision for educating and training youth.
1997 70:9.9 7. voorzieningen voor onderwijs en opleiding van de jeugd;
1955 70:9.10 8. Promotion of trade and commerce—industrial development.
1997 70:9.10 8. bevordering van handwerk en handel —industriële ontwikkeling;
1955 70:9.11 9. Improvement of labor conditions and rewards.
1997 70:9.11 9. verbetering van arbeidsvoorwaarden en beloningen;
1955 70:9.12 10. The guarantee of the freedom of religious practices to the end that all of these other social activities may be exalted by becoming spiritually motivated.
1997 70:9.12 10. garanties voor de vrijheid van de uitoefening van de godsdienst, zodat al deze andere sociale activiteiten door geestelijke motivatie op een hoger plan kunnen worden gebrac ht.
1955 70:9.13 When rights are old beyond knowledge of origin, they are often called natural rights. But human rights are not really natural; they are entirely social. They are relative and ever changing, being no more than the rules of the game—recognized adjustments of relations governing the ever-changing phenomena of human competition.
1997 70:9.13 Wanneer rechten al sinds ’s mensen heugenis bestaan zonder dat men de oorsprong nog kent, worden ze vaak natuurlijke rechten genoemd. De menselijke rechten zijn echter niet werkelijk natuurlijk: zij zijn geheel sociaal. Zij zijn betrekkelijk en veranderen steeds omdat ze niet meer zijn dan spelregels — erkende aanpassingen van de betrekkingen die de steeds veranderende verschijnselen der menselijke competitie beheersen.
1955 70:9.14 What may be regarded as right in one age may not be so regarded in another. The survival of large numbers of defectives and degenerates is not because they have any natural right thus to encumber twentieth-century civilization, but simply because the society of the age, the mores, thus decrees.
1997 70:9.14 Wat in de ene tijd als recht kan worden beschouwd, kan in een andere tijd geheel anders worden gezien. Het voortbestaan van grote aantallen onvolwaardige, gedegenereerde mensen is niet omdat dezen enig natuurlijk recht hebben om een belasting te vormen voor de beschaving van de twintigste eeuw, doch zuiver omdat de samenleving van deze tijd, de zeden, dit zo voorschrijft.
1955 70:9.15 Few human rights were recognized in the European Middle Ages; then every man belonged to someone else, and rights were only privileges or favors granted by state or church. And the revolt from this error was equally erroneous in that it led to the belief that all men are born equal.
1997 70:9.15 In de Europese Middeleeuwen werden er maar weinig mensenrechten erkend; in die tijd behoorde ieder mens aan iemand anders en waren rechten uitsluitend privileges of gunsten die door staat of kerk werden verleend. De opstand tegen deze dwaling was even onjuist, in de zin dat zij heeft geleid tot het geloof dat alle mensen gelijk worden geboren.
1955 70:9.16 The weak and the inferior have always contended for equal rights; they have always insisted that the state compel the strong and superior to supply their wants and otherwise make good those deficiencies which all too often are the natural result of their own indifference and indolence.
1997 70:9.16 De zwakken en onderontwikkelden hebben altijd gestreden voor gelijke rechten; zij hebben er altijd op gestaan dat de staat de sterken en degenen die in betere posities verkeerden, zou dwingen in hun behoeften te voorzien en ook anderszins voor de gebreken op te komen die maar al te vaak het natuurlijke gevolg zijn van hun eigen onverschilligheid en traagheid.
1955 70:9.17 But this equality ideal is the child of civilization; it is not found in nature. Even culture itself demonstrates conclusively the inherent inequality of men by their very unequal capacity therefor. The sudden and nonevolutionary realization of supposed natural equality would quickly throw civilized man back to the crude usages of primitive ages. Society cannot offer equal rights to all, but it can promise to administer the varying rights of each with fairness and equity. It is the business and duty of society to provide the child of nature with a fair and peaceful opportunity to pursue self-maintenance, participate in self-perpetuation, while at the same time enjoying some measure of self-gratification, the sum of all three constituting human happiness.
1997 70:9.17 Dit gelijkheidsideaal is echter een kind van de civilisatie: het wordt niet in de natuur aangetroffen. De beschaving zelf toont juist duidelijk de aangeboren ongelijkheid der mensen aan, door hun zeer ongelijke bekwaamheid tot beschaving. Een plotselinge en niet-evolutionaire verwezenlijking van de vermeende natuurlijke gelijkheid zou de beschaafde mens snel doen terugvallen tot de rauwe gebruiken der primitieve tijden. De samenleving kan niet alle mensen gelijke rechten bieden, maar kan wel beloven de verschillende rechten van ieder in billijkheid en onpartijdigheid te respecteren. Het is de taak en de plicht van de samenleving om het kind der natuur een eerlijke en vreedzame gelegenheid te bieden om zelfbehoud na te streven en deel te hebben aan de voorplanting, terwijl het terzelfdertijd enige mate van voldoening geniet, want uit de som van deze drie bestaat het menselijk geluk.
10. EVOLUTION OF JUSTICE
10. DE EVOLUTIE VAN HET RECHT
1955 70:10.1 Natural justice is a man-made theory; it is not a reality. In nature, justice is purely theoretic, wholly a fiction. Nature provides but one kind of justice—inevitable conformity of results to causes.
1997 70:10.1 Natuurlijke gerechtigheid is een door de mens gemaakte theorie; het is geen werkelijkheid. In de natuur is gerechtigheid zuiver theoretisch, geheel fictief. De natuur zorgt voor slechts één vorm van gerechtigheid — de onvermijdelijke overeenstemming tussen gevolgen en oorzaken.
1955 70:10.2 Justice, as conceived by man, means getting one’s rights and has, therefore, been a matter of progressive evolution. The concept of justice may well be constitutive in a spirit-endowed mind, but it does not spring full-fledgedly into existence on the worlds of space.
1997 70:10.2 Naar menselijke opvatting betekent gerechtigheid het zich verschaffen van zijn rechten en is derhalve een zaak geweest van de gestaag vorderende evolutie. Het denkbeeld van gerechtigheid kan heel wel constitutief zijn in een bewustzijn waaraan een geest is verleend, maar gerechtigheid springt niet volwassen tevoorschijn op de werelden in de ruimte.
1955 70:10.3 Primitive man assigned all phenomena to a person. In case of death the savage asked, not what killed him, but who? Accidental murder was not therefore recognized, and in the punishment of crime the motive of the criminal was wholly disregarded; judgment was rendered in accordance with the injury done.
1997 70:10.3 De primitieve mens schreef alle verschijnselen toe aan een persoon. In het geval dat iemand stierf, vroeg de wilde mens niet wat hem had gedood, maar wie. Onopzettelijke doodslag werd daarom niet erkend, en bij de bestraffing van een misdaad werd de beweegreden van de misdadiger geheel genegeerd: er werd vonnis gewezen overeenkomstig het onrecht dat was gedaan.
1955 70:10.4 In the earliest primitive society public opinion operated directly; officers of law were not needed. There was no privacy in primitive life. A man’s neighbors were responsible for his conduct; therefore their right to pry into his personal affairs. Society was regulated on the theory that the group membership should have an interest in, and some degree of control over, the behavior of each individual.
1997 70:10.4 In de vroegste primitieve samenleving had de openbare mening een rechtstreekse uitwerking, er waren geen gerechtsdienaren nodig. Er bestond geen persoonlijke levenssfeer in het primitieve leven. Iemands buren waren verantwoordelijk voor zijn gedrag; daarom hadden zij het recht zich met zijn persoonlijke zaken te bemoeien. De samenleving werd geregeld volgens de theorie dat de leden van de groep zich moesten interesseren voor het gedrag van ieder individu, en hierover tot op zekere hoogte controle moesten hebben.
1955 70:10.5 It was very early believed that ghosts administered justice through the medicine men and priests; this constituted these orders the first crime detectors and officers of the law. Their early methods of detecting crime consisted in conducting ordeals of poison, fire, and pain. These savage ordeals were nothing more than crude techniques of arbitration; they did not necessarily settle a dispute justly. For example: When poison was administered, if the accused vomited, he was innocent.
1997 70:10.5 Al heel vroeg geloofde men dat geesten rechtspraken via de medicijnmannen en priesters; hierdoor werden deze orden de eerste speurders naar misdrijven en gerechtsdienaren. Hun vroege methoden om misdaden aan het licht te brengen bestonden in het uitvoeren van godsoordelen met gif, vuur en pijniging. Deze barbaarse godsgerichten waren niet meer dan primitieve vormen van het scheidsgerecht; geschillen werden op deze wijze niet noodzakelijkerwijze rechtvaardig geregeld. Wanneer er bijvoorbeeld gif werd toegediend en de beschuldigde braakte het uit, dan was hij onschuldig.
1955 70:10.6 The Old Testament records one of these ordeals, a marital guilt test: If a man suspected his wife of being untrue to him, he took her to the priest and stated his suspicions, after which the priest would prepare a concoction consisting of holy water and sweepings from the temple floor. After due ceremony, including threatening curses, the accused wife was made to drink the nasty potion. If she was guilty, “the water that causes the curse shall enter into her and become bitter, and her belly shall swell, and her thighs shall rot, and the woman shall be accursed among her people.” If, by any chance, any woman could quaff this filthy draught and not show symptoms of physical illness, she was acquitted of the charges made by her jealous husband.
1997 70:10.6 Het Oude Testament vermeldt één van deze godsgerichten, een onderzoek naar echtelijke ontrouw. Indien een man zijn vrouw verdacht van ontrouw, nam hij haar mee naar de priester en deed aangifte van zijn verdenkingen, waarna de priester een brouwsel klaarmaakte dat bestond uit gewijd water en veegsel van de tempelvloer. Met veel ceremonieel, waaronder dreigende vervloekingen, werd de aangeklaagde vrouw gedwongen de vieze drank te drinken[12]. Indien zij schuldig was, ‘zal het water dat vervloeking medebrengt tot bitterheid in haar worden en haar buik zal zwellen en haar dijen rotten en de vrouw zal in het midden van haar volk tot een vloek zijn.’ Indien een vrouw deze smerige drank kon innemen en geen ziekteverschijnselen vertoonde, dan werd zij vrijgesproken van de beschuldigingen die haar jaloerse echtgenoot tegen haar had ingebracht.
1955 70:10.7 These atrocious methods of crime detection were practiced by almost all the evolving tribes at one time or another. Dueling is a modern survival of the trial by ordeal.
1997 70:10.7 Deze gruwelijke methoden om misdaden aan het licht te brengen werden zo nu en dan door bijna alle zich ontwikkelende stammen toegepast. Het duel is een modern overblijfsel van de berechting door godsgericht.
1955 70:10.8 It is not to be wondered that the Hebrews and other semicivilized tribes practiced such primitive techniques of justice administration three thousand years ago, but it is most amazing that thinking men would subsequently retain such a relic of barbarism within the pages of a collection of sacred writings. Reflective thinking should make it clear that no divine being ever gave mortal man such unfair instructions regarding the detection and adjudication of suspected marital unfaithfulness.
1997 70:10.8 Het is niet verwonderlijk dat de Hebreeërs en andere half-geciviliseerde stammen drieduizend jaar geleden dergelijke primitieve vormen van rechtspraak toepasten, maar het is hoogst verbazingwekkend dat denkende mensen zulk een restant van het barbarisme in een verzameling van heilige geschriften bewaren. Na enig nadenken zou het duidelijk moeten zijn dat geen enkel goddelijk wezen sterfelijke mensen ooit zulke onbillijke instructies zou geven ten aanzien van het ontdekken en het berechten van veronderstelde huwelijksontrouw.
1955 70:10.9 Society early adopted the paying-back attitude of retaliation: an eye for an eye, a life for a life. The evolving tribes all recognized this right of blood vengeance. Vengeance became the aim of primitive life, but religion has since greatly modified these early tribal practices. The teachers of revealed religion have always proclaimed, “‘Vengeance is mine,’ says the Lord.” Vengeance killing in early times was not altogether unlike present-day murders under the pretense of the unwritten law.
1997 70:10.9 De samenleving begon zich al vroeg te gedragen naar de regels van de weerwraak, vergelding, het oog om oog, tand om tand[13][14]. De evoluerende erkenden allen dit recht van de bloedwraak[15]. Wraak werd het doel van het primitieve leven, maar de religie heeft deze oude tribale praktijken sindsdien sterk gemodificeerd. De leraren der geopenbaarde religie hebben altijd verkondigd: ‘“Mij komt de wraak toe,” zegt de Heer[16].’ Het doden uit wraak in de vroege tijden leek veel op de hedendaagse moorden onder het voorwendsel van ongeschreven wetten.
1955 70:10.10 Suicide was a common mode of retaliation. If one were unable to avenge himself in life, he died entertaining the belief that, as a ghost, he could return and visit wrath upon his enemy. And since this belief was very general, the threat of suicide on an enemy’s doorstep was usually sufficient to bring him to terms. Primitive man did not hold life very dear; suicide over trifles was common, but the teachings of the Dalamatians greatly lessened this custom, while in more recent times leisure, comforts, religion, and philosophy have united to make life sweeter and more desirable. Hunger strikes are, however, a modern analogue of this old-time method of retaliation.
1997 70:10.10 Zelfmoord was een gebruikelijke wijze van vergelding. Indien iemand niet in staat was zich gedurende zijn leven te wreken, stierf hij in het geloof dat hij als geest kon terugkeren en zo zijn toorn op zijn vijand kon koelen. En aangezien dit geloof zeer algemeen was, was de dreiging om zichzelf om te brengen voor de deur van zijn vijand meestal voldoende om het eens te worden. De primitieve mens hechtte niet veel waarde aan het leven; zelfmoord om kleinigheden was gewoon, maar het onderricht van de Dalamatiërs deed deze gewoonte sterk afnemen, terwijl in latere tijden de vrije tijd, welstand, de religie en de filosofie tezamen het leven aangenamer en begeerlijker hebben gemaakt. Hongerstakingen zijn echter een moderne parallel van deze vergeldingsmodus uit de oudheid.
1955 70:10.11 One of the earliest formulations of advanced tribal law had to do with the taking over of the blood feud as a tribal affair. But strange to relate, even then a man could kill his wife without punishment provided he had fully paid for her. The Eskimos of today, however, still leave the penalty for a crime, even for murder, to be decreed and administered by the family wronged.
1997 70:10.11 Een van de vroegste formuleringen van meer gevorderde tribale wetgeving had te maken met het overnemen van de bloedwraak als een zaak van de stam. Maar hoe vreemd het ook mag klinken, ook dan kon een man zijn vrouw nog straffeloos doden, mits hij volledig voor haar had betaald. De hedendaagse Eskimos’s laten de straf voor een misdaad, zelfs voor moord, echter nog steeds bepalen en uitvoeren door de familie aan wie het onrecht is aangedaan.
1955 70:10.12 Another advance was the imposition of fines for taboo violations, the provision of penalties. These fines constituted the first public revenue. The practice of paying “blood money” also came into vogue as a substitute for blood vengeance. Such damages were usually paid in women or cattle; it was a long time before actual fines, monetary compensation, were assessed as punishment for crime. And since the idea of punishment was essentially compensation, everything, including human life, eventually came to have a price which could be paid as damages. The Hebrews were the first to abolish the practice of paying blood money. Moses taught that they should “take no satisfaction for the life of a murderer, who is guilty of death; he shall surely be put to death.”
1997 70:10.12 Een andere vooruitgang was het opleggen van boeten voor overtredingen van taboes, het bepalen van strafmaatregelen. Deze boeten vormden de eerste publieke inkomsten. De praktijk van het betalen van ‘bloedgeld’ kwam ook in de mode als een substituut voor de bloedwraak[17]. Deze schadevergoedingen werden gewoonlijk betaald in vrouwen of vee; het duurde lang voordat er echte boetes, geldelijke compensatie, als straf voor misdrijven werden vastgesteld. En aangezien het idee straf in wezen compensatie was, kreeg alles, zelfs het leven van een mens, een prijs die als schadevergoeding kon worden betaald. De Hebreeërs zwoeren de gewoonte van het betalen van bloedgeld als eersten af. Mozes onderrichtte: ‘gij zult voor het leven van een doodslager, die des doods schuldig is, geen losgeld aannemen, maar hij zal zeker gedood worden[18].’
1955 70:10.13 Justice was thus first meted out by the family, then by the clan, and later on by the tribe. The administration of true justice dates from the taking of revenge from private and kin groups and lodging it in the hands of the social group, the state.
1997 70:10.13 Eerst werd er dus rechtgesproken door de familie, toen door de clan, en nadien door de stam. De echte rechtspleging dateert van de tijd dat de wraak aan particulieren en groepen van bloed- verwanten werd ontnomen, en in de handen van de maatschappelijke groep, de staat werd gelegd.
1955 70:10.14 Punishment by burning alive was once a common practice. It was recognized by many ancient rulers, including Hammurabi and Moses, the latter directing that many crimes, particularly those of a grave sex nature, should be punished by burning at the stake. If “the daughter of a priest” or other leading citizen turned to public prostitution, it was the Hebrew custom to “burn her with fire.”
1997 70:10.14 De straf van het levend verbranden was eens een algemene praktijk. Zij werd erkend door vele heersers uit de oudheid, waaronder Hammurabi en Mozes; de laatste schreef voor dat vele misdaden, vooral die van ernstige seksuele aard, moesten worden gestraft met de brandstapel. Indien ‘de dochter van een priester’ of van een ander vooraanstaand burger zich overgaf aan openlijke prostitutie, was het de Hebreeuwse gewoonte ‘haar met vuur te verbranden[19].’
1955 70:10.15 Treason—the “selling out” or betrayal of one’s tribal associates—was the first capital crime. Cattle stealing was universally punished by summary death, and even recently horse stealing has been similarly punished. But as time passed, it was learned that the severity of the punishment was not so valuable a deterrent to crime as was its certainty and swiftness.
1997 70:10.15 Verraad — ‘het verkopen’ van stamgenoten of het uitleveren van hen aan de vijand — was de eerste halsmisdaad. Het stelen van vee werd algemeen meteen gestraft met de doodstraf en zelfs nog kortgeleden werd het stelen van een paard op deze wijze gestraft. Maar na verloop van tijd ondervond men dat de zwaarte van de straf als afschrikwekkend middel tegen misdaad niet zo waardevol was als de zekerheid en snelheid van de bestraffing.
1955 70:10.16 When society fails to punish crimes, group resentment usually asserts itself as lynch law; the provision of sanctuary was a means of escaping this sudden group anger. Lynching and dueling represent the unwillingness of the individual to surrender private redress to the state.
1997 70:10.16 Wanneer de samenleving misdaden niet bestraft, doen de wrokgevoelens van groepen zich gewoonlijk gelden in de vorm van het lynchgerecht; het zorgen voor vrijplaatsen was een middel om aan deze plotselinge groepswoede te ontsnappen. Het lynchen en duelleren tonen de tegenzin van het individu om zijn persoonlijke genoegdoening over te geven aan de staat.
11. LAWS AND COURTS
11. WETTEN EN RECHTBANKEN
1955 70:11.1 It is just as difficult to draw sharp distinctions between mores and laws as to indicate exactly when, at the dawning, night is succeeded by day. Mores are laws and police regulations in the making. When long established, the undefined mores tend to crystallize into precise laws, concrete regulations, and well-defined social conventions.
1997 70:11.1 Het is net zo moeilijk een scherp onderscheid te maken tussen zeden en wetten, als om nauwkeurig aan te geven wanneer in de dageraad de nacht overgaat in de dag. Zeden zijn wetten en politie-verordeningen in spe. Wanneer niet scherp omlijnde zeden maar lang genoeg bestaan, vertonen zij de neiging te concretiseren tot precieze wetten, concrete verordeningen en goed omschreven sociale overeenkomsten.
1955 70:11.2 Law is always at first negative and prohibitive; in advancing civilizations it becomes increasingly positive and directive. Early society operated negatively, granting the individual the right to live by imposing upon all others the command, “you shall not kill.” Every grant of rights or liberty to the individual involves curtailment of the liberties of all others, and this is effected by the taboo, primitive law. The whole idea of the taboo is inherently negative, for primitive society was wholly negative in its organization, and the early administration of justice consisted in the enforcement of the taboos. But originally these laws applied only to fellow tribesmen, as is illustrated by the later-day Hebrews, who had a different code of ethics for dealing with the gentiles.
1997 70:11.2 Aanvankelijk zijn wetten altijd negatief en prohibitief; in vooruitstrevende beschavingen worden zij in toenemende mate positief en richtinggevend. De oude samenleving werkte negatief; zij verleende het individu het recht te leven door alle anderen het gebod ‘gij zult niet doden’ op te leggen[20]. Iedere verlening van rechten of vrijheden aan het individu houdt een vrijheidsbeperking van alle anderen in, en dit wordt bewerkstelligd door het taboe, de primitieve wet. De hele idee van het taboe heeft een ingeworteld negatief karakter, want de primitieve samenleving was volkomen negatief in haar organisatie, en de eerste rechtsbedeling bestond in de handhaving van de taboes. Oorspronkelijk echter waren deze wetten alleen geldig voor mede-stamgenoten, zoals wordt ge ï llustreerd door de latere Hebreeërs, die bij de omgang met heidenen een andere ethische code hadden.
1955 70:11.3 The oath originated in the days of Dalamatia in an effort to render testimony more truthful. Such oaths consisted in pronouncing a curse upon oneself. Formerly no individual would testify against his native group.
1997 70:11.3 De eed is in de dagen van Dalamatia ontstaan als poging om getuigenissen waarheidsgetrouwer te maken. Dergelijke eden bestonden uit het uitspreken van een vloek over zichzelf. Vroeger wilde geen enkel individu getuigen tegen de groep waarin hij was geboren.
1955 70:11.4 Crime was an assault upon the tribal mores, sin was the transgression of those taboos which enjoyed ghost sanction, and there was long confusion due to the failure to segregate crime and sin.
1997 70:11.4 Een misdaad was een aanval op de zeden van de stam, zonde een overtreding van de taboes die door geesten werden gesanctioneerd, en er heeft lang verwarring geheerst door het onvermogen om onderscheid te maken tussen misdaden en zonden.
1955 70:11.5 Self-interest established the taboo on killing, society sanctified it as traditional mores, while religion consecrated the custom as moral law, and thus did all three conspire in rendering human life more safe and sacred. Society could not have held together during early times had not rights had the sanction of religion; superstition was the moral and social police force of the long evolutionary ages. The ancients all claimed that their olden laws, the taboos, had been given to their ancestors by the gods.
1997 70:11.5 Het eigenbelang stelde het taboe op het doden in, de samenleving sanctioneerde dit als traditionele zede, terwijl de religie de gewoonte heiligde als morele wet, en aldus spanden deze drie samen om het menselijk leven veiliger en heiliger te maken. In die vroege tijden zou de samenleving niet stand hebben kunnen houden als de rechten niet door de religie bekrachtigd waren geweest: bijgeloof was de morele en sociale politiemacht in de lange evolutionaire tijdperken. In de oudheid beweerden allen dat hun oude wetten, de taboes, door de goden aan hun voorouders waren gegeven.
1955 70:11.6 Law is a codified record of long human experience, public opinion crystallized and legalized. The mores were the raw material of accumulated experience out of which later ruling minds formulated the written laws. The ancient judge had no laws. When he handed down a decision, he simply said, “It is the custom.”
1997 70:11.6 De wet is een gecodificeerd verslag van de lange menselijke ervaring, een publieke mening die vaste vorm heeft gekregen en gelegaliseerd is. De zeden zijn de ruwe grondstof der verzamelde ervaring, waaruit regerende denkers later de geschreven wetten hebben geformuleerd. De rechter in de oudheid kende geen wetten. Wanneer hij een uitspraak deed, zei hij eenvoudigweg: ‘Het is de gewoonte[21].’
1955 70:11.7 Reference to precedent in court decisions represents the effort of judges to adapt written laws to the changing conditions of society. This provides for progressive adaptation to altering social conditions combined with the impressiveness of traditional continuity.
1997 70:11.7 Het beroep op precedent bij gerechtelijke uitspraken vertegenwoordigt de poging van rechters om geschreven wetten aan te passen aan de veranderende omstandigheden in de samenleving. Hierdoor wordt gezorgd voor progressieve aanpassing aan veranderende sociale omstandigheden in combinatie met het ontzagwekkende van de traditionele continu ï teit.
1955 70:11.8 Property disputes were handled in many ways, such as:
1997 70:11.8 Geschillen over bezit werden op vele wijzen afgehandeld, zoals:
1955 70:11.9 1. By destroying the disputed property.
1997 70:11.9 1. door vernietiging van het omstreden bezit;
1955 70:11.10 2. By force—the contestants fought it out.
1997 70:11.10 2. met geweld — de strijdende partijen vochten het uit;
1955 70:11.11 3. By arbitration—a third party decided.
1997 70:11.11 3. door arbitrage — een derde partij besliste;
1955 70:11.12 4. By appeal to the elders—later to the courts.
1997 70:11.12 4. door een beroep op de oudsten —later op de rechtbanken.
1955 70:11.13 The first courts were regulated fistic encounters; the judges were merely umpires or referees. They saw to it that the fight was carried on according to approved rules. On entering a court combat, each party made a deposit with the judge to pay the costs and fine after one had been defeated by the other. “Might was still right.” Later on, verbal arguments were substituted for physical blows.
1997 70:11.13 De eerste rechtzaken waren gereglementeerde vuistgevechten waarbij de rechters niet meer dan scheidsrechters of arbiters waren. Zij zagen erop toe dat het gevecht plaatsvond volgens de geldende regels. Aan het begin van zo’n strijd voor de rechtbank gaf iedere partij een onderpand aan de rechter om de kosten en de boete te kunnen betalen nadat de een door de ander was verslagen. ‘Macht was nog recht.’ Later werden lijfelijke klappen vervangen door mondelinge betogen.
1955 70:11.14 The whole idea of primitive justice was not so much to be fair as to dispose of the contest and thus prevent public disorder and private violence. But primitive man did not so much resent what would now be regarded as an injustice; it was taken for granted that those who had power would use it selfishly. Nevertheless, the status of any civilization may be very accurately determined by the thoroughness and equity of its courts and by the integrity of its judges.
1997 70:11.14 De gehele idee van de primitieve rechtspraak was niet zozeer om eerlijk te zijn, als wel om het geschil uit de weg te ruimen en aldus publieke wanorde en particuliere gewelddadigheid te ver- mijden. De primitieve mens was echter niet al te verontwaardigd over wat wij nu als onrecht zou- den beschouwen; het werd vanzelfsprekend geacht dat degenen die macht hadden deze ten eigen bate gebruikten. Niettemin kan de status van elke beschaving zeer nauwkeurig worden bepaald door de degelijkheid en billijkheid van haar rechtbanken en door de integriteit van haar rechters.
12. ALLOCATION OF CIVIL AUTHORITY
12. DE ALLOCATIE VAN HET BURGERLIJK GEZAG
1955 70:12.1 The great struggle in the evolution of government has concerned the concentration of power. The universe administrators have learned from experience that the evolutionary peoples on the inhabited worlds are best regulated by the representative type of civil government when there is maintained proper balance of power between the well-co-ordinated executive, legislative, and judicial branches.
1997 70:12.1 In de evolutie van staatsbestuur is de grote strijd altijd gegaan om de concentratie van de macht. De universum-bestuurders hebben door ervaring geleerd dat de evolutionaire volken op de bewoonde werelden het best worden gereguleerd door representatieve burgerregeringen, waar een juist machtsevenwicht in stand wordt gehouden tussen de uitvoerende, wetgevende en rechterlijke afdelingen in goede coördinatie.
1955 70:12.2 While primitive authority was based on strength, physical power, the ideal government is the representative system wherein leadership is based on ability, but in the days of barbarism there was entirely too much war to permit representative government to function effectively. In the long struggle between division of authority and unity of command, the dictator won. The early and diffuse powers of the primitive council of elders were gradually concentrated in the person of the absolute monarch. After the arrival of real kings the groups of elders persisted as quasi-legislative-judicial advisory bodies; later on, legislatures of co-ordinate status made their appearance, and eventually supreme courts of adjudication were established separate from the legislatures.
1997 70:12.2 Terwijl het primitief gezag was gebaseerd op sterkte, lichamelijke kracht, is de ideale regering een representatief systeem waarbij het leiderschap op bekwaamheid berust, doch in de dagen van het barbarisme was er veel te veel oorlog dan dat representatieve regeringen effectief konden functioneren. In de lange strijd tussen gedeeld gezag en eenheid van bevelvoering won de dictator. De oude, ondoorzichtige bevoegdheden van de primitieve raad der oudsten raakten geleidelijk geconcentreerd in de persoon van de absolute monarch. Toen er echte koningen waren gekomen, bleven de groepen der oudsten bestaan als semi-wetgevende-rechtsprekende advieslichamen; later ontstonden er wetgevende lichamen van gelijke status, en uiteindelijk werden er hoge raden van arbitrage ingesteld, die losstonden van de wetgevende lichamen.
1955 70:12.3 The king was the executor of the mores, the original or unwritten law. Later he enforced the legislative enactments, the crystallization of public opinion. A popular assembly as an expression of public opinion, though slow in appearing, marked a great social advance.
1997 70:12.3 De koning was belast met de uitvoering der zeden en gewoonten, het oorspronkelijke of ongeschreven recht. Later voerde hij de besluiten van de wetgevende vergadering uit, de kristallisatie van de publieke opinie. Een volksvergadering als uitdrukking van de publieke opinie liet weliswaar lang op zich wachten, maar betekende een grote sociale vooruitgang.
1955 70:12.4 The early kings were greatly restricted by the mores—by tradition or public opinion. In recent times some Urantia nations have codified these mores into documentary bases for government.
1997 70:12.4 De eerste koningen werden zeer beperkt door de zeden — door tradities of de publieke opinie. In recente tijden hebben enige naties op Urantia deze mores gecodificeerd als documentaire grondslagen voor het bestuur.
1955 70:12.5 Urantia mortals are entitled to liberty; they should create their systems of government; they should adopt their constitutions or other charters of civil authority and administrative procedure. And having done this, they should select their most competent and worthy fellows as chief executives. For representatives in the legislative branch they should elect only those who are qualified intellectually and morally to fulfill such sacred responsibilities. As judges of their high and supreme tribunals only those who are endowed with natural ability and who have been made wise by replete experience should be chosen.
1997 70:12.5 De stervelingen van Urantia hebben recht op vrijheid; zij moeten hun eigen stelsels van bestuur ontwikkelen; zij moeten hun eigen grondwetten aannemen of andere handvesten die het burgerlijk gezag en de bestuurlijke procedures regelen. Daarna moeten zij dan hun meest competente en waardige medemensen als hoofdbestuurders kiezen. Als hun vertegenwoordigers in de wetgevende macht moeten zij alleen diegenen kiezen die intellectueel en moreel bekwaam zijn om zulke heilige verantwoordelijkheden te dragen. Als rechters in hun hogere en hoge rechtbanken moeten alleen diegenen worden gekozen die de natuurlijke begaafheid daartoe hebben en die wijs zijn geworden door lange, uitgebreide ervaring.
1955 70:12.6 If men would maintain their freedom, they must, after having chosen their charter of liberty, provide for its wise, intelligent, and fearless interpretation to the end that there may be prevented:
1997 70:12.6 Als de mensen hun vrijheid willen handhaven, moeten zij, nadat zij hun vrijheidshandvest hebben gekozen, zorgen dat dit wijs, intelligent en onbevreesd wordt ge ï nterpreteerd, zodat de volgende kwaden voorkomen kunnen worden:
1955 70:12.7 1. Usurpation of unwarranted power by either the executive or legislative branches.
1997 70:12.7 1. de usurpatie van onwettige macht door de uitvoerende of de wetgevende macht;
1955 70:12.8 2. Machinations of ignorant and superstitious agitators.
1997 70:12.8 2. kuiperijen van domme, bijgelovige agitatoren;
1955 70:12.9 3. Retardation of scientific progress.
1997 70:12.9 3. vertraging van de wetenschappelijke vooruitgang;
1955 70:12.10 4. Stalemate of the dominance of mediocrity.
1997 70:12.10 4. impasses door de overheersing van middelmatigheid;
1955 70:12.11 5. Domination by vicious minorities.
1997 70:12.11 5. overheersing door kwaadaardige minderheden;
1997 70:12.12 6. beheersing door ambitieuze, handige pseudo-dictators;
1955 70:12.13 7. Disastrous disruption of panics.
1997 70:12.13 7. rampzalige ontwrichting door uitbarstingen van paniek;
1955 70:12.14 8. Exploitation by the unscrupulous.
1997 70:12.14 8. exploitatie door de gewetenlozen;
1955 70:12.15 9. Taxation enslavement of the citizenry by the state.
1997 70:12.15 9. knechting der burgers door de staat, door belastingheffing;
1955 70:12.16 10. Failure of social and economic fairness.
1997 70:12.16 10. het wegvallen van sociale en economische rechtvaardigheid;
1955 70:12.18 12. Loss of personal liberty.
1997 70:12.18 12. het verlies van persoonlijke vrijheid.
1955 70:12.19 These are the purposes and aims of constitutional tribunals acting as governors upon the engines of representative government on an evolutionary world.
1997 70:12.19 Dit zijn de doeleinden en oogmerken van constitutionele rechtbanken die optreden als regulateurs op de instrumenten van het representatieve bestuur op een evolutionaire wereld.
1955 70:12.20 Mankind’s struggle to perfect government on Urantia has to do with perfecting channels of administration, with adapting them to ever-changing current needs, with improving power distribution within government, and then with selecting such administrative leaders as are truly wise. While there is a divine and ideal form of government, such cannot be revealed but must be slowly and laboriously discovered by the men and women of each planet throughout the universes of time and space.
1997 70:12.20 De worsteling van de mensheid om het bestuur op Urantia te perfectioneren heeft te maken met het vervolmaken van de bestuurskanalen, met de aanpassing daarvan aan de steeds veranderende heersende behoeften, met het verbeteren van de verdeling van de macht binnen de regering, en vervolgens met de selectie van bestuurlijke leiders die waarlijk wijs zijn. Ofschoon er een goddelijke en ideale regeringsvorm bestaat, kan deze u niet worden geopenbaard, maar moet zij langzaam en moeizaam door de mannen en vrouwen van iedere planeet, in alle universa in tijd en ruimte, worden ontdekt.
1955 70:12.21 [Presented by a Melchizedek of Nebadon.]
1997 70:12.21 [Aangeboden door een Melchizedek van Nebadon.]
Verhandeling 69. Primitieve menselijke instellingen |
Inhoudsopgave
Enige versie |
Verhandeling 71. De ontwikkeling van de staat |